EÏBLAD VAN HERDERSKNAAP TOT ONDERKONING De geschiedenis van Jozef aan kinderen verteld Door J. SNOEP 16) de onderkoning gaat tot hen spreken wat za] er nü met hen gebeuren? De taalman brengt zijn woorden weer over: ,.Gij zegt, dat ge eerlijke mannen zijt. Welnu, daar wil ik de proef mee nemen. Eén van u moet in de gevangenis achter blijven, de andere negen mogen naar huis. Die mogen ook koren mee nemen. zodat uw vrouwen en kinderen geen gebrek behoeven te lijden. Dan moet ge weer naar mij terugkomen, maar dan moet ge óók uw jongsten broeder meebrengen. Als ik hem zie. dan zal ik geloven dat ge eerlijke mannen zijt. Dan zal ik u allen in vrijheid stellen, dan behoeft ge niet te sterven." Nu hebben de zonen van Jakob hun vonnis gehoord. Benjamin moet hier komen. Anders worden ze voor verspieders gehouden. En die worden in Egypte zwaar gestraft: dan zullen ze moeten sterven. O o. waren ze toch maar nóóit naar hier ge komen, hadden ze dien vreselijk strengen man toch maar nóóit ontmoet. Wat zal hun vader schrikken. Benjamin móét mee naar Egypte, anders zal de oude Jakob zijn negen zonen nooit weer terugzien. Hoe komt 't toch. dat hier in Egypte hun ongeluk en verdriet al groter wordtZou 't zijn om Jozef? De drie dagen in de gevangenis hebben ze aldoor moeten denken aan hun grote zonde van twintig jaar geleden. Niemand weet daar van. Zelfs hun vader niet. Maar Eén weet 't toch wél. Hij heeft alles gehoord en gezien en Hij komt hen nu straffen voor hun grote zonde Ze voelen zich zo angstig en benauwd, deze tien grote sterke mannen, dat ze opeens tegen elkaar beginnen te praten. Ze denken er niet aan. dat de onderkoning en de andere Egypte- naars er bij zijn. Ze kijken elkaar somber aan, in hun ogen branden tranen en met snikkende stem zeggen ze tot elkaar: ..Wij zijn schuldig aan onzen broeder Jozef. O. wat was hij be nauwd. toen de ruwe kooplieden hem vastgre pen en hoe smeekte hij ons hem toch niet te verkopen. Maar wij wilden niet naar hem horen, wij hebben gespot met zijn benauwdheid. En nu worden wij zelf door angst en benauwdheid ge plaagd. en er is niemand die naar ons horen wil en ons helpen". Zo spreken zij tot elkaar. Maar één van de broe.- ders spreekt zo niet. Dat is Ruben. Hij had met meegedaan met zijn broers, die Jozef eerst wilden doodslaan. Hij had de raad gegeven om Jozef in een kuil te werpen en hij had toen ge- dacht: dan zal ik hem er wel stilletjes uithalen en hem gauw naar vader sturen. O, wat was Ruben geschrokken, toen hij later Jozef niet meer in de kuil vond. En vooral toen hij hoor de dat zijn broers Jozef als slaaf hadden ver kocht aan Ismaëlitische kooplieden, die hem meenamen naar Egypte. Neen. Ruben had aan al die boosheid niet mee gedaan, hij was erg bedroefd geweest toen hij wist wat er met Jozef gebeurd was. En er klinkt nu boosheid in zijn stem als hij tot zijn broeders zegt: „Ik heb toen gewaarschuwd, maar je wilde niet naar mij luisteren. Dat Jozef gestorven is, is jullie schuld en nu komt de straf". De tien zonen van Jakob spreken hard en boos tegen elkaar, en ze denken er niet aan, dat er Egyptenaars bij hen zijn. De onrust, het verdriet en het berouw in hun hart zijn zó groot, dat ze in dit ogenblik er zelfs niet aan denken, dat óók de strenge onderkoning hen ziet en hoort. O, als zij eens wisten! Ze dénken dat Jozef dood is - enJozef staat vlak bij hen en verstaat woord voor woord wat zijn broeders tot elkander zeggen. Ja. Jozef heeft alles verstaan, hij leest 't ver driet en 't berouw op de gezichten van die tien grote sterke mannen daar vóór hem. Wat is hij hard voor hen geweest, en tóch is hij o zo blij, dat ze naar hier gekomen zijn. Want nu weet hij dat zijn vader en Benjamin nog leven, nu weet hij óók. dat zijn broers niet meer zo boos over hem denken als twintig jaar ge leden. De tranen springen Jozef in de ogen en even gaat hij naar een andere kamer, waar hij zijn vreugde kan uitwenen, zonder