Met tien jaar A.R.J.A. achter ons
DE ERNST-SILLEM HOEVE
Gebeden voor verschillende
omstandigheden des levens
ZATERDAG 27 MEI 1939
VIERDE BEAD
Dr L.W.G. SCHOLTEN:
Wat A.R. is, omdat het
A.R. is, is nationaal
In de lijn door DrCoiijn aangewezen
Hoe de A.R.J.A. kwam
UTRECHT, Meimaand.
We zijn op een Zaterdagmorgen
op bezoek geweest bij „één van de
Dat wilzeggen „een van de drie"
die voor 10 jaar overgingen tot de
oprichting van de A.R.J.A. (de Anti-
Rev. Jongeren Actie). Op 1 Juni zal
het tweede lustrum bereikt zijn en we
achtten dat een goede gelegenheid
om met een van de oprichters eens
een praatje te maken over deze orga
nisatie die een eigen plaats wist te
veroveren in het jeugdleven in het
algemeen en in dat van de A.R. partij
in het bijzonder.
Van de drie oprichters Dr Joh. H.
Scheurer, te Amersfoort, Ds P. Ch.
v. d. Vliet te Utrecht en Dr L. W.
G. Scholten te Utrecht, kozen we
laatstgenoemde, den eersten secretaris
en thans voorzitter der organisa
tie, den man die den levensklop der
A.R.J-A. van de eerste minuut af
heeft gevoeld.
Zoo zaten we bij hem, op z'n rus
tige studeerkamer.
Waarom juist in dien tijd
„Een praatje" met Dr. Scholten over de
A.R.J.A. wordt haast een historische ver
handeling. Je hei-kent direct den historicus,
die de leiten alleen wil zien in het licht
van den tijd waarin ze zich voordoen*en
die vandaar uit de lijnen der ontwikkeling
trekt.
Als we even over en weer gesproken
hebben, duikt hij fluks onder in zijn bureau
en diept alle zakagenda's van de laatste
jaren op:
„1929, ziet u, hier staat het. op 1 Juni:
A.R.J.A. Gebouw S.S.R., Muntstraat 5,
Utrecht." Alle vragen zijn opgelost: daar
stond dus de wieg van de A.R.J.A.
Wij meenden dat het interessant zou
zijn te weten waarom de A.R.J.A. juist toen
geboren moest worden.
Prompt kwam het antwoord:
„U moet dat zien in den gang van het
politieke leven. Het evenredig kiesrecht
was gekomen en het had de verhouding
van alle partijen veranderd. De partij met
haar leden was een massa-product gewor
den en een verkiezing eigenlijk niet meer
dan een massa-enquête#
Tot de algemeene gevolgen daarvan moet
u rekenen het feit dat elke partij nu op
zichzelf kwam te staan en dat een coalitie
vóór de stembus niet meer noodig was. De
jgren hebben dat nu al duidelijk genoeg
bewezen. Ondanks de diepere eenheid van
de beginselen kennen we de oude reclitsche
coalitie niet meer; de scheidslijn loopt
eenigszins anders door de partijen heen.
Een Kabinetscrisis, zooals die ontstaan is
na het verwerpen van de Vlootwet in 1924,
of b.v. de behandeling van het Kweek
school-ontwerp van Minister Slotemaker,
eenige weken geleden, bwijst dat duidelijk.
Wat hier uit voortvloeit?
Dat de partij een andere manier moet
hebben om de partijgenooten te binden dan
voorheen, in de dagen van Kuyper.
Ongeveer parallel hiermede loopen de
veranderingen in de A.R. partij. Dr. Kuyper
had zijn kracht in het geestelijk klimaat,
dat hij met zijn pen geheel beheerschte en
waardoor .hij practisch kon doen wat hij
In zijn dagen beteekende dat geweldig
veel, maar het heeft als bezwaar, dat je
krijgt een latente kracht, die moeilijkheden
geeft voor de opvolgers. Immers, de politiek
verandert met den dag en we kunnen nu
eenmaal niet bi] Kuyper halt houden. De
opvolger had dus, zooals ik het wel eens
heb uitgedrukt, te zoeken naar de overeen
stemming tusschen actualiteit en systeem.
Een gevolg van die latente kracht was
ook de scherpe scheiding tusschen hen die
er door gegrepen waren en degenen die
Kuyper niet meer zoo nabij gekend hebben,
en we zien dan de nuanceering tusschen
het oude- en het komende-geslacht.
