RKJE zich opnieuw in een volgende linie te nestelen. Met een snelheid, welke die van het eerste groote offensief tegen Catalonië nog overtrof, ten tijde toen het gebied van Tremp en de groote electrische krachtsinstallaties voor de republiek verloren gin gen, hebben de nationalisten ditmaal hun tegen standers voor zich uitgedreven. De rampzalige hoofdstad van het gewest werd intusschen als met luohtprojectielen bezaaid; men kon het aantal malen, dat luchtalarm moest worden gemaakt, niet meer tellen. Het havengebied werd tot één puin hoop; ook de belendende wijken hadden het zwaar te verduren. Intusschen werden alle man nen opgecommandeerd, om hun arbeid in den steek te laten en met schop en spade aan het opwerpen van al weder nieuwe verdedigings werken te beginnen. Het was daartoe, gelijk spoe dig is gebleken, rijkelijk laat. Terwijl regeerings- en volksfrontleiders naar het noorden vluchtten, de wegen daarheen waren bedekt met onaf zienbare auto-colonnes, die uit de lucht werden belaagd, boden derepublikeinsohe troepen nog eenige uren tegenstand, als om dien algemeenen exodus te dekken. Toen konden de nationalisten hun intocht houden. De oude Spaansche vlaggen kwamen van overal te voorschijn; de geslonken burgerij stond langs de marschroute geschaard en juichte. Achter de troepen volgden de transport wagens met de rechtsche vrouwelijke „stoottroe pen" in blauwe uniform en witte schorten: uit- reiksters van lang begeerd, gezond voedsel. Zoo is dan Barcelona gevallen, zonder dat er om de stad zelf gestreden is. Naar zich laat aanzien zal de rest van Catalonië spoedig moeten volgen en zullen ook Madrid en Valencia tot overgaaf worden genoopt; de vraag is enkel, of dit door actieve oorlogvoering, dan wel door middel van algeheele isolatie zal geschieden. De tijd lijkt niet verre meer, dat Franco een zwaarder arbeid wacht, dien der ware pacificatie. Zal hij welvaart kunnen doen oprijzen tusschen puinhoopen? In Fransche kringen maakt men zich over het verloop der Spaansche zaken thans meer dan ooit verontrust. In Parijs heeft men zoo lang het con flict bij de zuiderburen duurde, steeds sympathie voor de republikeinsche vrijheidsstrijders aan den dag gelegd. Men heeft nie<t de minste poging willen ondernomen, contact met de rechtsche Spaansohe regeering te bewerkstelligen; haar be staan werd zooveel mogelijk geïgnoreerd. Daarmee heeft men nationalistisch Spanje overgelaten aan Duitsche en Italiaansohe beïnvloeding. Nu breekt de tijd aan dat dit zich wreekt. Zal Mussolini zijn belofte gestand doen en afzien van alle strategi sche en economische voordeelen, welke hij op het Iberische schiereiland onder zyn bereik heeft? Of zal Spanje een fascistische invloedssfeer blijven, en een bedreiging der Pyreneeën-grens? In zekere Fransche kringen vraagt men zich af, of men niet goed zou doen, zich daartegen een versterkte positie te verschaffen, door bijvoorbeeld het eiland Minorca en Spaansch-Merokko te be zetten. De verbindingen in de Middellandsche Zee zouden voor Frankrijk daardoor veilig worden gesteld. Maar deze medaille heeft een donkere keerzijde. Zulk een daad zou onherroepelijk oor log beteekenen, een Italiaansch-Fransche kracht meting, die niet tot deze beide landen zou kunnen worden beperkt. Niet voor niets verneemt men thans allerlei Duit sche en Italiaansche mobilisatiegeruchten. Beide