Km54, RKJE Mietjes Meer dan de woorden, aan Roosevelt en diens optreden in het bijzonder gewijd, hebben die deelen van Hitiers rede de aandacht tot zich ge trokken, welke zich met de opzegging van de Britsch-Duitsche overeenkomst ter zee, en met de annuleering van het Poolsch-Duitsche non-agres sie-verdrag bezig hielden. Dit zijn zaken, welke onmiddellijk spreken tot de verbeelding. Aan het tc niet doen van beide pacten ligt eenzelfde, gemeenschappelijke gedachte ten grondslag. In de Wilhelmstrasse is men van inzicht, dat Engeland zich op een oorlog tegen de autoritaire staten voorbereidt, en onder het mom van een anti- agressie-coalitie zich bij voorbaat tracht te ver zekeren van vrienden en bondgenooten, die het aan alle kanten onder Britsche leiding zouden kunnen bespringen, gelijk de honden den beer. Waar echter het vlootpact gebaseerd was op de overweging, dat een Britsch-Duitsche oorlog in de toekomst uitgesloten moest worden geacht, om dat Duitschland zijn kracht zou zoeken, niet ter zee doch te land, daar is nu, naar Hitiers inzicht, de basis aan dit verdrag ontvallen. Deze gedach- •tengang wordt doorgetrokken, waar het Polen belangt. Het verdrag met Polen zou Engeland verzekeren van den gewapenden steun van dezen Duitschen buur, en uit dien hoofde met de weder- zijdsche Poolsch-Duitsche niet-aanvalsbelofte in strijd zijn. Op grond van deze redeneeringen nu heeft Duitschland, met één resoluut gebaar, beide contracten verscheurd en op den grond geworpen, zonder zich af te vragen, of het daarmee handelde overeenkomstig de internationale gebruiken en zeden. Had het zijn toorn, die overigens weinig gemotiveerd moet worden geacht, een tijdje op- gekurkt en intusschen eens kalm met de betrok ken partijen geconfereerd, dan had het later nog altijd zich uit de gesloten overeenkomsten kunnen terugtrekken, echter met dit verschil dat men niet wederom onaangenaam herinnerd werd aan de uitdrukking een „vodje papier", welke sinds den Duitschen inval in België, in de eerste bloedige dagen van 19141918, steeds in de ooren is blij ven hangen. Maar de autoritaire staten hebben voor zulk een zelfbeheersching, die door overleg haar doel tracht te benaderen, blijkbaar een groote minachting; niet voor niets spreekt men te Rome en Berlijn over „verkalkte diplomaten". Het heeft er heel veel van, of men zidh in Londen van het teniet doen van het vlootaccoord met Duitschland weinig zal aantrekken. De Britsche admiraliteit is ervan' overtuigd, dat men zich in Berlijn geen inspanning van belang zal kunnen getroosten tot uitbreiding der vloot; men is daar reeds meer dan belast met bet op peil houden van land- en luchtmacht; het land zucht onder zijn orisis-in-panningen. Met het beëindigen van het Poolsch-Duitsche verdrag is het eenigszins anders gesteld. Het vraagstuk van Danzig en van den Corridor is te actueel, om het over het hoofd te kunnen zien; het neemt als het ware van dag tot dag scherper vormen aan, en vraagt uiterst dringend om een oplossing. Dat onder deze om standigheden tusschen Berlijn en Warschau een nieuwe verwijdering ontstaat, is diep te betreu- ren; het is zeer wel mogelijk, dat in dezen hoek van Europa spanningen zullen optreden vaifover- eenkomstigen aard als tijdens de Septemberdagen. De parallel kan, naar wij vreezen, nog verder worden doorgetrokken. Engeland en Polen hebben thans een onderling militair verdrag, hetwelk Polens onafhankelijkheid en ongereptheid waar borgt. De Polen gaan