^«?2RKJE
•lotte een officieele verkiezing. Het lijkt uitgeslo
ten, dat men dit alles onder de huidige omstandig
heden in kannen en kruiken zal kunnen krijgen;
het zal er wel op uitdraaien dat Barrio, die thans
president ad interim is, dit ad finitum zal moeten
blijven. Een finis, hetwelk overigens wel niet heel
lang meer op zich zal laten wachten. Spanje is
den oorlog moede, en snakt naar uiteindelijke
rust. Het zal, om deze te verwerven, vermoedelijk
Franco op den koop toe nemen.
De heer Ciano, Italiaansch minister van buiten-
landsche zaken, is te Warschau op bezoek geweest,
o.a. om daar een standbeeld van een vrijheidsstrij
der te onthullen. Doch een der hoofddoeleinden
was natuurlijk, Beek en de overige Poolsche kop
stukken eens persoonlijk te polsen over de vraag
stukken der buitenlandsche politiek. Italië koestert
nog immer voornemens tegenover Frankrijk, en
zou nu volgaarne willen weten, hoe men in Polen
daarover in stilte denkt. Polen koestert, men
weet het van overlang, evenals Duitschland en
Italië koloniale aspiraties. Indien het deze, gelijk
met de leden der spil RomeBerlijn, naar voren
zou willen brengen, en zich op deze wijze als in
één gelid met Duitschland en Italië zou willen
plaatsen, zou zulks den Italiaanschen polibici na
tuurlijk ten zeerste welkom zijn. Een dermate ver
sterkte druk zou de kansen van alle deelnemers
aanzienlijk vergrooten, tenzij de zaak verkeerd
uitpakte, en op een algemeene botsing zou uit-
loopen. De Polen hebben vooral voor dit laatste
een open oog, en wenschen, naar verluidt,
zich dan ook niet in deze combinatie te begeven.
Zij denken trouw te blijven aan de vriendschap
pelijke alliantie met Frankrijk.
Merkwaardig is, dat juist tijdens deze Poolsch-
Italiaansche besprekingen een vloed van anti-
Duitsche betoogingen over heel Polen is heenge
slagen. De beweging vond haar oorsprong in Dan
zig, waar de Duitsche studenten hun Poolschen
collega's een ongepaste kool hadden gestoofd, door
bij den ingang van zekere lokaliteit een bord te
plaatsen met het opschrift: „Honden en Polen
hebben geen toegang!" Het is te begrijpen dat de
op het punt van eer niet malsche Polen voor zulk
soort van groven humor niet toegankelijk waren,
doch heftig hebben geprotesteerd. Zoo lokte dan
de eene betooging de andere uit, en waren spoe
dig in de verschillende universiteitssteden de
poppen aan het dansen. Er wordt gefluisterd, dat
deze studenten-relletjes in Warschau niet al te
ongaarne werden gezien; zij konden dienen als
een aanwijzing, dat het Poolsche volk ertoe niet
te krijgen zou zijn, met de Duitschers gezamenlijk
op te marcheeren. De heer Ciano is derhalve on-
verrichterzake huistoe gegaan.
Inderdaad, Europa biedt nog een beeld van veler
lei verwarring en onrust; geen wonder, dat Japan
voortgaat, deze situatie zooveel mogelijk uit te
buiten!
BINNENLAND
MET een variatie op „wat eten wij vandaag",
zouden wij kunnen zeggen: „wat schrijven
wij deze week?" Want een kronieker is afhanke
lijk van het wekelyksch gebeuren. Dat vormt zijn
geestelijk menu voor deze rubriek. En hij kan toch
niet volstaan met een dorre en zich steeds herha
lende opsomming van noodlottige ongevallen op
onbewaakte overwegen of drukke kruispunten.
