'CjBLAD VAN HERDERSKNAAP TOT ONDERKONING De geschiedenis van Jozef aan kinderen verteld Door J. SNOEP |—\E bedienden, die aan Jozef gehoorzaam moe- ten zijn, kijken vreemd op. Wie had dat nu van dien vromen Jozef kunnen denken! En als Potifar thuis komt en hoort wat er ge beurd is, is hij heel erg boos. Wie had dat nu van Jozef kunnen denken! Potifar vertrouwde hem geheel, en nu is uitgekomen, dat Jozef he lemaal niet te vertrouwen is. O, wat is Potifar boos. Maar hij zal Jozef straf fen, vréselijk straffen. Een paar slaven grijpen Jozef vast en brengen hem naar de gevangenis. Niet maar naar een ge wone gevangenis, neen, maar naar de gevangenis onder de grond, waar de grootste boosdoeners worden bewaard tot zij zullen worden gestraft. Arme Jozef! Zijn voeten worden in een blok ge klemd, zijn armen met ijzeren boeien vastge maakt. En zo moet hij in een donker, muf hol wachten op zijn straf. Misschien wel op de doodstraf. Jozef is erg bedroefd. Hij heeft de zonde niet willen doen. hij is gehoorzaam geweest aan den Heere. En nu zucht hij in een donker gevange nishok Zou de Heere hem hier wel zien? Zou de Heere hem wel horen als hij tot Hem roept? Maar neen, zo mag en zo wil Jozef niet denken. De Heere is altijd goed, ook als wij Hem niet kunnen begrijpen. Hij is een Vader voor al Zijn kinderen. Hij luistert naar Zijn kinderen, waar zij ook tot Hem roepen. Het licht van Zijn liefde scheen in de kuil, waarin Jozef door zijn broeders werd geworpen, 't Schijnt óók hier in de donkere ge- vangeniskuil. 't Is stil in 't duistere hol. 't Wordt ook stil in Jozefs hart. „Mijn Hemelse Vader ziet mij. En Hij zal voor mij zorgen V. Ja, de Heere zorgt voor Jozef, ook in de gevan genis. De overste der gevangenis ziet wel, dat Jozef geen boze, slechte man is. zoals er zo veel hier worden gebracht. Jozef spreekt geen lelijke woorden, hij doet niet ruw en wild en hij is al tijd vriendelijk wanneer de overste met hem spreekt. Is dat niet vreemd? Vriendelijk zijn in de ge vangenis? Weet je hoe dat kan? Dat komt om- Wat is dat nu? hoor 'k jullie al vragen, 't Is moeilijk te raden, daarom zal 'k het maar gelijk zeggen. Zó wordt de ,jNieuw Amsterdam", het grootste schip van ons land, schoon gemaakt. OOOOOOO+OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO 84 Kleintjes zoals wij Moeders kwamen tot den Heer Om Zijn zegen vroegen zij Voor hun kindren, jong en teer. Kleintjes zoals wij. Geen liet Jezus van Zich gaan Van die kindren, lief en blij, Zag hen allen vriendlijk aan, Kleintjes zoals wij Op hun hoofdjes keer op keer Jezus Zijne handen lei. „Laat ze komen," sprak de Heer, „Allen vrij tot Mij!" Heiland, op Uw vriendlijk woord Kom ook ik verheugd tot 17; Ook ik heb Uw stem gehoord. Zegen mij dan nu! dat Jozef weet, dat ook nu de Heere met hem is. De Heere weet wel. dat hij het kwaad niet ge daan heeft, dat de boze vrouw van Potifar van hem heeft verteld. De Heere weet, dat Jozef onschuldig in de ge vangenis is gebracht en daarom kan hij ook hier rustig en vriendelijk zijn. De overste der gevangenis heeft gezorgd dat Jozef niet meer met zijn voeten in 't blok zit, ook de ijzeren boeien knellen zijn armen niet meer. Jozef kan zich weer vrij bewegen. Hij mag door de gevangenis lopen en hij helpt den overste zo veel hij kan. O, dat vindt Jozef heerlijk. In de gevangenis klinken altijd zoveel ruwe woorden, al de men sen doen daar boos en lelijk tegen elkaar en medelijden heeft er niet één. De overste houdt van Jozef, hij kan best wat werk aan hem overlaten, want Jozef is ijverig en trouw. Hij doet weer evengoed zijn best als vroe ger in 't huis van Potifar. Alles wat Jozef doet gelukt goed. Dat ziet de overste wel, en hij is erg blij, dat hij in zijn drukke werk zulk een goede