NAAR DE LOODSEN
dn
De uittocht van RiekusWaanders
EMEL
V
L
WAT Is een loods?
Wat doet een loods?
iWi/e worden er loods?
Hoeveel Nederlanders, en we zijn toch volk
yan het water, kunnen deze vragen beant
woorden? De eerste wordt in-de-wandeling
meestal zóó beantwoord: „een loods draagt een
blauw pak met gouden biezen en brengt de ache-
pen naar hun plaat?". Punt. En daarmede is dan
grootendeels de gemiddelde loodsiwijsheid van den
Nederlander uitgeput.
Wij zijn de vergeten vaderlanders, zei ons
meewarig zoo'n doorgewinterde loodsbootkerel.
En toen we hem vertelden juist aan boord te
komen om anderen er over te vertellen, stond hij
bekant paf.
Waratje meneer? vroegen ze eerst nog wan
trouwend.
Ja, ja.
Da's lollig, nou je ben hier kimd-in-huis en
ze deden precies alsof we reeds jaren meevoeren.
Men begrijpt dus hoe hartelijk we werden ont
vangen. Om daarvan een voorbeeld te geven?
Ternauwernood hadden we een been aan dek ge
zet of er kwam al een kraak-heldere kok op ons
„afstevenen" (journaal-stijl) met de vraag: of we
mee wilden schaften? Dat stal meteen ons halve
hart. Immers nog altijd gaat de weg daarheen over
de maag.
Geen half uur later (we voeren omstreeks twaalf
uur uit), stond er al een bord soep-vooraf klaar,
dra gevolgd door een diner met groenten van den
dag; malsche carbonade en stevig gepeperde zuur
kool.
Dan komt men in de stemming.
Bovendien was de bemanning een en al vrien
delijkheid. De kapitein deed al zijn best om ons
precies te vertellen, waaróm men loodst, hóe men
loodst en wiè er loodst. Terwij! dobberde 't schip
rustig, voor den mond van den Niéuwen Water
weg, rond.
Nu eerst een t
trip overboord.
Velen zullen het wel eens aardig vinden om iets
meer te weten van wat ónder water zit. Een
complete kust-carteering kunnen we natuurlijk
niet bieden, maar wel een paar voorbeelden, die
de geaardheid van onzen zeebodem daar, typeeren.
In Zeeland bijv., bij het Brouwershavenschegat,
ligt de z.g. Schouwenbank. Die bank is op het
breedste gedeelte ongeveer 1200 meter breed. Over
vrijwel de geheele breedte ervan vindt men on
diepe plaatsen met minder dan acht meter water.
Er is zelfs een-gedeelte waar maar 59 dm. staat.
Een ander voorbeeld. Bij Vlissingen, vóór de zee
gaten, ongeveer evenwijdig aan de kust, liggen
verscheidene droogten. Ze heeten: Thortonbank,
Rabsbank, het Schaar, de Schouwenbank, de Mid
del- en Steenbanken. Veel water spoelt daar niet
over. Wie er met zijn schip kennis mee maakt, zit
zoo vast als een muur.
En zoo is het overal, langs de geheele kust, van
Zeeuwsch-Vlaanderen tot het hooge Noorden toe.
Wat daarom niet gemist kan worden, is een goed
en secuur georganiseerd loodswezen, dat dag en
nacht, weer of „geen" weer, klaar staat, om, als
rijks-water-wegwijzers, het verkeer binnen en
buiten de pieren te regelen.
Want Nederland is wel klein, maar niet onbe
langrijk.
Groeide onze koopvaardijvloot zelfs niet in de
donkere crisisjaren?
Altijd staan ze klaar!
Bezetten wij niet de zesde plaats in de wereld
scheepvaart?
Wij mogen toch verklaren: Nederland is de derde
koloniale mogendheid?
En als doorvoerhaven naar het nu zoo groote
Duitsche rijk, met een zeer belangrijk deel van
achter-Europa, is dit „nietige" landje aan de zee
van ongekend veel belang. Bovendien onze West,
onze scheepsbouw, onze opslagcentra van oliën en
vetten, onze visscherij, onze industrie, enz.
