E5BLAD k -Si- 3 i? r4lgg 8ssj s ss g iSi.6 a $- g a s s s_s ss yAN HERDERSKNAAP TOT ONDERKONING De geschiedenis van Jozef aan kinderen verteld Door J. SNOEP 5) r^UBEN scheurt zijn klederen. Dat deden de mensen in Kanaan altijd wanneer ze erg bedroefd waren. Dan loopt Ruben gauw naar zijn broers, want die moeten toch ook weten, dat Jozef niet meer in de kuil is. Als Ruben bij zijn broers gekomen is vertelt hij hun alles. „Ik ben bij de kuil ge weest, maar Jozef is weg. O, wat moet ik nu aan vad^r vertellen?" Ruben is de oudste. Aan hem zal vader Jakob vragen wat er met Jozef gebeurd is. En nu hoort Ruben, dat Jozef als slaaf ver kocht is, en dat de Ismaëlieten hem hebben meegenomen naar Egypte. O, wat is Ruben bedroefd. „Wat moet ik straks aan vader vertellen?" Ja, dat is een moeilijke vraag. Dat vinden de broers van Ruben ook. Ze kunnen hun ouden vader niet de waarheid vertellen, maar wat moeten ze hem zeggen, als ze straks weer naar Hebron gaan? Maar wacht, ze weten al wat ze doen zullen. Ze behoeven hun vader niet te zeggen, wat hier gebeurd is. en tóch zal de oude Jakob weten, dat hij Jozef nooit, nooit meer zal terugzien. Kijk eens, wat die boze mannen nu gaan doen! Ze slachten een bokje en vangen 't bloed van dat dier in een schaal op. Wat willen ze daar mee doen? Een van hen komt aanlopen met Jozefs mooie opperkleed, dat ze hem van 't lijf hebben ge rukt. Dat mooie kleed steken ze in de schaal met bloed zodat 't helemaal vol grote vlekken komt. Dan roepen ze een knecht en tot hem zeggen ze: „Je moet naar Hebron gaan, waar vader woont. Dit opperkleed moet je meenemen. En als je bij vader gekomen bent, moet je hem dit kleed laten zien. En dan moet je zeggen: dit kleed hebben uw zoons in 't veld gevonden. Is dit niet het opperkleed van uw zoon Jozef?" De knecht vertrekt om spoedig de boodschap van zijn meesters over te brengen. De zonen van Jakob kijken hem na. Ze lachen om hun slimheid. Als zij over een paar dagen thuis komen be hoeven zij hun ouden vader niet te vertellen wat zij met Jozef gedaan hebben. En tóch zal vader Jakob weten, dat hij zijn zoon Jozef nooit, nooit meer zal terugzien. Ja, dat hebben ze heel slim bedacht. Te Hebron wacht vader Jakob op de terug komst van Jozef. Wat blijft hij lang weg. Zijn broeders zijn met de kudde te Sichem. Dat is toch niet zo heel ver weg. Jozef had al best terug kunnen zijn. De oude vader wordt ongerust. Jozef is nog maar zeventien jaar en 't reizen is niet onge vaarlijk. Er zijn wel eens boze mannen en ook boze dieren, die eenzame reizigers overvallen. Vader Jakob weet er alles van, want hij heeft in zijn lange leven veel gereisd door Je een zame woeste vlakten. Kwam Jozef nu toch maar gauw, want vader Jakob wil ook zo graag weten hoe 't met zijn andere zonen en met de kudden gaat. Dag na dag gaat voorbij, maar Jozef is nog niet terug gekomen. Kwam hij nu toch maar. Hoor, daar komt iemand aanZou dat Jozef zijn?Neen, dat is Jozef niet. 't Is een knecht van zijn zoons. O, wat komt die man doen? En waarom is Jozef niet gekomen? Vader Jakob wacht. Welke boodschap heeft die man te brengen? De knecht is nu vlak bij vader Jakob gekomen en hij doet precies zoals zijn meesters hem hebben gezegd. Hij toont den grijsaard een* mooi opperkleed, dat nu door grote bloedvlek ken lelijk, is geworden. „Dit kleed hebben uw zoons in 't veld gevon den. Is dit niet het opperkleed van uw zoon Jozef?" De vreselijke woorden zijn gesproken en va der Jakob heeft ze met grote schrik gehoord. Zijn bevende handen houden 't opperkleed vast en zijn oude ogen staren op de grote rode vlekken. O, er is geen twijfel aan: dit is 't kleed van zijn zoon Jozef, 't Is 't mooie