DNBAE9LAB VAN HERDERSKNAAP TOT ONDERKONING De geschiedenis van Jozef aan kinderen verteld Door J. SNOEP 12) C"N dan zegt Farao tot Jozef: „Omdat God u dit alles heeft bekend gemaakt, is er niemand zo verstandig en wijs als gij. Daarom stel ik u aan als heer over mijn paleis en over mijn land. Heel mijn volk zal u gehoorzaam zijn. Ik ben Farao, maar gij zijt onderkoning van Egypteland!" Daar staat Jozef. En de machtige Farao en al de wijzen van Egypte zien hem aan. Jozef, de vroegere herdersjongen, nu onder koning van Egypteland o, kan 't wel waar zijn? Vanmorgen nog werd hij wakker in de gevangenis, en nu moet hij regeren over een groot en machtig land. O, als zijn lieve vader en zijn boze broers dit eens wisten! Maar 't is zo groot, zo heerlijk kan 't wel Jozef krijgt een gouden keten om zijn hals waar zijn? Ja. 't is waar! Jozef heeft heel ne derig en heel eerbiedig tot Farao gezegd, dat niet hij maar alleen God den koning helpen kan. Hij heeft niet zijn eigen eer gezocht, maar Farao en al zijn grote raadsheren gewezen op den God van Abraham, Izak en Jakob, die ook zijn God is. En nu Farao hem aanstelt tot onderkoning van Egypteland nu weet Jozef, dat de Heere hem tot deze hoge ere roept. Neen, de trouwe Vader in de hemel vergeet Zijn kinderen nóóit. Maar wat is 't moeilijk te geloven, dat 't écht waar is. Dertien jaar ge leden werd hij door zijn broers verkocht, toen werd hij slaaf in 't huis van Potifar en tot vanmorgen nog was hij een vergeten gevan gene. En nu onderkoning van Egypteland! En Farao neemt een kostbare ring van zijn hand en doet die aan Jozefs hand. En op bevel van Farao wordt Jozef gekleed in fijne witte klederen en krijgt hij een gouden keten om zijn hals. Niet alleen in het paleis, maar ook daar buiten, in de schone koningsstad moeten de mensen weten, dat Egypte nu een onderkoning heeft, die van Farao grote macht gekregen heeft. Een van de niooiste koninklijke koetsen wordt aangespannen. Daarin neemt Jozef plaats en zo rijdt hij door heel de stad. De mensen zien 't prachtige gerij aankomen, en ze weten wel, dat 't een van de wagens is uit de koninklijke stallen. Dienaren van Fa rao lopen naast de paarden en telkens roepen ze met luide stem: „Knielt!" En de mensen knielen eerbiedig neer voor den jongeman, die daar recht op in de wagen staat. Want ze begrijpen en zien wel: die man daar heeft van Farao grote macht gekregen. Hij zal ons regeren in Farao's plaats. Welk een dag is dit voor Jozef, den vroegeren herdersjongen uit 't land van Kanaan! Maar als hij daar rijdt in de prachtige koninklijke koets door de straten van de schone konings stad, moet hij telkens denken aan 't bergland van Hebron, waar de tent staat van zijn vader Jakob. O. als zijn vader dit eens wist. Zou hij nog 144 leven, zijn lieve vader? Zeventien jaar was Jozef, toen hij door zijn broers werd verkocht, en nu is hij dertig jaar. Zijn vader was al zo heel oud en in dertien jaar kan er veel ge beuren. Stil nu -God heeft alles zo wonderlijk wèl gemaakt. Hij zal ook wel vérder zorgen. Jozef is nu de grote, machtige man van Egypte. Zafnath-Paaneah noemt Farao hem en deze vreemde naam betekent: redder der wereld. En ook geeft Farao zijn onderkoning een vrouw. Ze heet Asnath, een dochter van een der voornaamste mannen van Egypte. Jozef, de vroegere slaaf en gevangene, woont nu in een schoon paleis. Zó wil Farao 't heb ben, want in 't machtige Egypte mag er niemand groter zijn dan Jozef. Hij heeft Farao geholpen toen al de wijzen van 't land machte loos stonden. En hij zal Farao helpen als straks de moeilijke jaren aanbreken. Want