E5BLAD
VAN HERDERSKNAAP
TOT ONDERKONING
De geschiedenis van Jozef aan kinderen verteld
Door J. SNOEP
Plotseling zien al die mensen op. Daar nadert
'n prachtige koninklijke wageji. De hoeven
der paarden dreunen op de ijzerharde grond.
Een man staat rechtop in de wagen en al 't
volk juicht hem toe. Hij is vorstelijk gekleed
in een bijna doorzichtig purperen gewaad. Om
zijn hals schittert een gouden keten, zijn hoofd
band draagt een gouden slang. In zijn wagen
staat de schone koningsstaf. Boogschutters en
lansknechten lopen vóór de met rode en
blauwe vederbossen versierde paarden.
„Wie is dat?" vragen de vreemdelingen, ,,is
dat Farao?"
„Neen," zeggen de Egyptenaars met een dank
bare glimlach. ,.Dat is onze onderkoning
Zafnath-Paaneah!" En eerbiedig knielen de
duizenden neer om den machtigen en wijzen
heerser hun groet te brengen.
Zafnath-Paaneah behouder der wereld!
Neen, neen. Jozef wéét: dat is hij niet. Dat
is de Heere alleen. En als Zijn dienstknecht
mag hij hier helpen.
Hij staat daar in zijn koninklijke wagen en hij
ziet de buigende en knielende menigte. Zouden
zij ook komen? Zouden zij er misschien al bij
zijn?
De machtige heerser van Egypteland denkt
aan 't bergland van Hebron, waar de tent staat
van zijn ouden vader
VIII
Langzaam, heel langzaam zijn voor vader Jakob
de jaren voortgekropen. Hij is heel oud ge
worden. bijna honderd-en-dertig jaar. En de
Heere heeft hem rijk gezegend. Hij heeft veel
kinderen en kleinkinderen, en zijn schapen en
runderen zijn grote kudden geworden.
Maar ook heeft vader Jakob veel verdriet. Meer
dan twintig jaar geleden heeft hij zijn zoon
Jozef verloren. Wat hield hij veel van dezen
jongen, want Jozef en Benjamin waren kinde
ren van Rachel, zijn liefste vrouw.
O, wat is dat al weer lang geJeden. Jozef werd
in 't veld door een boos dier verscheurd, en
niets zag zijn ouden vader van hem terug dan
z'n mooie overkleed vo! grote rode vlekken.
Benjamin, die toen nog klein was, is ook al groot
geworden en is nu zelf al vader Maar
toch is hij de jongste van Jakobs zonen
en van hem houdt de oude vader 't meest. Want
Benjamin is een zoon van Rachel, net als Jozef.
Ja, vader Jakob heeft veel verdriet. Hij woont
hier te midden van heidense volken, die grote
zonden doen. Dat maakt den ouden vader vaak
zo bang en angstig. Zullen zijn kinderen en
kleinkinderen straks, als hij zal zijn gestorven,
mee gaan doen met de feesten en zonden van
de heidense volken? O, dat zou vreselijk zijn.
Want wat moet er dan worden van de heerlijke
beloften, die de Heere gegeven heeft eerst aan
Abraham, daarna aan Izak en later ook aan
Jacob?
De Heere wil, dat de kinderen van Jakob niet
zullen meedoen aan de feesten en zonden van
de heidense volken. Maar o, 't gevaar is zo
groot, dat ze 't wèl zullen doen. Juda, een van
Jakobs zonen, heeft al een heidense vrouw ge
trouwd. Als nu ook zijn andere zonen dat gaan
doen, dan zullen de kinderen en kleinkinderen
van vader Jakob straks niet meer vragen naar
wat de Heere wil, maar dan zullen ze de af
goden dienen, net als alle heidense volken van
Kanaan.
O, wat wordt Jakob bang als hij aan de toe
komst denkt. En hoe ouder hij wordt hoe meer
hij daaraan denken moet.
En bij dat alles is nu ook nog de hongersnood
gekomen. Er is gebrek aan eten voor mensen
en dieren. In zijn tent hoort de oude Jacob de
dieren loeien van honger en hij weet: op de
droge kale velden is bijna niets te vinden.
Zijn zonen, die grote sterke mannen, lopen daar
somber en zwijgend rond. Er komt aan alles
gebrek als er niet spoedig redding komt,
dan zullen zij, hun vrouwen en hun kinderen
van honger moeten sterven.
Dat alles weet hun vader ook wel. Maar ook
heeft Jakob gehoord, dat in Egypte overvloed
is. dat daar schuren vol kostelijk koren zijn en
dat ook vreemdelingen dat koren kunnen kopen
Daarom roep^ de oude vader zijn zonen bij zich
en zegt tot hen: „Waarom zoudt ge blijven
rond lopen als mensen die geen raad weten? Ik
heb gehoord, dat er in Egypte koren in over
vloed is. Gaat daarom naar dat land en koopt
daar koren. Dan kunnen we in leven blijven,
anders zullen we allen van honger moeten
sterven."
