E5BLAD
vande VIJF SAMENWERKENDE
CHRISTELIJKE DAGBLADEN
IS 9 IS U
't DOMINO SPEL
Soms spelen Vader, Moeder
Cathrien en Piet en Jan,
Een spel met zwarte stenen;
Een spel, dat ik niet kan.
Maar zijn zij klaar met spelen,
Dan is het spel voor mij.
Ik bouw er dan een kerk van.
Of huizen op een rij.
Soms ook maak ik een toren.
Of vaak een lange brug.
En soms een rij soldaten.
Die vallen op hun rug.
En moet ik naar mijn bedje.
Dan berg ik eerst altoos
De zwart-met-witte stenen
Weer keurig in de doos.
ROEL DASMUS.
Allemaal? Neen. toch niet. Ruben lacht niet.
Ruben is de oudste. Ruben zal straks zijn ouden
vader 't leugenverhaal moeten vertellen, dat
een wild dier Jozef verscheurd heeft. Maar dat
vindt hij vreselijk, dat durft hij niet.
„Laten we hem niet dood slaan", zegt hij tot de
andere broers, „maar laten we hem in een put
werpen. Daar kan hij niet uitkomen en dan
gaat hij toch dood."
„Ja dat vinden de broers ook goed. Zo behoe
ven zij Jozef niet dood te slaan en tóch zijn ze
voor altijd van hem af ja, dat vinden zij óók
goed.
Maar Ruben denkt: als Jozef in de put zit, zal
ik hem er wel stilletjes uithalen en hem gauw
naar vader terug sturen. Maar dat vreselijke,
dat mijn broers willen doen, neen dat mag niet.
Nu niet verder praten meer want daar is
Jozef.
Ja, daar is Jozef. Hoe dichter hij bij hem kwam
hoe vlugger hij liep. Want hij moet zijn broe
ders groeten van hun ouden vader en hij zal
hun vragen hoe 't met hen gaat hier ver van
huis.
Nu heeft hij zijn broeders bereikt. Nu zal hij
hen omhelzen zoals men in Kanaan gewoon is
te doen als men elkaar in vele dagen niet heeft
gezien.
Maar o, wat is dat? Zijn die boze mannen zijn
eigen broeders? Wat staan hun gezichten weer
boos en die donkere ogen flikkeren van haat
en toorn.
Die grote sterke mannen grijpen hem ruw aan. ze
rukken hem 't mooie opperkleed van 't lijf, dat
zo vaak hun boosheid nog groter heeft ge
maakt. En ze sleuren hem weg.
O, wat gaan ze nu toch met hem doen?
Jozef roept en schreeuwt, maar er is niemand
op 't wijde veld. die hem komt helpen. Hij is
hier alleen met zijn broers en die broers duwen
en stompen hem weg.
Daar, daar is een kuil. Een van de broers
neemt met zijn sterke handen de steen weg.
waarme de kuil is afgedekt. En de anderen
slepen Jozef naar de donkere opening van de
diepe put.
Jozef wil zich losrukken om heel snel weg te
rennen van zijn boze broers. Welke jongen van
zeventien jaar laat zich zo maar in een kuil
werpen?
Maar al die grote en sterke handen houden
hem stevig vast en sleuren hem verder, steeds
verder
Nu hebben ze de kuil bereiktnog een
laatste duwen met een doffe slag stort
Jozef in de diepe put.
Nu kan hij niets, niets meer doen om zijn
vreselijk lot te ontgaan. Zijn schreeuwen en
kermen helpt hem niet. Want niemand hoort
hem, die hem kan en wil redden.
Niemand? Of zal Jozef in dat bange en vrese
lijke ogenblik gebeden hebben tot Hem, die
alles ziet en hoort?
Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij 't na
deren van de dood, volkomen uitkomst geven!
Volgende week verder
VAN HERDERSKNAAP
TOT ONDERKONING
De geschiedenis van Jozef aan kinderen verhaald
Door J. SNOEP
S)
ZO komt Jozef bij Sichem. Hij is hier bekend,
want zijn vader heeft er vroeger gewoond,
't Is maar een klein plaatsje, vlak bij de bergen
Ebal en Gerizim. Zijn vader heeft hier eens een
diepe waterput laten graven, die daarom
Jakobsput heet.
Hier moeten dus zijn broers met de kudden
vee zijn. Maar hoe hij ook zoekt, nergens kan
hij ze ontdekken.
Wat moet Jozef nu doen? Eenzaam en moe
dwaalt hij door 't uitgestrekte veld, en als hij
een kleine heuvel ziet, loopt hij er gauw heen
om te kijken of hij nu misschien in de verte
de kudden kan zien. Maar nergens is iets van
de schapen of van zijn broers te zien.
Vermoeid en teleurgesteld gaat Jozef even zit
ten. Wat moet hij nu doen? Waar moet hij zijn
broers zoeken?
Daar komt een man aan. En die man ziet wel,
dat Jozef lang gezocht heeft en nu moe is.