autoritaire staten schijnen zich op botsingen van militairen aard voorbereid te houden, al trachten zij zulks te maskeeren, door over herhalingsoefe ningen in de Februari-maand te spreken. De don kere, onheilspellende wolk hangt eens te meer boven ons werelddeel. Hoe ernstig de toestand is kan men afmeten aan de voorbereidingen, welke Groot-Brittannië treft, om zijn vrijwilligen nationa- len dienst met spoed te organiseeren. In kort tijdsbestek wil men daar twee millioen burgers opleiden voor allerlei oorlogshulpdiensten, om als de nood aan den man mocht geraken, zich zoo goed mogelijk tegen luohtovervallen beveiligd te zien. Ook in het Derde Rijk roert men zich. Plotseling, zonder dat men daarop in internationalen kring bedacht was, heeft Dr Hjalmar Schacht zijn ont slag ontvangen als president van het directorium der Duitsche Rijksbank. Schacht was een financier van international formaat, die met name in de Londensche City aanzien en vertrouwen genoot. Men wist dat hij een man van karakter was en van een gezond inzicht, die er alles op zette, om de oude solide financieele methoden te handha ven, ook waar dit hem iy conflict mocht brengen met de radicale vleugel der N.S.D.A.P. Thans heeft men hem deahalve naar den tweeden rang verschoven; Funk, de minister van financiën, zal nu ook de Rijksbank rechtstreeks onder zijn beheer hebben, en van dien kant niet langer verzet tegen zijn vérgaande plannen hebben te duchten. Dat beteekent een verscherping van den financieel- economischen oorlog, door het Derde Rijk onder; nomen om zijn zelfvoorziening en tevens zijn be wapening in e'en koortsachtig tempo te voltooien; ook dit is een symptoom, hetwelk weinig goeds voor de rust van ons werelddeel belooft. BINNENLAND ONNOODIG te vermelden, dat het regenachtig weer is. Wy ervaren het dagelijks. Het regent, het regent het regent, dat het giet. De weilanden in de lage polders staan blank; in de tuinen vindt men na één spit water; onze kleeten druipen door loopend. 't Is ongewoon, zeggen de mensohen. Ja, onze tijd is in elk opzicht ongewoon. Even voor Kerstmis hebben we kou geleden ais in geen jaren. Niemand kon het warm krijgen in huis. De wei ges telden met centrale verwarming zaten bij de radiatoren te bibberen of maakten van bijverwar ming gebruik. Doch nauwelijks was 1938 voorbij of de temperatuur steeg. Des nachts van 15 op 16 Januari is omstreeks drie uur in De Bilt de maximum-temperatuur 13.0 graden Celsius ge weest en hetzelfde maximum is te ongeveer 13 uur opnieuw waargenomen. Hiermede is voor Januari de record-temperatuur bereikt, sedert het begin der waarnemingen in 1849. Een gelijk temperatuur- maximum is op 21 Januari 1899 overdag waarge- En het regent maar. De waterstand in de rivieren is niet meer onrustbarend hoog, maar hij is in de Maas toch nog zoo, dat de scheepvaart is gestremd. Schepen, die een hoogere ligging boven het water vlak hebben dan zes meter, kunnen de Maasbrug te Venlo niet meer passeeren, omdat de doorvaart 6,05 meter bedraagt. Dat oponthoud is onplezierig, maar het is niet zoo erg als de stormschade, waardoor anderen getrof fen worden. Want het spookt op zee. De wind vliegt heen en weer, maar meestal met storm kracht. De „Marnix van St Aldegonde" kwam met stormschade binnen. De railing van een dek, dat negen meter boven de zeespiegel ligt, is ingedeukt. Van de