Het lijkt ons goed, "dat alles nog eens aan te
stippen. Hier, voor den mond van den Nieuwen
Waterweg, beseffen we de beteekenis ervan zoo
r deze zeemonden en op de rivie
ren geen orde heerschte, zouden groote ongeluk
ken dagelijks voorkomen. Onze loodsen kennen
die vaarwateren door-en-door, de meesten zelfs
van kindsbeen af. Wie hen laat vertellen, zal
hooren: „m'n grootvader of m'n vrouws-vader
hebben dit of dat meegemaakt en dèt en dat...."
dan komen ze niet uitgepraat. Zij weten van de
voor- en nadeelen, die dit werk eigen zijn. Van
vliegende stormen, dikke mistbanken, alle zicht-
benemende sneeuwbuien en verraderlijke hagel
vlagen. De kapiteins van zeekasten vragen niet
naar het weer, maar wél een loods. En als ze
vragen moeten ze komen. Alle zeeschepen, welke
binnenloopen, vertrekken of wel de binnen
wateren bevaren, moeten een loods aan boord
hebben. Soms gebeurt het wel eens, dat er geen
loods aanwezig is. Alleen wanneer dat later be
wezen kan worden, behoeft geen loodsgeld betaald
te worden. Wie zonder loods vaart neemt alle
risico voor eigen rekening, zal moeten betalen de
stukken, die hij vaart. En zulke schepen varen
vaak in oogenblikken kapitalen kapot.
Nu kan men tegelijkertijd begrijpen, welk een
groote verantwoordelijkheid de loods bezit. Hij
komt aan boord en is de wegwijzer. Vooruit,
achteruit, links, rechts (juister: bak en stuur
boord), 1 of 2 stooten op de fluit, het zijn de
adviezen van den loods, die ten uitvoer dienen te
worden gebracht. Wórden gebracht. Zelf doet hij
niets dan kijken, kijken, berekenen, orders geven.
Hij kent het water, hij weet de diepste en meest
ondiepe plaatsen van zijn gebied. Hij is met de
meeste gevaarlijke punten haarfijn op de hoogte.
Van z ij n gebied? Ja, want iedere loods is bij een
bepaald district ingedeeld. De, om een voorbeeld
te geven, loodsen uit Delfzijl, moeten het schip
uit zee loodsen in de Eems (Duitschland), naar
de reede of in de haven van Delfzijl. Ze moeten
verder daar in den omtrek alle loodswerk ver
richten. Maar zij kennen die ^streek van a-tot-z,
geen bank, geen licht, geen bijzonderheid, of „ze
weten het thuis te brengen". De, om nog een
voorbeeld te noemen, loodsen bij het zesde district,
op de Schelde, moeten uit zee loodsen in de zee
gaten van de Ooster-Schelde tot op de reede, of
in de haven van Zierikzee; of naar de Wester-
Schelde tot op de reede van Vlissingen. In dat
district zijn Nederlandsche maar ook Belgische
loodsen. Aan den anderen kant, heelemaal in het
Noorden, op de Eems, treft men ook Duitsche
loodsen aan. Het aan boord hebben van een Belgi
schen of Duitschen loods ontslaat echter den ge
zagvoerder niet van zijn geldelijke verplichtin
gen tegenover Nederland. Zoo hebben de loodsen
allemaal hun eigen „terrein". Mogelijk denkt men
nu: dat kunnen ze op den duur wel droomen.
Straks zullen we weieens vertellen, waarom of
een loods nooit mag droomen. 't Zijn ook allemaal
uitgeslapen kerels, die wij" zagen.