daaraan de neiging ontlee- nen, zich te hoog te paard te zetten, evenals de Tsjechen zulks deden. Him dagbladen laten een geluid vernemen, dat men zou kunnen karak teriseer en als: ,,Wie zou ons wat maken?" De vrees voor een oorlog schijnt daar te zijn teruggeweken; men was er vanouds vasthoudend en zeer dapper. Maar in de Engelsche pers komen intusichen andere stemmingen naar voren. Vele Engelschen vragen zich af of een geschil over Danzig, of over de verbindingen van Duitschland met Oost-Prui sen, niet heel spoedig te regelen zou zijn, zoo er aan beide zijden wat goeden wil bestond, en of het nu wel noodzakelijk is, de dingen op him beloop te laten, en desnoods ook het allerergste le riskeeren. Dit wijst op een neiging tot inmen ging in de Poolsohe aangelegenheid en herinnert sterk aan de missie, welke Runciman in Praag kreeg te vervullen. „Lieber Lord, mach uns frei von der Tscheehoslowakei" klonken toen de Su- weten-Duitsche spreekkoren en het slot is ge weest, dat nu de Tsjechen iets overeenkomstig zouden kunnen zingen, als hun de lust en moge lijkheid tot muziek niet reeds lang waren vergaan. Polen dreigt tot een nieuwen stormhoek te wor den. en Groot-Brittannië vertoont zijn eerste aarzelingen. Het heeft zyn gesloten anti-agressie front nog steeds niet gereed. Rusland komt nog niet over de brug, Litwinof heeft zelfs het veld moeten ruimen, Turkije laat weinig van zich hooren; Roemenië schijnt eenzelfde houding te willen aannemen als Zuid-Slavië, namelijk van een beleefde en voorzichtige afzijdigheid, en Bul garije is een factor, die niet te berekenen valt. Als Duitschland iets tegen Danzig en den Corri dor zou gaan ondernemen,' zou dit de toetssteen voor de anti-agressie-coalitie zijn. Zal zij de proef kunnen door.-taan, of uiteenspatten, bij gebrek aan overeenstemming en bereidheid om samen te werken? 206 BINNENLAND TERWIJL vele duizenden oudere mannen uit gezin en bedrijf gerukt, aan de grens voor 's lands veiligheid waken, bevatte dezer dagen, om precies te zijn op 28 April 1.1. een dagblad in het Zuiden een advertentie, waarin op een fabriekikantoor een mannelijke kantoorbediende gevraagd werd, die kantoorroutine moest bezit ten „en vrij van militairen dienst zijn". Aldus lazen wij in een r.k. dagblad en de redactie voegde er aan toe: „Dit is een schandaal, maar men meene niet, dat dit geval alleen staat, al is deze onbeschaamde openbaarheid een uitzondering." Wij hopen, dat dit laatste het geval is en niet zonder bitterheid dachten wij aan de mededeeling, welke de heer Oosterhoff dezer dagen op een persconferentie heeft gedaan, dat het slechts hoogst zelfden voorkomt, dat patroons léden van hun personeel ontslaan, omdat zij hun militaire plichten moeten vervullen. Het zullen wel uit zonderingen zijn, maar het is ook grof onrecht, zoo dat wij diep betreuren, dat de militaire autoriteiten ten deze slechts bemiddelend kunnen optreden. De Engelsche regeering doet anders. Tegelijk met de invoering van conscriptie wil zij bepalen, dat werkgevers verplicht zijn de opgeroepen jonge mannen na hun diensttijd weer tc werk te stellen op voorwaarden, welke niet ongunstiger zijn dan vroeger. Juist nu is het voor de jongeren zoo hard om opgeroepen te worden, omdat er voor velen kans bestaat aan 't werk te komen. De scheepswerven zitten goed in 't werk. Nu heeft de Nederlandsche Dokmaat.chappij te Amsterdam van Van Nie- velt Goudriaan en Co's Stoomvaartmaatschappij te Rotterdam weer opdracht