De dag van Christus' Kruisiging en Opstanding De herdenking valt dit jaar op den oorspronkelijken datum IN hun boek „De Steenen Spreken" bestrijden Davidson en Aldersmith de opvatting, dat de pyramide van Cheops een koningsgraf is. Zij bouwen de theorie op, dat dit steenen gevaarte de symboliek is der wereldhistorie, de in steen vast legde profetie van de geschiedenis der menschheid. Door het aanwenden van een lengtemaat als tijd maat (zij stellen 36524 pyramideduimen gelijk aan ien duur van 1 jaar), blijken wereldschokkende gebeurtenissen samen te vallen mei een vehhoo- gi,ng van een drempel in de pyramide, met het overgaan van een kamer in een gang, enz. Zoo redeneerende, concludeeren de bovenge noemde schrijvers, dat de kruisiging vam den Hei land geschiedde op 7 April 30. Dit doet de vraag by ons ryzen: Is, behalve op deze fantastische gronden, de gewichtige datum niet te berekenen, waarop door Christus' offerande God met ons werd verzoend? En ja, uit gegevens aan den bijbel ontleend, ge combineerd met wat we in de ongewijde geschie denis lezen, is met behulp der siterrekunde deze uiterst belangrijke dag te bepalen. Natuurlijk zijn alleen die teksten bruikbaar, die Ben nauwkeurige aanduiding geven, en niet, dae iets vaag weergeven. Ik denk hier aan Lucas 3 23, dat Jezus omtrent 30 jaar oud was bij het begin van Zijn openbaar optreden. Wel mocht iemand vóór dien leeftijd niet in 't publiek optreden, maar welk bezwaar was er, zoo iemand op meer gevor derden leeftijd voor 't eerst in 't publieke leven op den voorgrond trad? 't Is zeer goed denkbaar, dat onze Heiland door ziekte en lijden eerst boven den 30-jarigen leeftijd optrad. Jesaja voorspelde reeds, dat Jezus een man van smarten zou zijn en verzocht in krankheid; Hij heeft onze krank heden op Zich genomen en onze smarten (onze pijnen), die heeft Hij gedragen (Jes. 53 3 en 4). Wel laat Matth. 8 17 dit slaan op de genezing van allen, die kwalijk gesteld waren, maar uit het verband blijkt zonneklaar, dat het ook toepasselijk was op Jezus' eigen gezondheid, gestalte enz. Hij moet er wel lijdend en oud-voor-Zijn-leeftijd ihebben uitgezien, anders hadden de Joden Hem, die overbekend was, Wien de geheele wereld na liep, wel toegevoegd, toen Hij ongeveer 2 jaar als leeraar had rondgewandeld: ,,Gij zijt eerst 32 jaar'', of „gij zijt nog geen 40 jaar", maar niet, „Gij zijt nog geen 50 jaar" (Joh. 8 57). Maar nu ter zake. Beantwoorden we eerst de vraag: Wanneer is Jezus geboren? Hiervan lezen we in Matth. 2: in de dagen van Herodes; in Lucas 2: toen Cyrenius over SyTië stadhouder was. Wanneer regeerde Herodes? In den winter van 4039 vóór Chr. werd hij benoemd tot koning der Joden, en hij stierf in 4 vóór Chr., in zijn rijks" gebieden opgevolgd door Archelaüs, Antipas en Filippus. Wat Cyrenius aangaat, deze werd tusschen 9 en 7 vóór Chr. met het opperste gezag over Syrië bekleed. In 't jaar 3 vóór Chr. was hy van deze functie ontheven en belast met de opperste leiding in den oorlog tegen de Armeniërs. Zijn ambts periode duurde dus hoogstens van 93 vóór onze jaartelling. Wanneer de beschrijving plaats had, is niet op een jaar na te berekenen, maar Tertul- lianus komt ons te hulp met zijn mededeeldng, dat de beschrijving geschiedde, toen Cyrenius met de algemeene leiding in Syrië belast was, en Sentius Saturninus de officieele stadhouder was. Deze laatste bekleedde cezen post van 96 vóór onze jaartelling. Hieruit volgt, dat Jezus niet geboren werd aan "t begin van onze Christelijke jaartelling, maar minstens 6 jaar vroeger. M.a.w., dat onze jaartelling in de war is. Hoe lang duurde