DE STORMRAMP VAN 1889
VRIJDAGNACHT en Zaterdag, 8 en 9 Februari
1889, dus thans precies vijftig jaar geleden,
heeft een storm langs onze. kusten en over ons
land gewaaid, waaraan ouden van dagen nog
droeve herinnering hebben. De windvlagen over
troffen in felheid, kracht en intensiviteit alles,
wat men bij menschrtiheugcnis ondervonden had
en de betreurenswaardige gevolgen waren daar
aan evenredig.
Het meest leden wel de zeeplaatsen en de sche
pen. die te dicht onder de kust kwamen en het
is geen wonder, dat de Scheveningsche Courant
van 13 Februari 1889 ruim één van de vier pa
gina's, 26 X 38 cm. groot, aan het noodweer wijdt.
Want Scheveningen rouwde, gelijk meermalen is
gebeurd.
Men volstaat echter niet met berichtgeving uit
eigen kring, maar heeft ook van elders pers-
mededeelingen. Want uit alle oorden kwam storm-
nieuws. Het werd aldus samengevat:
„Bij Petten <trandde een Fransche driemaster;
met groote moeite werden 4 personen der beman
ning gered; de overige 4 waren over boord
geslagen.
.Tusschen Scheveningen en Katwijk strandde een
Ostendenaar; de bemanning kon zich zelf redden.
Bij Huisduinen strandde een Engelsche stoomboot;
de opvarenden werden gered. De Heldersche
•vischkotter „Christine" werd bij Kallantsoog op
Ihet strand geworpen, waarbij twee man het leven
Verloren.
De steden aan de rivieren, werden wat de buiten
kant betreft, geheel onder water gezet. Inzonder
heid te Rotterdam en Dordrecht moet de over-
Btrooming erg geweest zijn. Het verkeer was er
loveral gestremd en met bootjes moest de gemeen
schap worden onderhouden. Dat dit in een han
delsstad als Rotterdam tot groote verwarring en
Hot soms vermakelijke tooncelen aanleiding gaf,
spreekt van zelf. Te Rotterdam liep de vloed
hooger dan bij den bekenden watersnood van 1825.
Het Kampereiland liep geheel onder water. Bij
SJselmonde brak een dijk door en bezweek ten
gevolge daarvan de spoorwegdam. zoodat de ge
meen ichap van Rotterdam met het zuiden ge
stremd is.
Te Katwijk werden de duinen evenzeer erg afge
slagen; de schuiten aan het strand hebben weinig
'geleden.
"Op de rivier de Waal is een ;chip dat door een
Stoomboot gesleept werd met de bemanning in de
diepte weggezonken. Te Zandvoort strandde een
bomschuit, waarbij vier man het leven verloren.
Bij Simpelveld in Limburg raakte een trein in de
sneeuw vast; een locomotief, die ter hulp werd
gezonden, kwam in botsing met den tredn, waar
door enkele personen werden verwond.
Te Ridderkerk liep het water over den dijk het
dorp in. Doch waar zouden wij ophouden?; overal
in ons land hadden over. troomingen en ongeluk
ken plaats van meer of minder ernstigen aard."
Voorwaar, deze storm zou lang in het geheugen
blijven hangen. Maar vooral daar, waar men-
schenlevens .te betreuren waren. En dat was niet
alleen in den Helder het geval, doch nog veel
meej- te Scheveningen. Immers, tijdens het nood
weer waren er een vijftigtal schuiten (loggers
waren er eigenlijk nog niet, al noemde men circa
30 Fransohe kielvaartuigen wel zoo) op zee en zij
moesten bij gemL aan een haven, op het strand
veiligheid zoeken. Dat viel niet mee. gelijk uit
het verhaal blijkt:
„De materieele schade aan de bommen op het
strand is eveneens groot. Daar men terecht be
vreesd was in de buurt van het wrak der „Ango"
He landen, lagen voor den ingang van het dorp
verscheiden schuiten dicht op elkander en de
gevolgen bleven niet uit. Een tiental is ernstig
beschadigd, zoozeer, dat er een zestal geheel on-
Onze fotograaf was vorige week erg in zijn schik met deze fraaie opname. We kunnen 't hegrijpen en
nemen daarom deze foto nog in ons Zondagsblad op.
zeewaardig geworden is; sommigen hebben het
achterstuk of het voorstuk, dan wel de zijde
verloren en eigenlijk hebben bijna alle schuiten
in meerdere of mindere mate schade geleden. Het
bleek thans weer hoe noodig het is geweest, om
de schutting op het duin bij Zeerust weg te nemen.