twee en twintig ruiten van het promonade- dek zijn er niet minder dan zeventien verbrijzeld. Dit is het uitwendige.Maar binnen boord heeft men er ook van gelust. Het was een zware reis; zei de bemanning. Ook in de luoht was het niet pluis. Al staat het verongelukken van de Fokker D 17 (een lichte één-persoonsjager uit 1933) daarmee niet in ver band. Waarom dit vliegtuig een noodlanding moest maken bij Schiphol is nog niet uitgemaakt. De eerste-luitenant Otto Thate, eenige inzittende, moest uit den cockpit worden gezaagd en is ter observatie in het Wilhelminagasthuis opgenomen. Oogenschynlijk deert hem weinig. Het toestel is over den kop geslagen omdat de wielen weggleden in het drassige weiland, waar onlangs een mitrail leursnest was geweest. Tijdens de verduistering vorige week durfden de vliegtuigen de lucht niet in. Dat is in de onzeker heid dezer tijdeneen goed teeken. Het bewijst dat verduistering eenige veiligheid biedt als de nood aan den man komt Jammer, dat baldadige jeugd het ernstige van de proefneming niet inzag en zich op sommige plaatsen schandelijk heeft ge dragen. In Rotterdam heeft men al op ergerlijke wijze huis gehouden. Eenige groote spiegelruiten werden vernield. Baldadigheid der jeugd zou haast internationale moeilijkheden kunnen veroorzaken. Een katapult is niet zoo gevaarlijk als een geweer; maar als men kiezelsteengaatjes voor kogelgaten aanziet dan kunnen kwaaddenkende menschen daar alles van maken, 't Is daarom goed, dat de politie tegen per sonen, die opzettelijk en wederrechtelijk daden van geweld plegen tegen aan een ander foebehoorende goederen of die zich schuldig maken aan straat schenderij, met de grootste gestrengheid zal op treden. Voor politie en justitie is er overigens werk ge noeg tegenwoordig. In Amsterdam ontdekte men een fietsendievenbende en gros, die er een goed gevulde rijwielstalling op na hield. Twee honderd fietsen werden in beslag en vier stelers en helers in arrest genomen. Veel vreeselijker karwei had zij echter te verrich ten in de Jordaan te Amsterdam. Daar werd in haar woning het stoffelijk overschot gevonden van de 82-jarige weduwe Stork, in de Jordaan algemeen bekend als „ouwe tante Bet". De lafhartig om het leven gebrachte weduwe lag in de achterkamer van haar woning op een ledi kant, met een prop in de mond en met gebonden beenen. Een handdoek en een kussen bedekten haar hoofd. Al spoedig wist de politie uit te visschen, dat deze moord gepleegd was door.... een kleinzoon van slecht gedrag en die vaak voortgeholpen was; die zich op deze wijze met eenige vrienden van een bedrag van circa 400 had meester gemaakt. In de oudheid was het leven van een mensch niet veel waard; is het thans anders? Millioenen men sohen worden op de '„slachtvelden" der wereld om 't leven gebracht; moord en doodslag zijn aan de orde van den dag. In Losser, achter Enschedé ge legen, is de 71-jarige Geertje Boer-Bersgma door den fabrieksarbeider W. W. met messteken ge dood; de 74-jarige de Boer, ook door messteken gewond, bracht er het leven af. Men kan zijn oogen niet gelooven als men zulke gruwelen leest. Zijn zulke misdadigers geheel losgelaten? Maar is het minder erg als men stomdronken achter het stuur van een razende auto zit. Tegen één van die wegduivels hield de advocaat-generaal Mr Polman dezer dagen een scherp requisitoir. Als verdachte haast