die moeilijke jaren zullen komen. Farao twijfelt er geen ogenblik aan. Door Jozef heeft God hem laten weten wat er straks ge beuren zal. Ja. eerst zullen de zeven overvloe dige jaren komen en daarna de zeven magere jaren. O, er is zoveel te doen om alles klaar te ma ken vóór de moeilijke tijd van gebrek en hon ger aanbreekt. Jozef heeft het erg druk. Hij moet heel 't land doortrekken. Want overal moeten grote schuren gebouwd en werklieden en opzichters worden aangesteld. In 't huis van Potifar was Jozef ijverig en trouw. Dat was hij ook toen hij den overste der gevangenis helpen mocht. En dat is hij nü weer. Hij is een groot en rijk man geworden. God heeft hem eer en macht gegeven, maar ook veel en moeilijk werk. En dat werk moet en wil hij zo goed mogelijk doen. Zafnath-Paaneah redder der wereld. Neen, dat kan hij niet zijn. Dan kan God hem alleen maken. Maar dan ook werken, rusteloos werken. Alleen wie vlijtig en trouw is, mag hopen, dat de Heere zijn werk zegenen zal. VII Wat de Heere belooft gebeurt altijd. Al zeg gen alle mensen: 't kan niet!, dan gebeurt 't tóch. De Heere had Farao zeven jaren van over- OP VISITE BIJ GROOTMOE Grootmoe's klein en vriendlijk huisje Staat in 't midden van de stad, Maar toch is 't er stil en rustig Om haar heen.... Geloof je dat? Je kumt het haast niet begrijpen, Want als je naar Grootmoe gaat, Moet je, om haar huis te vinden, Zoeken in de drukste straat. Stil verborgen ligt het hofje.... Door een mooie oude poort Kom je op een keurig pleintje, Waar je geen lawaai meer hoort. Ieder huis heeft witte ruitjes En een groen geverfde deur, Een een perk met fraaie bloemen Vult de lucht met fijne geur. Grootmoe zit steeds voor de ruitjes. En ze lacht, als ze me ziet. Na een poos gaat 't deurtje open, Wantvlug lopen kan zij niet. Zo, zegt ze: „Kom jij eens kijken, Hoe het met je Grootmoe gaat"!" O, je moest eens kunnen horen, Hoe gezellig' Grootmoe praatl Meestal blijf ik een half uurtje. O, tè vlug gaat dan de tijd. Grootmoe vraagt: „Je komt toch gauw weer Naar me kijken, beste meid Hier, 'k heb nog een lekkre appel.... Zeg je thuis van me gedag?'' ,,D«nk U, Grootmoe, dag tot morgen, 'k Hoop, dat ik van Moeder magl" Grootmoe wuift mij tot het poortje Met een vriendlijk lachje na. En nu zul je wel begrijpen, Dat ik graag naar Grootmoe ga. ROEL DASMUS. vloed beloofd. En 't eerste vruchtbare jaar is al aangebroken. De grote rivier de Nijl overstroomde in de na zomer 't land en heeft 't vruchtbaar gemaakt als nooit te voren. De Egyptenaren noemen de Nijl de heilige ri vier. Ze geloven, dat in zijn heldere water de god Osiris woont. En deze god geeft vrucht baarheid en overvloed. Jozef weet wel beter. Neen, niet Osiris maar de Heere regeert. En Hij deed de wateren van de Nijl ver over de oevers stromen, zodat de dikke kleilaag vet en vruchtbaar werd. En 't is ook de Heere, die alles doet groeien al de zegen komt van Hem. O, wat is 't nu rijk en schoon op de velden en akkers van Egypte. Alles bloeit en groeit. De vruchtbomen staan vol bloesem. En het gou den koren verheft zich fris en hoog. De zon koestert de landen met haar groeizame warmte en een zachte koelte doet de zware halmen buigen en deinen. Volgende week verder Twee kleuters bekijken de guanaco, het nieuwe dier, dat het Wassenaarse dierenpark deze week is rijker geworden Zaterdag 25 Maart - No. 12 - Jaargang 1939 van de VIJf SAMENWERKENDE I CHRISTELIJKE DAGBLADEN DE ROTTERDAMMER NIEUWE HAAGSCHE COURANT NIEUWEUTRECHTSCHECOURANT I NIEUWE LEIDSCHE COURANT DORDTSCH DAGBLAD B DONDERDAGAVOND BUITENLAND HITLJSRS maoh'tdaad in