Toen ik ongeveer 1925 eens een vergade
ring van de Kiesvereeniging bezocht, waren
er alleen menschen van boven de vijftig.
Spanning op een A.R.J.A.-toogdag
Ze keken mij zéér verwonderd aan. Ik ben
maar achter in de zaal gaan zitten en van
de. vergadering weet ik niets meer. Wel
leefde de gedachte in mij: Wat moet er over
tien jaar gebeuren, als deze menschen eens
wegvallen. Is er een mogelijkheid om de
jonge A. R. te trekken?
De activiteit van de jeugd uitte zich in
dien tijd in het meedoen aan fietstochten
bij verkiezingen, 't Was goed. maar er
kwam geen kern. De toestanden op veel
K.V. waren zoo, dat het onmogelijk was de
jonge menschen te trekken.
De mobilisatiejaren hebben een lacune
in de gelederen der partij gebracht. Let u
maar eens op, nu nog missen we op de
K.V. bijna allen die den leeftijd tusschen
de 40 en 50 jaar hebben. Wat veranderde
er verder al niet? De sociale structuur van
de partij werd geheel anders. Het Christelijk
Middelbaar Onderwijs en de breedere ont
wikkeling gingen doorwerken. Zou de A.R.-
partij dit alles kunnen opvangen?
In de studentenwereld heerschte een
politieke immuniteit en het was slechts
de Bond van J.V. op G.G. die politiek
schoolde, maar daar deed men niet aan
practische politieke vraagstukken. De la
tente kracht werd gevormd.
Het kerkelijk sentiment werkte ook door,
waaruit de C. H. Unie zoo zachtjes aan
zich als een zuivere Ned. I-Ierv. pairtij naar
voren werkte. Tal van families, die van
ouds-her A.R. waren, werden C.IT. Kersten
kwam op met zijn volgelingen; het waren
evenzooveel aanvallen op de A.R. partij, en
zou zij in staat blijken het komende ge
slacht van Gereformeerde levensvisie te
behouden?
Uit den nood van dien tijd werd de
A.R.J.A. geboren.
Spontaan geboren
De A.R.J.A. werd niet opgelegd.
Er waren hier en daar reeds clubs tot
stand gekomen als in Utrecht, Assen en
Amersfoort.
Men heeft mij zelfs medegedeeld, dat in
Amersfoort de club eigenlijk in het leven
geroepen is door wijlen den heer J o h. T.
de Lange, den secretaris van den Geref.
Jongelingsbond. Ze droeg toen nog wel een
eenigszins ander karakter, maar ze sloeg in
en telde in 19211928 zelfs geregeld onge
veer 100 leden. De leiders daar voelden de
noodzakelijkheid van het dieper graven,
van het politiek vormen en zij waren het,
die Dr. Joh. H. Scheurer tot het voor
zitterschap van deze club bewogen. Die
heeft het initiatief genomen tot onze ver
gadering op 1 Juni 1929.
Dr. Colijn heeft de eigenlijke A.R.J.A.-
- taak daarna aangewezen. Hij betoogde:
„de A.R. Partij is in den grond (begin
sel) goed en in den top (vertegenwoor
digende colleges en personen) goed,
maar de middengroep heeft broodnoodig
versterking noodig. Bovendien moet de
samenwerking van de kerkelijke groe
pen gestimuleerd worden."
Nu hebben we heusch niet de pretentie,
zoo vervolgde Dr. Scholten, dat wij die taak
alleen vervullen, de andere partij-organi-
-saties doen dat ook zeer loffelijk, maar wij
hebben toch veel mooi en goed werk tot
stand mogen brengen.
Merkwaardig is de groei geweest. We
staan constant op 200 clubs, die zooals we
kunnen nagaan, «vrij geregeld werk doen.
Het gaat wel wat op en neer, maar dat
kent elke jeugdbeweging. Vooral de mede
werking uit de diverse kerkelijke groepen,
b.v. uit Hervormden en Christelijk Gercfor-
meerden kring, hebben we hoog op prijs
gesteld. Dat heeft ons sterk doen staan.
Oorspronkelijk hebben we ook afzonder
lijke studentenclubs gehad, maajr die heb
ben zich later in de gewone clubs opgelost
Alleen Kampen heeft er nu nog één, onder
leiding van Prof. Dr G. M. den I-Iartogh, die
heeft bijzondere verdiensten voor de A.R.J.A.
