^«?2RKJE •lotte een officieele verkiezing. Het lijkt uitgeslo ten, dat men dit alles onder de huidige omstandig heden in kannen en kruiken zal kunnen krijgen; het zal er wel op uitdraaien dat Barrio, die thans president ad interim is, dit ad finitum zal moeten blijven. Een finis, hetwelk overigens wel niet heel lang meer op zich zal laten wachten. Spanje is den oorlog moede, en snakt naar uiteindelijke rust. Het zal, om deze te verwerven, vermoedelijk Franco op den koop toe nemen. De heer Ciano, Italiaansch minister van buiten- landsche zaken, is te Warschau op bezoek geweest, o.a. om daar een standbeeld van een vrijheidsstrij der te onthullen. Doch een der hoofddoeleinden was natuurlijk, Beek en de overige Poolsche kop stukken eens persoonlijk te polsen over de vraag stukken der buitenlandsche politiek. Italië koestert nog immer voornemens tegenover Frankrijk, en zou nu volgaarne willen weten, hoe men in Polen daarover in stilte denkt. Polen koestert, men weet het van overlang, evenals Duitschland en Italië koloniale aspiraties. Indien het deze, gelijk met de leden der spil RomeBerlijn, naar voren zou willen brengen, en zich op deze wijze als in één gelid met Duitschland en Italië zou willen plaatsen, zou zulks den Italiaanschen polibici na tuurlijk ten zeerste welkom zijn. Een dermate ver sterkte druk zou de kansen van alle deelnemers aanzienlijk vergrooten, tenzij de zaak verkeerd uitpakte, en op een algemeene botsing zou uit- loopen. De Polen hebben vooral voor dit laatste een open oog, en wenschen, naar verluidt, zich dan ook niet in deze combinatie te begeven. Zij denken trouw te blijven aan de vriendschap pelijke alliantie met Frankrijk. Merkwaardig is, dat juist tijdens deze Poolsch- Italiaansche besprekingen een vloed van anti- Duitsche betoogingen over heel Polen is heenge slagen. De beweging vond haar oorsprong in Dan zig, waar de Duitsche studenten hun Poolschen collega's een ongepaste kool hadden gestoofd, door bij den ingang van zekere lokaliteit een bord te plaatsen met het opschrift: „Honden en Polen hebben geen toegang!" Het is te begrijpen dat de op het punt van eer niet malsche Polen voor zulk soort van groven humor niet toegankelijk waren, doch heftig hebben geprotesteerd. Zoo lokte dan de eene betooging de andere uit, en waren spoe dig in de verschillende universiteitssteden de poppen aan het dansen. Er wordt gefluisterd, dat deze studenten-relletjes in Warschau niet al te ongaarne werden gezien; zij konden dienen als een aanwijzing, dat het Poolsche volk ertoe niet te krijgen zou zijn, met de Duitschers gezamenlijk op te marcheeren. De heer Ciano is derhalve on- verrichterzake huistoe gegaan. Inderdaad, Europa biedt nog een beeld van veler lei verwarring en onrust; geen wonder, dat Japan voortgaat, deze situatie zooveel mogelijk uit te buiten! BINNENLAND MET een variatie op „wat eten wij vandaag", zouden wij kunnen zeggen: „wat schrijven wij deze week?" Want een kronieker is afhanke lijk van het wekelyksch gebeuren. Dat vormt zijn geestelijk menu voor deze rubriek. En hij kan toch niet volstaan met een dorre en zich steeds herha lende opsomming van noodlottige ongevallen op onbewaakte overwegen of drukke kruispunten. Zulke dingen grijpen ons pas aan, wanneer ze in onze naaste omgeving gebeuren of in eigen fami lie en dan des Zondags in het kanselgebed her dacht worden. Maar onze lezers in Eindhoven worden niet diep ontroerd door het bericht, dat de 67-jarige wethouder van Blokker, staande