Het Panamakanaal een kwart eeuw
De levensader der Vereenigde Staten
Een der indrukwekkendste overwinningen van den
menschelijken geest op de natuur
Ferdinand de Lesseps, de bouwer van
het Suezkanaal, die echter bij Panama
fiasco leed
AAN het Panamakanaal zijn voor immer de
namen verbonden van twee organisators van
groot formaat: Ferdinand de Lesseps en
George Goethals. De eerste heeft met het
avontuur zijn naam en vermogen verloren, de
laatste zich voor altijd een eerzuil gesticht. En
toch, ie<jer erkent thans, dat zonder het baanbre
kend initiatief van den Franschen bouwmeester
het Panamakanaal er waarschijnlijk nog altijd niet
geweest zou zijn.
Welke zijn de oorzaken van de mislukking van
de Lesseps' pogingen, de landengte van Panama
te doorgraven en daarmee een, vooral in Amerika,
lang gekoesterd ideaal te verwezenlijken?
In hoofdzaak een viertal.
In de eerste plaats kan niet ontkend, dat Ferdi
nand de Lesseps zijn eigen kracht heeft overschat.
Mogelijk, dat het geweldige succes van Suez hem
overmoedig heeft gemaakt. Heel de wereld zag
bewonderend op naar den ingenieur, die het kunst
stuk had weten tot stand te brengen der doorgra
ving van de landengte van Suez en daarmee de
zeeweg tusschen Oost en West zoo aanzienlijk had
verkort.
Dat de Lesseps daarna op 73jarige leeftijd nog de
hoofdleiding op zich neemt van het Panama-werk
getuigt van z'n ijzeren wils- en respectabele werk
kracht, maar had hij het niet beter aan jonge
ren kunnen overlaten?
Misschien direct hiermee staat in verband, dat de
Lesseps niet meer voldoende open bleek te staan
voor de spraak der realiteit. Een kapitaal
werk als dit moest vóór alles financieel safe gesteld
worden en het was onverantwoordelijk zonder
deze basis zulk een omvangrijke taak aan te vat
ten. Dat de internationale technische commissie
met haar begrooting van 843 mill. frs. een noodlot
tige misgreep deed, kon de Lesseps slechts ten deele
worden aangerekend, maar dat hij op 31 Januari
1880 zijn dochter de eerste spade in de grond liet
steken, toen er nog maar 30 millioen francs bijeen
was, kan geen wijs en verantwoordelijk beleid ge
noemd worden!
Dat de Lesseps een juiste kijk gehad zou hebben
op het werk kan evenmin worden volgehouden.
Met alle macht heeft hij zijn oorspronkelijke ge
dachte, van het Panamakanaal een open kanaal
te maken zonder sluizen, doorgezet en is tenslotte
alleen noodgedwongen over stag gegaan, maar hoe
veel geld, menschenlevens en vertrouwen waren
er toen reeds verloren gegaan!
Bovenal echter moet de Lesseps' mislukking ge
schreven worden op rekening van de onvoldoende
organisatie van het werk. De hoofdvijand was de
gele koorts. Ontzaglijk was de slachting, die deze
gevreesde ziekte onder leiders zoowel als arbeiders
aanrichtte! Volgens Bishop zijn er tijdens de
De eerste bootdoor de Gatoensluizen geschut
126
Fransche episode van het Panamakanaal ruim
16.000 man aan de gele koorts bezweken! De Les
seps had moeten begrijpen, dat bij deze stand van
zaken voltooiing onmogelijk zou zijn.
Al zijn dus de oorzaken van het Fransche échec
evident, dat neemt niet weg, dat aan Ferdinand
de Lesseps, die er geestelijk door werd gebroken
(hij.stierf kindsch!) in de geschiedenis der mensch-
heid blijvend een plaats zal worden ingeruimd. Hij
is een der grootste scheppende genieën geweest
der laatste eeuw, die hun rijke gaven zelfverloo
chenend hebben gesteld in dienst der gemeenschap.
Wat Frankrijk uit de Panamaruïne redden kon,
was een bagatel. Voor 40 millioen dollar kochten
de Vereenigde Staten dit land het recht tot kanaal-
aanleg af. De groote mogendheden hadden echter
geen rekening gehouden met de souvereiniteit,
welke Columbia op de landengte bezat. Deze staat
erkende de overdracht der kanaalrechten niet.