kleed, dat hij Jozef gaf. omdat hij zo erg veel van hem hield, 't Is 't kleed waarom zijn andere zoons vaak zo boos op Jozef zijn geweestMaar o. wat is dat kleed vuil geworden. Hoe komen die rode vlekken er op?Wat zei die knecht ook weer?Zó hebben zijn zoons dit kleed in 't veld gevonden. Maar o, dan is Jozef door een boos dier verscheurd. En die vlekken, dat is bloed van Jozef De oude Jakob is erg geschrokken en heel be droefd. Jozef en Benjamin zijn z'n liefste zonen, en nu is Jozef door een boos dier verscheurd En ookkwamen Dinsdag een paar leuke kleuters 't paleis binnen stappen en vroegen aan den deftigen heer, die bij de deur de wacht hield: mWilt u deze bloemen aan 't Prinsesje geven?" De mijnheer beloofde 't te zullen doen. AO Toen Dinsdag ons Prinsesje jarig was. kwamen Haagse schoolkinderen zingen voor het paleis. Weet je wat ze ook gezongen hebben? ,JLang zal ze leven!" Jullie hadden zeker best willen mee zingen? en nooit, nooit zal hij zijn lieven jongen weer terugzien. Vader Jakob scheurt zijn klederen, want alle mensen moeten zien, welk een grote smart er nu in zijn leven gekomen is. Zijn gewone kle ren doet hij uit en hij trekt een ruw rouwkleed aan, dat niet met een gordel maar met een touw wordt vast gemaakt. Als er in Kanaan een zoon gestorven is, dan is voor zijn vader een tijd van rouw aangebro ken. Zo is 't nu ook voor vader Jakob. O. hij had Jozef zo heel erg lief en daarom zal de tijd van rouw ook heel lang duren, 't Zal voor vader Jakob nu altijd een tijd van rouw zijn. Want nooit zal hij Jozef vergeten, zijn lieven jongen, die door een boos dier is verscheurd. De andere zonen van Jakob komen ook thuis. Zullen ze niet even beven als ze de grote smart van hun ouden vader zien? O, wat lijdt hun vader, wat is hij diep bedroefd. En dat alles is hun schuld. Zij hebben Jozef uit nijd weg ge daan en in hun hart zijn ze blij, dat ze nu voor altijd van den meester-dromer af zijn. Stil nu. daar niet meer aan denken. Hun vader gelooft, dat Jozef door een wild dier is ver scheurd en nooit zal hij dat éndere, dat vrese lijke weten. Want Jozef is nu voor altijd weg. War durven ze doen, de valsaards? Ze doen net of ze ook erg bedroefd zijn en of ze hun vader willen troosten. Hoe kunnen ze toch, hoe durven ze. die boze mannen! Maar de droefheid van vader Jakob is zó groot, dat hij zich niet wil laten troosten. „Jozef is dood", schreit de oude vader, „en 'k zal net zo lang bedroefd over hem zijn tot ik ook zal sterven." Vader Jakob is al meer dan honderd jaar. Zo heel lang zal hij wel niet meer leven. En die laatste levensjaren zal hij elke dag weer denken aan Jozef, die door een boos dier is verscheurd. En de tien zonen van dezen ouden vader zullen altijd zijn droefheid zien. En hun hart zal tel kens zeggen: dat is onze schuld. Wij hebben vader zo heel ongelukkig gemaakt. Stil nu. Daar niet meer over spreken. Daar niet meer aan denken. Jozef is voor altijd weg. En behalve zij weet niemand wat er in de velden van Dothan is gebeurd. Weet niemand dat? Maar God heeft 't gezien IV. Ja, God heeft 't gezien. Hij zorgde voor Jozef in de tent van zijn vader. En Hij zorgt ook voor hem in 't verre Egypte. Jozef ziet er gezond en sterk uit. De Ismaëlie ten behoefden helemaal niet lang te wachten om voor hem een koper te vinden. In dat mooie, grote huis daar woont een voor naam man. Hij heet Potifar. Hij komt elke dag aan het hof van den koning, want de koning stelt groot vertrouwen in hem. Volgende week verder Haterdag 4 Februari - No. 5 - Jaargang 1939 vam de VIJF SAMENWERKENDE CHRISTELIJKE DAGBLADEN DE ROTTERDAMMER NIEUWE HAAGSCHE COURANT NIEUWE UTRECHTSCHECOURANT I NIEUWE LEIDSCHE COURANT DORDTSCH