het optreden v&n den Heiland? Dat kunnen we als volgt berekenen. Na Zijn ver zoeking in de woestijn, Zijn werkzaamheden te Kana en Kapernaüm in Galilea (waarvoor we eenlge maanden in rekening kunnen brengen) reisde Jezus tegen het Pascha naar Jeruzalem (Joh. 2 13). In Joh. 6 4 lezen we opnieuw, dat het Pascha, het feest der Joden, nabij was, en tenslotte Joh. 11 55) was voor de eerste maal het Pascha der Joden nabij. In totaal heeft Jezus dus 2 jaar en eenlge maan den gepredikt. Of is het ongenoemde feest in Joh. 5 1 ook een Paaschfeest geweest, wat wel eens betwijfeld wordt, dan zouden we dezen ter mijn met een jaar moeten verlengen, dus moeten stellen op 3 jaar en eenlge .naanden. Wanneer begon Jezus' optreden? Dit was na het optreden van Johannes den Dooper, door wien Jezus gedoopt is (Mare. 1:9). Omtrent de vraag, wanneer Johannes' optreden aanving, geeft Luc. 3 1 uitsluitsel: In het 15e jaar der regeering van. keizer Tiberius, als Pontius Pilatus stadhouder was Deze laatste ving zijn ambt aan in t jaaT 26. Hieruit volgt, laten wij dit nu reeds vastleggen, dat de Heiland, daar de kruisiging minstens twee jaar en eenige maanden later plaats vond, onmo gelijk vóór het jaar 28 kan zijn terechtgesteld. Ten opzichte van het 15e jaar der regeering van Tiberius stuiten we op een moeilijkheid. Er zijn nl. twee mogelijkheden: le. Lucas kan bedoelen met het woord „regee ring" het kedzerschan van Tiberius, of 2e. Lucas neemt als het begin van Tiberius' regeering het senaatsbesluit omstreeks het begin van 't jaar 12, waarbij Tiberius als stadhouder in de provincie en in het leger met dezelfde macht bekleed werd als de keizer. Dit laatste moet wel Lucas' bedoeling zijn geweest. In den Griekschen tekst, dien ik hier niet in zijn geheel zal opnemen, bezigt Lucas voor 't woord „regeering" het Grieksche woord hegemonia, ter wijl hij vlak daarop voor het stadhouderschap van Pontius Pilatus denzelfden term gebruikt. Van een goed stylist als Lucas doet het vreemd aan, dat hij vlak op elkaar tweemaal zich van hetzelfde woord bedient, terwijl voor het woordje „regeering" hem de woorden archè en basileia ten dienste staan, en hij ook, zooals hij in Hand. 25 doet, het woord „Sebastos" voor keizer had kunnen neerschrijven. Hij had dus ruime keuze, maar scheen een woord te zoeken, dat zoo zuiver mogelijk zijne bedoeling weergaf, n.l. dat hij niet op het oog had het 15e jaar van Tiberius' keizerschap, maar van Tiberius' stadhouderschap met keizerlijke rechten. Hiermede in overeenstemming is ook Tertullianus' kantteekening bij Marcus 1, waar hij noteert, dat de openbaring bij Jezus' doop in 't 12e jaar van het keizerschap van Tiberius plaats vond. Het 15e jaar van Tiberius (in den zin van Lucas) viel samen met het jaar 26. De Bijbel geeft nog meer aanknoopingspunten. In Joh. 2 13 e. v. lezen we, dat de Joden tot Jezus zeiden: Zes en veertig jaren is over dezen tempel gebouwd, en gij, zult gij dien in drie dagen oprichten? Wanneer was men met de bedoelde restauratie van den tempel begonnen? In den zomer van 't jaar 20 vóór Christus, nadat in 't voorjaar van 20 v. Chr. de keizer Syrië had bezocht. (Dio Cas- sius 54, 7). Toen na 1 jaar en 6 maanden de priesters het eigenlijke tempelgebouw, dat slechts de priesters mochten betreden, voltooid hadden, werd een groot feest van de vernieuwing des tempels ge vierd. Dit feest viel samen met den verjaardag van Herodus- troonbestijging, dus in den winter. (Fla- vius Jos. Joodsche Oudheden, Boek 15, Hoofdstuk 11, 6). Terloops zij hier opgemerkt, dat het feest van de vernieuwing des tempels, waarvan sprake is in