ESLAi
f NIEUWE HAAGSCHE COURANT
Job je ging. „Ho," riep de juffrouw,
,jEnmijn centjes, slimme gast?''
„Nee, juffrouw", riep Jobje ernstig,
„Moe zei: Hou ze stevig vast.''
Job liep heen met blijde stapjes:
'n Boodschap doen'dat is een feest!
X Hij had nu echt niets vergeten,
g Was een flinke vent geweest.
ROEL DASMUS
kunnen ze nü leven. In rijke dagen moeten we
ook denken aan de arme dagen, die later kun
nen komen.
Maar 't duurt'zo lang in Egypte zeven volle
jaren! De voorraad wordt al minder en nieuw
koren komt er niet bij. En langzaam maar
zeker breekt voor elk gezin, voor elk dorp en
voor elke stad de vreselijke dag aan: er is niet
meer.
Moeten de vaders en moeders en de kinderen,
moeten de dieren nu van honger sterven?
Neen, neen, dat behoeft gelukkig niet. Farao
heeft vele volle schuren met kostelijk graan.
Er is zóveel, dat alle mensen van Egypte daar
van best zeven jaar kunnen eten en leven.
De Egyptenaren gaan naar Farao en ze vra
gen hun koning etén voor zichzelf en voor hun
kinderen.
Farao ziet de mensen aankomen en hij zal hen
helpen. „Gaat naar Jozef", zegt hij. „en doet
wat hij u zegt!"
En dat doen de Egyptenaren. Ze doen 't graag,
want ze weten dat Jozef wijs is en goed.
En nu opent Jozef de schuren, die bij elke stad
zijn gebouwd en hij verkoopt 't graan. De men
sen hebben genoeg geld, want ze hebben in de
zeven rijke jaren veel verdiend. En nu komen
ze voor dat geld graan kopen, waarvan ze
thuis 't voedzame brood kunnen bakken.
De velden en akkers liggen daar kaal en ver
drietig, en de zon brandt en schroeit de dunne,
magere halmen, die nog moeizaam uit de harde
grond zijn opgeklommen. Die velden en akkers
steunen en klagen: de oogst zal geheel mis
lukkener komt gebrekhonger
snood
Zó gaat 't één jaar. drie jaar, vijf jaar ze
ven jaar lang.
En tóch durven de mensen te lachen van blijd
schap en dankbaarheid. Neen, ze behoeven, z
zullen niet sterven. Overal grijnst 't gebrel
hun aan. En tóch is er overvloed, heerlijke rijke
overvloed. Daarvoor heeft hun onderkoning ge
zorgd. En in drommen trekken ze naar de
grote schuren, waar ze brood kunnen kopen
voor zichzelf en voor hun kinderen.
't Wordt al maar drukker om de rijke Egypti
sche korenschuren. Want óveral is gebrek: in
Syrië, in Arabië, in Kanaan, in alle landen,
vragen kinderen om brood en er is geen brood
meer. Als er nu geen redding komt, dan zullen
ze van honger moeten sterven. En waar zou
de redding vandaan moeten komen? De zon
brandt aan de hemel, de aarde is hard als ijzer
geworden. De dieren loeien van honger, de
kinderen schreien om brood de honger
snood wordt al feller, de hongerdood komt al
dichter bij. Waar zou er redding kunnen zijn?
En dan komt op zekere dag de blijde tijding:
in Egypte is koren in overvloed! Egypte kan
ons in 't leven behouden!
En met spoed worden de kemelen klaar ge
maakt voor de lange reis. Haastig wordt van
vrouw en kinderen afscheid genomen. „Voor
uit! Vooruit! Naar Egypte, daar is koren, daar
is brood, daar is leven te bekomen!"
Al drukker wordt 't om de grote rijke Egyp
tische korenschuren. Honderden, duizenden
willen graan kopen. En er is hier vólop. hier
is overvloed.
(Volgende week verder)
Gcede maatjes
156
JOBJES BOODSCHAP
Job je, zie je daar die winkel
Met de grote hamekop
Naast de deur op 't rode bordje?
Zie je'm? Nu, let dan goed op!
Ga eens even in die winkel
Halen een pond keukenzout.
Denk er aan, dat je de centen
Stevig bi je handje houdt!
ïfeb je dat wel goed begrepen?
Jobje, je verliest toch niets?
Zo, steek nu de straat maar over,
'k Zie geen auto en geen fiets.''