dat iemand het ziet. Nog even moet hij flink zijn, alleen als hij zéker weet, dat zijn broeders écht berouw hebben over hun grote zonde, zal hij hun alles zeggen. Als Jozef bij zijn broeders terugkomt is hij weer de' strenge Zafnath-Paaneah, tot wien ze met angst en vreze opzien. Hij beveelt enige van zijn dienaren om Simeon te binden. Waarom nu juist Simeon? De zo nen van Jakob begrijpen er niets van. maar Jozef weet wel wat hij doet. Zo pas heeft hij gehoord, dat Ruben, zijn oudste broer, hem heeft willen beschermen en daarom moet de oudste op één na, Simeon, als gevangene in Egypte achterblijven. Noordwijkse kinderen zoeken bloemen uit, die zij deze week Prinses Juliana hebben aangeboden. 19$ HET KIKKERTJE EN DE OOIEVAAR Er zat een aardig kikkertje Te kwaken in het riet; Z'n moe zei: ,jStil toch, Kwak, pas op!" Maar Kwak je hoorde niet. Er dreigde groot gevaar: Een boze ooievaar Kwam deftig nader, stap voor stap. Neen, heus het was geen grap. Ons Kwakje, 't aardig kikkertje, Zag plots, zijn schrik was groot, De vogel met zijn rode bek Hem naadren, poot voor poot. Nu zag hij het gevaar: Die boze ooievaar Had zeker Kwaks gekwaak gehoord! .Help, moederhelp! Ik word vermoord!" Ons Kwakje, 't bange kikkertje, Kroop u>eg diep in het slijk, Het was niet prettig, daar beneê, Maar toch had hij gelijk. Neen, hier was geen gevaar De boze ooievaar, Hij pikte nog, maar miste net, En.... Kwakje was gered. ROEL DASMUS. O, wat zijn de zonen van Jakob bedroefd als ze daar Simeon gebonden zien staan. Wat moeten ze straks tot hun ouden vader zeg gen? Ja, ze krijgen nu kostelijk koren mee naar huis. Dat betekent leven voor hun vrouwen en kin deren. Maar de vreugde is uit hun harten wég. Ze hebben nu koren, maar ze missen een broer. Met angstige harten beginnen ze de terugreis naar Kanaan, waar hun vader wacht. Wat zullen ze hem zeggen? Mistroostig verlaten ze de stad van den har den Egyptischen heerser. O, behoefden ze hier maar nóóit terug te komen. Maar ze móéten te rugkomen met Benjamin! Anders zullen ze Simeon nooit terugzien. Zó heeft de onderko ning gezegd en zó zal 't gebeuren ook. Dat staat voor de zonen van Jakob vast. Nu hebben ze koren, maar toch hebben ze geen haast om thuis te komen. Want wat moe ten ze hun vader zeggen? Als de zon daalt zijn ze juist aan een plaats gekomen waar ze de nacht kunnen doorbren gen. Ook de ezels moeten rusten en daarom nemen ze de zakken koren van de dieren a Ze zullen de dieren ook wat eten geven, c een van de mannen loopt naar de zakken om er een paar handen vol koren uit te nemen. Hij maakt de zak open maar o, wat schrikt hij. Want daar, boven op het koren, ligt het geld. waarmee hij 't koren betaald heeft. Hoe kan dat? Hoe kómt 't geld op die plaats? Hij weet zéker, dat hij in Egypte betaald heeft en tóch ligt 't geld weer in zijn zak. Verschrikt loopt de man naar zijn broers en vertelt wat hij in zijn zak gevonden heeft. O, hoe schrikken ze nu allemaal. Is er dan nóg geen einde gekomen aan al de ongelukken van deze vreselijke tocht? Met grote angstige ogen kijken ze naar het geld. Hoe kómt dat daar? En wat Zal de Egyp tische heerser denken als hij dat geld mist? Hij zal stellig denken, dat hij bedrógen is. En wat zal er nu met Simeon gebeuren? O, nu twijfelen ze er geen ogenblik meer aan, nu weten ze zéker: dit heeft God gedaan. Tegen Hem hebben ze gezondigd, toen ze hun eigen broer voor twintig zilverlingen verkoch ten. Over die vreselijk^ zonde hebben ze geen berouw getoond. Ze hebben ook nog hun ouden vader bedrogen en hem verteld, dat Jozef wel door een boos dier zou zijn ver scheurd. Jaren lang hebben zij naar de stille stem binnen in hen niet willen luisteren. Maar nü gaat die stem weer luid spreken, net als toen ze voor den machtigen heerser van Egypteland stonden. En nü roepen ze 't elkan der in grote angst toet „^Vat is dit, dat God ons gedaan heeft?" Ze weten het niet, maar o. ze zijn zo