Noch overdaad, noch teveel rust gewenscht Versobering en verdieping van Voorbereidend Hooger Onderwijs DONDERDAG 9 MAART 1939 TWEEDE BLAD PAG. 3 Eerste Kamer-camera Het beleid van Minister Goseling in bespreking Al wordt dan op verzoek van den voor zitter bij de huidige behandeling van de begrooting van Justitie in de Eerste Kamer niet over „Oss" gesproken om dat deze affaire nog eens in de Tweede Kanier op het tapijt komt en kan men dusdoende zeggen, dat een belangrijk on derdeel uit de begrooting is weggeno men, hieruit mag geenszins worden af geleid, dat er niets te bespreken overig zou zijn gebleven. De Ossahe aangelegenheid wordt door ve len in verband gebracht met het algemeen regeerbeleid van Minister Goseling, en al wordt dan nu in de Eerste Kamer ge zwegen over deze aangelegenheid zelve. verscheiaene sprekers hebben niet de kans laten glippen, het regeerbeleid in het alge meen aan een beschouwing te onderwer pen. Het scherpst is dit misschien nog gefor muleerd door Prof. Kranenburg (v.d.), die betoogde, dat aarzeling geconstateerd moet worden als het betreft wetgeving, en te groote voortvarendheid als ihet betreft de uitvoerende macht Beter ware het, zoo bij het optreden naar buiten meer heil werd gezocht in wetswijzigingen, dan in het hanteeren van de executieve. Mene door een doeltreffender contact tusschen de verschillende departementen zou een sneller afwerking van bepaalde onderwerpen ge wenscht zijn. Neem bijv. de administratieve rechtspraak, aldus de heer Kranenburg. Hieromtrent ls een regeling in het uitzicht gesteld. Waar om wordt niet een bijzonder commissaris van den Minister aangewezen, die tot taak krijgt het ontwerpen van een behoorlijke administratieve rechtspraak? En oaarbij dacht Prof. Kranenbtrg aan Dr. Kooien, den voorzitter van de commissie door Minister Donner in het leven geroepen. En zoo dit om een of andere reden niet mogelijk of .wenschelijk is, welnu, dan drage men de samenstelling op aan departementsambte naren. Ook een geestverwant van den Minister, 'de heer Michiels van Kessenich hoopte, dat de Minister gelegenheid mocht .vinden, met een ontwerp-administratieve rechtspraak te komen. Daarnaast vroeg Prof. Kranenburg herziening van het Burgerlijk Wetboek, terwijl bijv. de heer He 1 dring (lib.) aan passing van onze wetgeving aan de unifi catie van het internationale strafrecht be pleitte. In het algemeen kon de heer Kranen burg in zijn betoog, waarbij de heer In 't Veld (s.d.) zich aansloot, als zijn meening uiten, dat de Minister geen zware .legisla tieve eischen aan de Kamers stelt, maar hij mag evenmin in het euvel van quietisme vervallen. Immers, zoo de wet door de ge wijzigde omstandigheden niet langer vol- jdoet, komt men tot toepassing van onge schreven recht, en hieraan kleven verschil lende bezwaren. We vermelden nog, dat deze spreker het 'denkbeeld ter sprake bracht van de wen- - schelijkheid eener bijzondere afdeeling aan 'r het Departement voor Algemeen® Zaken, welke belast zou worden met de redactie van wetten. I Tegenover den heer Kranenburg hield de I Heer Michiels van Kessenich staan de, dat de Minister voldoende voortvarend heid aan den lag legt, waar het gaat om het uitvaardigen van wetlen. Werd zoo verschillend geoordeeld over 'den wetgevenden arbeid, door dezen be windsman verricht, niet anders stond de zaak, toen gesproken werd over de prestaties van de uitvoerende macht. i- De heer van Rappard (lib.) bracht n Set onderwerp van de vludhtelingen ter 'l sprake. Lof had hij voor hetgeen reeds ten dezen was gedaan, maar is overigens, ge zien de zeer bijzondere omstandigheden van het ofisgnblik, de regeering niet een beetje te karig