Het strand heeft eveneens op schrikbarende wijze
geleden, het heeft er op sommige plaatsen veel
van of het met een mes weggesneden is. Hoe
sterk de kracht der zee was blijkt daaruit, dat
de beide steenen putten, die jaren lang op h,et
etrand nabij den vuurtoren stonden, zijn wegge
slagen. Ook vele huizen in het Park en op den
Badweg leden schade. Intusschen is het nog een
geluk bij een ongeluk, dat de storm tegen den
avond in hevigheid verminderde, zoodat, de vloed
's avond: die groote hoogte niet meer bereikte."
Erger was het echter op zee. Sombere berichten
drongen tot de redactie door:
„Van de schuit Sch. 169, „de Vier Gebroeders",
schipper Krijn Dijkhuizen toch, zijn tusschen
Scheveningen en Katwijk overblijfselen gevonden,
die aan het vergaan met man en muis van be
doeld vaartuig niet kunnen doen twijfelen. Schip
per Jan Roeleveld deelt mede, dat hij voor
Scheveningen een bomschuit is gepasseerd, die in
den grond was geslagen met de mast naast het
schip drijvende. Men mompelt dat het een schuit
van reeder M. de Niet is. Schipper Taal, reeder
W. C. Korving, zag eveneens op dezelfde hoogte
een verlaten bom «ohuit drijven. Schipper A. G. de
Ruijter, van de wed. Van der Toorn, heeft een
kielvaartuig onderste boven voor Scheveningen
drijvende gezien. Matroos Leendert de Mos van
de Sch. 36, schipper K. Vink, werd door een kabel
tegen het hoofd getroffen, tegen een ijzeren stang
geslagen, en is dood aangebracht. Twee matrozen
van de Sch. 146, schipper C. den Duik Lz. zijn, de
een met gebroken ribben, hier aangekomen. Het
geen men op deze wijze weet, doet het ergste
vreezen, over hetgeen men nog niet weet."
Ook elders was het bar. Maar aan reddingspogin
gen ontbrak het toen evenmin als nu.
„Te Kalantsoog strandde een schuit van den ree
der R. de Niet; de bemanning bleef behouden.
Zaterdagavond landde bij het artilleriepark met
levensgevaar, de Katwijksche bom no. 15, die van
haar ankers geslagen was. De schuit Sch. 17,
schipper B. van der Harst, bracht Zondagmiddag
vijf schepelingen van een Engelsche smak mede,
die door de Scheveningers met levensgevaar wa
ren gered. De Engelschen werden door de zorg
van den commissaris van politie in het hotel „De
l'Ocean" ingekwartierd.
Zondagmorgen werd men vroegtijdig alhier opge
schrikt door de tijding, dat er benoorden Scheve
ningen een £chip gestrand was. Reeds vroeg in
den morgen had men stakelvuren in zee gezien
en te half zeven bemerkte men, dat er voorbij het
artilleriepark een groot schip aan den grond zat.
Twee van de bemanning verlieten om 7 uur met
eigen boot het vaartuig en kwamen behouden aan
wal, ofschoon de kabel, waarmede zij een ver
binding met den wal wilden maken, brak. Te
half acht was het vuurpijltoestel op de stran-
dingsplaats en de eerste pijl die de beambte Tho
mas afschoot, trof het doel, zoodat rnen verbinding
met het schip had. Nu kon de reddingsboot langs
de lijn het schip naderen, hoewel zij met het
wassend water, sneeuwbuien, stormvlagen en fei
len golfslag te kampen had. Van de boeg priet
van het schip werd een touwladder neergelaten
en vandaar daalde beurtelings een afdeeling der
bemanning in de boot. Viermaal maakte de red
dingsboot den tocht, om half tien voor het laatst
en alle schepelingen, 23 in getal, werden behou
den aan wal gebracht. Geen wonder, dat aan het
strand bij de behouden aankomst der schipbreu
kelingen luid gejubel weerklonk. Eenmaal bleven,
naar men ons mededeelt, de haken van de touw
ladder in de buitenbekleeding der reddingboot
zitten en liep deze een oogenblik gevaar van om
te ulaan; gelukkig schoten zij spoedig los. De red
dingboot stond onder leiding van schipper Jacob
van Duijn; de namen der bemanning zijn: L.
Spaans, Joh. van Duijn, Wouter Visser, Job de
Zie zoo, denkt deze oude zeeman, onze schuiten zijn er nog al goed afge-
fcomen. Maar volkomen veilig waren ze nergens.