naast zijn bakkerskar, door een passeerende auto aangereden en op slag gedood werd. En op Tessei schrikt men niet op door een doodelijk ongeval bij Maasniel, waar door het schrikken van een paard twee zusters van het wagentje vielen en waarbij de oudste zoo ongelukkig terecht kwam, dat ze na enkele oogenblikken overleed. Op Tessei heeft men meer attentie voor een losgeslagen luchtballon, die met zijn sleeppnde ankerkettingen zoo hier en daar een ravage maakte. Gelukkig haakte het geheele eiland er niet aan vast. Het is niet onmogelijk, dat iemand in Alfen denkt; had die ballon maar een paar van onze overtol lige raadhuizen aap het anker geslagen, dan had- ,den we wellicht, behoorlijke schadevergoeding .gekregen. Want, al is de beeldspraak gewaagd, men kan zeggen: deze gemeente zit met' eenige raadhuizen in zijn maak en gaat opruiming hou den. Behalve het oude secretariegebouw worden .thans n.L de raadhuizen van de voormalige ge meenten Alfen, Aarlandervéen en Oudshoorn te koop aangeboden. Het overbrengen van de diverse gemeentelijke diensten- naar het nieuwe raadhuis kreeg deze week zijn beslag. Publieke Werken.de ontvanger en de politie zijn reeds verhuisd. Dat laatste is ongetwijfeld op minder luidruchtige wijze geschied dan de „verhuizing" van twee nationaal-socialistische Kamerleden uit de ver gaderzaal naar de koffiekamer, waar ze wat kon den bijkomen. Wanneer hun zenuwen tot kalmte zijn gekomen, zullen ze zich verheugen in het buitenkansje. Want men is er, vooral tegen de verkiezingen blij mee. Er moest iets gebeuren, waarover men praten kan. De leuzen zijn immers uitverkocht of versleten. Een handgemeen in de Tweede Kamer en de N.S.B. daarvan het middel punt. Hoe fijn! Zóó is men elders ook op dreef gekomen. Zóó zal het hier 09k gaan. Jlelletjes uit lokken, anderen beleedigen en dan voor marte laar spelen. Maar de heeren konden zich wel eens vergissen. Want óns volk heeft ze door. De extremisten hebben overigens nog al met tegenwind te kampen. Behoudens hooger beroep zal de leider van de N.S.B. aan den ontslagen en gedupeerden „onderkoning van Indië" een schade vergoeding van f 500.moeten uitbetalen; be nevens de helft van de kosten van het geding; wat o.i. nog al onbillijk schijnt. Maar goed, Ir van der Laaken was ook niet brandschoon, want hij had in Indië een redevoering gehouden, waarin hij sprak over „met zwaaiende knuppels optrek ken door de nette Haagsche tuintjes naar het Binnenhof" en over „het marcheeren met de rood zwarte vlag door de roode Jordaan". Een ander extremist, de befaamde Arnold Meyer, stond opnieuw terecht wegens beleediging van Minister Colijn. Natuurlijk ontkende hij weer, zooals deze helden altijd doen, dat hij beleedigen- de uitdrukkingen had gebezigd. „Wat heeft u dan w 1 gezegd?" vroeg de advo caat-generaal. Dat wist de leider van „Zwart Front" zich niet meer te herinneren, ook niet ten naaste bij. Hij voerde vervolgens aan, dat datgene, wat hij zou hebben hebben gezegd, namelijk, dat de Minister-President de eerste potentaat van het corruptiestelsel was, niet beleedigend mocht wor den opgevat. We willen dat op zijn gezag gaarne aannemen, wanneer hij toegeeft, dat 14 dagen eenzame cel straf een gunst is, waarvoor hij den rechter dank baar behoort te wezen. Nog zoo'n held woont in Driebergen. Die had in zyn blad „De Misthoorn" een plaat opgenomen met een beleedigend onderschrift en voorts, in verband met den moord op den Duitscher Von Rath te Parijs, een artikel, dat