De sombere mannen moeten hun vader gelijk
geven. Er schiet niets anders over alleen
Egypte kan uit de grote nood helpen.
Zwijgend maken ze de kem_elen gereed voor de
lange reis. 't Zal wel een week duren eer ze
in Egypte zijn; dan weer de reis terug. Voor
DE HEERE IS OPGESTAAN
Laat ons lovenlaat ons juichen
Nu de Heer is opgestaan!
Alles moet voor Hem zich buigen,
Die voor zondaars heeft voldaan.
Laat ons loven, laat ons juichen,
Wamt de Heer is opgestaan!
Vóór het eerste morgendagen
Rees Hij heerlijk uit het graf;
Dood en hel heeft Hij verslagen,
Die voor ons Zijn leven gaf.
Laat ons loven, laat ons juichen,
Hij rees heerlijk uit het graf!
Jezus leeft, en nu zal leven
leder, die in Hem gelooft!
Jezus zal ons nooit begeven, k
Dat heeft Hij ons Zelf beloofd. j|
Laat ons loven, laat ons juichen, X
Dat heeft Hij ons Zelf beloofd! w
wel twee weken moeten ze dus afscheid nemen
van hun ouden vader, van hun vrouwen en hun
kinderen.
Ze zullen met hun allen gaan: elf sterke man
nen. Dan is 't gevaar niet zo groot, dat ze door
rovers zullen worden overvallen en dan kunnen
ze straks veel koren meebrengen.
Maar neen toch zullen ze niet allen gaan.
„Laat Benjamin bij mij blijven", zegt de oude
vader. „De reis is ver en gevaarlijk, als hij mee
ging zou hem een ongeluk kunnen overkomen."
Och, de tien broeders begrijpen hun vader wel.
Jozef en Benjamin waren altijd zijn lievelingen.
En sinds Jozef weg is houdt de oude vader nog
meer van zijn jongsten zoon.
En zo gaan dan de tien zonen van vader Jakob
op reis naar Egypte, naar 't verre land, waar
zij koren zullen kopen. De zon brandt aan de
hemel, de weg is hard en stoffig, en telkens
weer moeten zij de kemelen tot spoed aansporen.
Ja, al zeggen ze 't niet tegen elkaar gedurig
weer moeten ze er aan denken: ruim twintig
jaar geleden ging ook Jozef langs deze weg, hun
broer, die ze voor twintig zilverlingen als slaaf
verkochten
Eindelijk komen ze bij een dikke muur met hoge
torens daar begint Egypte. Deze muur heb
ben de Egyptenaars gebouwd om hun land te
verdedigen tegen vijanden, die meer dan eens
van de zijde van Kanaan een inval hebben ge
daan. Daarom wordt deze muur ook altijd door
soldaten bewaakt. Vooral in deze tijd, nu
zovele vreemdelingen naar Egypte komen.
De zonen van Jakob trekken door een poort t
land binnen en zo komen ze in een stad waar
grote schuren staan vol kostelijk koren.
Wat.is t hier druk! Uit alle landen zijn hier
mensen samen gekomen om koren te kopen voor
vrouw en kinderen, die thuis wachten op brood.
De tien mannen uit Kanaan kijken nieuwsgierig
rond. Er is hier ook zoveel te zien en te horen.
Hoe heel anders is 't hier dan thuis, bij de
kudden op de wijde velden.
Maar ze willen hier niet langer zijn dan nodig
is, want thuis wachten allen op brood. Ze vra
gen aan een der opzichters waar zij koren kun
nen kopen en de man weet wel waar hij deze
vreemdelingen brengen moet. De mensen, die
uit verre landen komen, wil Zafnath-Paaneah
zélf zien. Hij wil weten waar 't kostelijk koren
blijft en daarom onderzoekt hij eerst óf en hoe
véél hij aan vreemdelingen verkopen zal.
Daar staat Jozef, omringd van zijn ambtenaren
en knechten, die zich haasten zijn bevelen uit
te voeren. Elke dag is 't hier druk, want de
mensen komen van ver buiten Egypte om hier
te kopen wat nergens anders te krijgen is. Als
er een groep buitenlanders geholpen is staat al
weer een andere groep klaar. Zo gaat 't hier
dag aan dag, week aan week.
Opeens schrikt Jozef. Wie zijn dat, die vreem
delingen, die daar naar hem toe komen? Zou 't
wérkelijk waar zijn? Vergist hij zich niet? Neen,
neen, vergissen is niet mogelijk. Dat is Ruben...
dat Simeondat Judaen dat Levi
die tien grote sterke mannen daar zijn zijn eigen
broedersl
O, wat beeft Jozef, wat begint 't daar binnen
in hem te kloppen. Ja. ze zijn met z'n tienen
zou zijn vader nog leven, en waar is Benjamin?
