FEITEN EN GEGEVENS UIT DE OSSCHE KWESTIE DONDERDAG a FEBRUARI 1939 DERDE BUAD PAG. 9 in een Nota aan de Tweede Kamer licht minister Goseling zijn beleid toe ,.De leden der brigade moesten worden weggenomen uit de sfeer, waarin zij waren verstrikt geraakt' Tegen machtsoverschrij dingen is onverwijld handelen geboden Onvoldoende gronden in de zaak der geestelijken Niet vaak is er over een kwestie in Nederland zooveel stof opge waaid als over „de zaak Oss Het feit, dat de Minister van Justitie op 1 April 1938, na een lange voorge schiedenis, aan de Marechaussee- brigade te Oss tijdelijk de opspo ringsbevoegdheid ontnam, wekte bij het publiek, dat de feiten nu een maal niet kende, een zeer eigenaar- digen indruk, om geen sterkere uit drukking te gebruiken. Dit is een lange, heele lange geschiedenis ge worden, die nu wellicht op een ein de begint te loopen. De leden van de marechaussee-brigade stonden terecht voor het Ambtenarengerecht te Den Haag, voor den Centralen Raad van Beroep te Utrecht, doch ze werden in het ongelijk gesteld. Reeds na de behandeling voor het Ambtenarengerecht ging de Tweede Kamer zich met de zaak bemoeien en er werden harde noten gekraakt. Zoo hard zelfs, dat er een voorstel kwam, om 'n parlementaire enquete te houden. Dat voorstel werd ver worpen. De Minister beloofde ten slotte in een uitvoerige nota, zulks naar aanleiding van een motie-Al- barda-Oud op 22 Juni 1938, zijn be leid ten dezen te verdedigen. Thans is dan deze nota een lijvig boek deel van 93 foliovellen versche nen. Aan het einde van deze nota zegt Minister Goseling, niets anders be oogd en bereikt te hebben, dan het bevorderen V3n de richtige opspo ring van strafbare feiten. Aan een verdere gedachtenwisseling in de Tweede Kamer zal de Minister gaarne volle medewerking verlee- nen, om te komen tot opheldering van hetgeen de Kamer nog van be lang mocht achten. Aan/ezien het belang van de nota groo- ÜendeeJs gelegen is in haar gedetailleerde documentatie over de verschillende onder iden verzamelnaam „de kwestie Oss" beken de, gevallen, is het niet wel doenlijk een ex cerpt op te stellen, dat op volledigheid kan hogen Wij beperken ons daarom tot een uitgebreide inhoudsopgave van 't door den minister in de nota vervatte mate riaal De constructie der nota sluit aan bij de Örie punten, welke in dq motie Albarda-Oud van 22 Juni 1938 waren opgenomen: 1. de feiten en de omstandigheden, op grond waarvan de Minister van Justitie op 1 April 1938 aan de brigade der Koninklijke Marechaussee te Oss (lees: uitoefening van de) opsporingsbevoegdheid tijdelijk heeft I doen ontnemen. 2. het oordeel der regeering over het be leid van gemeentelijke politie te Oss. |,3. al datgene, wat de Minister van Justi- lie verder in verband met een en ander van helang adht. 'Ontneming der opsporings bevoegdheid 1111 Aan het eerste punt worden 45 bladzijden eij gewijd, welke zijn onderverdeeld in paragra af [fen. Ia. de eerste daarvan komt o.a. voor de jit) tekst van het telegram van 1 April 1938, ieD Waarbij gelast werd dat de brigade te Oss Zich behoudens uitdrukkelijk bevel van Iden procureur-generaal van ieder opspo- ringsonderzoek moest onthouden. De Minis- :ne Ier wijst er op, dat de opsporingsbevoegd- heid dus wel bleef bestaan, dooh alleen op di- uitdrukkelijke last uitgeoefend mocht wor- 'den. Daarna wordt een overzicht gegeven ai van de feiten, die aan deze beslissing zijn voorafgegaan. li= ui! (De z.g. jeugdwerkloozenfraude ,ar De tweede paragraaf van het eerste hoofd- iei fetuk, waar bedoeld