geweest? Deze vraag werd gesteld aan de hand van een uitvoerige toelichting (i op een geval van iemand, die reeds gedu- ir rende 30 jaar lid was van de Evangelische n. Kerk in Duitschland, die gehuwd was met II een R.K. vrouw, maar die aan de grens was Met losse gevallen zullen we er echter niet gemakkelijk komen, en wellicht had de heer Michiels van Kessenich het bij het juiste eind, toen hij opmerkte, dat de Minister in het vluchtelingenvraagstuk het juiste midden gevonden had. De heer van R appard wilde ook inge licht worden over het v"reemde 1 ingcn-pro- bleem, terwijl de heer Vorrink (s.d.) een soepeler houding tegenover deze menschen vroeg en als zijn oordeel uitte, dat zij Van beteekenis kunnen zijn, waar het geldt het scheppen van nieuwe industrieën. Het behoeft niet al te zeer te verbazen, dat de heer van Vessem (n.s.b.) uit een ande rvaatje tapte. Hij vindt, dat er al te veel Joden zijn toegelaten, terwijl ons land reeds een hoog percentage heeft. Uitvoerig wijdde deze afgevaardigde uit over het bodemlooze plan-Guyana, waarin de regee ring in het minst geen heil ziet. Zooals men weet, droomt ae N.S.B. van Guyana als een Joodsch toevluchtsoord. Politieorganisatie worde geregeld De heer van Rappard braoht het on derwerp van de politie ter sprake. Mogen de hoofdlijnen van de organisatie der rijks politie in de wet worden neergelegd. Ook op dit terrein zag Prof. Kranenburg vertraging in het treffen van regelingen. Uitstel is echter niet gewenscht, want ver scheidene bekende moeilijkheden in den lande zijn juist ontstaan doordat de organi satie van de politie niet bevredigend is ge regeld. Door meer dan één spreker is het woord gevoerd over uitingen van extremistische richtingen in enkele persorganen. Hoe het moeilijk is, een ieder alles naar den zin te maken, bleek wel hieruit, dat verscheide- nen een optreden tegen de N.S.B.-bladen wilden, terwijl juist de heer van Vessem van odrdeel was, dat het Openbaar Ministe rie te stil zit wanneer N.S.B.-ers worden be- leedigd, waarbij hij tevens opmerkte, dat de politie -niet juist tegen zijn geestverwanten zou handelen. Optreden tegen zekere pers gewenscht „Oorspronkelijk had ik ook gedacht, dat er aan deze uitingen geen aandacht ge schonken moest worden," aldus de heer van Rappard, maar nu verschillende extremistische richtingen brutaler en bru taler gaan optreden, zijn maatregelen ge wenscht. En in het bijzonder noemde spr. daarbij Dr van Rappard. den geruchtmaken de nationaal-socialist, die door den afge vaardigde werd betiteld als „de bezoedelaar van mijn naam". Het Wetboek biedt gele genheid tot ingrijpen, en zoo men anders oordeelt, welnu dan moet de wetgeving worden veranderd. Niet veel beter staat het er voor met teekeningen in Volk en Vader land en publicaties van het Nationale Dag blad. „De N.S.B. moest zich schamen, der gelijke dingen in haar bladen op te nemen", zoo riep de heer van Rappard uit, die in perking van de vrijheid van meeningsuiting noodzakelijk achte, al moet natuurlijk eer lijke critiek geoorloofd blijven. „Een beklagenswaardige mentaliteit speekt uit de N.S.B.-pers", aldus zei ook de heer Kranenburg, die evenwel van oor deel was, dat vele artikelen uit deze kran ten, juist door de mazen van de wet heen glippen, al zijn er ook verscheidene publi caties, naar spr. met voorbeelden aantoon de, welke met de wet te bestrijden zijn. En voorts worde wetswijziging overwogen, waarbij het moeilijke „in beleedigenden vorm" uit de Strafwet vervangen kan wor den door het beter hanteerbare „opzettelijk beleedigend". Zwitserland zij ons hierbij ten voorbeeld. Maar, merkte Prof. Kranen burg terecht op, preventieve maatregelen zijn