Het gevolg hiervan was, dat velen in de Vereenig
de Staten gingen voelen voor een andere oplos
sing, nl een kanaal te graven door een meer han
delbare staat, nl. Nicaragua, waarbij dan gebruik
gemaakt zou kunnen worden van het meer van
Nicaragua. Het is bekend, hoe een eenvoudige
truc tenslotte beslist heeft tot verwerping van dit
plan. Een Fransch ingenieur Buneau-Varilla stuur
de aan alle leden van 't Congres een brief, beplakt
met een postzegel van Nicaragua, voorstellende de
vulkaan Momolombo in werking! Deze pojtzegel
vestigde op ostentatieve en demonstratieve wijze
de aandacht van het Amerikaansche Congres op
de gevaarlijke bodemgesteldheid van Nicaragua.
Het resultaat was verrassend: de liefde voor het
nieuwe project was op eens bekoeld! En 28 Juni
1902 kon Roosevelt de wet teekenen, die machti
ging tot doorgraving van Panama inhield.
Columbia legde aan de uitvoering opnieuw allerlei
verhinderingen in de weg. Dit was echter de pro
vincie Panama niet naar de zin. Senator Domingo
de Obaldia proclameerde met volle instemming en
waarschijnlijk na vooraf gepleegd overleg met
Washington een onafhankelijke staat Panama, die
na drie dagen reeds door de Vereenigde Staten
werd erkend. Toen Columbia zich gereed maakte,
zijn souvereiniteitsrechten over de opstandige pro
vincie te doen eerbiedigen, was een wenk van
Roosevelt voldoende, om van dat plan te doen
afzien.
Amerika erkende en waarborgde de onafhankelijke
republiek Panama. Deze stond voor 10 millioen
dollar in eens en 250.000 dollar per jaar te begin
nen negen jaar na de ratificatie der overeenkomst
aan de Vereenigde Staten een strook gronds af,
tien mijl breed, van Oceaan tot Oceaan. Bij dit
verdrag is aan Washington tevens het recht toe
gekend door militaire werken en maatregelen het
kanaal te beschermen.
Nadat Amerika de 40 millioen voor de overname
aan Frankryk en de 10 millioen aan Panama had
voldaan, toog het aan het werk. Joh. F. Wallace,
later vervangen door Joh F. Stevens, had de
leiding.
De Amerikanen pakten het werk grondig aan.
Zij richtten vooral eerst hun aandacht op uitscha
keling van de negatieve factoren die het werk van
de Lesseps hadden doen mislukken: ziekten (voor
al de gele koorts), gebrek aan goed voedsel en
drinkwater en behoorlijke huisvesting der arbei
ders. Ook werd na veel geharrewar eindelijk het
definitief verstandig be-
£8% - sluit genomen tot een
sluizenkanaal (Juni
1906).
En toch desondanks
is ook de Amerikaan
sche actie bijna doodge-
loopen, tengevolge van
de wisselvalligheid in
de opperleiding. Maar
nu deed Roosevelt een
juiste greep, die de af
faire redde: hij benoem
de als uitvoerder van
het werk George Goet
hals, geen burger, die
kon bedanken als hij er
genoeg van had, maar
een genie-officier van
het Amerikaansche le
ger en expert in het uit
voeren van kanaalont-
werpen, die als militair
was gebonden. Deze benoeming bleek spoedig een
uitermate gelukkige greep!
Goethals was een van die prachtige karaktervolle
menschen, gelijk iedere eeuw die voortbrengt en
elk land bezit, die door eigen inspanning en aan
geboren superioriteit onder wat gelukkige omstan
digheden, hun carrière maken. Op 12-jarige leef
tijd leerjongen bij een voddenkoopman lijkt niet
de gunstigste predispositie! Maar alle leerjongens
kan men niet over één kam scheren. Goethals
kwam ras bij een exportzaak, werd daar boekhou
der en verwierf de gunst van een beschermer, die
hem in 1881 een studiebeurs voor de militaire
academie te West-Point ter beschikking stelde.
Ook in het leger blonk hij uit en Roosevelt heeft
er nooit spijt van gehad, dat hij Goethals met de
hoofdleiding van dae Panamawerken heeft belast.