heeft, zoo sprak hij ongeveer dan moet hij niet, om enkele seconden te winnen, een menschenleven riskeeren. Verdachte is niet, zoo als hij wil doen gelooven, in de situatie geraakt, hy heeft er zich zelf ingebracht. Als men in een wagen met vijf personen rijdt, waar men grapjes zit te maken, moet men geen 90 of 100 km. per uur rijden. De gevolgen daarvan kan men elke dag in de kranten lezen. Voor het genoegen van De Duitsche ex-keizer vierde jl. Vrijdag onder groote belang stelling zijn 80 sten verjaardag. een enkeling wordt nog maar al te dikwijls het leven van andere weggebruikers geriskeerd. Dit subjectieve oordeel zal bij alle weidenkenden meer instemming vinden dan de wijze, waarop de Schiedamsohe kantonrechter vorige week een paar werkloozen toesprak. Daar er i» het hoofd artikel Zaterdag reeds op gewezen werd, kunnen we hierover zwijgen. Rechterlijke oordeelen loopen nogal eens ver uit elkaar. Zoo werd een onderwijzer te Deventer, die een jongen een tik om de ooren gaf, gestraft met 14 dagen hechtenis en 5 jaar ontzegging van het recht om onderwijs te geven, 't Is te hopen, dat hy dan pensioengerechtigd is, anders geven we hem weinig kans op herplaatsing. Een onderwijzer te Kerkdriel werd voor een soort gelijk feit echter vrijgesproken; de rechter ver klaarde, dat het trekken aan het oor de toepassing is van geoorloofd tuchtrecht. Zit het verschil mis schien in slaan óf trekken? Het hangt, dunkt ons, meer van aangewende kracht dan van de methode af. Zoo denken we eigenlijk ook over het gebruik van trekhonden. Naar men meldt, zal met ingang van 1 Mei 1939 een Koninklijk besluit in werking treden, als gevolg waarvan verwacht kan wor den, dat voortaan geen trekhonden meer zullen worden gespannen naast, voor of onder bakfietsen en rijwielen. Is dat zoo vreeselijk, dat een hond als trekdier gebezigd wordt? Wij kunnen het, ondanks alle propaganda niet inzien, 't Is maar de vraag, hoe het dier wordt behandeld. We zien regelmatig een groentekar met een hond er onder. De man kan er geen paard op na houden en nog minder een auto koopen. Maar de hond wordt blijkbaar goed verzorgd. Hij loopt onder de kar en heeft dus geen last van regen. Maar bij eiken klant legt de man een flinke plank neer, waarop de hond kan rusten, zoodat hij van de koude straatsteenen geen hinder heeft Is het nu beter dezen hond naar het doodend asyl te brengen en den armen tobber nog harder te laten zwoegen? Die menta liteit is de onze niet. Deze man kan geen andere trekkracht krijgen (of moet hij soms zijn vrouw voor de kar spannen?) en komt dus in grooter moeilijkheden dan de mevrouwen, wier Duitsche dienstbode, zij het met tranen in oogen en stem, as. Woensdag Hollands huis verlaat. Zij moeten in den arbeidsdienst, maar voor de Duitsche deviezen zal het geen voordeel zijn, want uit Nederland konden de meisjes zonder eenig beletsel vrijelijk hun geld naar huis sturen. Met de Nederlandsohe arbeiders, die in Duitsch- land werken, was dat nooit ten volle het geval. Thans schijnt er heelemaal een eind aan te komen. Industrie en landbouw mogen Nederlandsche werkkrachten niet kunnen missen, de Duitsche regeering doet alles op rigoureuze wijze en dit ook. Er mag geen arbeidsloon meer naar Neder land; zoo luidt het bevel en dat beteekent werk loosheid voor honderden in vele grensplaatsen. Want verhuizen naar het