Zulke dingen grijpen ons pas aan, wanneer ze in
onze naaste omgeving gebeuren of in eigen fami
lie en dan des Zondags in het kanselgebed her
dacht worden. Maar onze lezers in Eindhoven
worden niet diep ontroerd door het bericht, dat
de 67-jarige wethouder van Blokker, staande
naast zijn bakkerskar, door een passeerende auto
aangereden en op slag gedood werd. En op Tessei
schrikt men niet op door een doodelijk ongeval
bij Maasniel, waar door het schrikken van een
paard twee zusters van het wagentje vielen en
waarbij de oudste zoo ongelukkig terecht kwam,
dat ze na enkele oogenblikken overleed. Op Tessei
heeft men meer attentie voor een losgeslagen
luchtballon, die met zijn sleeppnde ankerkettingen
zoo hier en daar een ravage maakte. Gelukkig
haakte het geheele eiland er niet aan vast.
Het is niet onmogelijk, dat iemand in Alfen denkt;
had die ballon maar een paar van onze overtol
lige raadhuizen aap het anker geslagen, dan had-
,den we wellicht, behoorlijke schadevergoeding
.gekregen. Want, al is de beeldspraak gewaagd,
men kan zeggen: deze gemeente zit met' eenige
raadhuizen in zijn maak en gaat opruiming hou
den. Behalve het oude secretariegebouw worden
.thans n.L de raadhuizen van de voormalige ge
meenten Alfen, Aarlandervéen en Oudshoorn te
koop aangeboden. Het overbrengen van de diverse
gemeentelijke diensten- naar het nieuwe raadhuis
kreeg deze week zijn beslag. Publieke Werken.de
ontvanger en de politie zijn reeds verhuisd.
Dat laatste is ongetwijfeld op minder luidruchtige
wijze geschied dan de „verhuizing" van twee
nationaal-socialistische Kamerleden uit de ver
gaderzaal naar de koffiekamer, waar ze wat kon
den bijkomen. Wanneer hun zenuwen tot kalmte
zijn gekomen, zullen ze zich verheugen in het
buitenkansje. Want men is er, vooral tegen de
verkiezingen blij mee. Er moest iets gebeuren,
waarover men praten kan. De leuzen zijn immers
uitverkocht of versleten. Een handgemeen in de
Tweede Kamer en de N.S.B. daarvan het middel
punt. Hoe fijn! Zóó is men elders ook op dreef
gekomen. Zóó zal het hier 09k gaan. Jlelletjes uit
lokken, anderen beleedigen en dan voor marte
laar spelen. Maar de heeren konden zich wel eens
vergissen. Want óns volk heeft ze door.
De extremisten hebben overigens nog al met
tegenwind te kampen. Behoudens hooger beroep
zal de leider van de N.S.B. aan den ontslagen en
gedupeerden „onderkoning van Indië" een schade
vergoeding van f 500.moeten uitbetalen; be
nevens de helft van de kosten van het geding;
wat o.i. nog al onbillijk schijnt. Maar goed, Ir van
der Laaken was ook niet brandschoon, want hij
had in Indië een redevoering gehouden, waarin
hij sprak over „met zwaaiende knuppels optrek
ken door de nette Haagsche tuintjes naar het
Binnenhof" en over „het marcheeren met de rood
zwarte vlag door de roode Jordaan".
Een ander extremist, de befaamde Arnold Meyer,
stond opnieuw terecht wegens beleediging van
Minister Colijn. Natuurlijk ontkende hij weer,
zooals deze helden altijd doen, dat hij beleedigen-
de uitdrukkingen had gebezigd.
„Wat heeft u dan w 1 gezegd?" vroeg de advo
caat-generaal. Dat wist de leider van „Zwart
Front" zich niet meer te herinneren, ook niet ten
naaste bij. Hij voerde vervolgens aan, dat datgene,
wat hij zou hebben hebben gezegd, namelijk, dat
de Minister-President de eerste potentaat van het
corruptiestelsel was, niet beleedigend mocht wor
den opgevat.
We willen dat op zijn gezag gaarne aannemen,
wanneer hij toegeeft, dat 14 dagen eenzame cel
straf een gunst is, waarvoor hij den rechter dank
baar behoort te wezen.
Nog zoo'n held woont in Driebergen. Die had in
zyn blad „De Misthoorn" een plaat opgenomen
met een beleedigend onderschrift en voorts, in
verband met den moord op den Duitscher Von
Rath te Parijs, een artikel, dat op verschillende
plaatsen ernstige beleedigingen bevatte. Verdachte
gaf toe, de plaat met het onderschrift te hebben
opgenomen; in de voorstelling zag hij niets be-
leedigends, want de voorgestelde personen waren
typen van het Joodsche ras.