Voor deze leiding is maar één uitdrukking te vin
den: ze was geniaal.
Hebben wij in het begin van dit artikel nagegaan
uit welke factoren de mislukking van Ferdinand
de Lesseps verklaard moet worden, we mogen nu
in het kort aangeven waaraan majoor Goethals
zijn succes heeft te danken gehad.
Daar was allereerst
de verbinding van
militaire tucht met
/aderlijke belangstel
ling in ieder der wer
kers persoonlijk.
Goethals was een
ongeëvenaard wer
ker, voor wien zelfs
de nacht weinig rust
bracht. Maar 's Zon
dags arbeidde hij
niet. Dan mocht
ieder vrij tot hem
komen met vragen,
verzoeken, klachten
en voor ieder was er
recht. Goethals
overwon de koorts-
plaag, verbood vloe
ken en dronken
schap en mishande
ling van onderge
schikten. Dat dit al
les het moreel der
arbeiders deed stij
gen, is even zeker als dat hun prestaties
toenamen.
Ten tweede had Goethals veel menschenkennis.
Wie het leven nagaat van groote mannen, wordt
steeds weer getroffen door hun gave, de juiste
medewerkers te kiezen en de belangstelling voor
hun werk in breede kring te wekken en levendig
te houden. Goethals bereikte dit laatste ook door
het uitgeven van een weekblad „The Canal
Record".
Maar bovenal toch moet hulde gebracht worden
aan het technische genie van den bouwmeester:
hij is de ontwerper en uitvoerder van de beroemde
Gatoen-sluis, waardoor schepen driemaal, telkens
in acht minuten tijd, bijna 9 m, in totaal dus een 26
meter, boven de zeespiegel worden geschut. Hij is
de man die de doorgraving van de Culebra heeft
doorgezet: niet minder dan 22 keer schoof een
deel van de oever weg, millioenen bij millioenen
kubieke meter grond zijn verplaatst moeten wor
den. alvorens de doorgraving een feit geworden
Tien jaar lang heeft het werk geduurd. Amerika
kón het werk, eenmaal aangevat, niet laten rusten,
de verbinding van beide kusten was een nationaal
belang, mócht het werk niet opgeven, het was
langzamerhand een kwestie geworden van natio
nale eer!
Dag en nacht is er gezwoegd en met de elemen
ten gestreden op leven en dood. Gansche steden en
dorpen ontstonden tijdens het werk, alleen in de
gezondheidsdienst waren 1500 menschen werk
zaam. In 1910 overschreed het aantal arbeiders de
50.000. Hooge loonen werden uitgekeerd, voor
beeldig werd voor huisvesting, kleeding, voedsel
en ontspanning gezorgd, maar één ding moesten
de arbeiders missen, nl. het recht tot staking.
De inmiddels kolonel geworden leider Goethals,
streng maar rechtvaardig en zorgzaam, heeft het
voorrecht gehad, deze gigantische arbeid tot heil
der menschheid tot een goed einde te mogen lei
den en daarmee voor altijd zijn naam verbonden
aan een der meest indrukwekkende en bewonde
renswaardige overwinningen, welke de mensche-
lijke geest op de natuur heeft behaald.
M. J. LEENDERTSE.
Kolonel George Washington
Goethals, de leider van het
Panama-werk
door
Greets wil verbroken
Door Dé STEINFORT
H (Slot).
MAAR ik hoef todh zeker niet zoo vroeg
naar bed?"
„Nee, maar uiterlijk half tien verdwijn je naar
boven, dat is meer dan tijd voor jou, juffertje."
't Samen spelen vlotte niet zoo heel erg. Jannie
was er niet met haar gedachten bij.
„Laten we er maar mee ophouden, 't Lijkt ner
gens naar," en Jannie gaf het op.
Toen Miep naar bed was, nam Jannie de krant.
Lange kolommen vol nieuws waren het. Haar
oogen gleden er langs. Lezen deed ze niet. Haar
gedachten waren bij Greet. Greet die niet naar
goeden raad wilde luisteren. Die altijd maar deed
waar ze zelf lust in had. Kleine Miep had gelijk,
dat Greet alleen maar om Henk naar de club
ging. Zelf had ze het ook al gemerkt. Eigenlijk
toch niets voor Greet, dat verwaande jong van
de Kort.