Oosterland, neen, daar voelt de vrije Hollandsche arbeider niet veel voor. Geef hem ongelijk! Losse Nummers Zondagsblad Gaarne zijn wij bereid, voor zoover 'de voorraad strekt, onze lezers aan losse nummers Zondagsblad te helpen. Wij brengen daarvoor 5 ct per nummer in rekening en verzoeken vriendelijk het bedrag gelijk bij de bestelling te voldoen. DE ADMINISTRATIE DE KORTSTE WEG Heb je vorige week meegeholpen om de kortste weg te zoeken? En gevonden ook? De stippellijn wijst aan welke weg 't bootje moet nemen. I. Hoe heet hij? „Hoe heet je?" vroeg ik aan een man, Hij gaf my daar als antwoord op: Een knik en wees dan op een kop En zie, 'k begreep er allés van. Gy ook? Zeg dan, hoe heet die man? II. Wie ben ik? Myn eerste zweeft hoog in de lucht; Met mijn tweede heb je op school kennis gemaakt; Mijn geheel is een natuurverschijnsel, dat vaak grote schade aanricht. Hl. Wat zou dat zijn? Wat kan men vatten en toch niet grijpen? IV. Twee dorpen. Noem twee dorpjes in de nabijheid van Am sterdam, wier namen in uitspraak geheel verschillen, maar toch beiden uit dezelfde tien letters zijn samengesteld. V. Wie weet dat? Welke hoed is geen kledingstuk? OPLOSSING van 't Letterraadsel in de vorige Kinderkrant Het geheel is: Kabeljauwen. De onderdelen zijn: 1. K, de helft van K.G. of 2 pond; 2. aar; 3. ribbe; 4. preken; 5. revolvers; 6. kabeljauwen; 7. verraders; 8. peluwen; 0. eiwit; 10. bes; 11. N voor Noorden. BOEKOMSLAG VAN ZEILDOEK Laten we deze week eens proberen een boekomslag van zeil doek te maken. Bij het naaiwerk zal moeder wel een handje willen hel pen. Dat zeildoek is in frisse kleuren ver krijgbaar en we kunnen het ook ma ken uit de onbescha digde stukken van een afgedankt tafel zeiltje. Wanneer er vuile vingerafdrukken op gekomen zijn, dan wrijven we die eerst met een vochtig lapje af. Het omslag bestaat uit een langwerpig stuk zeil doek van 22 bij 42 c.m. en een lap voeringstof van 20 bij 40 c.m. (liefst niet al te dun). Deze maten zijn voor een normaal boekformaat. Desge wenst neemt men ze groter of kleiner. Nu vouwen we het zeildoek om de voeringlap heen, plakken het desnoods met een goed soort 'plaksel vast en stikken het dan op de machine om. Wanneer we dit gedaan hebben, vouwen we een smalle kant 5 c.m. om en naaien de boven- en onderkant dicht. Dit is dan de inslag waar de boekband ingescho ven wordt. De andere smalle kant wordt niet in geslagen en vastgezet, en kan dus willekeurig los om de boekband geslagen worden. We zijn dus niet aan een bepaald boekformaat gebonden. En nu de versiering. Die bestaat uit figuren van zeildoek in andere kleuren, die uitgeknipt en op geplakt zijn. Alleen de stralen van de zon worden er met grote steken opgeborduurd. Als kleuren nemen we b.v. een wit omslag met gele zon, grijze wolken en lichtblauwe meeuwen, of een zwart omslag met witte meeuwen, gele zon en oranje wolken. De meeuwen kan men van het model naknippen. De zon is een cirkel van 4 c.m. middellijn. De wolken zijn smalle slinger- repen, die 2 a 3 c.m. breed mogen zijn en, om ze evenwijdig te doen lopen, met twee tegelijk geknipt worden. Wie de wolken wat lastig uitvoerbaar vindt, kan ze ook weglaten. Jongens en meisjes, CTerlijk wil 'k er voor uit komen, aat 'k geen I—dichter ben. Dat wil natuurlijk niet zeggendat 'k nooit ge probeerd heb ook eens een gedicht te maken. Wie heeft dat nooit