Maar ik vind het walgelijk, viel de president der
rechtbank hem in de rede; hoewel hij er heel
verstandig gauw aan toevoegde: „Enfin, daarover
ga ik mot u niet disputeeren". Neen, dat is. toch
hopeloos. Beter is. dat de rechter de straf uitdeelt,
welke op zulke misdrijven, want dat zijn het,
past. En dan natuurlijk op strikt onpartijdige
wijze.
Gelukkig, daarover hebben we in ons land nog
niet-te klagen. Behoudens een enkele uitzonde
ring, waarover dan ook het noodige gezegd wordt.
Maar de Arnhemsche rechter maakte zich daar
aan niet schuldig. Hij had te oordeelen over eenige
roomsch-katholieke studenten, die in verband met
een filmavond, welke de Nieuw-Malthusiaansche
Bond op den avond van 17 November van het
vorige jaar in de zaal van „De Vereeniging" te
Arnhem had belegd, naar de Geldersche hoofdstad
waren gekomen om de orde'te verstoren.
Uit het verhoor bleek, dat zij zich onbehoorlijk
hadden gedragen, maar ook, dat zij met deze be-
strijdingsmethode juist het tegendeel bereiken
van wat zy nastreven.-Immers, de ambtenaar van
het O.M. betoogde dat op de verg'adering geen on
zedelijke woorden zijn gebruikt, of stuitende
voorstellingen zijn gegeyep. De studenten zijn
volgens een van tevoren klaargemaakt plan te
werk gegaan. Van een spontane reactie was dan
ook geen sprake. In een land als het onze kan een
dergelijk optreden niet worden geduld.
We geven dit allemaal grif toe, maar op deze wijze
komt het streven van deze vereeniging in een
schooner licht te staan, dan waarop men recht
heeft. Dat streven kan ten principale wel onzede
lijk zijn, al wordt er geen onzedelijke taal ge
sproken. Het rumoerig en ongeoorloofd optreden
van jongelui is onbedoeld propaganda voor de
vereeniging; zooals meermalen iemand, die zich
op eigen risico aandient als „dienstknecht des
Heeren" de zaak van Gods Koninkrijk schade doet.
Iedereen heeft waarschijnlijk, evenals wij, wel
eenige ondervinding van z.g. Evangeliepredikers,
die ten eigen profijte het „Woord bedienen". Wij
althans herinneren ons iemand, die een echt zen
delingsfiguur had, altijd een gekleede jas droeg,
eh er bijzonder slag van had om eenvoudige zielen
in te palmen. Hij oefende elke week in een zaal
tje; deed niemand verantwoording en klopte de
menschen guldens en rijksdaalders uit de zakken.
Wij dachten hieraan, toen we in een ander blad
lazen: In de verdachtenbank nam vervolgens
iemand plaats, die gekleed was in een donker
blauwe uniform met roode uitmonstering, drie
gouden knoopen op den kraag en een leeren
koppelriem met schouderband, een verdachte, die
volgens de dagvaarding, zou zijn de commandant
van het Leger des Heeren voor welke instel
ling hij tevens leider, priester en penningmeester
is maar die bij zyn verhoor opgaf behanger
van professie te zijn, die zijn vryen tijd wijdt
en aangezien hij als werklooze steun heeft van
Maatschapcplijk Hulpbetoon kon dat nog al veel
tijd zijn aan genoemde instelling.
De „commandant" had Bijbelteksten en versjes
laten verkoopen. mede naar aanleiding van zijn
twaalf-en-een-half-jarig priesterjubileum. Doch 't
was geen openbare inzameling, beweerde hy;
daarom zou hij niet strafbaar zyn en was hij in
hooger beroep gekomen. Maar toen kwam de
„boekhouding" van het „leger" ter sprake en
daaruit bleek, dat 50 procent van de ontvangen
gelden uitgekeerd wordt aan provisies enz. Dat is
iets te veel. Wij hebben eens berekend, dat met
betaalde collectanten (gelukkig zijn het meestal
onbetaalde) 20 pet gemoeid is; een bekend bureau
vraagt 33 pet. Hoe het zij: de commandant zal
van het hooger beroep niet wyzer worden. De
strafmaat werd vergroot.