Om nu allerlei bijzonderheden af te doen, zullen
we eerst maar eens vertellen, hoe men loods kan
worden, 't Zou ons heelemaal niet verwonderen,
wanneer er eens een jongen, die dit leest, zin
krijgt om loods te worden. Aan boord van ons
schip er kruisen hier twee loodsbooten be
vinden zich 18 loodsen, 8 kweekeling-loodsen 2e
en 2 kweekeling-loodsen le klasse. De laatsten
gaan al eens mee om het te leeren, de eersten nog
niet. Kijk, om loods te worden, moet men eerst
de rang van 3en stuurman ter koopvaardij be
halen. Zoo'n rang kun je pas bemachtigen, wan
neer er twee zee-jaren opzitten en men de zee
vaartschool voor een deel doorloopen heeft. Die
jongens weten dus al een en ander van het zee
leven, voor het hun lukt een plaatsje aan boord
van een loodsboot te krijgen, als loodsleerling
2e klasse. Ieder schip heeft er daar 8 van aan
boord. Hoelang men tweede-klasser blijft, valt
moeilijk te zeggen. Opschuiving komt er pas als
een echte loods den dienst verlaat. Van loodsleer
ling 2e klasse wordt men dan eerste klasser. Dat
:s een mooie promotie. Want eerste klassers stap
pen vaak met een loods over naar een vreemd
schip en maken dus een stuk van het ware loods-
leven mee. Bij groote drukte mogen ze ook wel
eens zélf loodsen. Maar eerst moeten ze nog een
examen afleggen, daarna kan de aanstelling tot
loods volgen. Het is dus een lange weg, die be
gint met heel eenvoudig werk te verrichten. Wat
wij hier nu in enkele zinnen neerschrijven, duurt
door elkaar 8 jaar. Loodsen van onder de 30 jaar
heeft men dan ook byna niet.
Bij de telegraaf
Wat doet een loods eigenlijk?
Sommige menschen denken, dat een loods stuurt,
commandeert, standjes-uitdeelt, enz. Niets is daar
van waar. Een loods stuurt niet, dat doet zelfs
geen stuurman, want daar is de roerganger voor.
En commandeeren.ook niet. Eigenlijk doet een
loods niets anders dan adviseeren. Hij zegt met
een woord of gebaar: Kapitein of roerganger, naar
bak- of stuurboord, halve kracht of full speed,
maar commandeeren is verre van het juiste
woord. Dat kan hij trouwens niet ook, want de
kapitein is en blijft onder alle omstandigheden
heer en meester aan boord. Natuurlijk luistert
iedere ware gezagvoerder naar den loods.
Terwijl al deze loods-wijsheid ons smakelijk wordt
„opgediend" op dit gezellig schommelend schip,
beveelt een schorre stem: „Zet de vlag en bal
maar op, jongens". Wij kijken daarnaar en zien
die twee omhooggaan. De vlag bij een loodsboot
in top wil zeggen: zeevaarders aan onze kust,
kom gerust, wij doen dienst en staan (beter:
drijven) voor je klaar.
Die cylinder of bal beteekent voor de uitvaarders:
heb je soms binnenloodsen aan boord, wij halen
die er af, wij zijn de „oppikkers". Daaruit blijkt
dus, dat er ook binnenloodsen bestaan. Die ver
richten hetzelfde werk van den buitenloods pre
cies andersom. Zij leiden het schip vanuit den
havenmond tot op de reede. Deze loodsen zijn ook
in Rijksdienst en dragen een mooi uniform, prach
tig met goud afgebiesd.
Het is vandaag erg stil voor den Waterweg, 't
lijkt wel of alle schepen precies voor andere
havens bestemd zijn. De kapitein heeft daar toch
niet veel vertrouwen in en staart telkens met de
kijker den horizont af. Wat die lui dan wel zien
is vermakelijk. Wanneer wij zeggen: laat dat
turen gerust, er valt toch niets te zien, ontwaren
zij allerhande, meestal wel hier of daar een schip
aan de kim.
IN MAART
DE kaartjes stellen elk het halve hemelge
welf voor, boven den noordelijken en den
zuidelijken horizon, in den stand van 15 Maart,
's avonds te negen uur.
Een loodlijn uit de Poolster neergelaten, wijst
het noordpunt van den horizon aan.
De circumpolaire sterrenbeelden, op het noord-
kaartje binnen de gebogen lijn, staan op onze
breedte altijd boven den horizon.
De pijlen op de kaartjes geven de richting van
de hemeldraaiing aan.
De sterrenbeelden
De Groote Beer nadert het zenith. Boötes en Her
cules rijzen in het oosten, Ram en Andromeda
neigen ten ondergang in het westen. De zuid
westelijke sector is geheel gevuld met de be
kende schitterende wintersterrenbeelden.
De Groote Hond met de Schitterende Sirius is reeds
door het zuiden heen. Hoog aan den hemel staan
Leeuw, Kreeft en Tweelingen en in het oosten
komen Maagd en Waterslang op.
De Melkweg loopt van het zuiden door het westen,
raar het noorden.