Wat schismatiek is mijden
„Maar nu de toekomst, mijnheer Schol-
Het is het laatste punt van ons inter
view en de A.R.J.A.-voorzitter heeft het
zich ingedacht:
„De toekomst? Dat houdt verband met de
toekomst der A.R. partij", klinkt zijn ant
woord. „Practisch moeten we zijn de scha
kel tusschen J.V. en partij. We hebben nooit
anders willen zijn. Principieel heeft Dr.
Colijn de lijn getrokken. Wij moeten de
steeds herhaalde klop op het volkskarakter
zijn, zooals Art. 1 van het Partijprogram dat
reeds aangeeft. De A.R.J.A. moet het natio
nale element in de christelijke jeugdbewe
ging zijn.
Men tracht ons in een hoek te dringen,
den hoek van het kerkelijke. Dat willen w
nooit. We aanvaarden het isolement, om
sterk mogelijk te worden naar binnen,
doch dat zal dan ook moeten om naar bui
ten met te meer kracht te kunnen optreden
Om zoutend zout te kunnen zijn, moet je
eerst echt zout wezen; dat alleen is kracht.
De A.R.J.A. heeft getoond nationaal te
kunnen zijn omdat ze mijaen wil alles wat
schismatiek is. Dat is de praktijk van tiei
Alle groepen in de A.R. partij zal ze
moeten omvatten, zoowel kerkelijk als
sociaal en met die gedachte voor oogen
moet haar doel blijven:
le. Het zeer goed doen kennen van het
werkelijk A.R. principe; en
2e. Goed laten uitkomen dat wat A.R.
ds, omdat het A.R. is, nationaal is.
Dat do A.R.J.A. draagster wil zijn van de
zuivere nationale. A.R. politiek is in de orga
nisatie zeer sterk tot uiting gekomen. Denkt
u maar eens aan de uitgifte van het Zuid
Afrika-nummer van het Orgaan, waarin dc
gezant Dr v. Broekhuizen zelfs een artikel
plaatste. Ook werd doelbewust een beschou
wing gewijd aan Dr Colijns opvatting van
een nationaal kabinet.
De toekomst van de A.R.J.A. blijft vooi
de partij belangrijk. Zij omvat n.l. tal van
kerkelijk geschakeerde krachten die men
geen enkele andere wijze met de partij
contact brengen kan. Hoeveel meisjes zijn
er bijv. ook lid van onze clubs? Schet
en orgaan trekken voortdurend flinke
belangstelling. We zijn daar dankbaar voor.
Dr. Colijn heeft de A.R.J.A. destijds ge
noemd een lichtstraal in de toenmalige po
litieke duisternis en hij eindigde zijn toe
spraak in de Hoeksche Waard eens met den
wensch: ,God geve u eens de plaats te kun
nen innemen van het geslacht, dat nu staat
op den drempel der verdwijiiing".
„Het i6", zoo eindigde Dr. Scholten ons
derhoud, „het heilig voornemen der A R.J.A.
mede te werken aan de vervulling van dien
Dr L. W. G. Scholten als president
van een A.R.J.A.-
Van stal tot conferentie-oord
Wat architectuur en
Christelijke liefde vermag
Eenige menschen van beteekenis uit Je
kringen van onderwijs, reisvereeniging,
wetenschap on andere organisaties, bene
vens een viertal journalisten, bijna allen
vergezeld van hun echtgenooten en sommi
gen van heele volksstammen, hebben het
laatste week-end OiP de Ernst-Sillem-Hoeve
doorgeleefd. De zon was er ook en de milde
voorjaarslucht en die hebben een exponenl
gegeven aan het op zich zelf reeds aanga
ime verblijf.
En iedereen mocht genieten, gratis en
volop; maar natuurlijk wordt van de jour
nalisten verwacht, om zelfs ongevraagd!
een nabetrachting te leveren. Waarom
zouden zij anders in zulk een illustre gezel
schap worden opgenomen? Laat ons eerlijk
zijn: het is geen zware corvee om te luieren
onder het lommer of te kuieren langs de
lanen: om de luisteren naar Ds P. Veen o?
te laohen niet den heer Ingwersen; om te
genieten van de verzorging van de direc
trice, mej. Groenendijk en haar assjstenten
of van muziek en declamatie van kunst
zinnige Sillem-IIoeVe-vrienden.