Stil nu, stil, en heel kalm zijn. 't Zijn z'n broe
ders, ja maar wat waren 't vroeger boze
mannen en hem hebben ze verkocht als slaaf.
Kleine Dirk z'n bal is te waier geraakt. Maar z'n grutbroer Kees aai hem wel even helpen.
188
(Volgende week verder).
Zaterdag 8 April - No. 14 - Jaargang 1939
vam de VIJF SAMENWERKENDE
CHRISTELIJKE DAGBLADEN
DE ROTTERDAMMER
NIEUWE HAAGSCHE COURANT
I NIEUWE UTRECHT5CHEC0URANT
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
DORDTSCH DAGBLAD
DONDERDAGAVOND
BUITENLAND
DE nieuwe politieke koers in Europa, ingeluid
door Chamberlains bekende verklaring, dat
Groot-Briltannië aan Polen een volledige garantie
voor zijn onafhankelijkheid verstrekt, heeft zeer
verschillende reacties gewekt. In het Britsche
Lagerhuis, waar zij werd afgelegd, werd zij door
luide toejuichingen begroet, zoowel op de banken
Van de regeeringsaanhangers, als van den kant
der oppositie, welke voor ditmaal zioh unaniem
achter het kabinet schaarde. Daarmede is dan
is voor het Engelsche volik een strijdvraag terzijde
geruimd, welke dit volk reeds te lang in twee
kampen verdeelde. Om Eden, Churchill en andere
zeer vooraan taande figuren groepeerde zich
namelijk een steeds aanwassend verzet tegen het
buitenlandsah beleid van den premier, hetwelk
men te lijdzaam, te langzaam en te goed van
vertrouwen achtte. Deze fractie betoonde zich
aanhangers van het Amerikaönsehe parool, dat
men de dictators in hun eigen faal, dat wil zeggen
Imet maohtsargumenten, diende te antwoorden.
Chamberlain daarentegen heeft geruimen tijd vol
hard in de meening, dat men meer vliegen ving
met honing dan met azijn, en hij bleef aldus, wij
zouden haast zeggen op
hoop tegen hope, een
wederopbouw van het
internationale vertrou
wen verwachten, met
als grondsteen daarvan
het te Mündhen getrof
fen accoord. Adolf Hit
ler echter voerde sinds
dien een opportunite&ts-
politiek, welke aller
wegen in het buitenland
den indruk van cynisme
moest maken; hij liet
het nationaliteiten-be
ginsel als Leitmotiv van
zijn handelingen varen,
en stelde daarvoor, ten
dage toen hij Bohemen
en Moravië liet
annexeeren, het prin
cipe van 'het Duitsche
^Lebensraum'' in de
plaats. De staten, die
Duitsohlands naburen
zijn, gingen zidh toen
afvragen, of er voor hen
nog wel langer eenige
veiligheid overig was;
het Derde Rijk was met
zijn nieuwe principe
immers op een gebied
van actie getreden, het
welk zeer vage grenzen
heeft, zoo men althans
nog van begrenzing met
zekerheid zou mogen
spreken. Tegenover het
Duitsche levensbelang,
dit immers leert de
recente geschiedenis,
moet het nationale inte
resse van vreemde
volksgroepen als van
de tweede orde worden
geacht. Polen en Roe
menië staken vol alarm;
het eerste Land, omdat
het op economi-ch terrein reeds tot een vérgaande
Duitsche toenadering werd genoopt, welke de
eigenschappen van een hellend vlak kan gaan
openbaren; het tweede, omdat het een DuiEohe
„grensverbeterinig'' aan den Oostkant van het
Rijk vreest, welke het niet alleen Danzig doch
tevens den vrijen Corridor naar de Ooslzee zou
kunnen ontnemen.
De Britfohe garantie voor den status van Polen
draagt een interimair karakter, en is dus voor
een overgangsperiode bedoeld. Zoolang Frankrijk
en Engeland met Rusland, Polen, en eventueel
met de Zuid-Oost-Europeesche staten nog niet een
gezamenlijke coalitie tegen agres:ie hebben tot
stand gebracht, welke een nieuwe collectieve
veiligheid kan waarborgen, kan Polen derhalve
steunen op een Britsche toezegging van gewapende
hulp, zoo zijn machtige Duitsche nabuur onder
handelingen onder bedreiging zou willen gaan
voeren. Zu'ks beteekent een principieele wijziging
van het Engelsche beleid ten opzichte van centraal
en zuid-oost-Europa. Londen had tot op heden de
kwestie of het een aangevallen staat steun zou
gaan verlecnen, niet met een onvoorwaardelijk ja
of neen willen beantwoorden. Het hield zioh ge-
reserveer^, omdat het noah Duitsdhland door een
verklaring van zijn afzijdigheid in de gelegenheid
Looft en aanbidt Jezus, den Overwinnaar
Looft en aanbidt nu Jezus, onzen Heer
Hij is Overwinnaar Geeft Hem eeuwig eer
Eng'len daalden neder, wentelden den steen,
Jezus keerde weder; Hij, de Heer, verscheen.