Intusschen staat hij minder schuldig dan de com
missionair in effecten Van L., uit Hilversum, die
door roekeloos rijden den dood van een der inzit
tenden in zijn auto heeft veroorzaakt. Eenige
maanden geleden kwam deze verdachte, die na
èen rijkelijk met wijn en andere geestrijke dran
ken besproeid diner, uit Amsterdam naar 't Gooi
reed. in botsing met een stilstaande vrachtauto
met trailer. Verdachtes auto, waarin behalve hij
zelf drie menschen zaten, botste in volle vaart
tegen de vrachtauto op: de auto brak in tweeën.
Een heer uit Baarn werd zóó zwaar gewond, dat
hij na enkele oogenblikken overleed, twee dames
liepen vrij ernstige wonden op. Verdachte zelf
werd slechts licht gewond.
De rechter wees er op, dat hij onderweg 'nog
eenige kroegen had bezocht en dus wel een groot
gebrek had getoond aan verantwoordelijkheids
gevoel. Het dronken zijn is geen verzachtende,
maar een verzwarende omstandigheid. Dus werÉ
hij veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf,
piet intrekking van het rijbewijs gedurende een
jaar. Het is niet te veel.
Ia Drente ziet men met belangstelling uit naar
de behandeling van de zaak van den in December
gearresteerden kassier der Boerenleenbank te
Roswinkel, K. G., die sindsdien als verdacht van
verduistering op groote schaal in het Huis van
Bewaring te Assen verblyft. Een voorloopig
accountantsrapnort komt tot de conclusie, dat de
fraude, die zich over een groot aantal jaren uit
strekt, niet minder dan drie en een halve ton be
loopt. Gebleken is voorts uit de taxaties bij het
faillissement, dat G.'s bezittingen op ruim f230.000
kunnen worden geschat. Hieruit volgt, dat een
bedrag van meer dan een ton, niet door het ver
mogen van den kassier wordt gedekt een be
drag, waarvoor bestuur, raad van toezicht en
leden aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Zohder onderling vertrouwen kan onze maat
schappij niet bestaan; maar te goed van vertrou
wen heeft menigeen in narigheden gebracht. Het
is moeilijk hier het juiste midden te kiezen.
08
geplakt, ter waarschuwing dat daar een be
smettelijke ziekte heerst.
8. Welsmakende vissen uit de kuit waarvan
kaviaar wordt bereid.
9. Hals- of nekharen bij sommige dieren, in
zonderheid bij paarden en leeuwen.
10. Een hoogstammige boom met langgesteelde
blaren die zich met de minste wind ratelend
bewegen.
11. Romeins cijfer voor het getal 160.
OPLOSSING
van de raadsels in de vorige Kinderkrant
I. De onderdelen zyn: hoef, eest, laan, most,
oord, nest, dras. Het gevraagde stadje is
Helmond.
II. De onderdelen zijn: wad, wed, Reg, nis. Het
gevraagde eilandje is Dwars-in-de-Weg.
III. De onderdelen zijn: O, a b c, preek, praline,
drift, esp, K (helft van K.G.). Op de kruis-
jeslijn komt 't woord obelisk.
IV. Het bekende spreekwoord is: „Men moet
geen slapende honden vlakker maken".
EEN LEUK STUK SPEELGOED
(Voor de meisjes)
Deze eigenaardige, tweepotige olifant wordt van
sterke wasdoek vervaardigd. Figuur 1. Het beest
heeft maar twee poten waardoor wij hem veel ge
makkelijker maken kunnen. De grootte speelt in
't geheel geen rol; men kan hem zo groot maken
als men zelf wil. We tekenen hem, met fig. 2 als
voorbeeld op de gewenste grootte op papier,
waarbij we gebruik maken van de lijntjes (blok
jes) zooals op de tekening is aangegeven.
Dus eerst trekken we de lijntjes en dan gaan we
tekenen. Nadat dit gebeurd is worden uit sterke
stof, het beste is wasdoek, twee precies gelijke
stukken gesneden. Daar deze de rechter en linker
kant van de olifant zullen vormen, moeten we
natuurlijk de binnenkanten tegen elkaar leggen.