Waarom zou het ons dan te veel zijn na
terugkeer een kort woord te schrijven over
een week-end vol goeds, terwijl we dag aan
dag stroomen inkt vergieten aan wereld
beroering, tragische gebeurtenissen of poli
tieke controversen?
Tusschen Vuursche, Soest, de Bund en
den Dolder ligt, terzijde van den grooten
verkeersweg Utrecht—Bilthoven—Baarn, de
Hoeve, die in zijn tegenwoordige gedaante
genoemd werd naar wijlen den heer Ernst
Sillem, penningmeester van het Ned. Jon-
gelings Verbond (N.J.V.).
Hoeve komt natuurlijk van hoef en hoeven
zitten aan naarden. Ja, 't is heel gewoon, de
Ernst-Sillem-Hoeve was eens een paarden
stal met koetshuis. Zooals er nu menschen
en verliefde paartjes in de boxen van de
groote huiskamer k la kerkzaal zitten, zoo
stonden er vroeger levenslustige paardjes
in de boxen van de groote stal, die nu eet
zaal is.
Want: in 18S0 is de stal gebouwd door
den heer Boissevain, die aan de overzijde
van de straat woonde.
En laat ons nu even kort de gesdjiedesniö
repeteeren, zooals deze tot vorig jaar be
schreven is op het bord der historie.
In 1926 zocht het N.J.V. in deze buurt
naar een geeohikt gebouw om het in te rich
ten tot jeugdherberg cn conferentie-oord en
men speurde tevergeefs, tot men onwillig
eerst terecht kwam in eenstal!
Is dat zoo vreemd? Sommige vrouwe)
of niet artistiek aangelegd, kunnen van een
villa een stal makpn, waarom zou het om
gekeerde niet kunnen geschieden door een
architect, die niet alleen artist, maar ook
zakenman, ook vriend der jeugd bovenal, ie?
Natuurlijk, er moeten muren staan; èn, ze
staan hier. hard en dik en ondoordringbaar:
er moet ruimte zijnèn, die is hier. Over
vloedig, ja, maar nooit te veel. Want, men
moet er met evenveel gemak 600 Jordaners
als 400 paedagogen kunnen bergen; ruimte
vrees kennen deze categoriën niet.
Kostelijk van eenvoud was indertijd het
woord van Koningin Emma, die, reagee-
rend op een opmerking over luxe, alleen
dit zei: „Luxe? Ik zie geen andere luxe,
dan die aan ruimte"!
Doch, laat ons verder gaan met de his
torie. De Amsterdamsche architect A. I n g
wersen herschiep de stal der renpaarden
in een herberg voor de jeugd van het N.J.V.
Op 3 Juli 1926 werd het nieuwe tehuis ge
opend.
Natuurlijk, toen was het nog niet af. Er
waren nog schuine daken: hier en daar hin
derden dwarse dakspanten- zelfs de meest
luxueuse paardenstal heeft nog enkele
eigenschappen, welke in een menschelijke
woning niet begeerd worden. Een hooi
zolder is niet zonder meer een geschikte
slaapzaal; een groote stal geen eetkamer
al vermengt zich de geur der spijzen niet
meer met de paardenlucht
Het N.J.V. stichtte en „exploiteerde" van
133 tot 1938 werkkampen voor de jeugd
zonder arbeid. De leiding berustte bij de
?n Ds P. Veen. ft hans oud-voorzitter
het N.J.V.), C. Tabak en A. Ingwersen
Eerst werden allerlei werkstukken ge
maakt, later verbouwde of verbeterde men
het huis en werden wegen en lanen aange
legd.
De ruime hall met schouw, waarin een
open haardvuur brandt, de bogen en kleed
kamers, de ombouw om de groote eetzaal,
werden door de werklooze jeugdigen ge
maakt. In 1933 veranderden zij de buiten
stallen in slaappaviljoens; in 1931 maakten
zij een serre aaq de directie-woning: in 1935
kwam de waterzuiveringsinstallatie met
stroomend water tot stand; in 1936 werd d-e
jroote slaapzaal verbouwd tot 10 aparte
kamers; in 1937 werd de oude, lage vesti
bule omgetooverd in een hall; in 1938onder
ging de kap een vernieuwing en kwamen
er slaapkamers met dakkapellen.
Summa summarum: de paardenstal werd
herschapen in een waardige verblijfplaats
werklooze jongeren, voor lustzoeken
de ouderen, voor bonden en vereenigingen
cm te logeeren en te discussieeren, een con
ferentieoord van zeldzame bekoring.