gekregen tot den bouw van twee nieuwe vracht- en passagiersschepen. Beide schepen zullen 9000 ton groot worden en voorzien worden van 4000 A.P.K. Stork-Diesel- motoren. Maar tegelijkertijd blijkt, dat zij gelijk hadden, die steeds weer betoogd hebben spoedig zal er een tekort zijn aan geschoolde jeugdige arbeiders; want dat twee jongelui een lesvhegtuig bouwen is een uitzondering. Op advertenties, waar in zulk personeel gevraagd wordt, komen haast geen aanbiedingen; in de omgeving.van Apeldoorn klaagt men openlijk over het groote tekort aan jonge arbeidskrachten. Door groote bedrijvigheid in onderscheiden fabrieken is er veel vraag naar jongens en meisjes van 14 tot 19 jaar. Alle in dustrieën hebben hiermee te kampen. Een fabri kant, die dezer dagen enkele tientallen jongelui vroeg kreeg slechts drie gegadigden. Zoo'n'bericht bewijst ook. dat er veel meer arbei ders te werk gesteld worden, dan uit de werk loosheidsstatistieken valt af te leiden. Deze daal den dezer dagen tot een voor ons doen ongewoon laag percentage; doch daarbij wordt niet in reke ning gebracht, dat de jongeren, die werk vonden, meestal niet bij de arbeidsbeurzen zijn ingeschre ven en stellig niet verzekerd waren. Niettemin blijft het erg genoeg, dat nog zoovelen van steun moeten leven; en we kunnen ons een voudig niet voorstellen, wat er omgegaan moet ziin in hart en hoofd van den Amsterdamschen steuntrekker en zijn vrouw, toen hun tweejarig kind in een onbewaakt oogenblik de portemonnaie plus het heele steunbedrag in de kachel gooide. Dat was een vreeselijke teleurstelling. Gelijk he een groote, maar ook onbegrijpelijke tegenvaller voor de werkloozen uit Emmen moet zijn, dat zy, in Diever werkend, slechts één Zondag in de veertien dagen naar huis mogen gaan. Ze zijn 200 dicht bij hun woonplaats, dat men ze best alle Zondagen in hun gezin kon doen doorbrengen; doch waarom geschiedt zulks dan *jet? Deze on tevreden arbeiders zijn nu „in staking gegaan, wat wel een heel vreemde figuur bij werkver schaffing is en een zeer laakbare houding, waar op onverbiddelijk straf moet volgen; maar is er geen oorzaak? Voor werkloozen, die in Duitschland arbeid zoch ten is de positie eenigszins beter geworden, wat de 'deviezenregeling betreft. Vanaf 1 Mei zullen de gehuwde arbeiders onder de zg. grensgangers van het door hen daar verdiende loon 75 pet in Nederlandsch geld uitbetaald krijgen, de overige 25 pet in Duitsch geld. Ongehuwde arbeiders ontvangen echter slechts 35 pet in Nederlandsche munt en de rest, 65 pet, ir. marken. Voor alle arbeiders geldt de regeling, dat de door hen te betalen belasting en andere onkosten van dat ge deelte van het loon wordt afgetrokken, dat in Duitsch geld wordt uitbetaald. Dat laatste is niet voor de poes en waarschijnlijk erger dan de vreeselijke dingen, welke ons door de nu verschenen belastingontwerpen boven het hoofd hangen, en waarvan de billijkheid in alle gevallen niet gemakkelijk te verdedigen is. Al be rust de inhouding zeker op meer redht dan een gemeente-ontvanger in Zeeuwsdh Vlaanderen zich aanmatigde, door zich steungelden toe te eigenen. Men kan deze dingen, welke helaas geen zeld zaamheid meer zijn, niet genoeg betreuren; want kwade tongen en die zijn er in de politiek ook; de regeering wil ze zelfs met wetten in bedwang houden stellen heele groepen aansprakelijk voor wat enkelingen misdoen en schuiven alles op rekening van de veelgesmade „democratie". Men wijze, deze beschuldiging