overzicht begint, behan- re- delt het optreden der brigade in zaken be treffende de gemeente Oss uit het jaar 1937 et In deze periode speelde zich de taak der d£ zgn. jeugdwerkloozenfraude af. Op 1 April is 1938 had de Minister kennis genomen van het volledige dossier van deze zaak. Van dit dossier bevat de nota uitgebreide citaten, 101 o. m. van processen-verbaal van den onder- zoekenden wachtmeester. Deze wijken op feenige punten af van de lezing van den bur- )o; gemecster. Met name is dit het geval inzake ht het door de marechaussee met den burge- ieo meester gepleegde overleg. ii9 Volgens de ministerieele nota, hadden de ;nj betrokken opsporingsambtenaren reeds in 't aanvangsstadium van hun onderzoek tot het inzicht moeten komen, dat er zeker geen fn sprake kon zijn van ernstige fraudes, die zoo ingrijpende maatregelen vereischten, en dat, zelfs al zouden er kleine onregelmatigheden fciju geploegd, de kans om daarava [het be wijs te leveren zoo gering was, dat groote voorzichtigheid en terughoudendheid gebo den was. Het administratieve onderzoek door B. en W. ingesteld, aldus de nota verder, verdient bijzondere belangstelling, omdat het de gele genheid biedt de verklaringen van de getui gen, die zoowel door dit college als door de marechaussee zijn gehoord, met elkander te vergelijken. De door B. en W. afgenomen verklaringen zijn minutieus genotuleerd. Een vergelijkend overzicht is als bijvoegsel bij de nota gevoegd. Dit bijvoegsel heeft tot strekking aan te geven hoe de weergave der mare chaussee van de getuigenverklaringen veel bezwarender zijn voor de verdach ten dan de voor B. en W. afgelegde verklaringen, ofschoon de getuigen be weren bij beide verhooren gelijke ver- klaringen te hebben afgelegd. De nota memoreert dan ecnige persüitin gen over het onderhavige geval (uit Tel. er Hbld welke eveneens als bijvoegsel wor den geproduceerd. De Minister ziet verband tusscher. deze uitingen en de voorstelling, welke bij de hoofdfiguren c.er Ossche briga de leefde, dat bij de gemeente Oss allerlei misdrijven werden geploegd, waarin de bri gade opheldering behoorde te brengen Door d^7p ongefundeerde meening kwam de bri gade volgens de nota tot een onjuiste bon ding tegenover den burgemeester, zoodat met reden op 15 November 1937 het hevel dat de brigade zich van het onderzoek in aan gelegenheden waarin dp gemeente Oss en haar organen waren betrokken had te ont houden. werd gegeven. Dat die order, zooals van de zijde der marechaussee wordt be weerd. nooit zou zijn gegeven, acht de minis ter, gehoord de verklaringen van den sub stituut-officier Mr van der Burg, te eenen male onaannemelijk. De zaak van den „bankier" In de derde paragraaf van 't eerste hoofd stuk gaat de Minister over tot behandeling van de zaak van den makelaar-bankier en assurantiebezorger van den H., na uitvoerige vermelding der overigens reeds bekende feiten zegt de Minister over deze zaak o.m dat hij bij het vestigen van zijn oordeel op 1 April de beschikking had over een des betreffend schrijven van den procureur ge neraal, ernstige critiek op het optreden der brigade bevattende, over de afwijzende be schikking van de Bossche rechtbank op de vordering tot gevangenhouding en 't verzoek om verlof tot huiszoeking, welke een duide lijk desaveu van het politieonderzoek in hield en daarnaast over het volledige dossier van de strafvervolging contra van den H. De Minister heeft dit dossier toen bestudeerd en daarbij bevonden, dat de door den procureur-generaal geoefende c'ritiek volkomen