op verschillende plaatsen ernstige beleedigingen bevatte. Verdachte gaf toe, de plaat met het onderschrift te hebben opgenomen; in de voorstelling zag hij niets be- leedigends, want de voorgestelde personen waren typen van het Joodsche ras. Maar ik vind het walgelijk, viel de president der rechtbank hem in de rede; hoewel hij er heel verstandig gauw aan toevoegde: „Enfin, daarover ga ik mot u niet disputeeren". Neen, dat is. toch hopeloos. Beter is. dat de rechter de straf uitdeelt, welke op zulke misdrijven, want dat zijn het, past. En dan natuurlijk op strikt onpartijdige wijze. Gelukkig, daarover hebben we in ons land nog niet-te klagen. Behoudens een enkele uitzonde ring, waarover dan ook het noodige gezegd wordt. Maar de Arnhemsche rechter maakte zich daar aan niet schuldig. Hij had te oordeelen over eenige roomsch-katholieke studenten, die in verband met een filmavond, welke de Nieuw-Malthusiaansche Bond op den avond van 17 November van het vorige jaar in de zaal van „De Vereeniging" te Arnhem had belegd, naar de Geldersche hoofdstad waren gekomen om de orde'te verstoren. Uit het verhoor bleek, dat zij zich onbehoorlijk hadden gedragen, maar ook, dat zij met deze be- strijdingsmethode juist het tegendeel bereiken van wat zy nastreven.-Immers, de ambtenaar van het O.M. betoogde dat op de verg'adering geen on zedelijke woorden zijn gebruikt, of stuitende voorstellingen zijn gegeyep. De studenten zijn volgens een van tevoren klaargemaakt plan te werk gegaan. Van een spontane reactie was dan ook geen sprake. In een land als het onze kan een dergelijk optreden niet worden geduld. We geven dit allemaal grif toe, maar op deze wijze komt het streven van deze vereeniging in een schooner licht te staan, dan waarop men recht heeft. Dat streven kan ten principale wel onzede lijk zijn, al wordt er geen onzedelijke taal ge sproken. Het rumoerig en ongeoorloofd optreden van jongelui is onbedoeld propaganda voor de vereeniging; zooals meermalen iemand, die zich op eigen risico aandient als „dienstknecht des Heeren" de zaak van Gods Koninkrijk schade doet. Iedereen heeft waarschijnlijk, evenals wij, wel eenige ondervinding van z.g. Evangeliepredikers, die ten eigen profijte het „Woord bedienen". Wij althans herinneren ons iemand, die een echt zen delingsfiguur had, altijd een gekleede jas droeg, eh er bijzonder slag van had om eenvoudige zielen in te palmen. Hij oefende elke week in een zaal tje; deed niemand verantwoording en klopte de menschen guldens en rijksdaalders uit de zakken. Wij dachten hieraan, toen we in een ander blad lazen: In de verdachtenbank nam vervolgens iemand plaats, die gekleed was in een donker blauwe uniform met roode uitmonstering, drie gouden knoopen op den kraag en een leeren koppelriem met schouderband, een verdachte, die volgens de dagvaarding, zou zijn de commandant van het Leger des Heeren voor welke instel ling hij tevens leider, priester en penningmeester is maar die bij zyn verhoor opgaf behanger van professie te zijn, die zijn vryen tijd wijdt en aangezien hij als werklooze steun heeft van Maatschapcplijk Hulpbetoon kon dat nog al veel tijd zijn aan genoemde instelling. De „commandant" had Bijbelteksten en versjes laten verkoopen. mede naar aanleiding van zijn twaalf-en-een-half-jarig priesterjubileum. Doch 't was geen openbare inzameling, beweerde hy; daarom zou hij niet strafbaar zyn en was hij in hooger beroep gekomen. Maar toen kwam de „boekhouding" van het „leger" ter sprake