„Wat zoekt ge hier?" vraagt die man en aan
hem vertelt Jozef alles. Dat hij helemaal van
Hebron is komen lopen om zijn broers te zien
en dat hij ze nu nergens vinden kan.
Die man is heel vriendelijk voor Jozef en hij
is blij. dat hij hem de weg kan wijzen.
„Uw broers zijn hier wel geweest", vertelt hij,
„maar ze zijn weer verder getrokken. Toen ze
hier waren was ik net in de buurt en ik hoorde
hen tot elkaar zeggen: laten we naar Dothan
gaan".
Dothan is gelukkig niet zo heel ver van Sichem
en blijde gaat Jozef weer op weg straks zal
hij zijn broeders ontmoeten!
O, wat is 't hier mooi in de buurt van Dothan.
Zo ver hij kijken kan ziet Jozef malse weiden
vol heerlijk gras. Ja, nu kan hij begrijpen, dat
zijn broers niet te Sichem bleven, maar naar
hier zijn getrokken.
Hier is ook de grote weg van Gilead naar
Egypte. De karavanen, die naar deze landen
moeten, komen hier langs.
Wat kijkt Jozef speurend rond of hij op de
groene velden ook grote witte plekken kan ont
dekken. Want dat zullen de kudden zijn en
dan zal hij ook wel spoedig zijn broers zien.
En ja kijk daar eens! daar zijn de kud
den al en die mannen daar zijn vast en zeker
zijn broers.
Opeens is Jozef alle teleurstelling en moeheid
vergeten en hij haast zich om zo gauw mogelijk
bij zijn broers te komen.
Ook de broeders zien nu Jozef aan komen. Hij
is nog ver weg als ze al zéker weten wie die
wandelaar is. die daar door 't veld naar hen
toe komt. Die wandelaar met dat kleurige
opperkleed kan niemand anders dan hun broer
Jozef zijn.
Maar o, kijk eens naar die door de zon ver
brande gezichten met die donkere ogen
Deze mannen hebben hun jongen broer in
lange tijd niet gezien. En tóch zijn ze niet blij,
nu ze hem daar opeens naar zich zien toe
komen. Neen, ze zijn helemaal niet blij. maar
in hun donkere ogen flikkert de boosheid weer.
Ze roepen elkaar toe: „Kijk daar eens daar
komt meester-dromer aan!" En hun gezichten
worden steeds bozer en in hun ogen fonkelt de
haat.
Ha! nu kunnen ze met dien Jozef eens doen
wat ze willen. Hun oude vader is ver weg, voor
hem behoeven ze hier niet bevreesd te zijn.
„Laten we hem dood slaan
O. wie heeft dèt 't eerst gezegd? Ze steken
hun hoofden bij elkaar en al lelijker worden
hun gezichten, al bozer hun ogen.
„Ja. laten we hem doodslaan. Zijn dood lichaam
zullen we in een van de kuilen werpen, die hier
overal in de buurt zijnEn als vader vraagt
waar Jozef gebleven is, zullen we wel zeggen,
dat hij zeker door een wild dier is verscheurd.
Ja, dat zullen we doen
„En dan zullen we eens zien wat er van die
mooie dromen uitkomt!" lacht er een bitter en
al de anderen lachen mee.
Ben je wel eens in Scheveningen geweest? Ja, dan heb je zeker ook de wandelpier wel gezien. De
mannen op onze foto zijn b?zig het ijzeren geraamte onder de wandelpier schoon te maken en te teren.
Dat is een geweldig werk Maar als 't straks zomer wordt, ziet alles er weer schoon en keurig uit.