102
De maand Maart is gunstig om 's avonds kort na
zonsondergang in het westen, het zodiakaallicht
De zon, de maan en de planeten
De zon treedt 21 Maart in het teeken Ram, staat
dan in het sterrenbeeld Visschen. De zon komt
dien dag in den equator. De Lente begint.
De volle maan van 5 Maart staat in den Leeuw,
het eerste kwartier van 28 Maart in de Twee
lingen.
Me r c u r i u s, rechtloopend in de Visschen, is
17 Maart in grootste oostelijke elongatie. De pla
neet is zeer helder en dus, by heldere lucht, kort
na zonsondergang boven den westelijken horizon
wel te zien in het midden der maand.
Venus, rechtloopend in den Steenbok, is nog
steeds een heldere morgenster en komt voor vijf
uur op.
Mars, rechtloopend in den Schutter, wordt iets
helderder en komt te 2 a 3 uur 's morgens op.
Jupiter, in de Visschen, is niet zichtbaar.
Satumus, in de Visschen, is weinig helder en
gaat kort na de zon onder.
Het sterrenbeeld Cepheus
Sterrenbeelden als Groote Beer en Orion, die
meerdere sterren van de eerste of tweede grootte
bevatten, zijn bijna iedereen bekend.
Daarentegen zijn groepeeringen als Lynx en
Giraffe, die uit enkel zwakke sterren bestaan,
eigenlijk niet goed te vinden.
Tusschen deze uitersten in, staan de sterrenbeel
den, die wel geen zeer heldere sterren bevatten,
maar toch met eenige oplettendheid wel zijn te
herkennen. Tot deze categorie behoort Cepheus,
ce p h e u s
<5 \\S i
•jé)Grè.nö.ö.t5teb
Vera, nol-
een wel niet schitterend, maar toch duidelijk te
herkennen sterrenbeeld, dat thans des avonds
boven den noordelijken horizon staat.
Cepheus is in de Grieksche mythologie, de koning
van Ethiopië en, daar Ethiopië en Abessinië het
zelfde is, dus nu mythologisch, in zekeren zin
„ex-negus van Abessinië"!
In het verhaal van Cepheus spelen de omringende
sterrenfigupen eveneens een rol.
Cassiopea is de gemalin van Cepheus, A n-
d r o m e d a hun dochter, die door haar vader, om
den opgewekten toorn van Neptunus te stillen,
aan een rots is gekluisterd, ten offer aan het zee
monster (de Walvisch). Juist wanneer dit laat
ste zijn prooi wil grijpen, kómt de held Perseus
op zijn gevleugeld paard Pegasus aangesneld,
houdt het zeemonster het doodend Medusahoofd
voor en bevrijdt Andromeda.
Belangrijker dan dit alles echter, zijn de waar
nemingen aan de tot deze figuur behooi;ende ster
ren, gedaan. Mu Cepheï is een niet zeer heldere
ster, maar van prachtig roode kleur en daarom
de Granaatster genoemd.
Uit wetenschappelijk oogpunt nog belangrijker is
de veranderlijke delta. Als zoodanig is zy in
Met frisschen moed is
de heer P. G. Meesters
te Zwanenburg, wiens
„sterrenwacht" onlangs
geheel afbrandde, aan
den opbouw van een
nieuw observatorium
De
1784 ontdekt door den Engelschen sterrenkundige
Goodricke. Het typische in de veranderlijkheid
van deze ster is: snelle toename van helderheid,
gevolgd door langzame vermindering in lacht-
kracht. Onderzoekingen hebben aangetoond, dat
hier geen sprake kan zijn, zooals bij Algol b.v.,
van het wentelen van een donkere om een heldere
bol. Men vermoedt, dat de ster, gelijk alle
„Cepheiden", die gelijke verschijnselen vertoonen,
pulseert, dus beurtelings (de geheele periode
is plm. 6 dagen) opzwelt en krimpt.
Nog belangrijker zijn de Cepheïden door de ont
dekking van Miss Leavitt in 1912 op de Harvard
Sterrenwacht. Miss Leavitt ontdekte nL dat er een
vast verband tusschen periode en absolute licht-
kracht bij deze groep veranderlijk bestaat. De
schijnbare grootte eener ster verandert natuurlijk
wel met den afstand maar de periode niet. Kent
men dus de absolute helderheid eener Cepheïde,
en deze is tegenwoordig te meten, dan is ook de
afstand bekend. Door de ontdekking van Miss
Leavitt is thans de afstand van vele bolvormige
sterrenhoopen, waarin Cepheïden voorkomen, be
kend.