De schade aan de schuiten op het strand was groot. De een werd tegen d&
andere geworpenzoodat ze totaal onzeewaardig werden.
66
Niet, Jacobus Bal, Arie Bal, Jan Bal, Gijs de
Lange, Jacob Verburg, Jacob de Vrind, Pieter de
Jong en J. P. Groen. De heer Vernée, bijgestaan
door de gemachtigden der Reddingmaatschappij,
zorgde voor het bewaren der orde."
„De schipbreukelingen werden in het „Kurhausf'
liefdevol opgenomen; geneeskundige hulp bleek,
hoewel de heeren Van der Mandele en De Niet
aanwezig waren, overbodig.
Het schip bleek te zijn de Engelsche bark „Ben
Avon", afkomstig van Hamburg en bestemd voor
Sydney, geladen met stukgoederen. De Hamburg-
sahe loods had den Scheveningschen vuurtoren
voor een Engel <Óhen aangezien en door deze ver
gissing het schip doen stranden. Door het stooten
heeft het een groot lek gekregen. Een aantal bom-
schoten zijn thans aangenomen om het schip te
lossen en de lading naar IJmuiden over te brengen.
Men zal daarna beproeven of de bark af te
brengen is."
En overigens was het toen als nu. De stormram
pen trokken veel volk naar het strand; zooals udt
het slot van dit verhaal blijkt:
„Het groote vaartuig op het strand met de kleine
schuiten er om heen, levert een levendig schouw
spel op. Het is geen wonder dat duizenden bij
duizenden naar het strand stroomen om de ver
woesting en het gestrande schip te zien; het ge
leek Zondag aan de zeezijde wel een tweede Pink
sterdag. Onder de weinigen die van den storm
profiteeren, mag daardoor wel de Haagsche tram-
waymaatschappij worden gerekend."
Koning Willem II als Prins van Oranje
vijandelijkheden. Telkens kon men uittartingen
en twL-tzoekerijen constafeeren.
De Belgische minister van financiën eischte in
1839 vooruitbetaling van de Grondbelasting over
de eerste helft van het jaar. Ronduit werd erkend,
dat dit geld noodig was voor oorlogskosten,
Dit waren allemaal duidelijke oorlogszuchtige
toebereidselen. Niemand kon meer twijfelen aan
de plannen der Belgen.
Een belangrijk besluit
SLECHTS weinigen zal iets bekend zijn van een
besluit, op 1 Februari juist ean eeuw gele
den, genomen. En toch is dit een zeer belangrijk
besluit geweest, belangrijk om zijn vèr-strekken-
de gevolgen.
De Belgische Opstand, uitgebroken in Augustus
1830, liep toen op het eind. Maar niemand voorzag
nog een einde. Immers: algemeen was bekend de
ontoegeeflijkheid van Koning Willem I.
Van het manifest van den Kroonprins en Zijn
goede bedoelingen was niets terecht gekomen. In
dat manifest van 5 October 1830 had de Prins van
Oranje, in het Zuiden gezien en bemind, gezegd:
„Wij keeren in uw midden (de Zuidelijke Provin
ciën) terug met de hoop, om er tot herstel der
orde en tot heil des Vaderlands mede te werken".
Zijn talrijke vrienden hielden niet op, hem toe te
roepen: „Gij zijt voor België een noodzakelijkheid
geworden".
Bevoegde buitenlandsche staatslieden hoorde men
in 1830 beweren: „De eenige man, die een alge-
meenen oorlog kan voorkomen, is de Prins van
Oranje".
En Belgische voorstanders van een onafhanKelijk
Zuid-Nederland riepen Z.K.H. met nadruk toe:
„Behoed ons van in vreemde handen te vallen".
Maar hoe was dit alles heel anders geloopen.
De leiders der Revolutie waren sterk geworden
door zelfvertrouwen, aangemoedigd mede door de
houding der Groote Mogendheden, die ter wille
van een blijvenden vrede in Europa, onzen Koning
den rug toekeerden, de Belgen in 't gelijk telden,
de Belgische Revolutie als een volbracht feit er
kenden en onze Souvereiniteitsrechten over Bel
gië, in 1815 aan Willem I opgedragen, voor verval
len verklaarden.
Ontelbare nota's zijn in en na 1830 gewisseld, ge
tuigende van een onverkwikkelijken pennestrijd
ter beslissing van het vraagstuk.
Beide partijen meenden gelijk te hebben.
Brussel was overgegaan tot keuze van een vorst.
Men begeerde toen nog steeds Willem II.