af, want dieven zyn er overal en onder elk staatsbestel; de democra tie heeft vóór, dat ze ontdekt en gestraft worden. Doch daarom moeten we dan ook aandringen op de scherpst mogelijke controle in alle gevallen, waar men tot fraude verleid kan worden. Interessant was dan ook de mededeeling in het maandblad „Hulp voor onbehuisden", dat iemand in Amsterdam een collectebus een zeer courant artikel in onze dagen geconstrueerd heeft, welke „feilloos" genoemd wordt. Er is nl. een toestel letje in aangebracht, waardoor met groot gemak elk geldstuk naar binnen glijdt, doch dat het onmogelijk maakt om er iets op clandestiene wijze uit te halen. En dat schijnt nog al eens te ge beuren, zelfs al collecteert men niet met open schaal, welke verkeerde gewoonte in sommige gemeenten nog in eere is gebleven. Fraude plegen komt voor; misschien wel vaker dan wij denken. En de fraudeur staat schuldig; maar ook de principaal, die voor te weinig con trole zorgde; en eveneens de werkgever, die iemand met een hongerloon groote verantwoor delijkheid oplegt. Dan werkt men knoeierij en diefstal in de hand. Zoo werd dezer dagen nage noeg het geheele personeel der gemeentelijke vischveiling te Batavia vervolgd wegens fraude (Europeanen en inlanders beide). Dat is de eene zijde der medalje. De andere is dat de loonen onmensohelijk laag zijn. De schrijvers, 21 in getal, verdienen tien gulden per maand, de kassiers, vijf in getal, vijf en dertig gulden. Thans wordt, heet het, van gemeentezijde ingezien dat de loonen te laag zijn en dat daarin op de een of andere wijze verandering moet worden gebracht. Dat inzicht komt iets te laat. Men had dit personeel bijtijds iets meer moeten geven van de rijst, die de Indi sche regeering in groote hoeveelheden heeft aan gekocht. opdat zij in tijden van voedselschaarschte onder de bevolking gedistribueerd kan worden. Hier te lande zal ook iets dergelijks gebeuren. Op dit oogenblik hebben wy nog niet met gebrek te kampen. De varkensstapel is in 1938 weer aan merkelijk toegenomen en bedroeg blijkens de tel ling van November vorig jaar 1.831.847 stuks, be halve de krulstaarten, die geen oorversierselen dragen. Dit aantal is 't grootste dat sinds Augustus 1934 is bereikt. Het grootste aantal was dat van 2.735.733 in September 1932. Het laagste is bereikt in 1938. De varkensstapel bedroeg toen namelijk 1,342,981 stuks. De sterke aanwas van het thans nog niet slachtrijpe materiaal zal ongetwijfeld een pngunstige invloed uitoefenen op de varkens- prijzen. En doet dit misschien al, want het vet is vry goedkoop. Voorts blijft in den Haag de broodoorlog voort duren, waardoor de consumenten ten onrechte goedkoop brood kunnen eten en de visch is ook nog niet bar duur, gezien de slechte uitkomsten, waarover men klaagt bij de kustvisscherij. De oor zaak schijnt te liggen in de koude-periode, welke dit jaar al tot in Mei is doorgedrongen, al kon digt de Bilt „geleidelijk zachter weer" aan. Van hollen naar de bollen is ook dit jaar geen sprake geweest. De mooie tinten mogen tegen donkere luchten prachtig afsteken, men ziet ze liever door de zon beschenen. Wie mooie kleuren wil zien pioet naar de bol lenvelden gaan. Om de geuren behoeft men het niet te doen. Getuige dit eenige verschijnsel: In Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandsche taal is de naam Boldoot opgenomen als vrouwe lijk zelfstandig naamwoord: Boldoot v. „een beste soort van eau de cologne, naar den fabrikant Boldoot