gegrond was. Daarna gaat de nota de verschillende pro cessen-verbaal na, welke in de zaak tegen v. d. H. zijn opgemaakt. Eenige daarvan be treffende feiten, die in elk geval verjaard waren. Andere noemt de Minister uiterst, zwak. De nota vermeldt voorts, dat de sub stituut-officier een verduistering van f 4000 aan van den H. ten laste had gelegd, zonder dat het dossier daarover'een enkel gegeven bevatte. Op gezag van den wachtmeester, die het onderzoek tegen van den H. verricht te. had de substituut-officier gemeend te mo gen aannemen, dat die verduistering wel zou zijn gepleegd. Resumeerend was de conclusie van den Minister op grond van de gegevens van r 1 April 1938. dat de brigade in de zaak van den H. lichtvaardig, onoor deelkundig en ondoordacht was te werk gegaan. Deze zienswijze meent de Minis ter nog steeds te kunnen handhaven, ook wanneer men de verrassende verklaring van den substituut-officier van justitie. Mr. van der Burg, dat hij tot arrestatie van den H. en huiszoeking geen op dracht gegeven had, in aanmerking neemt. In ieder geval is toch het beleid van Mr. tn dpr Burg beheerscht geworden door de voorlichting van de brigade. De Minister verwijst hier voorts naar de uitspraak van 't Ambtenarengerecht te Den Haag. Aan de zaak van de beide geestelijken wor den uitvoerige beschouwingen gewijd. Na vermelding van eenige feiten bespreekt de nota de rapporten door wachtmeester de G tegen pastoor B. opgemaakt. De in deze rap porten opgenomen getuigenverklaringen ble ken geen enkele aanwijzing in de richting van eenig strafbaar feit te bevatten. Toch sloten zij niet de medeieeling aan den sub stituut-officier, dat „het onderzoek in dezen met kracht zou worden voortgezet tenzij de officier van justitie anders mocht gelasten Op deze zaak wordt dan aan de hand van citaten en rapporten verder ingegaan, waar na de minister tot de volgende conclusies komt: Conclusies inzake pastoor B. In zake pastoor B.: dat de wachtmeester togen dezen geestelijke een uitgebreid onder zoek instelde, zonder dat er eenige aanwij zing bestond, dat de pastoor een strafbaar feit had gepleegd, daar toch de geruchten over diens „moreele misdragingen" alle fei ten betroffen, welke zoo zij al gepleegd morden zijn niet strafbaar waren, behou dens de feiten, welke volgens mevrouw Z zouoen zijn gepleegd met mevrouw X; dat de wachtmeester ten aanzien van de mededeelingen van mevr. Z had moeten bedenken, dat, gelet op hetgeen hij wist omtrent de antece denten van deze vrouw, htar ge zindheid jegens pastoor B. en de wij ze waarop zij haar wetenschap zou hebben verkregen, aanleiding be stond tot groot voorbehoud en bij zondere voorzichtigheid; dat hem, wanneer hij zich in de eerste plaats op de hoogte gesteld had van den leeftijd van mevr. X, aanstonds moest zijn gebleken, dat. indien te haren op zichte strafbare feiten zouden zijn ge pleegd. als waarvan sprake was, deze feiten noodzakelijk reeds lang moesten zijn verjaard, zoodat een onderzoek geen zin had; dat hij niettemin mevrouw X is gaan hoo ren, daarbij riskeerend. dat h;j het huwelijks geluk en de gemoedsrust van deze vrou' haar gezin ernstig zou verstoren; dat in dit geheele onderzoek geen „ver dachte" gehoord werd en wel omdat er ten slotte geen „verdachte" bleek te zijn; dat hef onderzoek plaats had op zoodanige wijze de verklaringender getuigen v den uitgewerkt, aan deze voorgelezen door haar onderteekend dat geen andere indruk kon ontstaan dan dat de pastoor ver dacht werd van misdrijven, welke vermeen- dolijk aanwezige