bang. Voor hun vader, voor Zafnath-Paaneah voor God 't Wordt donker. De nacht gaat komen. Maar de slaap blijft ver van de ogen van Jakobs zonen. Volgende week verder Zaterdag 22 April - No. 16 - Jaargang 1939 deVIJF SAMENWERKENDE CHRISTELIJKE DAGBLADEN DE ROTTERDAMMER NIEUWE HAAGSCHE COURANT NIEUWE UTRECHTSCHECOURANT I NIEUWE LEIDSCHE COURANT DORDT5CH DAGBLAD li Donderdagavond BUITENLAND ER bestaat een land, waar de velden en tuinen, die men beschermen wil, afgesloten zjjn met een katoenen draad, en waar deze afsluiting doelmatiger en sterker blijkt dan onze grachten en sloten.... Deze idyllische mededeeling klinkt heden als een sprookje; Montaigne, die toch ook in onrustige dagen leefde, temidden van het tumult der Fransche godsdienstoorlogen, kon haar nog in zijn „Essays" opnemen, zonder onder zijn lezers een homerisch gelach te ontketenen. Wij zouden er ook wel om willen lachen, zoo althans de ernst van de dingen die om ons heen geschie den ons daarvan niet weerhield, of ook wel, zoo dieper en meer verholen krachten in ons dan het koel oordeelende verstand ons niet deden hunke ren naar een samenleving, waarin zulk een „land van goed vertrouwen" inderdaad zou kunnen be staan. Wij gelooven, in de eerste helft van de twintigste eeuw, na enkele decenniën van uitge bloeid idealisme, opnieuw aan de nuchtere en practische wijsheid van allen dag, die wil dat men zich op den oorlog voorbereidt, zoo men den vrede wenscht te behouden. De omstandigheden hebben er ons toe gedwongen. Midden in ons oude werelddeel zijn „jonge landen" opgestaan, die voor zichzelf een nieuw recht en een nieuwe orde hebben in het leven geroepen. „Recht Is, wat in het belang is van den staat", ziedaar een bondige, cynische formule, welke in de practijk overeenkomt met een oudere uitspraak: „Macht is recht". Landen, die aan een meer geëvolueerde orde wenschen vast te houden, hebben, slag op slag, de dynamiek van dit „nieuwe recht" moeten ondervinden; de laatste, meest verbijsterende consekwenties daarvan aanschouwde men in de lotgevallen van Bohemen, Moravië, Albanië. Daartegen bestaat slechts één preventief en één verweer, de homoeopathische methode volgens de zienswijze van Hahnemann, dat gelijk door gelijk wordt genezen. Zulke medici bewijzen zich thans Chamberlain en Halifax, doordat zij aan een stel- stel van militaire bondgenootschappen arbeiden, waarvan Polen reeds de eerst gereedgekomen schakel vormt. Omtrent de vorderingen, welke in deze richting verder worden gemaakt, hoort men in het huidige stadium begrijpelijkerwijze heel weinig. Een goede diplomatie, het wordt in onze dagen wel eens over het hoofd gezien, werkt In stilte, gelijk een bouwer eerst heinin gen en stellingen wegneemt, wanneer het huis ten volle is verrezen. Toch kan men ook nu reeds eenigszins gewaar worden, wat beoogt worét, om daaruit een prognose /oor de toekomst te trekken. Zoo zien wy dan, dat de werkzaamheid van Lon den zich momenteel zeer sterk met het oostelijk bekken van de Middellandsche Zee bezighoudt. Zonder aarzeling heeft Engeland aan het be vriende Griekenland de ongereptheid van zijn grondgebied gegarandeerd. Het deed zulks vol gaarne, omdat het behoud van zjjn positie in deze wateren bij een voortschrijden der Italiaansche machtsexpansie in het gedrang zou kunnen wor den gebracht. Reeds nu is de uitgang van de Adriatische Zee door de fascistische occupatie van Albanië practisch voor Zuid-Slavië afgesloten, tenzy dit land zich, en zulks in den dubbelen zin, ijl fascistisch vaarwater houdt. Doch bij Albanië, vlak voor de Grieksche kust, ligt het Grieksche eiland Korfoe, en wie Korfoe bezet, kan toezicht uitoefenen op het binnen varen van deze zee. Met andere woorden, zoolang dit eiland Grieksch blijft, en ter eventueele beschikking van de Brit- sche vloot, bezit Italië slechts één van de beide sleutels tot deze strategische binnenzee, en kan het zich nog niet verheugen in ongestoord