Zaterdag 21 Januari - No. 3 - Jaargang 1939
DE ROTTERDAMMER
NIEUWE HAAGSCHE COURANT
NIEUWE UTRECHTSCHE COURANT
I NIEUWE LEIDSCHE COURANT
DORDTSCH DAGBLAD BS
DONDERDAGAVOND
BUITENLAND
HET Britsahe staatsbezoex aan Rome, waarover
reeds dadelijk na de befaamde d&gen van
Münohen allerlei gexuohten begonnen op te duiken
in de wereldpers, geruchten, welke geleidelijk een
steeds duidelijker vorm verkregen, en waaraan
zelfs al politieke prognoses werden vastgekoppeld,
heeft dan eindelijk plaats gehad! Chamberlain,
vergezeld van zijn onafscheidelijke regenscherm
en gesecondeerd door den Britsohen minister van
buitenlandsahe zaken Halifax, is in de eeuwige
stad door staatsoverheid en stadsbevolking op
hartelijke wijze ontvangen, en moet naar verluidt
een bijzonder gunstigen indruk hebben opgedaan
van het nieuwe Italië. Speciaal de sportdemon-
stiraties, welke de fascistische jeugdgroepen in het
Forum Mussolnii ten beste gaven, getuigden van 'n
imponeerende vaardigheid en discipline. De EngeJ-
söhe premier, die in eigen land een groot voor
stander is van lichaamscultuur voor het opko
mende geslacht, moet zijn bewondering en enthou
siasme dan ook tegenover den Duce onverholen
hebben doen blijken, gelijk hij ook overigens zich
een aangename gast heeft betoond. Dit wat den
uiterlijken kant van de Britsch-Italiaansohe ont
moeting betreft. Over wat tenslotte in een twee
tal intieme zittingen in het Palazzo Venezia tus-
schen Mussolini en Ciano aan de eene, en Cham
berlain en Halifax aan de andere zijde besproken
is, waren aanvankelijk de persberichten heel veel
soberder. Eigenlijk wist niemand daaromtrent het
naadje van den kous. Slechts sijpelde het nieuws
door, dat de Engelschen getuigd hebben van de
onverbrekelijke relatie tusschen Londen en Parijs,
en dat de Italianen zich hebben uitgesproken over
de onverwoestbare eenheid van de as Rome
Berlijn. Zulks beteekende natuurlijk, dat men
zich in het eene noch het andere kamp illusies be
hoefde te maken over de mogelijkheid, oude
vriendschappen in te ruilen voor nieuwe, gesteld
al dat daartoe de geneigdheid zou zijn aan den
dag gelegd. Doch de verdere strekking van dit
alles was, dat er derhalve niets anders te bespre
ken viel dan de zuiver Britsche en Italiaansche
wederzijdsche belangen, met uitsluiting van alles
van wat op pogingen zou wijzen, Parijs en Rome
met elkander te verzoenen. Zulks was trouwens
ook van tevoren reeds duidelijk geworden: Frank
rijk staat erop, in de aangelegenheid van de
Italiaansche aspiraties zelf zijn boontjes te doppen.
Zoo heeft het deel der openbare meening, hetwelk
van Chamberlains nieuwe reis op het vasteland
wederom iets opzienbarends verwachtte, het vrij
alledaagsch verloop van dezen „trip" als een
teleurstelling ondervonden. Men wist trouwens
zelf niet, wit men eigenlijk tegemoet zag: een
barsche Italiaansche oorlogsdreiging; verbijste
rende Engelsche concessies, of iets anders van
sensationeeelen aard. Men rekende alleen op een
knal-effect, symptoom ervan hoe onzeker in onze
dagen de wereldstructuur is geworden!
Wij mogen, al heeft „Rome" geen wendingen van
buitengemeenen aard gebracht, niettemin ver
heugd zijn, dat Chamberlain en Mussolini elkaar
opnieuw in een geest van toenadering hebben be
groet. De Duce heeft bij de besprekingen blijk ge
geven van een nuchtere gematigdheid, die kal
meerend aandoet, en met name onomwonden
verklaard, den vrede te willen, ondanks de
hachelijke vraagstukken, die Spanje en de ver
houding tot den Fransohen nabuur opleveren, en
Chamberlain heeft met voldoening van deze gees
tesgesteldheid kennis genomen. Voor het verdere
hebben de staatslieden zich rustig beziggehou
den met de nadere uitwerking van het in April
gesloten, en in November aanvankelijk van
kracht geworden Engelsch-Italiaansch accoord.
Deze overeenstemming vereischt verschillende
technische voorzieningen, gelijk de definitieve
grensafbakening tusschen Italiaansch Oost-Afrika
en de omringende Britsche gebieden, waaronder
Kenya en de Britsche Soedan. Ook Egyptische
belangen komen daarbij in het geding. Men
brenge zich slechts in herinnering, dat de Nijl de
groote levensader van het moderne Egypte is,
gelijk hij dit al was in de dagen van Mozes en de
Faraonen. Welnu, deze machtige stroom, die regel
matig buiten zijn oevers treedt om zijn vrucht
baar slip af te zetten, ontvangt een aanzienlijk
deel van zijn water uit het Abessijnsche Tsana-
meer, hetwelk heden ten dage onder Italiaansche
controle staat. Italië heeft hier een troef in lian-
het voorzeker voorzichtig zal moeten
Albion niet te ontstemmen,
waar het de inwilliging van de Italiaansche wen-
schen inzake de Suezkanaal-redhten betreft. Kwes
ties als deze zijn van bijzonder delicaten aard. doch
het stemt hoopgevend, dat men het er in Rome
onderling over eens is geworden, spoed te betrach
ten met het tot stand brengen van al die bijzon
dere vraagstukken, welke het accoord van April-
November nader zullen moeten afronden. Men
kan er ook nog toe rekenen de nadere regeling
van de wederzijdsche handelsbetrekkingen, in bij
zonderheid wat aangaat de positie van den Oost-
Afrikaanschen en Britsch-Indischen overzeeschen
handel.
Tijgerjacht per auto in Zuid-Sumatra. De tijgerjager Denninghof Stelling trok er met een kleine auto, voorzien van twee wilde zwijnen als lokaas, op uit
tiaar de Lampongs en slaagde er in twee roofdieren neer te leggen. Links: op weg naar het jachtterrein. Rechts: een der tijgers die door den jager werd
neergelegd.
25