en daaruit bleek, dat 50 procent van de ontvangen gelden uitgekeerd wordt aan provisies enz. Dat is iets te veel. Wij hebben eens berekend, dat met betaalde collectanten (gelukkig zijn het meestal onbetaalde) 20 pet gemoeid is; een bekend bureau vraagt 33 pet. Hoe het zij: de commandant zal van het hooger beroep niet wyzer worden. De strafmaat werd vergroot. Intusschen staat hij minder schuldig dan de com missionair in effecten Van L., uit Hilversum, die door roekeloos rijden den dood van een der inzit tenden in zijn auto heeft veroorzaakt. Eenige maanden geleden kwam deze verdachte, die na èen rijkelijk met wijn en andere geestrijke dran ken besproeid diner, uit Amsterdam naar 't Gooi reed. in botsing met een stilstaande vrachtauto met trailer. Verdachtes auto, waarin behalve hij zelf drie menschen zaten, botste in volle vaart tegen de vrachtauto op: de auto brak in tweeën. Een heer uit Baarn werd zóó zwaar gewond, dat hij na enkele oogenblikken overleed, twee dames liepen vrij ernstige wonden op. Verdachte zelf werd slechts licht gewond. De rechter wees er op, dat hij onderweg 'nog eenige kroegen had bezocht en dus wel een groot gebrek had getoond aan verantwoordelijkheids gevoel. Het dronken zijn is geen verzachtende, maar een verzwarende omstandigheid. Dus werÉ hij veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf, piet intrekking van het rijbewijs gedurende een jaar. Het is niet te veel. Ia Drente ziet men met belangstelling uit naar de behandeling van de zaak van den in December gearresteerden kassier der Boerenleenbank te Roswinkel, K. G., die sindsdien als verdacht van verduistering op groote schaal in het Huis van Bewaring te Assen verblyft. Een voorloopig accountantsrapnort komt tot de conclusie, dat de fraude, die zich over een groot aantal jaren uit strekt, niet minder dan drie en een halve ton be loopt. Gebleken is voorts uit de taxaties bij het faillissement, dat G.'s bezittingen op ruim f230.000 kunnen worden geschat. Hieruit volgt, dat een bedrag van meer dan een ton, niet door het ver mogen van den kassier wordt gedekt een be drag, waarvoor bestuur, raad van toezicht en leden aansprakelijk kunnen worden gesteld. Zohder onderling vertrouwen kan onze maat schappij niet bestaan; maar te goed van vertrou wen heeft menigeen in narigheden gebracht. Het is moeilijk hier het juiste midden te kiezen. 08 geplakt, ter waarschuwing dat daar een be smettelijke ziekte heerst. 8. Welsmakende vissen uit de kuit waarvan kaviaar wordt bereid. 9. Hals- of nekharen bij sommige dieren, in zonderheid bij paarden en leeuwen. 10. Een hoogstammige boom met langgesteelde blaren die zich met de minste wind ratelend bewegen. 11. Romeins cijfer voor het getal 160. OPLOSSING van de raadsels in de vorige Kinderkrant I. De onderdelen zyn: hoef, eest, laan, most, oord, nest, dras. Het gevraagde stadje is Helmond. II. De onderdelen zijn: wad, wed, Reg, nis. Het gevraagde eilandje is Dwars-in-de-Weg. III. De onderdelen zijn: O, a b c, preek, praline, drift, esp, K (helft van K.G.). Op de kruis- jeslijn komt 't woord obelisk. IV. Het bekende spreekwoord is: „Men moet geen slapende honden vlakker maken". EEN LEUK STUK SPEELGOED (Voor de meisjes) Deze eigenaardige, tweepotige olifant wordt van sterke wasdoek vervaardigd. Figuur 1. Het beest heeft maar twee poten waardoor wij hem veel ge makkelijker maken kunnen. De grootte speelt in 't geheel geen rol; men kan hem zo groot maken als men zelf wil. We tekenen hem, met