Jobje stapte dapper binnen.
„Ikke een pond zout. juffrouw.''
„Best, hoor Jobje, hier is 't zakje.
En een dropje voor de kou.''
VAM HERDERSKNAAP
TOT ONDERKONING
De geschiedenis van Jozef aan kinderen verteld
Door J. SNOEP
13)
IA. het eerste der zeven vruchtbare jaren is
aangebroken en nooit heeft 't rijke Egypte-
land een schoner tijd beleefd.
En als de oogsttijd is aangebroken, dan trekken
de maaiers de rijke korenvelden in en ruisend
vallen de halmen onder de zeis.
O, wat een gouden rijkdom! Zó hebben de
Egyptenaren 't nog nóóit gezien. Elke greep
halmen geeft een handvol aren en elke aar is
dik van de volle graankorrels.
Als 't koren is gedorst, wordt 't in zakken vol
weggedragen naar de grote schuren, die bij
elke stad zijn gebouwd. Tientallen mannen dra
gen de zware zakken naar boven en storten
ze daar leeg. En zo wordt schuur na schuur ge
vuld met 't kostelijke graan.
De opzichters staan er bij en ze schrijven alles
nauwkeurig op. Zó heeft Jozef 't bevolep en zo
moet 't dus gebeuren.
't Tweede jaar is al even vruchtbaar en ook
't derde en vierde jaar. En zo gaat 't door,
zeven jaren lang.
In de laatste jaren is er in 't hele land zóveel
koren bijeen gebracht, dat de opzichters 't tellen
en opschrijven niet kunnen bijhouden. Zulk een
overvloed heeft 't rijke Egypteland nog nóóit
gekend.
't Komt precies uit zoals Zafnath-Paaneah 't
voorspeld heeft. En eerbiedig knielen de men
sen neer als Jozef in zijn koninklijke wagen
voorbij rijdt. En als een Egyptenaar met Jozef
spreken wil, dan kust hij hem eerst de hand.
Want zo doet men in dit land voor iemand, dien
men onderdanig en dankbaar is.
O. wat is Jozef rijk en gelukkig. En wat zegent
hem de Heere bij zijn vele en moeilijke werk.
Hij woont in een prachtig paleis, hij heeft een
lieve vrouw en ook is hij al vader van twee
zoontjes.
Zijn oudste kind heeft Jozef Manasse genoemd;
die naam betekent: God heeft mij de smart
van vroeger doen vergeten, 't Jongste zoontje
heet Efraim: die naam wil zeggen: in 't land
waar ik eerst zo verdrukt werd. ben ik nu groot
geworden.
't Zijn schóne namen, die Jozef aan zijn beide
kinderen gegeven heeft. Die namen zeggen,
dat de machtige onderkoning Zafnath-Paaneah
zich heel klein voelt voor zijn God. Een die
naar van den Heere te mogen zijn, hier in dit
grote heidense land met zijn vele afgoden
dót is voor Jozef de hoogste eer.
Jozef wéét: God regeert de wereld en alles
gebeurt naar Zijn wil. Voorspoed en tegen
spoed 't komt alles uit Zijn hand.
De zeven jaren van overvloed zijn voorbij
nü komen de magere jaren.
Zó heeft de Heere 't door Jozef aan Farao
laten zeggen en zo gebeurt 't ook.
De grote rivier de Nijl, die de laatste zeven
jaar elke nazomer ver 't land instroomde,
blijft nu binnen zijn oevers. De grond wordt
hard en droog en de hete woestijnwind ver
zengt wat nog op de velden staat. Er groeit
bijna niets.
Dat is erg. vréselijk erg. Als op 't land weinig
groeit, wordt er ook weinig geoogst. Dan
komt er voor mensen en dieren te weinig eten.
Dan komt er gebrek: dan kunnen de vaders en
moeders hun kinderen maar heel weinig eten
geven. En als dat vele weken en maanden zo
blijft, dan komt er een dag, dat er geen brood
meer in huis is. Dan komt er hongersnood, dan
moeten mensen en dieren van honger sterven.
O, wat is dat vreselijk!
Zó erg was 't niet dadelijk in Egypte. De
mensen hadden in de jaren van overvloed veel
koren en vruchten bewaard. Ze wisten, dat er
moeilijke jaren zouden komen, want Jozef had
't gezegd. Ze waren in de rijke jaren voorzich
tig en zuinig geweest met 't kostelijke graan.