gedaan? Ter gelegenheid van St. Nicolaas of op een ver jaardag ben 'k ook wel eens aan 't dichten ge togen en dan is 't me ook wel eens gelukt acht regels bij elkaar te krijgen, die heel aardig op elkaar rijmden. Wat een voldoening geeft dait, vooral als anderen 't dan cok nog mooi vinden Misschien dat 'k later jullie nog wel eens van m'n dichtkunst laat genieten Maar als 'k er aan denk dait er neven en nichten zijn, die Mulo, H.B.S. en zelfs Gymnasium bezoeken, dam. krijg ik. nu al kippenvel. Als 'k dichten kon, dan had 'k nu een mooi onder- werp. Volgende week Dinsdag is ons Prinsesje één jaar. En zeg nu zelf: elke Hollanase jongen en meisje, die daaraan denkt begint vanzelf een of ander vrolijk wijsje te fluiten. Meisjes fluiten niet, hebben ze me wel eens verteld, dan moeten zij maar neuriën. De redacteur van ons Zondagsblad had voor deze» blijde gebeurtenis al een gedicht gekregen. Hij, kan 't niet opnemen, vertelde hij me in een ver trouwelijke bui, maar 'k mocht 't wel lezen, 'k Moest hem gelijk geven: het hele gedicht kon voor plaatsing, niet in aanmerking komen. Maar er warren regels bij, die de belofte inhouden, dat als deze dichter maar vol houdt en vooral als h§ moeite doet bij echte dichters in de leer te gaant^ hij ons zeker nog wel eens verblijden zal met eei$ mooi en gaaf gedicht. Weet je welke regels ik aardig vond? Deze: De vlag nu gehesen op schip en op schuit op huizen en schuren de vlag moet er uit! Laat waaien en gieren en stormen de wind de vlaggen aan flarden voor ons jarige Kind! Je 'weet wel: een dichter zegt 't altijd een beet ja kras. Onze meester vertelde ons vroeger wel eens van „dichterlijke vrijheden". Ik hoop hartelijk, dat ons land vol vlaggen zal zijn als we de eerste» verjaardag van prinsesje Beatrix vieren. En 'k ziel helemaal niet in waarom een boze wind al die mooig vlaggen nu aan flarden zou moeten scheuren. Een beetje minder is ook goed, zei m'n moeder altijd. Ons Prinsesje één jaar! Weten jullie nog van de geestdrift, die zich van heel ons volk meester, maakte toen nu een jaar geleden de radio en. zingende kerktorens de blijde tijding brachten: opj Soestdijk is een Prinsesje geboren Of jullie dat nog weten? Maar natuurlijk! Dat ver geten we nóóit, al worden we ook 80 jaar. Dinsdag is ons Prinsesje één jaar. Vroeg er uit om de vlag uit te steken! En allemaal Oranje op de borst! Dat houden we voor afgesproken? OOM JAN pel. Die is zeker pas gegraven. Ze is nog onbegroeid en veel te breed om zo maar 's over te stappen. Ynze kijkt de hei in. Ja, hoor, daar lag zo'n baggergat. De arbeiders zijn er nog pas bezig geweest en hebben 't water uit de greppel geschept. Door de greppel liep 't dan vanzelf naar 't baggergat, waar de turf gemaakt werd. Maar hij kan hier z'n tijd niet verbeuzelen met 't kijken naar greppels en baggerga- ten. Hij moet verder: eieren zoeken. Vooruit! Met 'n sprongetje zal hij over de brede geul. Eén, twee, drie! Jawel, daar ligt hij, plat op de grond en z'n hele bosje pijpendoorstekers geknakt en gebroken. Maar van dat laatste merkt hij op dit ogenblik niets, want meteen, dat hij met z'n neus in de heistruiken weg duikt, hoort hij tegelijk een hevig ge raas en angstig gekwaak. Met 'n sprong is Ynze weer op de benen en daar boven z'n hoofd cirkelt 'n eend nu rijzend dan dalend om 'm heen. ,,'n Nest!" schiet 't Ynze opeens door 't hoofd. Hij kijkt zoekend voor zich en, jawel, hoor! Daar heb je 't; Hij had er met z'n neus wel in kunnen vallen. „Vader, vaaader!" roept hy zoo luid hij kon: ,,'k heb er een, 'n nest, 'n nest met eieren!" „Jaaa!" klinkt het uit de verte als antwoord. Ynze buigt zich over 't nest heen. 