niet gewenscht en liggen ook niet ln de lijn van het grondwetsartikel, waarin de persvrijheid omschreven staat, repressieve wèl. Men moet, zoo zeide deze spreker, de boosaardige uitingen beschouwen als een bron van gezagsondermijning, ook omdat het publiek niet begrijpt, waarom er niets tegen gedaan wordt. Doch beslag leggen op persen is minder juist, aldus Prof. Kranenburg, een oordeel, waarbij de heer in 't Ve 1 d zich aansloot. Deze roerde ook nog eens het „wilde bus- sen-beleid" aan, waarin hij een te voortva rend optreden van den Minister zag, iets waarover de heer Michiels van Kes senich anders oordeelde, uit wiens betoog wij nog aanstippen, dat hij de regeling van de zaakwaarnemerij niet bevredigend achtte te zijn. Zoo zijn dan in één middagvergadering de verschillende sprekers aan het woord ge weest en hedenmorgen zal de Minister zijn beleid verdedigen. Hoe kort geleden is het nog, dat van de Eerste Kamer gesproken werd als van een Kamer van Repetitie? Doch laat ons geen sluimerende geesten roffelrijmen DAAR IS MAART Ahaha! daar is Maart Die tie slip van z'n stmrt Door de plassen en sassen laat slepen, Om hem kwaad als een paard Met een razende vaart In 't gelaat van de aardworm te l zweepen. Over heuvels en hei, Door de grauwgrijze wei Raast hij rond als een dolle dragonder, En hij spettert de klei Achteruit en opzij, En hij duikt in de struiken naar onder. Ahaha! daar is Maart! Wat een haast! wat een vaart! Wat een stof! wat een storm! wat een water! Blijf bedaard bij de haard Tot zijn bui is geklaard Want geen luimig er snuiter bestaat er! (Nadruk verboden) LEO LENS Van zijn verblijf in West Indiê is Hr Ms Gelderlandgisteren te Den Helder teruggekeerd. De aankomst van den oorlogsbodem in de haven waar de Marinekapel ter begroeting aanwezig was. Vanwege den Senaat van het Studentenkorps der Vrije Universiteit te Am sterdam werd gisteren een politieke dag" gehouden, 's Middags sprak Mi nister Slotemaker de Bruine over „De kerk en de sociale kwestie". Overzichts foto tijdens de vergadering genomen. Meer vrijheid om van het leerplan af te wijken Vijfjarige handelsdagschool, die speciaal voor kantoorpractijk zal opleiden Vorming van den geest voortaan meer op den voorgrond Bij de Tweede Kamer is ingediend een ontwerp van wet tot regeling van het Voor bereidend Hooger en het Algemeen Vor mend Middelbaar Onderwijs. De Minister is er, blijkens de Memorie van Toelichting, van overtuigd, dat met de vier toegangswegen tot het hooger onderwijs, zijnde gymnasium, alpha en beta, en de a- en b-afdeeling der H.B.S. met parallele staatsexamens, kan worden volstaan. Een verkleining van dit aantal komt hem niet gewenscht voor, met name zou hij een vereeniging van gymnasium beta en hoo- gere burgerschool b niet gaarne verdedi gen. In het algemeen acht de Minister een wijziging in het studieplan der twee of der vier richtingen gewenscht. Wij lijden onder het „multa non mul- tum", de wensch om van alles wat te doen leeren, is een paedagogisdhe fout Het voorbereidend hooger onderwijs moet tot de studie aan universiteit en hoogesohool voorbereiden, en dit ge schiedt niet door het samenbrengen van een groot materiaal van feitenken nis doch door vorming van den geest. Dit uitgangspunt is van invloed geweest op de lijst van vakken, die volgens het ont werp op gymnsium en hoogere burgerschool worden onderwezen. Echter wordt het ka rakter van het onderwijs veel meer door andere elementen bepaald dan door de vak kenlijst. Ten eerste door het totaal aantal uren, dat thans te groot is. als er plaats zal zijn voor onsmisbare zelfstudie. Ten wekken. In elk geval heeft het er veel van, of de Kamer wil toonen, dat