hulp heeft gekre gen. Hij laat Jozef al meer werk doen en 't blijft goed gaan. Hoe komt dat toch? De overste denkt omdat Jozef zo erg z'n best doet. Maar Jozef weet wel beter. Dat komt omdat de Heere met hem is. Hij maakte 't hart van den overste vriendelijk voor hem en Hij zegent al zijn werk. De Heere is goed en Hij zal ook verder blijven zorgen. O, wat is dat vreemd. In deze Egyptische ge vangenis wordt gebeden. Daar knielt telkens een jongeman neer om den Heere te danken voor Zijn weldaden en Zijn zegen af te smeken over 't vele werk. En de Heere hóórt het gebed. Oók als 't door een van Zijn kinderen uit de gevangenis tot Hem opgezonden wordt. Als een arme slaaf is Jozef in een donker hol geworpen, en nu mag hij hier al 't werk doen, net als vroeger in 't huis van Potifar. De overste laat hoe langer hoe meer werk aan Jozef over, want hij weet wel, dat Jozef vlijtig en eerlijk is in allies wat hij doen moet. Jozef leert hier veel. Hij leert hier de moeilijke taal van 't vreemde land waar hij nu is: hij leert hier met goede en boze mensen omgaan: hij leert hier ook te zorgen, dat al die mensen op tijd hun eten krijgen. Natuurlijk mag Jozef de gevangenis niet uit. Potifar heeft hem hier laten brengen en die al leen kan hem de vrijheid terug geven. Want Potifar is ook heer over deze gevangenis. Potifar heeft 't altijd erg druk. Zou hij nog wel eens denken aan zijn vroegeren slaaf? Jozef weet: Eén denkt wél aan hem. Zorgt voor hem, ook nu. Dat is zijn Vader in de hemel. Er worden twee mannen in de gevangenis ge bracht. Dat is niet vreemd. Want in 't grote Egypte zijn er altijd wel boze mannen, die moeten worden opgesloten. Maar deze twee zijn geen gewone mannen, 't Zijn déftige mannen, die altijd in 't paleis van den koning zijn geweest. En moeten zij .nu in de gevangenis? Dat is toch wél vreemd. Hoe komt dat dan toch? De koning van Egypte is heel rijk en heel voor naam. De mensen noemen hem Farao, dat be tekent zon, of zoon der zon. De Egyptenaren kennen den Heere niet. Ze weten niet, dat Hij alles gemaakt heeft en alles leven en groeien doet. zodat er eten is voor mensen en dieren. De Egyptenaren geloven, dat de zon god is en daarom vereren ze het grote licht, dat elke dag schijnt. Dat ook de zon door God gemaakt is, neen, daar hebben ze nooit van gehoord. Volgende week verdet Zaterdag 18 Februari - No. 7 - Jaargang 1939 van de vijl samenwerkende christelijke dagbladen DE ROTTERDAMMER NIEUWE HAAGSCHE COURANT NIEUWE UTRECHTSCHECOURANT I NIEUWE LEIDSCHE COURANT DORDTSCH DAGBLAD BR DONDERDAGAVOND BUITENLAND ER valt een rekening te betalen voor de* rust in Europa en elders ter wereld, doch waar in deze zal moeten worden voldaan, dat weten wij nog niet. Er is, sinds te Versailles op het papier een nieuwe vrede werd vastgesteld, een onafgebroken spel van krachten en spanningen geweest, omdat men in de residentie der vroe gere Fransche koningen een valsch evenwicht had tot stand gebracht, dat niet op waarheid en recht was gefundeerd. Ondanks allerlei schoons clausules en kunstmatige bepalingen heeft sedert dien ons werelddeel politiek, economisch en mili tair geschommeld, en het heeft tot op onzen dag de rust nog niet heryonden. De experts en diplo maten, die meenden tezamen een soliden grond slag gelegd te hebben voor de toekomstige samen leving der volkeren, hadden iets weg van tech nici, die door een fout in hun berekeningen de draagkracht van een fundament of van spanten en binten hebben onderschat. Het is misschien slechts een kleine misrekening ge wee. t, die tot ontwrichtingen en /erzakkingen van een bouw werk leidde, doch die kleine onnauwkeurigheid teekent zich later voor ieder duidelijk zichtbaar af in een netwerk van scheuren, hetwelk den muur ontsiert