fig. 2 als voorbeeld op de gewenste grootte op papier, waarbij we gebruik maken van de lijntjes (blok jes) zooals op de tekening is aangegeven. Dus eerst trekken we de lijntjes en dan gaan we tekenen. Nadat dit gebeurd is worden uit sterke stof, het beste is wasdoek, twee precies gelijke stukken gesneden. Daar deze de rechter en linker kant van de olifant zullen vormen, moeten we natuurlijk de binnenkanten tegen elkaar leggen. Tanden, oren en staart komen op het ogenblik nog niet in behandeling; dat gebeurt straks. Die worden later apart gemaakt en dan aan het ge heel vast genaaid. We nemen een brede strook van dezelfde stof en naaien die met eenvoudige steken rondom de ene figuur, doch vanzelfsprekend aan de binnenkant. (Zie fig. 3). Hoe breder de strook genomen wordt, hoe beter later de olifant staan kan. Nu knippen wij de strook iets bij, zodat de kop, slurf, nek en hals iets smaller worden dan ne romp. Zijn we zo ver dan wordt het andere zij stuk vastgenaaid, doch voorlopig eerst de rug. Dan zoeken we een geschikte, niet al te grove vulstof (bijvoorbeeld fijne houtkrullen, hout- of papierwol, zaagsel) en stoppen de verschillende delen daarmee goed op. Het beste is dit te doen met een stukje hout, waardoor we het vulsel goed aan stampen. Zelfs de hardste olifant zal na een tijd veel zachter worden. De poten worden het laatst gestopt en dicht genaaid. Is de romp klaar, dan kunnen we de oren en ver dere losse delen knippen en vast naaien of plak ken. Het aardigst is de tanden van een lichte stof te maken. Neem bijvoorbeeld pen stukje zeemleer van oude handschoenen. Ook deze worden gestopt en vast gemaakt. Voor het staartje nemen we een stukje touw, wat aan de onderkant een klein beetje wordt m^erafeld, en.de dikzak is klaar. EEN GRAFMONUMENT VAN ZILVER In de oeroude stad Praag bevindt zich de bekende prachtige St. Veits-Dom, met de schitterende 41 vensters, de marmeren vloer, de 12 ineenlopende kapellen en nog andere rijke praalwerken. In een van deze 12 kapellen bevindt zich het graf van den heiligen Nepomuk, den schutspatroon van Bohe- men. Het graf werd voor 200 jaar door een Ween- sen goudsmid gemaakt en bestaat uit een zilveren pronkkist, waarin de overblijfselen van den heilige en vijf zilveren standbeelden die een allegorische bptekenis hebben. Vier zilveren engelen houden be- ïchuttend een purperen baldakijn over het monu ment en aan zilveren kettinkjes hangen verschei dene lampen, ook van zilver, die de ruimte met een gewijd licht vullen. DEZE week was 't BOEKENWEEK. Misschien heb je 't in de krant gelezen of 't gemerkt aan de mooie uitstallingen in de boekwinkels. Het boek is een heel belangrijk ding in ons leven We kunnen ons leven zónder boeken niet voor stellen. Vóór we twee jaar zijn beginnen we al belang tq stellen in 't boek. Een „belangstelling'' waarvoor, vader en moeder, de grote broers en zusters 0 zo bang zijn. Want hier is 't vooral waar: een ogen blik van onbedachtzaamheid kan maken dat meil jaren schreit. Schreien is misschien wat te sterk gezegd, maar in vele gezinnen zijn er boeken, die na jaren de lidtekens nog verinnen van de dag waarop, kleine broer of zus 't te pakken wist te krijgen. Denk er daarom om je boeken altijd zorg vuldig op te bergen. Als we naar school gaan komt 't boek al dichter naar ons toe. Weet je nog hoe trots je was toen de juffrouw je t eerste schoolboek in handen gaf?, Grote letters met leuke prentjes. O, wat gingen we ons toen al gróót voelen. Hoe langer