en on belemmerd bezit daarvan. Engeland, hetwelk zijn olie-toevoer uit Haifa en zijn scheepvaart dooi het Suezkanaal wil openhouden, heeft door aan Griekenland garanties voor zijn onafhankelijk heid te verschaf/en, waarin ook Frankrijk deelt, hiermee tevens de beschikking zich verzekerd over de talrijke, zeer goede havens van de Griek sche eilandengroep, en bezit daarin een waarde volle strategische stelling tegenover de Dodekane- sos en Rhodos, waarin Italië zich genesteld heeft. Parijs intusschen heeft meer belangen in Roeme nië, welk land zidh vanouds op Frankrijk heeft georienteerd, weshalve het in de City bedongen heeft, dat Groot-Brittannië tevens dezen staat onder zijn beschermende hoede zal nemen. De situatie zal echter eerst tenvolle bevredigend be* vestigd zijn, zoo ook Turkije zijn deel bijdraagt tot het handhaven van den huidigen status. Er wordt naar verluidt van dit land verlangt, dat het zijn invloed in den Balkan zal aanwenden, ten einde aan den Balkanbond nieuwe kracht toe te voeren. Zoo de Balkan zich opnieuw eendrachtig opmaakt, zijn eigen belangen te behartigen onder Turksche leiding, bestaat er goede hoop dat ook Bulgarije een feitelijk onderdeel van de anti agressie-coalitie zal gaan vormen, waardoor het zuid-oostelijk deel van Europa voor verdere Italiaansch-Duitsche inflitratie zal kunnen worden behoed. Er schuilt achter dit alles allerminst een toeleg, den beiden autoritairen staten den voet dwars te zetten, waar het hun rechtmatige ont wikkeling betreft; men wil niet anders in Lon den, dan de uitoefening van .druk, door middel De as-mogendheden laten van hun kant geen enkel middel onbenut om zich stellingen te ver zekeren, waarvan een sterke suggestie op de volksverbeelding uitgaat. Op deze manier trach ten zij het denkbeeld levendig te houden, dat zij zelfs tot een oorlog zouden bereid zijn, om hun „rechtmatige eischen" in vervulling te zien gaan. Men moet de verschillende „faits divers", welke in den loop der laatste dagen in de dagbladen verschenen, weten te groepeeren, om hun in hun samenhang recht te :unnen doen wedervaren. Het eerste, wat daarbij reeds dadelijk in het oog valt, is de merkwaardigheid, dat zij alle betrek king hebben, in tegenstelling mot de Britsch- Fransche activiteit, op het Westelijk, en niet op het Oostelijk bekken van de Middellandsche Zee. Spanje is het groote vereenigingspunt, waarop de Duitsch-Italiaansche inspanning zich samentrekt. Terloops zij h;er opgemerkt, dat dit land zich heeft losgemaakt uit den volkenbond, en zich heeft aangesloten bij het anti-komintern-paci, twee dingen, die weliswaar met van doorslaande beteekenis mogen worden geacht, doch die toch wel de Engelsche meening wettigen, dat generaal Franco min of meer de gevangene is van zijn vrienden uit den burgeroorlog. Deze vrienden, en met name de Italianen, hebben het tijdstip, waar op zy het Iberisch schiereiland zouden verlaten, voorloopig nog tot 30 Mei uitgesteld, he'geen er mede op wijst, dat zij geen haast ermee maken, hun oude schoenen weg te werpen. Voorts maak te de Duitsche generaal Von Kaupitz dezer dagen een studiereis door het nieuwe Spanje, met het officieele oogmerk, de verwoestingen gade te slaan, welke de „rooden" er zouden hebben aan gericht. Men zegt, dat de interesse van dezen hoogen officier echter meer uitgaat naar de stra tegische mogelijkheden, welke het land biedt, dan naar de dingen van het recente verleden. Ook in andere opzichten toont het Derde Rijk zijn belangstelling voor zijn nieuwe anti-komin tern-genoot. Het heeft, binnen de Duitsche mari tieme machtsverhoudingen gezien, een sterk eskader naar de Spaan <ahe wateren gezonden voor het houden van oefeningen, welke ruim een maand zullen duren. Deskundigen hebben reedi 'De toren van het nieuwe massieve gebouw der „Imperial Airways" te Londen, gezien van den beganen 'grond 181

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 11