Wat ze tóén hadden over gehouden, daarvan
Zaterdag 1 April - No. 13 - Jaargang 1939
vandeVIJE SAMENWERKENDE
CHRISTELIJKE DAGBLADEN
DE ROTTERDAMMER
NIEUWE UTRECHTSCHECOURANT
1 NIEUWE LEIDSCHE COURANT
DORDTSCH DAGBLAD
DONDERDAGAVOND
BUITENLAND
IN een rede te Moskou, waarin hjj een overzicht
gaf van de wereldpolitiek, gelijk deze zich in
de laatste jaren heeft ontwikkeld, heeft Stalin
als zyn meening te kennen gegeven, dat wij ons
sinds 1933, toen Adolf Hitler in Duitschland aan
de macht kwam, in een algemeen en oorlog be
vinden. Men behoeft geen vriend van dezen
rooden Moskoviet te wezen, om te erkennen, dat
er in deze woorden een zeker percentage waar
heid schuilt. Wanneer wij enkele der groote ge
beurtenissen, waarvan wü in dit zes-jarig tijdperk
getuige zijn geweest, recapituleeren, dan kan men
ze inderdaad beschouwen als de verschillende
étappen van een gezamenlijk Duitsch-Italiaan-
schen opmarsch, waaraan ook thans nog niet een
einde is gekomen. Men denke slechts aan de her-
bézetting door Duitsche militairen van de Rijn-
zóne; aan de Italiaansche verovering van Abessi-
nië, waartegen een volkenbondsactie, door middel
van sancties, in gruizels ging, en aan den „burger
oorlog" in Spanje, die zooveel typisch internatio
nale aspecten vertoonde. Sedert dien is deze lijst
nog weder verlengd. Slowakije is „onafhankelijk"
geworden; Bohemen en Moravië worden door het
Derde Rijk „geprotegeerd". Memel is aan het Rijk
toegevoegd, en Roemenië heeft een vèr strekkende
economisch-commercieele overeenkomst met een
Duitschen buur gesloten, waarvoor men sterk be
ducht was. Wij laten nu nog buiten beschouwing,
wat intusschen Japan, de derde der driehoek-
mogendhederv, in Ohina heeft uitgericht, al mag
het onderling verband van deze dingen zeker niet
worden over het hoofd gezien. Thans komt de
vraag aan de orde, op welk nieuw terrein van
actie Berlijn en Rome hun overmacht verder zul
len wenschen te ontplooien. Het antwoord ligt
voor de hand. Berlijn rekent nu al op een verder
herstel zijner Oostgrenzen, ten koste van Polen,
en Rome houdt het oog gevestigd op Dzjiboeti,
Tunis en het Suezkanaal, gebieden, waarin het
zich gaarne geldend zou maken, om zijn Oost-
Afrikaansch bezit te kunnen consolideeren.
Gelijk men thans in Warsenau ongerustheid over
de naaste toekomst aan den dag legt, en pogingen
doet om de eenheid en de weerkracht der natie
naar alle zijden te vergrooten, o.a. door het uit-
wisschen van oude binnenlandsche politieke veeten
en het terugroepen van ballingen, gelijk den na-
tionalen boerenleider Wit os, zoo heeft ook Boe
karest z(jn fase van nerveuze spanning gekend.