DAGBLAD fc DONDERDAGA V OND BUITENLAND WEDEROM is in de internationale atmosfeer een bewogenheid en spanning te consta- teeren, gelijk als in de laatste dagen van de jongste Septembermaand. Toch zijn er tusschen toen en thans zekere markante verschillen. Wist de publieke opinie destijds zoo ongeveer waar aan men toe was, wat de inzet vormde bij de dwingende vraag naar oorlog of vrede, namelijk Duitschlands eischen inzake het Sudetenland, thans hangt er als het ware over zeker deel van onze wereld een waas, een mist, welke het ka rakter der jongste bedreiging maskeert. Heel in het vage weet men, dat Italië rancune koestert tegen Frankrijk, omdat het laatstgenoemde land zekere strategische en commersieele posities in neemt, welke men het te Rome misgunt. Het koninkrijk van Victor Emmanuël, sinds de ver overing van Abessinië tevens keizer rijk geworden, heeft onder den invloed der fascistische beweging, en van de daaraan te danken vèr strekkende suc cessen, een zeer verhoogd gevoel van eigenwaarde gekregen, en heeft de sterke behoefte, zich overal ter wereld als eerste-rangs mogendheid geldend te maken. In dit opzicht doet het min of meer denken aan het België van on middellijk na den wereldoorlog, dat ook prat ging op zijn aandeel in een overwinning, en uit dien hoofde, o.a. ten nadeele van Nederland, op zekere grensrevisies meende aanspraak te mogen maken. Nu is het merkwaar dig, dat Rome nog steeds niet offici eel heeft te verstaan gegeven, hoever het met zijn. vorderingen gaat. Het heeft, als voorhoede voor een aan staand diplomatiek offensief, allerlei betoogers tegen Frankrijk laten uit zwermen, vanaf parlementsleden en militairen tot studenten en school jongens toe, en deze allen hebben, in verschillenden toonaard, namen als Corsica, Nice, Savoye, Tunis en Dzji- boeti in bont allerlei herhaald. Doch op den aanval van deze luidruchtige tirailleurslinie is nog steeds de groote, werkelijke attaque niet gevolgd, na melijk het stellen van duidelijke eischen aan het adres der Fransche regeering. Men vermoedt daarom wel met negentig procent zekerheid, dat er iets ernstigs tusschen de beide groote Latijnsche zusternaties dreigt en is derhalve bezorgd voor de naas te toekomst, of deze ook wellicht een reprise van het geval Berchtesgaden- Godesberg-München zal brengen. Maar de juiste portée van deze din gen is nog niet onthuld.... Algemeen heerschte de verwachting, dat onmiddellyk na den val van Barcelona Rome victorie zou kraaien, en van de onzekerheid omtrent de positie der Fransdhe Pyreneeëngrens zou gebruik maken, om de heeren te Parijs met het indienen van zijn vor deringen te verontrusten. Zulks is niet geschied. Wel heeft Mussolini, van het allengs historisch geworden balcon van het Palazzo Venezia, een ontzaglijk enthousiaste menschenmenigte kernachtig toegesproken, doch dit geschiedde met een welberaden zelfbeheer- sching, die nog niet het minste voor de toekomst onthulde. De Britsche premier Chamberlain heeft van dit politieke vacuum, als wij het zoo eens noemen mogen, gebruik gemaakt, om nog eens in alle kalmte zijn stem te laten hooren. Hij deed zulks aan een diner van juweliers in de stad Bir mingham, een centrum dat hem vanouds zeer ver trouwd is. Spreker dan stelde voor de zooveelste maal duidelijk en rustig in het licht, dat Groot- Brittannië geleid wordt door zijn vredeswil, en dat het uit dien hoofde ertoe bereid is, om met andere volkeren te onderhandelen op een voet van vol komen gelijkheid. De vrede, zoo liet hij hierop volgen, kan alleen door een uitdaging worden in gevaar gebracht, zoo namelijk de een of andere staat den eisch zou stellen, anderen door geweld te