Midden-Europa, waar door op zoo overrompelende wijze aan de staalkundige zelfstandigheid van de Tsjechen een einde werd gemaakt, heeft reacties in het leven geroepen, waarvan de uiterste consekwenlies "thans nog niet zijn te overzien. Wij zeggen zeker -niet te veel, zoo wij veronderstellen, dat wij wederom op een belangrijk historisch keerpunt staan; in zekar opzicht zijn wij zelfs een twintig al jaren achterop geraakt en bespeuren wij eenzelfde atmosfeer van ongerustheid en van wantrouwen als in de dagen onmiddellijk na het befaamde dictaat van Versailles. Tussohen toen en nu zijn eohter de rollen precies omgekeerd. Waren het destijds de overwinnende geallieerde mogend heden, welke op hun maoht een nieuw recht vestigden, thans is het de greo e verliezer uit die voorbijgegane periode, die aan de wereld zijn wil zonder moreele scrupules heeft opgelegd. Uit on verwachte wendingen als deze aan.chouwt men opnieuw dat men van staten, evenmin als van jnensohen, veel goeds verwachten kan; het ver dichtsel van hun gedadhten is te allen "tijde alleen lijk boos. Indien er één staatsman is, die zich door dit alles bijzonder pijnlijk getroffen gevoelt, dan is dit zeker wel Neville Chamberlain, de leider der Britsche politiek, die gemeend had diat eindelijk de tijd zou zijn aangebroken, om in het verkeer onder de volkeren een nieuw element te mengen, dat van wederzijdsohen goeden wil en van ver trouwen. Op den Vrijdag, die aan zijn zeventig sten verjaardag voorafging, begaf hij zich naar zijn vaderstad Birmingham, om aldaar in den kring zijner staatkundige geestverwanten een soort van publieke verantwoording zijner „faits et gestes" af te leggen. Hij verontschuldigde zich niet voor het feit, dat hij in zijn vredesarbeid niet was geslaagd; dat München, waarvan men behalve een afwending van imminent oorlogsgevaar en verruiming van den geheelen Europeesdhen horizon had verwacht, tenslotte zooiets als een bitter farce was gebleken. Slechts wees hij erop, dat de Duitsche Führer zoowel mondeling als in plechtig officieel schriftuur de nieuwe staatkun dige structuur der Tsjechische republiek had ge waarborgd, en dat hij niet aan woord en hand- leekening was trouw gebleven. Zijn rede eindigde met de mismoedige vraag, hoe men verder tot toenadering zou kunnen komen, nu noodgedwon gen het wantrouwen opnieuw het Leitmotiv in het internationaal concert geworden was. Aanvankelijk was allerminst duidelijk, deze uitlatingen van den Britschen premier, welke nieuwe koers door Groot-Britannië en door Frankrijk, 2djn staatkundigen tweelinglbroeider, zou worden gevolgd. In Engeland gingien stemmen op, om de basis van het kabinet te verbreeden, en daarin mannen als Eden en Churchill op te nemen, wier namen alleen reeds op Rome en Berlijn eenzelfde uitwerking hebben als de roode lap op den getergden stier. Anderen wensdhten een regeering, welke alle partijen en politieke scha keeringen zou moeten omvaten, teneinde een beeld van kracht en eendracht te geven, welke naar men vermoedde het buitenland zou imponeeren. Intusschen is er van kabinetswijziging niets gie kamen; het was ook waarlijk niet het uur, om over nieuwe vendeeling van regeeringsfundies te spreken, van Groof-Brittannië werdlen door zijn vrienden en bondgenooten andere dingen ver wacht. Den geheelen Zaterdag en Zondag hei ft er in Downingstreet 10, waar de premier zijn ambtswoning heeft, een overdruk politiek en diplomatiek verkeer plaats gehad, waaronder de - vertegenwoordigers der vreemde mogendheden zeer sterk op den voorgrond traden. Het eerste gevolg waren Britsche en Fransche démarches