ze ook zonder reglementeering van den spreektijd zichzelf beperking kan opleggen. Overigens zijn dezen dag geen bepaald nieuwe punten aangeroerd. Dezelfde gedach ten zijn veelal reeds aan de overzijde, in de Tweede Kamer ontwikkeld. We wijzen ditmaal alleen op de van ver schillende zijden geuite wensch, dat tegen bepaalde persuitingen worde opgetreden, iets waarmee we gaarne instemmen, al on derstrepen we het woord van Prof. Kra nenburg, dat repressieve maatregelen de voorkeur verdienen boven preventieve, wijl ze beter strooken met de idee van drukpers vrijheid, een groot goed. dat we ons niet door het geschrijf in extremistische produc ten mogen laten ontnemen, zulks temeer, wijl niet is aangetoond, dat repressief in grijpen niet voldoende zou zijn. tweede door het aantal vakken in alpha en beta, in a en b. Als volgens dit ontwerp op „het" gymnasium en „de" burgerschool zekere vakken worden beoefend, beduidt dit niet, dat zij ook in elk der beide richtingen gedurende de laatste twee jaar beoefend worden. Ten derde door het aantal uren per vak per week en per jaar. Op de hoofd vakken moet niet beknibbeld worden. Ten vieroe door de leerstof. Ook hier moet richt snoer zijn de overtuiging, dat niet al lei behoeft behandeld te worden. Naast versobering en verdieping be hoeft ons voorbereidend hooger onder wijs meer vrijheid. Thans is de toestand deze, dat voor de openbare inrichtingen een „algemeen leerplan" geldt, dat uni formiteit beteekent. De bijzondere in richtingen genieten zekere vrijheid van beweging. Dit laatste acht ae Minister een voordeel. Een minimum leerstof, een minimum ge tal uren per vak, een aantal vakken, die onmisbaar zijn .om de school te typeeren deze eisch, indien men wil: deze beperking der vrijheid zal zeker geen tegenspraak wekken. Deze minima en deze normen zul len dus voor elke school van een bepaald type moeten gelden. Zoowel voor de scho len, door de overheid geleid, als voor dc scholen, die zij subsidieert, zal bovendien een maximum getal uren moeten gelden, zoowel ter vermijding van overlading als ter verzekering, dat op de overheids-kassen geen onredelijk beroep zal worden gedaan. Geen klassieke opleiding zonder Grieksch Als de Minister niet ncodig en niet gewenscht acht, dat alle vakken, welke op de vakkenlijst voorkomen, ook tot het einde toe beoefend worden, beduidt dit niet, dat het de leerlingen der beta- afdeeling van het gymnasium van het Grieksch zou willen zien vrijgesteld. Hij acht zulks integendeel volkomen ver werpelijk; de klassieke opledding is zon der Grieksch niet denkbaar. Voor hen, die zonder voldoende klassieke opleiding toegang vvenschen tot Universiteit of Hoogeschool staat deze toegang via de Hoogere Burgerschool open wel te ven staan, voor zooveel de begeerde studie een klassieke opleiding niet per se vereischt Overigens wordt de mogelijk heid geopend om in het program ma der Hoogere Burgerschool Lat ij n als leervak op te nemen. Het ontwerp kent ook het lyceum. Van zeer deskundige zijde, die tevens de lyceum constructie warm steunt, is verzekerd, dat de leeraren nog steeds geen eigen methode voor het lyceum hebben gevonden. Onder deze omstandigheden is het niet geraden, verder te gaan dan tot de wettelijke erken ning van dit type in dezen zin, dat daarin gymnasium en hoogere burgerschool een gezamenlijken onderbouw hebben. Meer vrijheid in het leerplan Voor de openbare scholen wordt bij alge- meenen maatregel van bestuur voor elk der typen van scholen een algemeen leerplan vastgesteld, dat bevat de grenzen voor getal jaarlijks te geven vacantiedagen het getal lessen in iedere klasse in alle vakken te zamen ten hoogste te geven. De