overheerschen. Tegen zulk een houding echter zouden de democratische staten zich onvermijde lijk moeten verzetten. Wij leven, zoo vervolgde de Engelsche minister president, thans in een periode van overgang, waarin de volken moeten trachten, elkander in een geest van vertrouwen en toenadering te vin den, hoe moeilijk het heden ten dage ook is, zulk een nieuwe geesteshouding te bewerkstell.gen. Laat ons aan de anderen duidelijk maken, dat wij hen niet beschouwen als mogelijke vijanden, doch veeleer als menschelijke wezens, wier standpunt wij willen aanhooren, en wier redelijke aspiraties wij zooveel mogelijk willen bevredigen, zoo deze aspiraties niet in strijd zijn met de algemeene rech ten van anderen op vrijheid en gerechtigheid. Zoolang deze nieuwe overeenstemming echter niet is bereikt, zal Engeland besef moeten toonen van zijn verantwoordelijkheid, door zich zoo krachtig mogelijk te maken; het mag zichzelf niet door zwakte aan onaangename consekwenties bloot stellen. Ook deze rede van Engelands vredes-kampioen is weder overal ter wereld gunstig ontvangen. Men kent hem en is ervan overtuigd, dat hij goed voor zijn woord is; ook in de volkrijke centra der auto ritaire staten, welke hij op zijn reizen bezocht, legde men algemeene geestdrift voor zijn nobel streven aan den dag. Intusschen klemde de vraag, wat Hitler over dit alles zou in het mid den brengen, nademaal deze twee dagen later in den Groot-Duitschen Rijksdag, den eersten waarop ook de Oostmark en het Sudetenland officieel zouden vertegenwoordigd zijn, het woord zou moe ten voeren. Weer nam derhalve de spanning toe. Zou de dertigste Januari, telken jare de herdenking in het Derde Rijk van 's Führers machtsover name, wederom de een of andere sen- sationeele verrassing brengen? In de kringen der ingewijden meende men, een gematigde, vrij rustige rede te mogen verwachten, waarin de leider van het Duitsche volk weliswaar zijn verlangens zou laten hooren, o.a. ten opzichte van het terugontvangen der oude koloniën, doch overigens een groote reserve zou betrachten. Immer?, niet van Berlijn, doch ditmaal van Rome zou de volgende politieke ma noeuvre moeten komen. De uitslag heeft hen in het gelijk gesteld. Het „Leitmotiv" van Hitiers Rijksdagrede kan men vinden in de woorden: ,.lk geloof in een langdurigen vrede!" Ech ter, voor het bestand daarvan werden twee voorwaarden gesteld. Het Derde Rijk zou niet moeten worden belem merd in zijn export-politiek, welke een bestaandsvoorwaarde vormt voor het Duitsche volk, want anders zou hot nationaal-socialisme zich genoodzaakt zien, een economischen kamp op leven en dood te aanvaarden. En ter andere zijde was dit volk met het Italiaan- sche door hechte vriendschapsbanden verbonden, en zou het onherroepelijk mede opmarscheeren, zoo het fascis tische Italië in een oorlog zou wor- gewikkeld. Hitier verlangt derhalve rust en vrede, teneinde de economische structuur van zijn Rijk te kunnen ver stevigen en vervolmaken, doch het be houd van dien vrede hangt voor een goed deel van de ontwikkeling van de Fransch-Italiaansche spanningen af. Uit deze „Sachlage" kan men een belangrijke waarheid putten: de Duit sche invloed zal te Rome en elders worden aangewend, om tot een paci- fieke afwikkeling van alle nu nog han gende geschillen te geraken. Lachend gaat ons Prinsesje haar tweede levensjaar in. Geen wondert In Augustus hoopt ze een broertje of zusje te krijgen! God make alles wél met ons geliefd Vorstenhuis! Verrassend was 't nieuws, dat uit Wash ington, uit een geheime vergadering van de militaire Senaatscommissie, in de wereldpers doorsijpelde. In dit 49

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 11