Joh. 10 22, geen betrekking heeft op Herodes' restauratie, maar een feest was, dat op den Jood- schen kalender voorkwam ter herinnering aan 't herstel van. den Eeredienst (165 v. Chr.) in den door Antiochus Epiphanes ontwijden tempel. Rekenende volgens Joodsch systeem, komt men al naar gelang Herodes eind 40 of begin 39 v. Ohr. aan 't bewind kwam, tot de uitkomst, dat het feest, waarop de Joden tot Jezus de tempelbouw-vraag richtten, het Paaschfeest was van 't jaar 27 of 28. Uit al deze gegevens blijkt, dat de Heiland zeer waarschijnlijk gekruisigd is in 't jaar 30 of 31, dat in ieder geval de kruisiging niet vóór 't jaar 28 kan hebben plaats gehad. Kunnen we nu ook een jaar vaststellen na 't welk Christus niet kan zijn terecht gesteld? Ja zeker, ook in dit opzicht wyst de Bijbel ons het spoor en wel in de woorden van Paulus in Galaten 1 12 e.v. en 't begin van Galaten 2. Daar vertelt deze Apostel, dat er 17 jaren zijn verloopen tua- 162 schen zyne bekeering en zijn opgaan naar het Apostelen-convent (Hand. 15 2). Deze vergadering is gehouden in het jaar 49. De verschijning van den Heere Jezus aan Paulus op den weg naar Damascus had 17 jaar te voren plaats gehad, dus in 't jaar 32. Tusschen de opstanding van den Heiland en Paulus' bekeering moet 1 2 jaar verloopen zyn. Eerst had men immers den groei der gemeente gezien, daarna was deze vervolgd enz. Dus moet ook volgens dit gegeven het kruisigingsjaar wor den gesteld op 30 of 31. Ook ui-t de ongewijde boeken blijkt dit. Meer ter illustratie dan ter overtuiging vermeld ik hier, dat Flavius Josephus en Hieronymus gewag maken m°ken van wonderlijke verschijnselen in den tem- pei, gelijkende op die, waarvan de Talmud vertelt, n.l. dat Rabbi Jochanan ben Sakkai op zekeren ochtend in den tempel vreemde verschijnselen zag, die hem verschrikten, daar hij ze beschouwde als voorteekenen van de verwoesting van Jeruza lem. Dit was, vervolgt de Talmud, veertig jaren vóór het heiligdom verwoest werd (Dus in 't jaar 30, want Jeruzalem is in 't jaar 70 verwoest). De zegslieden van Hieronymus wisten te vertellen, dat deze verschijnselen zich voordeden, toen het voorhangsel van boven tot beneden scheurde. Is tot dusverre het jaartal bij benadering bepaald, uit bijbelsche en astronomische gegevens is de cirkel nog nauwer te trekken, wanneer we nagaan op welken datum, volgens Goddelijk bevel, het Pascha moest worden gevierd. We vinden in Exodus 12 6, 8, 18 en Leviticus 23 5, 6, dat het paaschlam moest worden gegeten in den avond van 14 Abib. Na de Babylonische ballingschap werd deze maand Nisan genoemd (verg. Esther 3:7). Onmiddellijk aan het eten van het paaschlam (pascha) aansluitend, begon 15 Abib het feest der ongezuurde brooden, azyma geheeten. Deze twee waren zoo nauw met elkander verbonden, dat de woorden pascha en azyma door elkaar gebruikt werden en ook het eten van het lam en van de ongezuurde brooden te zamen nu eens azyma, dan weer pascha werden genoemd. Reeds in Deut. 16 13 worden het eten van het lam en de on- gehevelde brooden onder den naam pascha samen gevat. Ook Ezechiël noemt pascha en azyma te zamen het Pascha (Ez. 45 21). Wanneer heeft Jezus nu met de twaalven het paaschlam gegeten? Marcus (14 12) zegt: Op den len dag van de azyma, als zij het paaschlam slachtten. (In 't Grieksch staat: ethuon is plachten te slachten). Lucas drukt het sterker uit, als hy zegt (Luc. 22 7): De dag van de azyma kwam, op denwelke het pascha moest geslacht worden. Het woordje „edei", dat Lucas bezigt, wijst op het bevel Gods. Hij laat dan ook in vers 14 volgen: En als de ure gekomen was (n.l. de door