we de school bezochten hoe dikker onze tas werd. En de vreugdie over 't boek bleef heus niet onvermengd. Hebben we vaak niet ge mopperd op 't droge taalboek, 't moeilijke reken boek en 't taaie jaartallenboekje. Hébben we dat niet gedaan en doen we 't vaak nóg niet? Gelukkig is er ook 't ontspanningsboek. Er zijn jongens en meisjes die niet van lezen houden, 'k Heb altijd een beetje medelijden met die lui. Wie niet leest onthoudt zichzelf zo heel veel dat 't leven rijk en mooi kan maken. Maar gelukkig behoren de niet-lezers lot de uit zonderingen. De meeste jongelui zijn dol op een mooi, spannend boek. En wat zien de jeugdboeken er tegenwoordig verlokkelijk uit. Mooie bnnd, goed papierduidelijke letter en prachtige illu straties. Dat is een heel verschil met 20, 30 jaar] geleden. 'k Ken heel wat jongens en meisjes, die al een aardig bibliotheekje hebben, 'k Ken er zelfs één, die zélf een mooie kast heeft getimmerd om z'n boeken schat in op te bergen. Als je hem vraagt: Heb jij misschien dat boek? dan zegt hij heel gewichtig: 'k Zal eens even kijken. En dan haalt hij een boekje voor de dag, dat zoveel als de „catalogus" van z'n bibliotheek is. Daarin noteert hij ook aan 1vie hij 'n boek heeft geleend. Boeken uitlenen! Daarover zou 'k best drie katte belletjes kunnen schrijven. Natuurlijk moeten we elkaar graag willen helpen. Ook door 't lenen vam. een boek, dat een ander nodig heeft of eens graag lezen wil. Maar vaak geeft dat grote narigheid. Soms krijgen we 't boek vuil en vies terug. Ook gebeurt 't wel eens een enkele keerdot wie een boek uitleent z'n eigen dom nóóit meer terugziet. Laten we voor onze boeken altijd goed zorgen goede boeken zijn dat waard maar geleende boeken vragen onze dubbele zorg. M'n kattebelletje van deze week is geworden een boekenpraatje, dat 'k beëindigen wil met heen to wijzen naar HET BOEK, dat onder alle boeken onze grootste schat moet zijn. OOM JAN. in de ruime keuken met 'n verdrietig gezicht te wachten. De boer zelf was op 't land en de boerin dribbelde druk heen en weer, nu in dan weer uit de keuken. En 't was precies of ze de jongens niet zag. 't Goede mens had 't ook bijzonder volhandig, nu Sjoukjé te bed lag en d'r werk aan anderen moest overlaten. Hoor, daar stond de boerin buiten te roepen. Wat moest ze nu? „Japik, Jaaapik!" galmde 't door de stilte. Nog eens: „Jaaapik!" 'n Paar minuten later schoot 'n der tien-, veertienjarige jongen de keuken ramen voorbij en even daarna drib belde de boerin weer binnen, onmid dellijk gevolgd door den knaap. „Hier, Japik", zei ze, „ga jij met die twee jongens de boerderij eens op, 't zijn neefs van Sjoukje". Nu was dit niet precies de waarheid, maar de boerin wist niet beter. Japik keek de beide Boutemaatjes even aan en toen, als kende hij ze sedert jaren: „Jongens, ga je mee, 'k weet 'n nest van 'n Vlaamse gaai". IJnze en Gerrit voelden zich in de regel niet dadelijk zo gemakkelijk tegenover vreemden, maïfr 't was of die Japik ze zo ineens met 'n sprongetje over alle moeilijkheden van 'n kennismaking had heen geholpen. „Jawel", zeiden IJnze en Gerrit tege lijk. Meteen wipten ze van hun stoel af en volgden Japik naar buiten. „Precies half een thuis voor de mid- dagpot, Japik!" riep de boerin-hem na. „Ja, moeder!" luidde het antwoord. „Heb je bij jullie ook Vlaamse gaaien?" vroeg Japik, vlug voort stappend tussen de hoge stammen van 't kleine bos achter de boerdérij. ,,'k Weet niet", zei ITnze. „Wat is 't voor 'n dier?" ,,'n