Looft en aanbidt nu Jezus, onzen Heer
Hij is Overwinnaar Geeft Hem eeuwig eer
Sterk is de Koning, die den dood verwon,
en dien in zijn woning 't graf niet houden kon.
Hij verrees met luister, ging ten hemel in;
Hij verbrak het duister,t sterven werd gewin
Hij doet beërven 't Rijk der Heerlijkheid,
waar Hij door Zijn sterven zondaars henen leidt.
Hij geeft eeuwig leven, die op aarde stierf;
hoog zij Hij verheven, die het heil verwierf
Wie zal ons scheiden van Gods liefde groot?
Hij verlost uit lijden, redt ook van den dood.
Jezus Overwinnaar l Voer ook ons in 't licht,
waar wij eeuwig juichen voor Gods aangezicht l
Naar EDMOND BUDRY. 1884
wilde stellen, tegenover zijn naburen geheel de
vrije hand te nemen, noch Duitschlands tegen
spelers wilde aanmoedigen tot een houding van
al te groote onverzettelijkheid, omdat zij toch een
machtigen ruggesteun aan de overzijde van het
Kanaal bezaten, die de risico's zou helpen dekken.
Deze Britsche reserve leidde er, tijdens de Sep-
temibercrisis toe, dat Praag zich niet vrij gevoelde
in het bepalen van zijn lot; het moest immer
met zijn bondgenoot in spe overleggen, wat zijn
naaste stap zou moeten zijn, en was derhalve
reeds onvrij in zijn politieke spel, nog voordat de
Duitsche „protectie"' later aan de nieuwe vryheid
van den besnoeiden staat een volledig einde zou
maken. Hiermede is niet het minst gezegd, dat wij
ook maar eenigszins deze Duitsche annexatie
zouden willen goedkeuren; de handteekeninigen,
die te Münohen de onafhankelijkheid van het
nieuwe Tsjechoslowakije bekrachtigden, hadden
niet mogen van onwaarde worden verklaard. Po
len intusschen kan nu zijn politiek ten opzichte
van Duitschland en Rusland vervolgen, zonder zich
in zijn beslissingen belemmerd te gevoelen; Enge
land heeft verklaard, deze in geen enkel opzicht
te willen beïnvloeden; het zal slechts de conse-
kwenties, zoo deze noodlottig voor den vrede
mochten worden, helpen dragen,
Het is duidelijk, dat de Poolsche mini. ter van
buitenlandsche zaken Beek, die momenteel te
Londen vertoeft, intusschen toch voor moeilijke
problemen staat. Want Engeland wil, naar het
woord van Chamberlain, niet bij deze steun-ver-
klaring blijven staan; het wil voort chrijden tot
een veiligheids-afspraak .waarin ook andere sta
ten zullen participeeren. Hierbij wordt allereerst
aan Roemenië gedacht. Boekarest heeft met War
schau een verdrag van wederzijdsche hulp tegen
een eventüeele Russische agressie; dit zal met een
overeenkomst, welke togen een niet-uitgelokten
Duitsohen aanval is gericht, dienen te worden
gecompleteerd. Maar
Warschau is zeer goede
vrienden met Boeda
pest, en de verhouding
tusschen Boedapest en
Boekarest is nog steeds
zeer ge pannen. Hoe
zal men de formule vin
den, waarin de elkander
tegenstrevende belan
gen, wij denken hier
o.a. aan de pijnlijke
minderheden-vraag
stukken, op bevredi
gende wijze kunnen
worden gecoördineerd?
Verder is er de vraag,
wat men met Zuid-
Slavië zal aanvangen,
dat langzamerhand zoo
tussahen Duitsdhland en
Italië is ingekneld ge
raakt, dat men voor zijn
zelfstandige lot bepa
ling vreest? Gelijk men
ziet is er aan vraagstuk
ken van breede strek
king nog allerminst ge
brek. Engeland heeft
zioh op een nieuwen
weg begeven, een baan
door de wildernis, waar
op het nog voor vreem
de verrassingen kan
komen te staan. De
schampere toon, waarop
Hitier zich, bij gelegen
heid van een bezoek
aan Wilhelmshaven. in
een rede over het
Engelsche initiatief
heeft uitgelaten, laat
voldoende doorscheme
ren. dat men in Albion
opnieuw, een gehaten
vijand ziet, door wiens
snelle tacti oho f>?enzet
men zioh echter o^r
157