God reeds onder 't Oude Verbond daartoe bestemde avond van den 14en Abib), zat Jezus aan en de twaalven met Hem. Als den volgenden morgen (15 Abib) volgens Joh. 18 28, de Joden het Rechthuis van Pilatus niet betraden, opdat zij niet verontreinigd zouden wor den, maar opdat zij het Pascha eten mochten, moe ten we hier onder 't woord „Pascha" niet verstaan het paaschlam, maar de ongehevelde brooden. Dit is trouwens ook in overeenstemming met Luc. 22 1, waar we lezen: En het feest der ongehevelde brooden, genaamd Pascha, was nabij. Gaat men met deze opvatting niet accoord, maar I HIJ OVERWINT Hij overwint i dit staat voor eeuwig vast X des vijands groot geweld! x De wereld is. X nadat Hij droeg haar last, in Zijne hand gesteld! p Die zich voor haar ten dood kon geven, A is van het kruis ten troon verheven: x Hij overwint! x Hij overwint, x Ofschoon des Boozen pijl, v Ons diep verwonden kan. H Bij Jezus is X voor alle smarten heil 1 x en Hij verbreekt den ban: x de erfenis zal Hij bewaren X voor al Zijn volk in doodsgevaren! Hij overwint. x Hij overwint! x x Wij worden vrijgemaakt! x X En daarheen zuchten wij. X tot eens voor ons S de groote dag genaakt x en alle slavernij X x verbroken is en d' angst gaat wijken! v De laatste vijand zal bezwijken! Hij overwint! x Naar Johann Christoph Blumhardt (1852)$ Zilvermeeuw in rust wil men onder 't woordje „Pascha" het paaschlam verstaan, dan karnt men tot de volgende moei lijkheden. Ten eerste: Jezus zou het paaschlam dan een dag te vroeg genuttigd hebben, hetgeen in strijd is met Lucas 22 en ten tweede: Dan moet men aannemen, dat de Joden naar Pilatus zijn gegaan met het verzoek de beenen der kruiselin- ge te breken en hen van het kruis af te nemen, ten tijde dat zij in de tuinen buiten den noordelij ken stadsmuur van Jeruzalem bitterkruiden moes ten verzamelen voor de bittere saus, welke bij het lam gebruikt moest worden, en terwijl zij het lam moesten slachten en bereiden. Ja zelfs moet men dan aannemen, dat Jozef van Arimathea en Nico- demus, (daar het afnemen van het kruis en het inwikkelen van het lijk van onzen Heiland in linnen doeken met de specerijen, geruimen tijd in beslag nam), hun werk verricht moeten hebben, terwijl zij het paaschlam moesten bereiden, en de Joodsche gezinnen (ook de hunne) zich schikten aan den disch. (Volgens Joh. 19 41 en 42 legden zij Jezus in dat nieuwe graf in de nabijheid van Golgotha, overmits dat graf nabij was; zulks in verband met de voorbereiding van den grooten dag des sabbaths. Hieruit volgt, dat de Sabbath, die met zonsondergang begon, zeer nabij was, m.a.w. dat de avond reeds viel). We moeten dus wel aannemen, dat Jezus den 15en Abib veroordeeld en terechtgesteld is. Nu is het maar de vraag: Met welken datum van onzen kalender komt 15 Abib overeen? Hoe werd het Joodsche jaar berekend? Bij de Joden bestond het jaar uit 12 maanden. Telkens, als een nieuwe maansikkel zichtbaar werd aan de horizon, begon een volgende maand. Het Sanhedrin, dat verplicht was, het feest der nieuwe maan aan te geven, zond een paar man op den Uitkijk, en als deze meldden, dat de nieuwe maan gezien was, werd het: „Geheiligd" uitgesproken. Nu verloopt van de eene nieuwe maan tot de vol gende een periode van ruim 29 dagen, zoodat een Joodsch jaar ruim 12 x 29 dagen is plm. 350 dagen bedroeg. Op ieder jaar kwam men dus eenige dagen te kort. Daardoor zou de eerste maand van het jaar, die aanvankelijk in 't voorjaar viel, meer en meer vervroegd worden, en in den winter, en ten slotte in den herfst en in den zomer vallen. Teneinde dit te voorkomen, werd van tijd tot tijd