genoemd." Een vermelding, die een Amerikaansche reclamemanager ongetwijfeld een klein vermogen waard zou zijn! In deze echt Nederlandsche fabriek van echter Keulsch water dan in Keulen zelf geproduceerd wordt, zijn ongetwijfeld in de 150 jaar van haar bestaan vermogens verdiend door de ondernemende fabrikanten en hun kundige arbeiders. Want men bood het publiek iets begeerlijks aan. Gelijk de Nederlaydsche Spoorwegen vorige week deden, die natuurlijk tegen behoorlijke vergoeding een rijken Amerikaan, reizende onder de zin spreuk: Time is money, per extra-privé Dieseltrein van Leeuwarden naar Den Haag vervoerden, om dat Mr John niet op de volgende gelegenheid kon wachten. Trouwens, de spoor weet tegenwoordig wel wat service is. De nieuwe weektrajectkaarten zullen van 6 Mei a.s. af verkrijgbaar worden gesteld. Deze kaarten zijn op het gewenschte traject zes achtereenvolgende dagen geldig, terwijl zij elke willekeurige dag kunnen ingaan. Zij behoeven niet tevoren aangevraagd te worden. Dat doet de directie. En wat doet het personeel? Dat toonde de spoorwegoverwachter Ar ie Star in Amsterdam weer, door wiens onverplichte op lettendheid, tijdig opgemerkt en gesteund door een machinist en een verkeersagent Zondagmor gen een vreeselyk ongeluk op een overweg bij Amsterdam voorkomen werd, waar de boomen open stonden toen de Duitsche trein moest pas- seeren. Minder goed liep het in Haarlem af, waar Zon dagavond een tram uit de Groote Houtstraat botste tegen een „wilde" autobus met als gevolg: één doode, een zwaar- en zes lichtgewonden. Tragisch was ook het gebeurde aan boord van de Hunze 3 te Rotterdam, waar twee personen door kolendampvergiftiging het leven verloren. In Oosterbeek werden twee oude lieden nog bijtijds uit hetzelfde gevaar gered. Overigens was de lijst der ongevallen deze week niet groot. Er ligt echter de sombere schaduw over van de begra fenis der drie kinderen te Waardenburg.... „Wacht maar," zei Drikus toen, „als 'k weer eens thuis kom, zal 'k een mooi plaatje voor je meebrengen." Deze belofte is de jonge Colijn later helemaal ver geten. En daarom heeft dat „meisje" hem er ruim veertig jaar later nog eens aan herinnerd met 't volgende rijmpje: Er was eres een meester, Een hela goede man, Die van z'n kleine kleuters Zeer veel notitie nam. Hij kon heel mooi vertellen, Nu, dat slaat altijd in. Voor welken jongen meester Is dat geen goed begin? Ze luisterden als vinken, Je kon 't aan d'ogen zien. Eén kind genoot het meeste, Een meisje; 't heette Dien. Dat meisje hield van meester. Vaak denkt ze aan hem terug. En meester hield van 't meisje. Ze werkte voor hem vlug. „Och, meester, mag 'k eens zingen?" Zó vroeg Dien op 'n keer. En meester zet haar voorzichtig Vóór de klas op de bank ter neer. ,.Ga jij nu hier maar zingen Zo mooi aLs je maar kan, Want o, m'n lieve meisje, Je weet, daar houd ik van." En 't meisje was gaan zingen, Ze zong als ze 't nooit had gedaan, En, na een tevreden knikje, Mocht ze weer zitten gaan. Doch meester kon niet blijven, Hij richtte zijne schreên Naar verre, verre landen, Naar d'Oost, daar wou hij heen. Nu kwam het afscheid nemen, Zwaar was dat voor de klas Doordat meester met innige banden Aan 't volkje verbonden was. En velen begonnen te wenen, Want hun gemoed schoot vol; Maart 't ergste was 't met Dientje, Met Dientje van der Pol. En meester nam het meisje, Hij troost, zo goed het gaat. Hij zei: „Als ik terugkom Krijg jij een mooie plaat." En 't meisje was