II (Slot)
NU had hij nog één avond om rond te gaan.
Toen hij de scheefgezakte deur had open
getrokken en naar binnen was gestapt, merkte hjj
meer dan ooit de stille rust in den stal.
Er zat iets van wijding in deze omgeving.
Het lantaarnlicht brak iets van de donkerheid weg.
De schapen schrokken even van zijn binnenkomen
en van het licht. Toen ze zoo even schichtig om
zich heen gekeken en Riekus Waanders ontdekt
hadden, werden ze weer rustig. Hém kenden
ze wel.
Riekus hield van de beesten. Hij was gekomen
om afscheid van ze te nemen.
Het was een wonderlijk-stille avoind
Buiten lag de sneeuw te glinsteren in het zachte
maanlicht. Millioenen sterren schitterden nu hel
der boven Drentheland. Hier en daar zag je het
verlichte venster van een eenzaam boerderijtje.
Duizend gedachten van weemoed en stil verdriet
vervulden het hart van Waanders.
Hy dacht weer aan lang-voorbije jeugdjaren.
Toen ging hij met zusjes en broertjes naar de Zon
dagsschool in het oude kerkgebouw.
Later kwam de catechisatie.
Toen het kerkgaan.
Hij moest hier veel achterlaten, maar dat wat hij
daar ontvangen had, nam hij mee.
't Was levensbezit geworden.
De diepe ondergrond van zijn leven was geworden:
„Heere, Gij. weet, dat ik U liefheb".
Als jongen had hij daar. al iets van gekend.
Wat had hij thuis vaak gestaan voor het wapen
van Drenthe.
Het hing voor de schoorsteen in het ouderlijk huis.
Moeder had het geborduurd toen ze nog een
Riekus wist nog precies hoe het er uitzag.
Het bestond uit een Maria-beeld, met het Chris
tuskind op de linkerknie. Ze zaten in een tempel
die van goud was, terwijl ze beiden gouden kronen
DOOR J. VEENSTRA
droegen. Tot aan het middel was het Kind in he
melsblauw en verder in het wit gekleed.
Meer dan ooit voelde Riekus zich in deze moeilijke
dagen dicht bij dat Kind.
't Had ook geen gemakkelijk leven gehad.
Wat had het een offer gebracht, wat had het veel
losgelaten!
Juist nu in zijn strijd en verdriet, in zijn aanvech
tingen en teleurstellingen boeide dat leven van
Christus hem bijzonder.
De laatste weken was God zoo ver weg geweest.
Riekus Waanders had soms gedacht dat God hem
in 't leven had verlaten.
Maar nu in deze geheimzinnig-stille avonduren
was het net of God weer veel dichter bij kwam.
Ja zeker, God was er nog wel.En Hy zou ook met
hen meegaan op wegen die zeker niet gemakke
lijker zouden zijn.
Riekus trok de deur achter zich toe.
't Is nu stil in den stal.
En buiten liggen de velden stil in het witte maan
licht.
Op den hard getrapter. grond in den schaapsstal,
vlak bij de scheeve deur, ligt. enkele oogenblikken
later Riekus Waanders, het boertje uit 't Moer,
geknield.
Op een hoopje zoden naast hem ligt zijn zwarte
pet. Het licht van de stallantaarn zet een groote
donkere schaduw op het ruwe beschot van den staL
Als hij opstaat is er een stilte en vrede in zyn hart,
waar hy niets van begrijpt.
Evep later staat Waanders met zijn brandende lan
taarn in de hand, weer buiten in de witte sneeuw
velden.
Als hij naar zijn boerderijtje kijkt, ziet hij dat de
breede baanderdeur opengaat en er iemand naar
buiten komt.
Al i
dan een uur had Roelfien alleen
de
13 FEBR II U. 15 MAART 911'
28 IOU. ^^f^yAGENIIAN CR ®EER 30 8 u.
STERREN
I? *2? *3?CR-
O»» DE*
VENUS'
MARÓ
dUPtTER