Men moet genoemde heeren, doch ook d.
heeren A. H. Sillem, penningmeester en
zomertijd, hoeren vertellen van hun arbeid
met en onder de werklooze jeugd en dat irt
jaren, toen hiervoor de Regeering nog geen
subsidie gaf
Een jcng«?n uit Twente zei het eens voor
allen en voor altijd: Ik ben hier leeg ge-
komen; ik ga naar een leege maatschappij
terug: maar ik ga niet leeg terug!
Dit jeugdwerk onder werkloozen geschied
thans niet meer: daar zijn nu werkkampen
voor; maar daarmee staat de arbeid onder
de jeugd niet stil. Deze geschiedt zoowel!
occasioneel als opzettelijk. Jeugdleiders,
secretarissen, bestuurders van allerlei af-
deelingen komen in de Ernst-Sillem-Hoovd
bijeen: zij leeren en genieten. Want onvol*
prezen is d? natuur cn onvermoeid zijn de
aste en losse helpers, die zich voor ver
zorging van lichaam en ziel met alle liefde
geven.
Dan vergaderen in de Hoeve, die voor
geen enkele conferentie te groot of te kleirt
is en waar 100 personen kunnen logeercrr,
allerlei bonden en verbonden, groepen en
vereenigingen. geleerden, eenvoudigen, pae-
dagogen, soholieren en sportmenschen. Ter*
wijl er voorts plaats is voor particulieren,
die rust, goed eten en een gezellige sfeer
noodig hebben.
De Emst-Sillem-Koeve is geen bedrijf. Dé
stichting zoekt het geestelijk heil van jong
oud. Zij wil ook de eenheid der Chris-
rereeniging van Sillem-Hoeve-vrienden
wil de financieele lasten verlichten; dé
reclame moet ook wat doen.
Vandaar het laatste week-end met zijn
gemengd gezelschap, dat eobter, dank zij
vooral de Christelijke humor van don heer_
Ingwersen. die altijd aan de Hoeve „bouwt'V
al spoedig de Hoeve-stemming te pakken!
had; vandaar dit artikel over dc Christe
lijke liefde, die van een 6tal een Christe
lijke herberg maakte.
CRTC'JT WLLER2 HOÊVE
Tentoonstelling „Jonge"
Ned. Reclamekunst
Tot de vele dingen in het bedrijfsleven
van ons land, die de laatste Jaren met
groote schreden vooruit zijn gegaan, be
hoort ongetwijfeld de reclame.
Het is velen bekend, dat de Hollanders
op dit gebied momenteel zeer goed de toets
der vergelijking met het buitenland kun
nen doorstaan. Desondanks zijn er nog veel
zakenmenschen die zweren bij de reclame
der Amerikanen, Engelschen en Frjtnschen.
Eenige jaren geleden werd er wel over
geklaagd, dat het zoo moeilijk was om
iemand voor een vak als b.v. rcclameteeke-
naar op te leiden. Tegenwoordig echter be
staan er verschillende instellingen, die
daarvoor uitstekend geschikt zijn. Dat dit
eahter nog niet geheel tot onze landgenoo-
ten is doorgedJtJUBWÏ Wijkt wel degelijk uit
net feit, dat een leereer «n son Amster-
damsc-h Instituut voor Kunstnijverheids
onderwijs zijn leerlingen moet aanraden om
eerst in Parijs te gaan wornn en dan bij
een Nederlandsche zaak te sollicitceren.
Geleid door deee overwegingen cn als
gevolg van het groote succes der Tentoon
stelling van Fransche Reclamekunst, heeft
het Reclame-Advies-Bureau Meerkotter en
Co te Amsterdam het initiatief genomen
om een tentoonstelling te organiseeren
voor de leerlingen van de verschillende in
stellingen in Nederland, die de menschen
voor het reclamevak bekwamen. Veel me
dewerking is er reeds voor toegezegd.
De tentoonstelling zal worden gehouden
in het Polmanshuis, Warmoesstraat 197
199 te Amsterdam, van 1 tot en met U Juni
a.s. des morgens van 111 uur en des na
middags van 2—4 uur, Zaterdags alleen
van 111 uur. De toegang is gratis.