te Berlijn, alwaar men tegen de annexatie van Bohemen en Moravië krachtig doch tevergeefs protesteerde. Het voetspoor van Roosevelt vol gende, hebben beide mogendheden daarop hun ambassadeurs uit de Duitsche hoofdstad terug on boden, „otm rapport uit te brenigen", gelijk het officieel heet, dooh in werkelijkheid, om daardoor een sterken graad van ontstemming aan den dag te leggen. De Wilhelmstrasse heeft daarop op overeenkomstige manier gereciproceerd, zoodat men het merkwaardige verschijnsel kan consta- teeren, dat op een tijdstip, waarin zoo belmagrijike kwesties aan de orde zijn, de vertegenwoordiging tusschen de staten onderling door figuren van den tweeden rang moet worden waargenomen. Er was nog een ding, hetwelk op dit moment sterk de aandacht trok, en dat was de houding van het met Duitsohland zoo nauw verbonden fascistische Italië. Terwijl de Duitsche pers Ja- pansche en Spaansche gelukwenschen aan Hitier publiceerde met diens Midden-Europeesche suc ces, bleef een openlijke felicitatie van Mussolini achterwege, en kon men zelfs constateeren dat Attolico, de Italiaansche ambassadeur te Berlijn, maar Rome reisde. Algemeen meende men deze dingen te mogen uitleggen als symptomen van Italiaansche ontevredenheid met de al te groote Duitsche voortvarendheid, en voorspelde men reeds, dat daarvan een toenadering tot Frankrijk het gevolg zou wezen. Indien Parijs, zoo rede neerde .men, thans ten opzichte van de Italiaan- sche vérlangens <jen royaal gebaar maakt, is het mogelijk, dat Rome zich een:gszins van Berlijn zal distancieeren, en is daarmee in beginsel Je mogelijkheid van een nieuwen tijd ingeluid. Men doodverfde Laval en De Chambrun reeds als de toekomstige onderhandsche bem ddelaars. doch tot op heden is van dit alles nog niets gekomen. Wellicht mag men met deze aanvankelijke Itali aansche stilzwijgendheid in verband brengen het initiatief tot een democratische concentratie, het welk te Londen werd genomen. Naar verluidd-1, en zulks op zeer goede gronden, zou Chamberla i besprekingen hebben geopend met Rusland, Frankrijk en Polen, tot het afleggen van een r - mpenschhppelijlce verklaring, waarin de jongs o Duitsche agressie ernstig werd gelaakt, en waar door tevens zou worden kond gedaan, dat deze slalen in de toekomst een herhal.ng in denzelfden geest met de wapens zouden beantwoorden. De Vereenigde Staten zouden zich daarbij wel swaar niet rechtsl reeks aansluiten, doch zij zou don dan toch afzonderlijk een overeenkomstige declarabe het licht doen zien. Vermeld moet worden, dat zulks in velerlei kring een'ge verademing bezorg de, want vooral bij enkele Midden- en Zuid-Oost- Europeesche staten was de verontrusting zeer groot. „Ieder land, zoo zeide Halifax terecht in het Hoogerhuis, dat een nabuur is van Duitsch- land, is thans onzeker van den dag van morgen, en ieder land, hetwelk zijn eigen nationale iden titeit en souvereiniteit op waarde schat, is ge waarschuwd tegen het gevaar, dat van buitenaf wordt geïnspireerd." Sindsdien is het echter in Londen opvallend stil gebleven; tot op heden bleef de democratische verklaring uit. Moskou en Warschau namelijk maakten tegenwerpingen tegen een politiek, wél- Een opname tijdens de ontvangst van president Lebrun in de Guildhall te Londen. Staande president Lebrun, de rede van de Lord-Mayor beantwoordendenaast hem de Lord-Mayor en moderne Lebrun, rechts 'zittend (v.ljn.r.): de lady Mayoress, de hertog en de hertogimvan Kertt) en die aartbisschop van Canterbury. Staande achter madame Lebrunminister Bonnet 13»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 11