en zijn hechten samenhang onder mijnt. En dan kan het heel kostbaar zijn, de restauratie te moeten ter hand nemen; soms komen er ook deerlijke ongelukken van. Sedert Italië en Duitschtand hun krachten hebben samengetrokken en hun zelfgevoel hebben ge vonden, sinds ook Japan met grooter duidelijk heid 'zijn imperialistische bedoelingen heeft aan den dag gelegd, verkeert de wereld in last. Overal heerscht op scheepswerven, munitiefabrieken, luchtvaartwerkplaatsen een daverende bedrijvig heid. Sommige volkeren krijgen kanonnen 'n plaats van boter; andere moeten zich ten bate der oorlogstoerusting sanitaire en sociale voorzienin gen ontzeggen; men belast door fabelachtige uit gaven, niet slechts het heden, doch* tevens de toe komst. Het gaat hier om getallen, waarbij het een eenvoudig mensch gaat duizelen. Hij voelt zich tusschen deze rekenkundige grootheden zoo onge veer als de bezoeker van een natuurkundig museum, die zich op zijn eentje in de zaal der voor-historische geraamten ophoudt; tusschen al die „saurussen" lijken zijn eigen lichaamsafme tingen als van een vlieg. Wij zullen op dit alles maar niet veel dieper in gaan. Het Britsche witboek inzake de defensie van Groot-Brittannië onthult, dat Engeland dit jaar 523 millioen pond sterling besteedt aan zijn bewapening. Voor de eerstkomende driejarige periode bedragen de uitgaven voor de landsver dediging 1173 millioen. Het zjjn getallen, waarbij men ontstelt. Zij dienen te worden gecomple teerd met wat Frankrijk en de Vereenigde Staten op dit gebied hebben op touw gezet, en met de uitgaven der autoritaire mogendheden. De belas tingplichtige zucht onder dezen last, doch mag zich nog gelukkig prijzen, zoo de rekening ten slotte slechts in geld en goed kan worden vol daan. De generatie van 1914—1918 heeft helaas nog heel anders moeten betalen. In Spanje is een belangrijke fase van den burger krijg thans afgesloten; de strijd in Catalonië is ten koste van de republikeinen beslecht; Franco's troepen bezetten de geheele Fransch-Spaansche grens. De opmarsch is in een verrassend snel tempo geschied; hij had gelijk men weet een ontzettende exodus van de verontruste bevolking ten gevolge; ook het geheele linksche leger werd als het ware Zuid-Frankrijk binnengedrongen. Naar schatting moest de Fransche republiek over haast aan vierhonderd duizend ontwortelde men- schen voedsel, kleeding en onderdak verleenen. Zij was daarop niet voorbereid; de noodkampen, opgeslagen te Argelès, in de nabyhcid van de Middellandsche Zee, waren niet veel anders dan met prikkeldraad omgrensde terreinen, waar elke voorziening nog ontbrak. Inderhaast heeft men er pompen voor den watertoevoer geslagen; mate riaal voor barakken-bouw aangevoerd. Doch nauwlijks was Catalonië ten ruwste door de recht- sche troepen gepacificeerd, of reeds zette de eb van dezen wilden springvloed in. Bij tienduizen den begint de burgerbevolking naar haar haard steden terug te keeren, terwijl bij Hendaye over volle treinen met ontwapende linksche strijderg op Spaansch gebied aankomen; zij wenschen zich naar het rechtsche Spanje te begeven, hetzij hun sympathieën toch naar Franco uitgaan, hetzij ze beseffen, dat verdere tegenstand niet veel anders dan een heroïsche dwaasheid is. De overgang van het eiland Minorca in rechtsche handen leverde een merkwaardig aspect op. Voor het eerst trad daarbij duidelijk aan den dag, dat Engeland ook in de Spaansche aangelegenheid weder een vooruitziende politiek heeft gevoferd. Zoolang de strijd in Spanje af en aan golfde, en het nog zeer onzeker was. welke partij ten slotte de overhand zou behouden, hield het Foreign Office zich geheel afzijdig; zijn actie bepaalde zich

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 9