omstandigheid uiteraard wereldkundig moest worden; dat de wachtmeester zijn beleid ten dezen gerechtvaardigd achtte op tweeërlei grond, 1. Dat het hier een geestelijke betrof, wïen moreele misdragingen bijzonder ernstig moe ten worden aangerekend, hetgeen moeilijk anders geïnterpreteerd kan worden, dan in dezen zin. dat de wachtmeester van mee ning was. dat niet-strafbare onbetamelijke gedragingen, welke door geestelijken eenigerlei gezindte gepleegd zouden zijn, het onderwerp van politiaire onderzoekingen be- hooren uit te maken. 2. Dat het onderzoeken van verjaarde strafbare feiten en van niet-strafbare feiten bevorderlijk kan zijn aan de ontdekking van niet-verjaarde strafbare feiten. De zaak van pastoor V. In de zaak van pastood V. concludeert Minister dat omtrent oude feiten waarvan geen bewijs was verkregen, en waarvan het eene verjaard was, thans wel bezwarende verklaringen werden afgelegd, doch door ge tuigen. die vroeger een ontlastende verkla ring hadden afgelegd hctceen niet ver meld werd, noch mondeling (volgens de ver klaring van den substituut-officier van justi tie). noch ook, zooals voor de hand zou heb ben gelegen, in het nieuwe verhaal zelf; dat een „onwillige" getuige, teneinde hem tot een andere verklaring te brengen, gedu rende peruimen tijd geconfronteerd werd met een zeer ongunstig bekend staand persoon, die destijds de eenige was. die een voor den pastoor bezwarende verklaring had afgelegd dat de wachtmeester over was gegaan tot het hooren van een nieuwe reeks getuigen, /onder dat er een aanwijzing bestond, dat de pastoor eenig nieuw stafbaar feit zou heb ben gepleegd of die getuigen daarover iets zouden kunnen verklaren; dat geen „veddachte" werd gehoord. Onvoldoende gronden Hoewel de zaak tegen de beide geestelijken op 30 Maart toen de minister alle stukken in zijn bezit- had door den wachtmeester zelf reeds gesloten was, heeft de minis ter haar als zeer ernstig aangemerkt omdat hier op geheel onvoldoende gronden twee personen publiekelijk gestempeld waren tot verdachten van misdrijven, die hun zeer zwaar zouden moeten worden aangere kend. Noodeloos was het gezinsle ven van anderen in de waagschaal gesteld. De betrokken wachtmeester had moeten begrijpen, dat, zoo hij al overtuigd was materiaal te dezen te Van 4 tot 6 Februari a.s. wordt te Brussel een internationale show van pluimvee en konijnen gehouden. Niet minder dan 300 stuks werden gisteren te Kwakel voor trans port daarheen gereed gemaakt. moeten verzamelen, dit dan op on gemerkte wijze zou moeten worden j gedaan. Het was voorts onjuist Ie meenen, dat mei betrekking tot bedienaren van den gods dienst onderzoekingen nopens niet-strafbare feiten, die ten aanzien van andere burgers terecht achterwege blijven, oirbaar zijn. Het was tenslotte al evenzeer onjuist te meenen, aldus gaat de nola verder, dat de onder zoekingen omtrent verjaarde en niet-straf bare feiten om deze reden te pas kwamen, dat zij zouden kunnen leiden tot de ontdek king van eenig strafbaar feit Weg uit de sfeer De genomen maatregel in het licht der feiten, omstandigheden en gedragingen dan overziende, merkt de minister op, een bestraffing der brigade of een schorsing niet te heb ben gewild en geen oogenblik te hebben gedacht aan ontslag wegens ongeschiktheid. Wel achtte hij Het noodzakelijk dat de leden der briga de uit de sfeer, waarin zij verstrikt waren geraakt, werden weggeno- nen. Hij achtte 't bovendien nood zakelijk dat de te verplaatsen amb tenaren hun opsporingsonderzoekin gen te Oss zouden staken