een 13e maand ingevoegd, die op de 12e maand (Adar) volgde, en daarom Veadar (is nog eens Adar) genoemd werd. Over de vraag, of deze maand in een of ander jaar moest worden ingevoegd, besliste het Sanhedrin, en legde daartoe den volgenden maatstaf aan: le. moesten de bokken, lammeren en duiven vol doende gegroeid zijn, om den 14den Abib geofferd te kunnen- worden; 2e. moest de gerste-oogst voldoende aangerijpt zijn, opdat den 16en Abib het gerste-offer kon worden gebracht; 3e. moesten de wégen, die in den winter geleden hadden, hersteld kunnen zijn voor de feestgangers naar Jeruzalem; 4e. moest de zon, 15 Abib, in het teeken „de Ram" van den dierenriem staan. Het is de verdienste van Prof. Ginzel, dat hij voor het tijdperk van Pilatus' stadhouderschap de nieu we manen (in Jeruzalemschen tijd) heeft be rekend, benevens den datum, waarop de maan sikkel zichtbaar kon worden. Op deze wijze kon 1 Abib en dus ook 15 Abib be paald worden. Aangezien de Heiland alleen gekruisigd kan zijn tusschen de jaren 28 en 32, zal ik slechts van deze jaren opgeven, met welke data van onzen kalen der 15 Abib overeen kwam, en op welken dag deze datum viel. In 't jaar 28 kwam 15 Abib overeen met 31 Maart op Woensdag In 't jaar 29 correspondeerde deze datum met 18 April op Maandag. In 't jaar 30 stemde 15 Abib overeen met 7 April op Vrijdag. In 31 met 28 Maart op Woensdag, of, als in dit jaar de maand Veadar moest worden ingevoegd: met 26 April op Donderdag. In 't jaar 32 correspondeerde deze Joodsche datum met 14 April op Maandag. Daar Jezus gekruisigd is den dag vóór den Sab bath, dus op Vrijdag, komt alleen het jaar 30 in aanmerking, en moet 7 April 30 de juiste datum van Christus' kruisdood zijn. Bijgevolg is de Heiland den 9en April herrezen. Gelijk gij ziet, worden Jezus' dood en opstanding dit jaar op den oorspronkelijken datum herdacht. ALS DE GOEDE VRIJDAG- KLOKKEN ROEPEN Door ROEL LANTING OVER stad en land luiden de Goede Vrijdag- klokken. Ze roepen de menschen naar dien ouden, Palestijn- schen heuveltop. Ze roepen ook Rem Reevers uit zijn kamer weg, maar hij hoort het niet. Een roman heeft hem mee genomen naar een ver land, waar goud sluimert in de stroomen en ongestoord geluk schemert als een nieuwe dag aan de horizont. Het boek houdt zijn geest gespannen door verhalen van voorspoed en groot vermogen, en in zijn ver beelding ziet hij ook zijn handen al bezig met het winnen van het edele goud. Even moet hij lachen om zoo 'n gedachte. Intusschen galmen die stadsklokken maar door en kletteren ze hun kille klanken neer op huizen en menschen. Die klokken schijnen van geen ophou den te weten. Als een volautomatische machine dreunen ze maar voort in monotonen dreun. Het is net, of ze niet willen zwijgen voordat ook Rem heeft geluisterd. Eindelijk dringen die zware tonen dan ook tot hem door, althans, hy kijkt op van zijn boek en werpt een blik naar de klok. Dan mompelt hij: „Nee, ik ga niet!", en als een vent, wild op sym boliek, laat hij er onmiddellijk op volgen: „Wat heb 'k er aan. Die preeken zijn immers precies als die galmen uit den toren; óók zonder ziel!" Hij graaft zijn gedachten weer weg in het goud- verhaal, tenminste, dat probeert ie, maar het vlot niet erg meer. Er is iets bij hem losgemaakt. Hy moet ineens denken aan die schoone jaren van vroeger, toen die machtige tafereelen van het lijden van Christus hem zoo ongemeen konden boeien en beroeren. Die aangrijpende smart en die matelooze liefde stemden hem altijd weer tot na denken. „Typisch, zou dat nu allemaal weg zijn?" 163

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 16