Een merkwaardig boek van
Dr J. H. Gunning J. Hzn
Wanneer ons, als Redactie van een
Christelijk dagblad, een boek van onzen
ouden Dr. Gunning ter recensie wordt
gezonden, aanvaarden wij dit reeds sedert
jaren met groote piëteit. We gevoelen het
diep, Jat in de werken van Dr. Gunning
niet in de eerste plaats een theoloog aan
woord is, maar een teeder Christen, die
gevormd is in de school des levens, en
daardoor anderen tot leidsman kan zijn.
Het ligt allerminst in onze bedoeling,
hiermede de verdiensten van Dr. Gunning
als theoloog en predikant te onderschatten.
Maar we doen hem toch zeker geen on
recht, als we beweren, dat in de latere
jaren van zijn leven het priesterlijk karak
ter van het ambt, dat hem door Gods
genade werd verleend, meer op den voor
grond trad.
De bereikte leeftijd der sterken noopte
hem, zijn profetisch werk in het midden
der gemeente neer te leggen. Het mede-
regeeren der Kerk moest hij aan jongere
krachten over laten. Maar zijn priesterlijken
arbeid mocht hij blijven voortzetten.
God verleende hem een teeder besnaard
gemoed cn liet hem een helder hoofd, dat
hem in staat stelt vanuit zijn wachttoren
het strijdperk des levens te overzien.
We noemden den auteur van het laatst
verschenen boek „In het heiligdom'"),
onzen Dr. Gunning, met dat woord
en" doelend op den ruimen lezerskring
ons blad. Hebben we daarmee iets te
1 gezegd? Is er één lezer, die, niet be-
hoorcml tot de Ned. I-Ierv. Kerk, in Dr Gun
ning uitsluitend zigt een em.-predikant van
die Kerkgemeenschap? We kunnen en wil
len dat geen oogenblik veronderstellen.
Veeleer nemen we aan, dat allen, onver
schillig tot welke kerkgemeenschap zij
bo'iooren, hem begroeten als eon broeder in
Christus, die alle Christ-geloovigen op zijn
priesterlijk hart begeert te dragen. Dr.
Gunning behoort ons allen toe, en wij
allen voelen ons verbonden aan hem.
En die indruk wordt zeker versterkt,
wanneer we kennis nemen van zijn laatste
pennevrucht, waarin hij ons gebeden in
l.tt hart en op de linpen legt voor eigen cn
anderer nood.
Misschien wil iemand de opmerking
maken, dat gedrukte gebeden te vor
melijk zijn, om uitdrukking te geven aan
wat het hart in allerlei omstandig
heden van stoffelijkcn en geestelijken aard
tol het gebed kan dringen.
We zouden hierop willen antwoorden,
dat de ervaring van alle geloovigen de
waarheid bevestigt van de woorden der
Schrift, dat wij menigmaal niet kunnen
bidden, gelijk het behoort. En nu is het
wel waar, dat in die omstandigheden de
Geest Gods onze zwakheden te hulp komt.
Maar dit sluit toch niet uit, dat de geloovi
gen zich in het gebedsleven hebben te
oefenen. En voor die oefening kan het
door Dr. Gunning geboden boek ons op
uitnemende wijze als gids dienen, vooral
o.rdat het geschreven is door iemand die
door jarenlangen herderlijken trouwen om
gang met zijn gemeente, zulk een diepen
blik heeft mogen slaan in zooveler strijd
en moeiten.
We vinden in dit .boek gebeden voor den
rustdag en de werkdagen, voor tijden van
ziekte cn voor tijden van gezondheid, waar
in volle levenskracht en overvloedige
arbeid ons wel eens doen vergeten de
noodzakelijkheid en de kracht van het ge
bed in de binnenkamer.
Er komen in dit boek gebeden voor.
welke passen bij gelegenheden, wanneer
de geloovige schier geen woorden kan
vinden, om uiting te geven aan de dank
baarheid zijns harten. Maar we treffen ook
gebeden aan voor tijden, waarin geklaagd
moet \yordcn over ingezonken geloofsleven,
of over inklevende zonden, die (je gemeen
schapsoefening met God in den weg staan.
En zouden we vergeten, dat er in het
leven oogenblikkcn kunnen voorkomen,
waarop bang lichaamslijden het onmoge
lijk maakt, den zielenood voor den Hecre
onder woorden te brengen. Zeker, we ge-
looven, dat in die omstandigheden God ook
het onuitgesproken zuchten wil
hooren. Maar hot is niet minder waar, dat
het uitgesproken „Amen" op een voor
gelezen gched, dat overeenstemt met de
innerlijke behoefte, onder Gods zegen het
geloofsoog kan verhelderen en het kruis-
Dr GUNNING
dragen verlichten.