omdat hij niet mocht riskeeren dat nog ande ren het slachtoffer werden van hun onevenwichtige ambtsuitoefening. Meer heeft de Minister niet beoogd en het is geen oogenblik zijn wensch geweest, wien dan ook persoonlijk of het wapen der Ko- Dat is, wat Uw kind noodig heeft, maar zelfs in den zomer ge woonlijk niet voldoende krijgt. Hoe dubbel noodzakelijk is het dus, Uw kind in den winter Sanostol te geven: een natuurlijk, yolwaardig levertraan-product, rijk o.a. aan vitaminen A en D, maar nog verrijkt met vitamine B uit het verwerkte mout en vitamine C uit het toegevoegde sinaasappelsap, dat Sanostol zoo'n heerlijken smaak geeft Extra voordeelig is de Sanostok- „familieverpakking" a f. 2.75, die 214 x zooveel bevat als de gewone flacon a i. 1.40. SANOSTOL Het lékkere levertraan-product BROCADES-STHEEMAN PHARMACIA DE NEDERLANDSCHE TEXTIE1 ARBEIDERS IN DUITSCHLAND Geen betere regeling te verkrijgen Vele arbeiders zijn ontslagen LOSSER, 2 Febr. De pogingen van de directies der textielfabrieken te Gronau en Nordhorn in Duitsch- land om met het deviezonbureau een regeling te treffen, waardoor%aIIe Ne- derlandsche arbeidskrachten aan het werk zouden kunnen blijven, hebben, een negatief resultaat opgeleverd. Het gevolg hiervan is, dan van de onge veer achthonderd werklieden, woon achtig in de gemeenten Losser, Over- dinkel, Glanerbrug en Denckamip, ruim 50 pCt. is ontslagen. De rest kan blijven doorwerken op de vol gende bepalingen: de arbeiders krijgen thans 2/3 van het netto-loon in Nederlandsch geld uitbetaald, de rest in marken. Voorheen gold de regeling, waarbij de werklieden 2/3 van het bruto-loon uitbetaald kregen. Dit verschil brengt met zich mede, dat de arbeii ders, die thans kunnen blijven werken, een loonsverlaging krijgen van drie tot v:jf gul den per week. Als gevolg hiervan prohecren vele arbeiders thans in Nederland werk te vinden. Door het verleende ontslagen door het ver* trek van werklieden, die reeds in Enschede en omgeving in andere fabrieken werk gevon den hebben, ondervinden de Duitsche fabrie» ken vooral omdat het hier goede vaklieden betreft groote stagnatie. De directies trachi ten alsnog een regeling te verkrijgen, waar door zooveel mogelijk Nederlandsche arbei ders voor hun bedrijven behouden kunnen worden. Het prinselijk jacht Piet Hein" werd gisteren van de Sixhaven te Amsterdam naar Werkspoor te Utrecht versleept het vaartuig enkele reparaties zal onderg aan. Het jacht in de Amsterdamsche haven op weg naar Utrecht. ninklijke Marechaussee als zoodanig te tref fen. De maatregel is tegen de geheele bri gade genomen, omdat de onjuiste gedragin gen moesten worden gezien als symptomen van een bij die brigade heerschenden geest. Tenslotte neemt de Minister stelling tegen de meening, dat het aan hem te wijten zou zijn geweest, dat de genomen maatregel noodeloos ruchtbaarheid zou hebben ver kregen. Nieuwe feiten na i April 1938? Tenslotte wordt in de nota de vraag ge steld, of er na 1 April 1938 nieuwe feiten zijn gebleken, welke hebben uitgewezen, dat de maatregel door den Minister ten onrechte zou zijn genomen. De Minister zegt daarom trent, dat het hem voorkomt, dat, afgezien van de omstandigheden, dat bij onderzoek geen bewijs is verkregen van de mishande ling van den arbeider W. en van eenige pun ten van zeer ondergeschikt belang, hier alleen in aanmerking kan komen het feit, dat de arrestatie van den makelaar-bankier Van den H en de inbeslagneming in zijn woning en kantoor we 1 met machtiging van den substituut-officier van justitie