Enfin, ze zou er maar niets van zeggen, Greet
was een type, die door scha en schande zou moe
ten leeren.
Half elf sloeg de klok. Greet zou nu wel gauw
thuis komen. Wacht, ze zou water voor een kruik
opzetten, want Greet zou wel door en door koud
zijn. In dien tusschentijd kon ze al wel vast de
tafel gaan dekken voor morgen.
In de keuken meldde de fluitketel dat het water
kookte.
Greet zou het wel op prijs stellen, zoo'n kleine
attentie, dacht Jannie terwijl ze de kruik in
Greets bed schoof.
Nu kon Greet er intusschen wel zijn. Onrustig
liep Jannie naar het raam en schoof het gordijn
opzij. Niets te zien. Een groot wit veld strekte
zich uit. Donker staken de boomen af tegen den
besneeuwden weg.
Jannie werd steeds onrustiger. Elf uur was 't nu
ook al. Had ze Greet ook maar niet laten gaan.
Misschien was haar wel iets overkomen. En dat
zoo iets nu juist moest gebeuren nu vader niet
thuis was. 't Was haar schuld alleen. Greet was
nog te jong en te eigenwijs om het gevaar in te
zien. Maar zij, zij had haar verstand. Zij had
Greet heel beslist moeten verbieden om te gaan.
Weer liep ze naar het venster. Zoo ver als ze
kijken kon, was geen lantaarn te bespeuren.
„Help haar Heere, breng haar weer veilig thuis,"
steunde Jannie, terwyl ze met haar handen 't gor
dijn bleef omknellen.
„De opvoeding valt mij zoo vaak te zwaar.Geef
Gij ook mij kracht en wijsheid om haar te lei
den," fluisterde ze. Haar gloeiende voorhoofd
leunde tegen de ijskoude ruit aan.
De ééne bange gedachte volgde de andere op.
Jannie ging weer terug naar haar plaatsje aan
tafel. Ze pakte de krant op, maar van lezen kwam
niet veel.
Er moest iets gebeurd zijn. Dat stond bij Jannie
vast. Half twaalf was het al.
In Jannie's hart was het één groote zelfbeschuldi
ging.
Moeder had haar de zorg voor de zusjes opgedra
gen. Ze was veel te slap geweest voor Greet.
Greet was nu eenmaal lastig. Ze had haar veel
steviger aan moeten pakken.
Wat was 't stil. Doodstil im huis en ook buiten.
De tijd kroop voorbij.
Kon Jannie haar maar tegemoet gaan. Eventjes
zou ze nog wachten, maar dan zou ze ook de fiets
nemen om te zien of er iets gebeurd was.
Bij Brand hadden ze telefoon. Maar 't was op z'n
minst twaalf minuten fietsen.
Om kwart voor twaalf knerpte het hekje. Jannie
was al bij de deur. Gelukkig, daar was Greet.
Haar fiets gooide ze tegen den muur.
„O God! ik dank U! ik dank U!v juichte het in
Jannie.
„Ben je daar kind, kom gauw binnen".
r - 1
IJsruimers aan den arbeid in..,, de Houtrusthallen te Den Haag, waar de kunstijsbaan wordt afge
broken, om plaats te maken voor de „Hofstadbloem"-tentoonstelling, met de inrichting waarvan men
reeds begonnen is in de tweede hal (op den achtergrond).
Toen zag Jannie het bleeke verstrakte gezichtje.
Greets oogen die langs haar heen keken.
Greet liep regelrecht naar binnen. „Is er iets ge
beurd?" vroeg Jannie. Greets lippen trilden. En
toen opeens viel die sterke zelfstandige Greet neer
op een stoel. Haar hoofd op tafel en ze huilde,
huilde zooals ze het na Moeders dood niet meer
gedaan had. „Hier kind, drink maar eens", suste
Jannie.
Toen Greet gekalmeerd was, begon ze uit zichzelf
te vertellen. Eerst haperde ze nog wel eens, maar
later ging h'et van zelf beter.