De Roemeensche regeering immers kon niet het
oog ervoor sluiten, dat Duitsohlands „Drang naoh
Osten", waaraan Tsjechoslowakije te gronde was
gegaan, niet aan de nieuwe grenzen der winge
westen zou ophouden. Het Derde Rijk had reeds
van overlang den Roemeenschen rijkdom aan
granen, oliën en mineralen op het oog, in de over
tuiging, dat zoo het daarvan op de een of andere
manier zich zou kunnen meester maken, dit zijn
positie van autarkische mogendheid ongemeen
zou versterken. Een economische missie, onder
leiding van Wohltat, vertoefde sinds eenigen tijd
in Boekarest, om een nieuw handels- en ver-
keersverdrag af te sluiten. Wel had Chamberlain
in het Britscho parlement toegezegd dat ook
Groot-Brittannië c-en economisch accoord met den
staat van koning CaTol zou bewerken, teneinde dit
land niet geheel en al aan één overmachtigen
cliënt over te laten, doch Londen had blijkbaar
ook thans weder minder haast dan Berlijn, het
welk een sterke pressie begon uit te oefenen. Er
werd zelfs gerept over een economisch ultimatum,
waarvan de portee was, dat Roemenië zich
voortaan overwegend op den export naar Duitsch
land zou moeten toeleggen, in ruil voor een Duit
sche garantie van zijn onafhankelijkheid. Natuur
lijk werd dit gerucht dadelijk tegengesproken,
doch vermoedelijk school er toch wel een kern
althans van waarheid in. Eén ding was boven al
duidelijk, Roemenië talmde zoolang mogelijk, met
Duitschland tot het gevraagde vergelijk te komen,
wellicht in de hoop, dat de hulp uit het democra
tische kamp tijdig zou komen opdagen. Toen deze
verwachting werd beschaamd, de aangekon
digde anti-agressie-verklaring, waartoe Londen
het initiatief had genomen, bleef uit, sloot het
tenslotte het verdrag, hetwelk inderdaad een
goed deel van zijn export in Duitsche handen gaf,
evenals de ontwikkeling van zijn bodem-ontgin
ning en industrie, welke in aanzienlijke mate door
Duitsch-Roemeensche maatschappijen zal worden
verzorgd. Men mag weliswaar niet zoo ver gaan,
te beweren, dat het land-daarmede zijn economi
sche onafhankelijkheid zou hebben ingeboet, doch
niemand zal het oog kunnen sluiten voor den ge
weldigen voorsprong, welke het Derde Rijk ook
op dit front heeft behaald. Het kan zich erop
beroemen nu niet slechts militair, doch ook eco
nomisch tot een grootmacht te zijn geworden.
Met de anti-agressie-verklaring, waarop wij hier
boven doelden, wil het inmiddels nog maar steeds
niet vlotten. Het grondthema van deze Britsche
diplomatieke actie vindt men in Chamberlains
woorden tot het Lagerhuis: „Wij kunnen ons niet
onderwerpen aan pressie onder bedreiging van
geweld". Teneinde zulk een pressie in de toe
komst tegen te gaan, beoogde de Britsche premier
een intieme verstandhouding tusschen Parijs,
Moskou, Warschau en Londen tot stand te bren
gen, welke zich naar buiten zou manifesteeren
in een verklaring, dat nieuwe Duitsche agressie
deze vier mogendheden tegenover zich zou vin
den, bere d tot het voeren van een Hpfensieven
oorlog.
In Sovjet-uasiand vond men dit Britsche voor
nemen aanstonds prachtig, en sloeg men in zijn
enthousiasme een mogendheden-conferentie voor,
waaraan ook Roemenië, Turkije en andere Balkan-
staten zouden deelnemen. Het doel daarvan zou
zijn een veel omvattende coalitie, gesteund door
vér strekkende militaire afspraken. Moskou be
oogde zich op deze manier naar twee kanten vei
lig te kunnen stellen, zoowel in het Westen tegen
over Duitschland. als in het Verre Oosten tegen
de voortschrijdende macht van Japan. Doch zóó
radicaal had de Engelsche premier zijn geste n et
bedoeld. Engeland wenschte allerminst, zijn han
den te binden, en zich in conflicten te steken,
waarvan het einde zeker niet viel te overz en.
In Polen was men, in tegenstelling mei. Rusland,
heel bedachtzaam. Men verloor daar niet uit het
oog, dat een verklaring, welke duidelijk tegen
Duitschland was ger.cht, en waaraan men in War
schau deelnam, door het Derde Rijk als een zeer
onvriendelijke daad van zijn buren zou worden
beschouwd. Het zou daarop wel eens onmiddel
lijk met een poging, den Corridor te bezetten kun
nen antwoorden. De Poolsche ambassadeurs in
Londen en Parijs ontvingen daarom het parool,
zich niet al te toeschietelijk te toonen, en behoor
lijke garantie van militairen bijstand te verlangen,
alvorens verder op de voorstellen in te gaan. Ook
Zuid-Slavië, dat met Rusland geen relaties wenscht
te onderhouden, bleef talmend terzijde staan, en
in Berlijn smaalde men, dat Engeland wederom
het oogmerk had, in geval van nood andere na
ties voor zijn imperieele belangen de kastanjes uit
het vuur te laten halen. Zoo ondervond Chamber
lains opzet den invloed van een algemeene poli
tieke malaise, waarvan het ook thans nog niet is
Madrid capituleert! Nadat het bericht van de overgave bekend geworden was, trokken groote groepen
Phalamgisten per auto door de stad onder toeloop der bevolking.