tevreden, Omdat de. meester 't zei, Nog steeds maakt die belofte Haar hartje wonder-blij. En tijden zijn verlopen. De meester die kwam weer. Aan plaatjes voor z'n kindje Denkt thans die man niet meer. Ge wilt misschien vernemen Wie of die man mag zijn? Welnu, m'n lieve vrienden, 't Was onze heer Colijn. Toen Dr Colyn in 1933 dit aardige rijmpje onder de ogen kreeg, dacht hij weer aan zijn belofte en zond aan zijn vroegere leerlinge 't beloofde plaatje in de vorm van.... zijn portret! OPLOSSING van de raadsels in de vorige Kinderkrant Het spreekwoord is: Een boom, die gedurig verplant wordt, gedijt zelden. II. De maker van het Friese planetarium is: Eise Eisinga. III. De onderdelen zijn: kan, abt, aap, taf, mof, oer, sim, sic!, eed, lob. De befaamde Rotter damse visvrouw is natuurlijk: Kaat Mossel. IV. De onderdelen zijn: 1 G. voor gulden; 2 ram; 3 Koran; 4 reeders; 5 schrammen; 6. stem men; 7 sjees; 8 gek; 9 Réaumur. Het bedoel de Alpenmeer is: Garda-meer. I. Bekend spreekwoord. Stel uit deze lettergrepen een bekend spreekwoord samen: ben de de der heb het het kan krijgt lid neus on op ste uit Wie wil II. Dorp bij Utrecht. Op de kruisjes een dorp bij. Utrecht. X Tak van wetenschap. X Oude lap. X Plechtig beroep. X Nachtroofvogel. X Arm van boom of rivier. X Sterke woudboom. X Afgunst Dl. Beroemde waterval. Op de kruisjes komt de naam van een be roemde waterval in N.-Amerika. X 1 Afkorting voor: Noorden; 2 Schulpvor- mige holte in een muur, als plaats voor een beeld; 3 roofzuchtige zoetwatervis; 4 vlees- houwerij; 5 houterig man; 6 kist, waarin de Tafelen der Mozaïsche Wet; 7 afkorting voor dam 2. IV. Letterraadsel. Dertien letters vormen het water, dat Euro pees en Aziatisch Turkije scheidt. 1U36 Verzoening. 41386 Vendel. 512102 Behoeftige. 98137 Venster. WAAROM DOEN ZE DAT OOK? „Geweldig ruw weer was het", zei de zeeman. „Het stormde zo ontzettend, dat de zee de vuur toren gewoon wegsloeg." „Verschrikkelijk!" huiverde de oude dame. „Maar waarom zetten ze die vuurtorens ook op zulke gevaarlijke plaatsen?" EEN NIEUW VOETBALSPEL Dit aardige gezelschapsspel kun je heel gemakkelijk in elkaar knutselen. De beide spelers (1 en 2) worden gesneden uit ste vig karton. Neem een plaatje triplex en „monteer" daar een doel op. De keeper wordt op een stukje hout geplakt of gespij kerd, evenals de andere speler, maar elk op een verschillende wijze. Bekijk daarvoor de teke ning goed (4). Speler 2 wordt dus bevestigd aan blokje 3 en dit wordt op een latje vastge maakt. Aan blokje 3 worden op de beide zijkanten elastiekjes gespijkerd (met kleine kram metjes). Op het speelveld wor den twee spijkertjes geslagen, waaromheen dezelfde elastiek jes ook gedraaid worden. Door deze installatie moeten we nu proberen een kleine knikker of groene erwt in het doel te schieten, terwijl een ander pro beert, dit te voorkomen. van Go n? c^an. Jongens en Meisjes, K^AANDAG is een groot man tachtig jaar ge IV' worden. Ik bedoel Dr W. J. Leyds, die tijdens de Boerenoorlog procureur-generaal was van Transvaal. 