Tanden, oren en staart komen op het ogenblik
nog niet in behandeling; dat gebeurt straks. Die
worden later apart gemaakt en dan aan het ge
heel vast genaaid.
We nemen een brede strook van dezelfde stof en
naaien die met eenvoudige steken rondom de ene
figuur, doch vanzelfsprekend aan de binnenkant.
(Zie fig. 3).
Hoe breder de strook genomen wordt, hoe beter
later de olifant staan kan.
Nu knippen wij de strook iets bij, zodat de kop,
slurf, nek en hals iets smaller worden dan ne
romp. Zijn we zo ver dan wordt het andere zij
stuk vastgenaaid, doch voorlopig eerst de rug.
Dan zoeken we een geschikte, niet al te grove
vulstof (bijvoorbeeld fijne houtkrullen, hout- of
papierwol, zaagsel) en stoppen de verschillende
delen daarmee goed op.
Het beste is dit te doen met een stukje hout,
waardoor we het vulsel goed aan stampen. Zelfs
de hardste olifant zal na een tijd veel zachter
worden.
De poten worden het laatst gestopt en dicht
genaaid.
Is de romp klaar, dan kunnen we de oren en ver
dere losse delen knippen en vast naaien of plak
ken.
Het aardigst is de tanden van een lichte stof te
maken. Neem bijvoorbeeld pen stukje zeemleer
van oude handschoenen.
Ook deze worden gestopt en vast gemaakt. Voor
het staartje nemen we een stukje touw, wat aan
de onderkant een klein beetje wordt m^erafeld,
en.de dikzak is klaar.
EEN GRAFMONUMENT VAN ZILVER
In de oeroude stad Praag bevindt zich de bekende
prachtige St. Veits-Dom, met de schitterende 41
vensters, de marmeren vloer, de 12 ineenlopende
kapellen en nog andere rijke praalwerken. In een
van deze 12 kapellen bevindt zich het graf van den
heiligen Nepomuk, den schutspatroon van Bohe-
men. Het graf werd voor 200 jaar door een Ween-
sen goudsmid gemaakt en bestaat uit een zilveren
pronkkist, waarin de overblijfselen van den heilige
en vijf zilveren standbeelden die een allegorische
bptekenis hebben. Vier zilveren engelen houden be-
ïchuttend een purperen baldakijn over het monu
ment en aan zilveren kettinkjes hangen verschei
dene lampen, ook van zilver, die de ruimte met een
gewijd licht vullen.
DEZE week was 't BOEKENWEEK. Misschien
heb je 't in de krant gelezen of 't gemerkt
aan de mooie uitstallingen in de boekwinkels.
Het boek is een heel belangrijk ding in ons leven
We kunnen ons leven zónder boeken niet voor
stellen.
Vóór we twee jaar zijn beginnen we al belang tq
stellen in 't boek. Een „belangstelling'' waarvoor,
vader en moeder, de grote broers en zusters 0 zo
bang zijn. Want hier is 't vooral waar: een ogen
blik van onbedachtzaamheid kan maken dat meil
jaren schreit. Schreien is misschien wat te sterk
gezegd, maar in vele gezinnen zijn er boeken, die
na jaren de lidtekens nog verinnen van de dag
waarop, kleine broer of zus 't te pakken wist te
krijgen. Denk er daarom om je boeken altijd zorg
vuldig op te bergen.
Als we naar school gaan komt 't boek al dichter
naar ons toe. Weet je nog hoe trots je was toen
de juffrouw je t eerste schoolboek in handen gaf?,
Grote letters met leuke prentjes. O, wat gingen
we ons toen al gróót voelen.
Hoe langer we de school bezochten hoe dikker
onze tas werd. En de vreugdie over 't boek bleef
heus niet onvermengd. Hebben we vaak niet ge
mopperd op 't droge taalboek, 't moeilijke reken
boek en 't taaie jaartallenboekje. Hébben we dat
niet gedaan en doen we 't vaak nóg niet?
Gelukkig is er ook 't ontspanningsboek. Er zijn
jongens en meisjes die niet van lezen houden,
'k Heb altijd een beetje medelijden met die lui.