duur der lessen wordt daarbij bepaald o vijftig minuten. Het onderwijs aan elke school wordt nr der geregeld door een bijzonder leerplan. De Minister kan, den onderwijsraad gehoord, vergunning verleenen om ten behoeve van de bijzondere inrichting van het onderwijs aan een school af te wij ken van de voorschriften uit het alge meen leerplan, die voor elk vak, het welk krachtens deze wet moet worden onderwezen, aangeven, welk getal lessen daarin in alle leerjaren te zamen ten minste moet worden gegeven ei welke klasse of klassen het in elk ge val moet worden onderwezen. Het ontwerp schept di mogelijkheid om openbare scholen in staat te stellen bijzondere methoden als Dalton-metho de en Montessori-methode toe te pas sen, hetgeen met de voorschriften moei lijk vereenigbaar zou zijn. Dat hiermede d9 noodige voorzichtigheid zal moeten worden betracht, ligt voor de hand. Het hooren van den onderwijsraad wordt dan ook voor elk geval afzonderlijk voorgeschreven. Door den eisch, dat het onderwijs in grondtrekken hetzelfde is, wordt bevorderd, dat de kennis der leerlingen, aan wie volgens de afwij kende methoden onderwijs wordt ver strekt, niet te veel zal verschillen van die van hen, die volgens de „normale" voorschriften worden onderwezen. De handels-dagschool Wanneer de wet naast elkander de 'hoo gere burgerschool A en de handelsdagschool kent, zal het verschil tusschen deze beide typen duidelijk in het oog gevat moeten worden en moeten gehandhaafd blijven. De hoogere burgerschool A leidt op voor het hooger onderwijs, de 1/andelsdagschool do6t dit niet. Uit het een en het ander volgen consequenties, nie men zal moeten aan vaarden. Het ontwerp kent als inrichtingen van algemeen vormend middelbaar onderwijs handelsdag- en avondscholen, hoogere bur gerscholen met drie-jarigen cursus en mid delbare scholen voor meisjes. De wettelijke mogelijkheid tot de instand houding van een handelsdagsohool met Ti jarigen cursus zal voortaan ook worden ge geven. Deze school zal meer dan de hoogere bur gerschool A in handelstechnische richting kunnen gaan en daardoor kunnen voldoen aan de eischen welke voor kantoorpractijk kunnen worden gesteld. Wat de hoogere burgerschool met drie jarigen cursus betreft, heeft de Minister ge meend te moeten toegeven aan den op hem uitgeoefenden aandrang om aan dat school type weder een wottelijke basis te geven. De subsidieering Niet iedere school, die overigens aan de subsidievoorwaarden voldoet, zal worden gesubsidieerd. Ook is het denkbaar, dat wel een bepaalde afdeeling, doch niet de ge- heele school voor reoht op subsidie in aan- erking komt Ter vereenvoudiging van de administratie ver&ient het aanbeveling, dat het bedrag: van het subsidie voor bijzondere scholen door den Minister en niet door de Kroon wordt vastgesteld. Al beletten de omstandig heden tot zijn leedwezen voorshands hier- wijziging te brengen, het beginsel, dat de gesubsidieerde bijzondere scholen voor voor bereidend hooger en middelbaar onderwijs evenals alle andere van rijkswege gesubsi dieerde bijzondere scholen zonder rentebe- taling het subsidie kunnen ontvangen in het jaar zelf, waarover het loopt, dient z.i. in df> wet te worden neergèlegd. Nieuwe burgemeester van Maarssen DEN HAAG, 9 Maart. Bij Kon. Besluit van 4 Maart 1939 is met ingang van 1 April a.s. benoemd tot burgemeester der gemeen ten Maarssen en Maarsseveen mr. J. van Haselen. De nieuwe burgemeester is 16 September 1904 te Loosdrecht geboren en is thans ad junct-directeur van den Bond van NederL Gemeente-Ambtenaren te Amersfoort OSS, 9 Maart. Onder zeer groote be langstelling heeft de burgemeester van Oss, de heer J. F. Ploegmakers, gisteren