„Henk heeft me niet naar huis gebracht. Ik had
meteen al in de gaten dat hij het te slecht weer
vond om met me mee te gaan, want hij heeft zich
de heele avond niet met me bemoeid. Enfin, 'k
weet nu meteen hoe hij is, en ik kijk voortaan ook
niet meer naar hem om.
Toen ik op de buitenweg kwam, was het heel stil.
Geen mensch was er te zien. Ik was niet bang
hoor, maar op mijn gemak voelde ik me toch ook
niet. Ik wilde, dat ik jouw raad opgevolgd had en
thuis was gebleven.
Omdat het laat was geworden, reed ik zoo vlug
als mogelijk was met deze gladheid. Natuurlijk
begreep ik wel, dat jij je ongerust zou maken.
Vlak bij de driesprong zag ik een rood achter
lichtje opduiken. Ik reed toen nog sneller, want ik
dacht, wellicht is het een kennis.
Toen ik wat dichter bij was, zag ik dat 't een
meisje was. Ik kende haar niet. Bijna had ik haar
ingehaald. Opeens zag ik haar slippen. Ze gaf een
doordringende gil. Je begrijpt hoe ik schrok.
Ik zat zoo wat boven op haar. Ik gooide myn fiets
aan de kant en keek naar het meisje. Ze bleef
stil liggen en gaf geen teeken van leven.
Met haar hoofd was ze tegen een kilometerpaaltje
aan geslagen. Voorzichtig haalde ik de fiets onder
haar vandaan en daarna knielde ik naast haar
neer op den grond. Ik was radeloos van angst. Een
groote bloedvlek had de sneeuw rood geverfd. Van
mijn das maakte ik een kussentje voor onder haar
hoofd. Voorzichtig legde ik haar hofd wat op zij,
zoodat het bloed niet zoo hard meer weg kon
stroomen. 't Was een groote wond vlak bij haar
slaap. Ik legde mijn zakdoek er op en verder wist
ik niet wat ik doen moest. Ik voelde aan haar
pols, maar kon de polsslag niet vindén. Opeens
overviel me een vreeselijke angst, dat het meisje
al dood zou zijn. En ik, ik was 'alleen bij haar.
Niets anders kon ik zeggen dan: „O God, help
ons toch!"
Ik begreep natuurlijk best dat ik hulp moest
halen. Maar ik kon het ook niet over mijn nart
krijgen, om het meisje alleen achter te laten.
Wanneer ze eens niet dood was en ze zou bij
komen, dan moest het toch vreeselijk zijn, wan
neer ze daar clleen op die eenzame weg zou
liggen.
Ik liet haar aan eau de cologne ruiken, maar
't hielp niets. Haar oogen bleven stijf gesloten.
O Jannie, ik ben nu al achttien jaar, maar nu
vanavond heb ik pas geleerd, wat bidden is. Echt
bidden. Ik meende altijd, dat ik zelf mijn eigen
paadje wel kon loopen maar nu dezen nacht, onder
de groote donkere hemel, in het wijde witte veld,
en zoo vlak bij den dood, heb ik geleerd, dat ik
niets ben en dat ik niets kan, zonder de hulp
van God.
Hoe lang ik daar bij dat meisje gezeten heb
weet ik niet. Ik dacht dat het uren waren, en ik
vreesde ook al, dat wanneer 't nog langer zou
duren, ze wel kon bevriezen.
Toen zag ik in de verte een fietslantaarn door de
boomen heen schijnen. Ik vlug overeind, en bin
nen in me juichte het maar steeds: „Uitkomst,
eindelijk uitkomst!" Ik liep den fietsrijder tegemoet
't Was een onbekende man. Hij keek natuurlijk wel
vreemd op, maar gelukkig wist hij wat handelen
was. Met een oude jas die hy bij zich had, dekte
hij het meisje toe. En tegen mij zei hij, dat ik
steeds heen en weer moest blijven loopen totdat
er hulp kwam. Bij Brand is hij den Geneeskundigen
dienst op gaan bellen. Het meisje kwam in die
tusschentijd heel niet bij. Ik moest steeds maar
naar haar witte gezichtje kijken. Ik had daar toch
WAAR NIEU W LAND f
GEWONNEN WORDT
Te Lemmer wordt het
s troo gebonden voor de
dijken, die den Noord-Oost-
polder welke in wording is,
zullen sterken