Wie niet leest onthoudt zichzelf zo heel veel dat
't leven rijk en mooi kan maken.
Maar gelukkig behoren de niet-lezers lot de uit
zonderingen. De meeste jongelui zijn dol op een
mooi, spannend boek. En wat zien de jeugdboeken
er tegenwoordig verlokkelijk uit. Mooie bnnd,
goed papierduidelijke letter en prachtige illu
straties. Dat is een heel verschil met 20, 30 jaar]
geleden.
'k Ken heel wat jongens en meisjes, die al een aardig
bibliotheekje hebben, 'k Ken er zelfs één, die zélf
een mooie kast heeft getimmerd om z'n boeken
schat in op te bergen. Als je hem vraagt: Heb jij
misschien dat boek? dan zegt hij heel gewichtig:
'k Zal eens even kijken. En dan haalt hij een
boekje voor de dag, dat zoveel als de „catalogus"
van z'n bibliotheek is. Daarin noteert hij ook
aan 1vie hij 'n boek heeft geleend.
Boeken uitlenen! Daarover zou 'k best drie katte
belletjes kunnen schrijven.
Natuurlijk moeten we elkaar graag willen helpen.
Ook door 't lenen vam. een boek, dat een ander
nodig heeft of eens graag lezen wil. Maar vaak
geeft dat grote narigheid. Soms krijgen we 't boek
vuil en vies terug. Ook gebeurt 't wel eens een
enkele keerdot wie een boek uitleent z'n eigen
dom nóóit meer terugziet.
Laten we voor onze boeken altijd goed zorgen
goede boeken zijn dat waard maar geleende
boeken vragen onze dubbele zorg.
M'n kattebelletje van deze week is geworden een
boekenpraatje, dat 'k beëindigen wil met heen to
wijzen naar HET BOEK, dat onder alle boeken
onze grootste schat moet zijn.
OOM JAN.
in de ruime keuken met 'n verdrietig
gezicht te wachten. De boer zelf was
op 't land en de boerin dribbelde druk
heen en weer, nu in dan weer uit de
keuken. En 't was precies of ze de
jongens niet zag. 't Goede mens had
't ook bijzonder volhandig, nu Sjoukjé
te bed lag en d'r werk aan anderen
moest overlaten.
Hoor, daar stond de boerin buiten te
roepen. Wat moest ze nu?
„Japik, Jaaapik!" galmde 't door de
stilte. Nog eens: „Jaaapik!"
'n Paar minuten later schoot 'n der
tien-, veertienjarige jongen de keuken
ramen voorbij en even daarna drib
belde de boerin weer binnen, onmid
dellijk gevolgd door den knaap.
„Hier, Japik", zei ze, „ga jij met die
twee jongens de boerderij eens op, 't
zijn neefs van Sjoukje".
Nu was dit niet precies de waarheid,
maar de boerin wist niet beter.
Japik keek de beide Boutemaatjes
even aan en toen, als kende hij ze
sedert jaren: „Jongens, ga je mee, 'k
weet 'n nest van 'n Vlaamse gaai".
IJnze en Gerrit voelden zich in de
regel niet dadelijk zo gemakkelijk
tegenover vreemden, maïfr 't was
of die Japik ze zo ineens met 'n
sprongetje over alle moeilijkheden van
'n kennismaking had heen geholpen.
„Jawel", zeiden IJnze en Gerrit tege
lijk. Meteen wipten ze van hun stoel
af en volgden Japik naar buiten.
„Precies half een thuis voor de mid-
dagpot, Japik!" riep de boerin-hem na.
„Ja, moeder!" luidde het antwoord.
„Heb je bij jullie ook Vlaamse
gaaien?" vroeg Japik, vlug voort
stappend tussen de hoge stammen van
't kleine bos achter de boerdérij.
,,'k Weet niet", zei ITnze. „Wat is 't
voor 'n dier?"
,,'n Houtekster", verklaarde Japik
nader, „kuikendief en nestenver-
vernieler".
Ja, nu had IJnze er toch meer van
gehoord. Gezien had hij ze niet, naar
hij meende, want 't was bij deAlders-
hoeve niet 'zo bosachtig.