Nog in 1831, op 11 Januari, schreef onze Prins in
een manifest „Ik zal bereid zijn om mede te wer
ken tot alle maatregelen, die waarborgen zullen
geven voor de vrijheid der eereiiensten".
Toch werd in datzelfde jaar tot Souverein van
België verkozen Prins Leopold George Christian
Friedrich van Saksen-Coburg en Gotha.
Het zal ieder wel bekend zijn, hoe de afloop ge
weest is van onze militaire maatregelen, van den
Tiendaagschen veldtocht, e.a.
De steun, die Leopold I ontving van de Franschen,
die naderden onder aanvoering van Maarschalk
Etienne Maurice Graaf Gérard, was echter reden
voldoende, om onzen legeraanvoerder te doen be
sluiten zijn manschappen te doen terugtrekken.
Eindelijk was onze Koning in Maart 1838 voor den
dwang der omstandigheden gezwicht.
Eerst had hij de voorstellen der vertegenwoordi
gers van de Groote Mogendheden radicaal van de
hand gewezen, maar ten slotte aanvaardde hij
toch den inhoud der bekende Viesr-en-rtwintig
Artikelen. Een aanvaarding na zeven jaar wei
gering.
Natuurlijk had Leopold I in die zeven jaren niet
stil gezeten.
Hij had een leger weten te formeeren van
110.000 man sterkte.
Vele sterkten, forten en steden waE#n in gewa-
penden staat gebraah/t. Honderden stukken geschut
stonden in het kamp van Beverloo gereed.
Alles wees er op, dat België in 1839 wilde doen,
wat de Nederlandsche regeering had gedaan in
1831.
Men wenschte voorwendsels te hebben tot
Maar ten slotte viel op 1 Februari 1839 het be
sluit, waarop ik boven doelde.
Toen nl. werd in het Belgische leger iemand op
genomen, van wien men wist, wat in de naaste
■toekomst was te verwachten.
Hert was generaal Skzrynecki, die het leger der
Opstandige Polen tegen RiMand had aangevoerd
dn den slag bij Ostrolenka. Van zijn veldheers
talenten ging door geheel Europa een groote roep
uit.
Nu benoemde de Belgische regeering hem in den
zelfden rang: legeraanvoerder.
En hij sloeg spijkers met koppen.
Oogeniblikkelijk ging hij over tot het in oogen-
schouw nemen van troepen, sterkten en stellingen'.
Hij wilde spoedwerk leveren.
Men wist in het Noorden nu wel, wat er te waoh-
ten stond.
En zeker: de Prin? van-Oranje lag wel met zijn
leger in Noord-Brabant, maar had slechts te be
schikken over 10,000 bajonetten, 3000 man ruiters
en 68 stukken, verspreid over geheel de provincie.
Viel de vijand met overmacht aan, dan zouden
onze troepen ongetwijfeld verloren zijn.
Toch zouden de degens getrokken zijn en nam
onze opperbevelhebber na de benoeming van
Skzrynecki ten spoedigste de meest taktische
maatregelen, ware niet kort na 1 Februari een
waarschuwend signaal gegeven door de Londen-
ache Conferentie, waardoor het trekken der
zwaarden werd bezworen.
Zoo bleef het een geheim voor welke groote
rampen ons Vaderland bewaard is gebleven.
Enkele weken later, op 19 April, werd eindelijk
het verdrag gesloten, waardoor de staats-eenheid
der beide Nederlandsche volksgroepen officieel
een einde nam.
Op dit besluit, deze onderteekening, heeft de be
noeming van den Poolschen generaal grooten in
vloed uitgeoefend.
Vandaar, dat we spreken van een belangrijk be
sluit op 1 Februari 1839.
H .C. FEENSTRA,
WIST JE DAT
Er worden in de Vereenigde Staten dagelijks
meer dan vier millioen stofzuigers in de huizen
gebruikt. Drie millioen motoren drijven de wa;Ch-
machines elke week en als het waschgoed droog
is, worden er zeven millioen strijkijzers gebruikt
om het goed te strijken.
De fuchsia is genoomd naar Leonard Fuchs,
die de bloem uit Beieren naar Engeland over-t
bracht.
Er zijn in totaal ongeveer 75 pyramiden van
verschillende afmetingen in Egypte; één ervan,
de hoogste, was oorspronkelijk 160 M. hoog.
Door sneeuwval van meer dan vier meter dikte was de kleine republiek Andorra
geruimen tijd van de buitenwereld afgesloten, zoodat gebrek aan levensmiddelen
begon te ontstaan. Slechts met groote moeite gelukte het de toegangswegen
weer begaanbaar te maken. Het opruimingswerk in vollen gang.