hebben plaats gehad. De veranderingen in des offi ciers verklaringen heeft de Minister uiter aard niet kunnen voorzien. Deze nadere ver klaring kan den wachtmeester ten aanzien an dit onderdeel van deze eene zaak wel tot op zekere hoogte disculpeeren. doch de wachtmeester blijft verantwoordelijk voor zijn voorlichting te dezen. Hierin wordt gezegd, dat het niet aangaat, het aandeel der gemeentc-politie in de op ruiming te verkleinen. Een groot deel der misdrijven vond plaats buiten Oss. zoo dat de gemeentepolitie daarmede geen recht- schreeksche bemoeiing kon hebben en boven dien wist ook de marechaussee vóór 1934 ver schillende mrisdrijven niet te ontraadselpn. Uit niets i9 gelbleken, dat in dien tijd de gemeentepolitie ondeugdelijk zou zijn ge weest. Nadat eenmaal een vasten greep in de misdadigerswereld was verkregen, zijn marechaussee A n politie er ge z a me n 1 ij k in geslaagd een goed resultaat te bereiken. Beider verdiensten hebben hun erkenning gevonden in Koninklijke onderscheidingen. Van ernstige tekortkomingen bij de ee- meentepolitie is nooit gebleken. Lof voor burgemeester Ploegmakers De Minister verklaart dan ook, dat de heer Ploegmakers zoowel bij de leden van het kabinet, die met zijn ambtsverrichtin gen bemoeienis hebben, als ook bij bet pro vinciaal gouvernement bekend staat als een bekwaam, volijverig en onkreukbaar ma gistraat en bij de justitie als een tactvol en bekwaam hulpofficier. De procureur-gene raal, fungeerend directeur van politie, te Den Bosch, beoordeelt hem als een goed hoofd van plaatselijke politie. Als hoofd van politie beeft de heer Ploegmakers zeer veel voor de verbetering van zijn korps gedaan. Omvang en peil van zijn bemoeiingen op dit gebied liggen boven het gemiddelde. Hij onderscheidt zich door initiatief en persoon lijken moed. Rapport van den Commissaris der Koningin Op verzoek van den minster van Bin- nenlandsche Zaken en van den minister van justitie heeft de commissaris der Koningin ,in Augustus 1938 een rapport ingediend, .waarin zijn inlichtingen over het gemeente- 1> 'stuur van Oss zijn neergelegd. De aanhalingen uit dit rapport zijn weder om uitvoerig. De commissaris der Koningin J lijkt lof te hebben voor het optreden van (Cn burgemeester op politioneel gebied (hij arresteerde persoonlijk de daders van den roofmoord te Oyen).Ook voor den tegenwoor- digen inspecteur van politie heeft de com missaris lof. Toch heeft hij ook wel kritiek, met name op al te optimistische uitlatingen van den burgemeester over de criminaliteit te Oss en over de houding van den vorigen inspec teur van politie. Rechtszekerheid en rechtsgelijkheid In het derde deel van de nota wijdt de minister o.m. beschouwingen aan zijn ver houding tot zijn ambtgenoot van defensie, waaromtrent hij betreffende het geval Oss tal van bijzonderheden mededeelt De mi nister meent, dat hij terecht heeft verklaard dat reeds op 1 April de instemming van den minister van defensie inzake de verplaat singen voor zoover deze instemming noo dig was was verzekerd. Wat tenslotte de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid betreft, erkent de minister, dat ingrijpen van den hoogsten ohef uit zondering moet blijven, omdat op dit te- bied een maatregel tot bescherming van de rechtszekerheid, den schijn zou kun nen wekken van eenige verstoring der e c h t s g e 1 ij k h e i d. Dat neemt niet zeg, dat tegen machtsoverschrijdingen on- erwijld handelen geboden is in sommige gevallen. Ministerieele houding verklaard De Minister eindigt zijn nota