Houtekster", verklaarde Japik nader, „kuikendief en nestenver- vernieler". Ja, nu had IJnze er toch meer van gehoord. Gezien had hij ze niet, naar hij meende, want 't was bij deAlders- hoeve niet 'zo bosachtig. „Stil", gebood Japik, opeens bij de dikke stam varf 'n eik halt houdend. „Stil, hoor je 'm? Een koekoek". „Koekoek, koekoek!" klonk het daar ergens boven héil, en even later weer: „Koekoek, koekoek, koekoek!" „Waar zit de rakker", bromde Japik en hij sloop, al maar omhoog spiedend tussen de bomen door. „Zie jullie 'm?" vroeg hij, z'n onder zoekingstocht stakend. „Nee", schudden IJnze en Gerrit „Nu loert die luilak van 'n vogel na tuurlijk er weer op", mopperde Japik, „om 'n ei te leggen in 't nest van kleine vogels, die aan 't broeden zijn". IJnze en Gerrit knikten, 't Was voor hen geen nieuws, wat Japik daar ver telde. „De slimmert", vervolgde IJnze, „zorgt er voor; dat ie zijn ei legt in *n nest, waar eieren van zo wat dezelfde kleur in liggen als 't zijne. Da's om die kleine vogels in de war te maken". „Daar gaat ie!" riep IJnze opeens en hij wees naar 'n grote vogel, die ge volgd werd door 'n drietal kleine vogels, laag boven, de grond wiekend zich al verder en verder verwijderde. „Nou zou 'k", zei Japik, „wel willen Wedden, dat die koekoek daar 'n man- netje is en dat er nog 'n wijfje ergènS tussen de takken zit". „Hoe zo?" vroeg Gerrit verwonderd. ,lWel", verklaarde Japik, ,,'t manne tje lokt de kleine vogels van d'r nést en zo kan het koekoek-wijf je gauw 'n ei er in leggen". ,Da's sluw!" vond IJnze. „Ja", gaf Japik toe. „Vader vertelde laatst, dat de koekoek z'n ei dikwijls al klaar heeft liggen op de grond en 't in z'n bek naar 't verlaten nest brengt". „Zou die vogel te lui zijn om zelf te broeden?" vroeg Gerrit. ,,'k Weet niet! 'k Denk 't niet," ant woordde Japik. „De vogel zal wel niet beter weten. Hij zal wel menen, dat 't zo hoort." Even tuurde hij nog scherp tussen de takken en toen hij geen vogel ontdekte, ging hij weer voorwaarts. „We gaan langs 't bouwland," zei Ja pik. „Bouwe is met arbeiders bezig aardappelen te poten, 't Gaat achter de ploeg, zie je wel?" 'n Breed geschonkte Belgische Vos sleurde de zware ploeg door de ge heel met mest bedekte achtergrond» De kluiten kantelden met mest en ai in de naastliggende voor. Drie arbeid ders repten zich om in de nieuw ont stane voor de pootaardappels op ge lijke afstand te leggen. Straks zoy dq ploeg die aarda^fels met bemeste èar- de overdekken. „Dat gaat vlug," dacht Ynze, „vlugger*1 dan bij ons thuis met de schop en do' pootstok. Ja, vlug ging 't, soms zo vlug, dat Bouke z'n vos even kon laten rusten. „Is dat paard van jullie?" vroeg Ynze, met bewondering naar het forse dier, kijkend, dat zwaar met z'n krachtige achterpoten in de losse grond stampte. „Zo hebben we er nog twee," ant woordde Japik met voldoening. „Kom maar 's mee," verzocht hij. Dwars over de bemeste akker stapten ze op Bouke en het vospaard aan. Voor, hem uit waar de grond reeds omge ploegd was, sprongen 'n dozijn glim mend zwart gerokte roeken, die hun winterkwartier in Engeland en Ier land reeds hadden verlaten, over da kluiten heen en boorden, zoekend naar rupsen, wormen en kleine aardappels, hun sterke snavel diep in de grond* 't Deerde hun niet. dat de veertj <- aan de snavelwortel door dat gewreet cn gepik helemaal wegsleten. „Kaats!" schreeuwde Japik en de zwartrokken vlogen verschrikt op. (Wordt vervolgd) 107

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 14