Daarom zijn we Ds. J. J. Simon uit Gouda
dankbaar, dat hij door zijn oordeelkundig
samengesteld register het gebruik van Dr.
Gunnings boek recht vruchtbaar heeft
gemaakt.
Het zal toch duidelijk zijn, dat dit boek
met zijn ruim 400 gebeden niet bestemd is
om achter elkaar uitgelezen te worden.
Ouden van dagen, met wie door de groote
en heldere letters terdege is gerekend,
kunnen dat misschien doen, omdat ze over
vloedig tijd hebben en velen hunner, naar
wij hopen, daartoe over nog voldoende
geesteskracht beschikken. Alleen vertrou
wen we in dat geval, dat ze hij menig gebed
een bladwijzertje zullen leggen, om het nog
eens te lezen en van harte mee en né te
bidden.
Maar dit boek is niet enkel bestemd
voor hen, die aan den avond des levens
zijn gekomen.
Het leven des gebeds is de ziel van het
leven en daarom ook onmisbaar voor allen,
die nog middenin het leven staan.
En we meenen ons niet te vergissen,
wanneer we beweren, dat onze longe men
schen, zij het soms wat onbewust, vragen
om mannen en vrouwen, die in hun leven
toonen de noodzakelijkheid en de kracht,
van het gebed.
Er wordt dikwijls zoo veel geredeneerd
en gediscussieerd over het geloof, 't Is alles
goed en wel, als daardoor het gebedsleven
maar niet kwijnt en inzonderheid de jeugd
het gevoelt dat er voor en met hen
wordt gebeden.
Wanneer jongeren dit boek van Dr. Gun
ning slechts even inzien, zullen ze onder
den indruk komen, dat deze oude emeritus
predikant, in weerwil van zijn hoogori
leeftijd, nog zoo vlak bij hen staat en zoo
juist verstaat hun diepste behoeften.
Aan het eind van dit merkwaardige boek
vraagt de Schr. om mogelijke op- of aan
merkingen. We durven aan dien wensch
bijna niet te voldoen. Wie als Dr. Gunning
beseft de teederheid en heiligheid van het
gebed en gevoelt de behoefte aan ver
zoening over het zondige in ons bidden, die
wordt schuchter voor critiek op de gebeden
van anderen. Maar het feit, dat Dr. Gun
ning om eventueele opmerkingen vraagt,
geeft ons eenige vrijmoedigheid.
Is het wel juist, zoo zouden we dan wil
len vragen, om overledenen in dien zin
aan Gods genade aan te bevelen, alsof er
nd den dood nog gelegenheid ware tot be
keering? We willen niet vergeten, dat Dn
Gunning den bidder slechts doet vragen,
of zulk een voorbede zonde genoemd zou
kunnen worden. Maar wie leiding wil
geven in het gebedsleven, moet er voor
waken, dat alleen die gebeden op de lippen
worden gelegd, welke in overeenstemming
zijn met de Schrift.
Voorts vonden we nog een gebed voor
Pinksteren in den vorm van een lied.
Daarin trof on« de uitdrukking „dooven
van donkerheid.". Naar onze bescheiden
meening is dit taalkundig onjuist te achten.
Wat zou het ons echter spijlen, indien
deze luttele opmerkingen een ruim debiet
van dit voortreffelijk werk zouden belemme
ren. Dan hadden we onze opmerkingen liever
in de pen gehouden.
Men heeft wel eens en terecht gezegd,
dat men in de Psalmen de heiligen in het
hart leest
Aan die woorden moesten we onwille
keurig denken bij het lezen van dit laatste
boek van Dr. Gunning Onder het lezen
rijst voor ons de gestalte op van iemand,
die zich groot zondtjar gevoelt voor God,
maar juist daarom ook zoo roemen kan en
juichen over ontvangen genade. Neen we
zeggen het niet goed. We zien geen ge
stalte rijzen, maar knielen Fn p~ «t
een knielend man. al is hij doctor in le
theologie, durft de eenvoudigste plaats te
nemen.
Moge dit boek voor velen ten zegen zijn
en medewerken tot verinniging Cn ver
dieping van het gebedsleven.
Uitgave van H. J. Spruyts Uiig. Mij. ti