dan als volgt; „Men kon uit mijn eigen ambtsvervulling weten, wat mijn gedragslijn is, wanneer zich betreurenswaardige strafbare feiten, als waarop hier geloeid wordt, voordoen. Uit het feitencomplex in deze zaken, als dit in deze nota is samengevat, kan men zeker nu ook weten, welke mijn houding in deze zaken is geweest. Niets anders heb ik beoogd (en ik durf te zeggen ook bereikt) dan de richtige opsporing van strafbare fei ten te bevorderen. Zoowel door de uitspraken van het ambtenarengerecht te 's Gravenhage d.d. 16 Juli 1938 als door die van den cen tralen raad d.d. 22 December 1938 is niet al leen mijn fonr.eele bevoegdheid tot het ne men van den maatregel, maar met name ook mijn oogmerk buiten iederen redelijken twijfel gesteld. Ik heb mij in deze nota vrij uitvoerige citaten veroorloofd uit hetgeen ik op 7 April 1938 in de Kamer gezegd heb. Ik meende daartoe gerechtigd te zijn, nu ik na 7 April voor het eerst zelf weer over deze aangele genheid met de Kamer in contact treed, nadat hetgeen ik in volle overtuiging aan stonds gezegd heb, onder een stroom van uitingen van anderen dreigde bedolven te worden. De Kamer zal waarae hechten niet aan constructies achteraf, maar aan hetgeen ik zonder terughouding aanstonds in het openbaar heb gezegd. In het eerste gedeelte dezer nota heeft hetgeen inmiddels nader zou zijn gebleken passende bespreking ge vonden. Natuurlijk zal ik in de verdere ge dachtenwisseling gaarne volle medewerking erleenen tot opheldering van hetgeen de Kamer nog vaa belang mocht achten." Half ziek- Hangerig Met Mijnhardtjes vlugge verbetering. Doos 30 en 50 ct. (Reel) Duitsche dienstboden verlaten Amsterdam Weinig meisjes, weinig tranen AMSTERDAM, 2 Febr. Een poosje geleden geleek het er op dat 1 Februari een drama tische dag zou worden vanwege den uittocht van Duitsche dienstboden naar haar „Hei mat" ingevolge de bevelen van de regeering in het Derde Rijk. Het is gisteren wat dit aangaat, bijzonder meegevallen, als men dit zoo noemen kan. Vooreerst was het denkbeeld van een extra- trein toch al reeds afgewimpeld. De meisjes zouden op eigen gelegenheid gaan. Dies was sommiger aandacht gevestigd op den inter nationalen trein van 10 uur 's morgens naar Midden-Duitschland. Van eenige bijzondere drukte op het eerste perron van het Cen traal Station was echter geen sprake, hoe wel de stationschef hierop bedacht was. Als er vijftig meisjes in den trein hebben geze ten. was het veel. Dientengevolge waren ook heel wat minder zakdoeken noodig hetzij om elkander bij het vertrek toe te wuiven, hetzij om de waterlanders, aan veler be droefde oogen ontsnapt, een veiligen uitweg te geven. Van bedrukte gezichten was trou wens geen sprake. De enkele tientallen, die de Germaansche deerntjes uitgeleide deden, waren volstrekt niet onder den indruk, toen de trein wegreed. Het was het gewone gedag zeggen bij het vertrek van nagenoeg iederen doodgewonen trein. Alleen wat meer men- schen dan gewoonlijk. Voor het vertrek der glimlachende en groetende meisjes flitste het licht van een fototoestel om het gewichtige oogenblik te vereeuwigen. s Middags bij den trein naar Frankfort was de belangstelling weer minder. Het komt ons voor dat zij die weggingen beduidend minder in aantal waren dan zij die bleven. Neville Chamberlain begeeft zich met zijn echtgenoote naar het Parlements gebouw te Londen voor de bijwoning der zitting van het Parlementwaar de buitenlandsche politiek der regee ring behandeld werd,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 9