't Is vol: één, twee, drie,., zes., negen eieren, 't Lijken wel kippeneieren, al leen 'n beetje blauwachtig van kleur. En wat liggen ze hier zacht. Of zo'n eend ook 'n nest weet te maken: 'n flinke kuil in de grond, zo groot als 'n soepschotel, daar wat hooiachtig gras in, wat buigzame rietbladeren, en dan al maar dons, dons en nog eens dons. Heel voorzichtig raakt Ynze een van die eieren aan. „Lekker warm!" zegt hij tot zich zelf. „Tik, tik, tik", gaat het opeens in z'n nek. „Tik, tik, tik", doet 't tegelijk rondom hemHagelstenen. Uit de donkere wolk boven hem ko men ze al dichter en dichter in schui ne richting neerschieten. Ze ketsen op de eieren, springen even omhoog en zakken in 't donzen bedje neer of ver dwijnen tussen de hei. Boven het walhout, dwars door de hagelbui cirkelt angstig nog de ver jaagde eend rond. „Waar zit je, jó?" hoort Ynze opeens achter zich roepen. „Hier vader!" en Ynze rijst op. „Ha, benje daar?" Vader en Gerrit worstelen zich door de ruigte heen. „Negen eieren", zegt Ynze, naar 't nest wijzend. „Dan is 't broed bijna vol!" zegt Bou- tema. „Niet meenemen, hé Vader?" vraagt Ynze. „Neen, natuurlijk niet! Verboden, dat weet je!" Ja, dat wist Ynze. 't Was anders wel de moeite waard: negen mooie, grote eieren. „Heb je nu goed gezien, hoe zo'n nest er uit ziet?" vraagt vader. „Ja vader". „Jij ook Gerrit?" Neen, Gerrit moest 't toch nog even goed bekijken. „Mooi hè?" Dat was 't! „Nu, dan maar weer voorwaarts!" zegt Boutema. „We moeten dat arme dier daar boven ons maar niet langer in angst laten. 't Zal zeker nog 'n ei moeten leggen en als dat gebeurd is, dan stopt 't z'n broed onder bladeren en gras, dat je er niets van ziet". „En als 't nest vol is?" vraagt Gerrit. „Dan gaat de wijfjeseend broeden, precies als onze kippen. En ze doen 't net zo graag". „En dan komen er eendenkuikens, hé Vader?" „Natuurlijk, en als ze goed en wel wakker zijn, dan gaan ze met d'r moeder naar de wijk. Zwemmen be hoeven ze niet te leren". „Nou, dan zyn ze knapper dan ik", erkent Gerrit. „Ja, jongen, zo sdhiep God dez« dieren". De hagel roffelde nog zonder ophouden neer, toen Boutema zich met de beida jongens van de wal liet glijden. „Pas op", zei vader, toen ze weer in da heide stonden, „nu zul je eens zien, hoe gauw de eend op z'n nest neer strijkt". Telkens omkijkend, zochten ze de hei deweg weer op. „Daar gaat ie!" riep Gerrit, naar da neerdalende eend kijkend. „Zie zoo", zei vader, „nu is d'r vep> driet over". „Verdriet!" lachte Ynze. „Heeft zo'H vogel ook al verdriet?" „Zeker, mijn jongen! Of de dieren vei» driet hebben. De ganse schepping zucht, zegt de Bijbel. En dat komt dooB de zonden van den mens. In de hofi van Eden was dat niet zo. Toen hacfc den onze voorouders nog niet gezon digd. Maar toen ze 's Heren gebod pvertraden, sprak God een vloek uili over het gehele aardrijk". Zwijgend stapten de beide knapen! naast vader voort. Daar was de weg weer. Gelukkig, want 't lopen viel inj die struiken hei niet mee. Wordt vervolgdR 4.1 ÓTART

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 12