„Stil", gebood Japik, opeens bij de
dikke stam varf 'n eik halt houdend.
„Stil, hoor je 'm? Een koekoek".
„Koekoek, koekoek!" klonk het daar
ergens boven héil, en even later weer:
„Koekoek, koekoek, koekoek!"
„Waar zit de rakker", bromde Japik
en hij sloop, al maar omhoog spiedend
tussen de bomen door.
„Zie jullie 'm?" vroeg hij, z'n onder
zoekingstocht stakend.
„Nee", schudden IJnze en Gerrit
„Nu loert die luilak van 'n vogel na
tuurlijk er weer op", mopperde Japik,
„om 'n ei te leggen in 't nest van
kleine vogels, die aan 't broeden zijn".
IJnze en Gerrit knikten, 't Was voor
hen geen nieuws, wat Japik daar ver
telde.
„De slimmert", vervolgde IJnze, „zorgt
er voor; dat ie zijn ei legt in *n nest,
waar eieren van zo wat dezelfde kleur
in liggen als 't zijne. Da's om die
kleine vogels in de war te maken".
„Daar gaat ie!" riep IJnze opeens en
hij wees naar 'n grote vogel, die ge
volgd werd door 'n drietal kleine
vogels, laag boven, de grond wiekend
zich al verder en verder verwijderde.
„Nou zou 'k", zei Japik, „wel willen
Wedden, dat die koekoek daar 'n man-
netje is en dat er nog 'n wijfje ergènS
tussen de takken zit".
„Hoe zo?" vroeg Gerrit verwonderd.
,lWel", verklaarde Japik, ,,'t manne
tje lokt de kleine vogels van d'r nést
en zo kan het koekoek-wijf je gauw
'n ei er in leggen".
,Da's sluw!" vond IJnze.
„Ja", gaf Japik toe. „Vader vertelde
laatst, dat de koekoek z'n ei dikwijls
al klaar heeft liggen op de grond en
't in z'n bek naar 't verlaten nest
brengt".
„Zou die vogel te lui zijn om zelf te
broeden?" vroeg Gerrit.
,,'k Weet niet! 'k Denk 't niet," ant
woordde Japik. „De vogel zal wel niet
beter weten. Hij zal wel menen, dat
't zo hoort."
Even tuurde hij nog scherp tussen de
takken en toen hij geen vogel ontdekte,
ging hij weer voorwaarts.
„We gaan langs 't bouwland," zei Ja
pik. „Bouwe is met arbeiders bezig
aardappelen te poten, 't Gaat achter
de ploeg, zie je wel?"
'n Breed geschonkte Belgische Vos
sleurde de zware ploeg door de ge
heel met mest bedekte achtergrond»
De kluiten kantelden met mest en ai
in de naastliggende voor. Drie arbeid
ders repten zich om in de nieuw ont
stane voor de pootaardappels op ge
lijke afstand te leggen. Straks zoy dq
ploeg die aarda^fels met bemeste èar-
de overdekken.
„Dat gaat vlug," dacht Ynze, „vlugger*1
dan bij ons thuis met de schop en do'
pootstok.
Ja, vlug ging 't, soms zo vlug, dat
Bouke z'n vos even kon laten rusten.
„Is dat paard van jullie?" vroeg Ynze,
met bewondering naar het forse dier,
kijkend, dat zwaar met z'n krachtige
achterpoten in de losse grond stampte.
„Zo hebben we er nog twee," ant
woordde Japik met voldoening. „Kom
maar 's mee," verzocht hij.
Dwars over de bemeste akker stapten
ze op Bouke en het vospaard aan. Voor,
hem uit waar de grond reeds omge
ploegd was, sprongen 'n dozijn glim
mend zwart gerokte roeken, die hun
winterkwartier in Engeland en Ier
land reeds hadden verlaten, over da
kluiten heen en boorden, zoekend naar
rupsen, wormen en kleine aardappels,
hun sterke snavel diep in de grond*
't Deerde hun niet. dat de veertj <- aan
de snavelwortel door dat gewreet cn
gepik helemaal wegsleten.
„Kaats!" schreeuwde Japik en de
zwartrokken vlogen verschrikt op.
(Wordt vervolgd)
107