zijrj 60sten verjaardag gevierd. Namens den Raad en het College van B. en W. sprak 's middags de wethouder P. Cremers ten huize van den burgemeester woorden van gelukwensch tot den jubilaris, waarna de hoofden van takken van ge meentedienst namens de ambtenaren het woord voerden. Ook later op den dag werd de heer Ploegmakers nog op velerlei wijzen gehuldigd. FELLE BRAND TE GORKUM In een gevaarlijk loodsencomplex Moeilijke blussching bij vliegenden storm GORKUM, 9 Maart. Woensdagmiddag te gen 2 uur werden door den heer van Benne- kom in zijn zoete-inval bij het veer teekenen van brand waargenomen in het westelijk gedeelte van het loodsencomplex aan het begin van de Punt. Deze loodsen bevinden zich op terrein van het departement van Defensie, waarop niet in steen mag worden getouwd. Onmiddellijk werd op den Legger de poli tie gewaarschuwd en eenigen tijd daarna waren de slangenwagens, de stoomspuit en de motorspuit aanwezig. Eerst onder leiding van den adjunct-com* mandant van de brandweer, den heer B. van der Zijpp. en daarna onder die van den heer A. Kreukniet, commandant van de brand weer. werd het vuur krachtig aangegrepen. Immers bevonden zich in de loods ^an de fa. J. Monster zeer brandbare materialen als vaten met olie e.d.g. De in het complex ge vestigde opslagplaats van het gemeente veer en van den waterstaat herbergden eveneens vaten met olie en voorwerpen, die genoeg zaam voedsel aan het vuur zouden kunnen opleveren. Verschillende materialen warden dan ook uit die loodsen gedragen. Later wer den ze er weer in opgeborgen. Zooals gezegd, werd het vuur energiek aangepakt, daar de vliegende storm oorzaak kon worden, dat het geheele complex in vlammen opging waarbij tevens de café's in de onmiddellijke nabijheid gelegen, ern stig bedreigd zouden worden. Deze ontspan ningsplaatsen zijn eveneens in hout opge trokken. Met twee slangen op de motorspuit en twee slangen op de waterleiding werd het vuur bestreden. Tegen drie uur kon gezegd, dat het gevaar voor uitbreiding van den brand geweken was. De stoomspuit behoefde geen dienst te doen en later kon ook een slang op de waterleiding op non-activiteit worden gesteld. De westelijke vleugel van het complex, omvattende de gemeentelijke vischafslae. een loods van den heer Kraak en een loods, waarin zich tribunebanken bevonden '■•an de N.V. tot bevordering van de paardenfokkerij Gorinchem en omstreken, kon men niet be houden. Het vuur was, na deze loodsen op geslokt te hebben, aangevallen op de loods van de fa. P. van Andel. waarin zich e*-n kolenvoorraad bevindt. Het was nu de taak van de brandweer het vuur daar te stuiten. Tot half vijf werd in de smeulende massa, waaruit nu en dan vlammen schjten. valer geworpen. Weldra bepaalde deze werkzaam heid zich alleen tot nablussching «n U onge veer zes uur kon ook daaraan een einde ko- Op het terrein van den hrand waren oa aanwezig burgemeester G. Kootstra wethou- der S. Biegel en de commissaris van nol 'ie. De brand liet zirh eerst ernstig aanzien er, erroote vlammen lekten zelfs tot de kastanje- boomen, wier takken zich over het complex buigen. Op een gegeven moment wa9 er een zware rookontwikkeling. Ware de brand in den nacht u tgebrnken. dan zou naar menschclijke herek-m'ne hij een vliegenden storm als WnensdaemMdne het geheele complex in vlammon riin <nge- enan Zelfs zouden de café's in dn nnhüheld waarschijnlijk mee de dune ziin ..-w-.-den van de brandramp. Thans hleef d<» verwoes ting alleen beperkt tot genoomde loodsen en brandschade aan de loods van de fa. van Andel. Verzekering dekt de schade De oor zaak van den brand is onbekend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 3