't Was misschien de eerste maal in je leven, dat je deze naam las. In onze krant stond een mooi portretdat liet zien hoe Dr Leyds er uitzag toen de Engelse storm over Zuid-Afrika losbrak. Een knappe man, zullen velen gedacht hebben, toen ze dit portret bekeken. Maar oudere lezersdie zich de Boerenoorlog nog herinnerenzullen in gedachten zijn teruggegaan naar de jaren in 't verre verleden, toen de naam van Dr Leyds tel kens op aller lippen was. Deze man is een groot man, jongens en meisjes, en daarom wil 'k in onze Kinderkrant wat van hem vertellen. Van de Boerenoorlog hebben we natuurlijk alle maal veel gehoord en gelezen. Als 'k vragen zou: noem eens één van de grootste mannen, die Zuid - Afrika heeft gehad, dan zou er één naam zeker bij zijn: PquI Kruger, of „Oom Paul", zoals hij bijna altijd werd genoemd. Paul Kruger ivas een heel dapper en ook een heel wij s man. Zijn kinderjaren vielen tijdens de Grote Trek, dus van schoolgaan kwam niet veel. Een geleerd man was hij dan ook niet; behalve zijn oude Hollandse Statenbijbel kende hij maar heel weinig boeken. Maar God had dezen man met grote levenswijsheid gesierd en dat is zijn land ten goede gekomen. De rechterhand van Oom Paul was Dr Leyds. Met hem besprak de oude president al de moeilijke vragen, waarvan 't einde der 19de eeuw voor Transvaal zo vol is geweest. Als er een brief kwam van de Engelse regering, dan moest Dr Leyds hem aan Kruger voorlezen. En samen bespraken deze beide mannen dan, welk antwoord naar Londen gezonden zou worden. Dr Leyds heeft ongelooflijk veel werk voor zijn land verricht, zowel vóór, tijdens als na de oorlog. De gewichtige brieven aan minister Chamberlain (de vader van den tegenwoordigen Engelsen mi nisterpresident) zijn alle door hem opgesteld; hij maakte reizen naar Europa om bij de machtige heersers van toen steun te vragen voor zijn arme volk. En niemand minder dan generaal Smuts heeft eens gezegd, dat de grootste figuur in de geschiedenis van Transvaal na president Kruger ongetwijfeld Dr Leycls is geweest. Als er een burger bij Kruger kwam om met den president over een of andere zaak te spreken, dan luisterde Oom Paul aandachtig en meestal zei hij daarna: Nou, 'k zal er eens met Leyds over spreken. Kruger kon Leyds niet missen. Dat kwam wel heel aardig uit in 1896, toen de procureur-generaal na een lange reis in Pretoria terugkeerde en door den Staatspresident persoonlijk van de trein werd gehaald. „Ik heb je 20 gemist," zei de ou-president, „en zolang je weg was, heb ik iedere dag voor je gebeden." Toen Kruger in 1904 overleed heeft Dr Leyds t gebalsemde lichaam teruggebracht naar Zuid- Afrika. De 80-jarige (die thans in Den Haag woont, maat zijn jaardag in 't buitenland doorbrachtzal deze week veel gedacht hebben aan Zuid-Afrika. aan Paul Kruger en aan de dappere worsteling, die twee kleine republieken voor hun vrijheid hebben gevoerd. Maar ook zullen velen in hun hart dankbaar ge dacht hebben aan den man, die in moeilijke jaren zo veel heeft gedaan voor 't ons zo verwante volk, en die dat volk nog lief heeft met al de sterke liefde van zijn grote hart. OOM JAN. ZO KON 'T TOCH! Jaap: „Hier is een mooi vraagstuk, ouwe! Een ezel zat aan een touw van 6 meter lang. Acht tien meter van hem af was een bos hooi en de ezel wou naar het hooi toe. hoe deed-ie dat?" Piet: „Die ken ik! Je denkt dat ik zeggen zal: ik weet het niet, en dan ben ik net zo dom als die ezel". Jaap: „Mis, hij liep naar het hooi en at er van". Piet: „En hy zat aan een touw van zes meter lang?" Jaap: „Dat was ook zo. Maar zie je, het touw zat nergens aan vast." WAT DOCH-IE NOU? Nieuwe inwoner van afgelegen dorpje (reeds gekweld door de verveling): „En, Tinus. gebeurt er hier ook wel s iets?" Tinus: „Wat doch-»e nou, mieneer? Nog n e zo heel lang geleje hebbe we hier 'n zonsverduiste ring gehad." 215

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 12