derd, het heeft eveneens in de afgeloopen week
zijn houding tot Japan nader bepaald. Daarvan
legt .getuigenis af de diplomatieke nota, welke
door den Engelschen ambassadeur te Tokio werd
overhandigd. Groot-Brittanië geeft hierin, op
voorgaan van de Vereenigde Staten, en naar
verluidt maakt ook Frankrijk aanstalten, dit voet
spoor te volgen, omonwonden te kennen, dat
het niets moet hebben van de door Japan gepro
clameerde „nieuwe orde" in het Verre Oosten.
Gelijk men weet bestaat deze in het tot stand
brengen van een blok JapanMandsjoekwo
China, hetwelk economisch en ook in politiek op
zicht, n.L door een gemeenschappelijk steunen van
het anti-komintern-pact, zou moeten samengaan.
Op dezelfde verlanglijst staat verder de erkenning
van Japans leidersrol in deze contreiën, en de
volledige afschaffing der ëxterritoriteit in China.
Dit laatste zou hierop neerkomen, dat de verschil
lende volken van blank ras, welke in het hemel-
sche rijk bijzondere rechten en privilegiën ge
nieten, deze zouden moeten inboeten, ten detri
mente van hun positie aan den Stillen Oceaan.
Zulks alles zou stilzwijgend de erkenning beteeke-
nen dat in dezen oceaan, die het wereld-handels
bekken der toekomst wordt geacht, de suprematie
der Westersche mogendheden ten einde loopt.
Welnu, Washington, Londen noch Parijs gevoelen
ervoor, zoo maar voetstoots hun posities op te
geven: bedriegen de symptomen niet, dan berei
den zij zich in tegendeel erop voor, zich daar
tegen met kracht te verweren, zij het dat zij
voorshands aan een economisch anti-Japansch
offensief, boven een openlijken oorlog, den voor
keur zouden geven.
Gelijk wij reeds zeiden, is in deze zaak de ge
wijzigde Amerikaansche mentaliteit voor de beide
groote Westersche democratieën tot grooten steun.
Roosevelt heeft van de onsympathieke dingen,
welke den laatsten tijd in het Derde Rijk zijn
voorgevallen, met name van de onbarmhartige
Jodenvervolging, dankbaar partij getrokken, om
den doorsneê Amerikaanschen burger duidelijk te
laten aanvoelen, dat het niet langer aangaat, zich
ten opzichte van de overige wereld in een voort
gezette „splendid isolation" te verheugen. Wil men
aandeel houden in wat er in Europa, doch ook in
het Verre Oosten voorvalt, dan moet men een
sterke natie zijn, sterk en eendrachtig in sociaal en
economisch opzicht, doch eveneens op militair en
maritiem terrein. Vandaar dat de president in zijn
defensie-boodschap niet minder dan 525 millioen
dollar voor het op peil brengen van de weermacht
heeft gevraagd, om te voorzien in de minimum
behoeften te dien opzichte. Daaronder vindt men
uitgetrokken 300 millioen voor vliegtuigbouw.
65 millioen voor versterking der vloot en 10 mil
lioen voor de opleiding der piloten!
Er teekent zich in deze cijfers en feiten een
Amerikaansche voorbereiding af, welke van vér
strekkende beteekenis voor de toekomst kan zijn!
Groot opzien heeft gebaard een serie van bom
aanslagen, welke de Engelsche Midlands-gebieden
hebben in rep en roer gebracht. Terroristen heb
ben in Londen, Liverpool, Birmingham en Man
chester, om slechts enkele der voornaamste centra
te noemen, het toegelegd op de vernieling der
electriciteitsvoorziening. Zij zijn daarin slechts
zeer ten deele geslaagd, al werd hier en daar een
aanzienlijk materieele schade aangericht, en vie
len er ook persoonlijke slachtoffers. De aanslagen
hadden plaats op vrijwel hetzelfde uur; de helsche
machines, daartoe gebezigd, wezen eveneens op
een actie, welke op één centraal punt was voor
bereid. Bovendien werden in Ierland en Enge
land getyktydig proclamaties verspreid van een
Iersche organisatie, welke een illegale actie ter
„bevrijding" van Noord-Ierland van Engelsche
invloeden voert, teneinde op deze manier de poli
tieke en staatkundige eenheid van het „groene
eiland" tot stand te brengen, een zaak welke aan
De Valera en zijn medestanders, bij de in 1938 te
Londen gevoerde onderhandelingen, niet is mogen
gelukken. Een en ander wettigf het vermoeden
dat Iersche terroristen, wier organisatie een
restant vormt van de vrijheidsstrijders van 1916,
en die zich thans het „Iersche Republikeinsche
Leger" noemen, aan deze wandaden schuldig staan.
Hoewel men in Engeland hier tegenover uiterlijk
het bekende flegma bewaart, heeft men van over
heidswege natuurlijk niets nagelaten, om aan deze
actie den kop in te drukken. De voornaamste
centra van krachtsvoorziening, benevens de West-
mins er Abdij in Londen en andere gebouwen van
aanzien, Downingslreet 10 niet te vergeten, wor
den uiterst zorgvuldig bewaakt, terwijl men tevens
zoo scherp mogelijk het oog houdt op alle verbin
dingswegen met Ierland, met name op de West
havens, teneinde het gaan en komen van onge-
wenschte elementen in zijn macht te hebben. Er
werden ook reeds meerdere arrestaties verricht.
Noord-Ierland of Ulster stelt er prijs op, tot Groot-
Brittanië te blijven behooren; het verzet zich
ertegen, in de Iersche republiek te worden op
genomen. Zijn bewoners zijn van gemengd
Schotsch-Engelsche afstamming en voor het mee-
rendeel protestant, in tegenstelling met de katho
lieke inwoners van „Eire". Zij vestigden zich in
het Noorden tijdens de oorlogen van Cromwell en
Willem III, als een voorpost van het prote^ant-
sche Engeland. Terreur lijkt ons niet het juiste
middel, om in deze politieke gezindheid verande
ring te brengen!
In Spanje schijnt de zaak der republiek naar den
ondergang te gaan nijgen. Catalonië verweert zich
met uiterste krachtsinspinning tegen den nog niet
te stuiten rechtschen opmarsch, welken van drie
kanten op Barcelona aandringt, en deze stad reeds
tot omstreeks 50 a 60 K.M. afstand genaderd is.
Een in het zuiden, in de provincie Estremadura
ondernomen republikeinsch tegen-offensief bracht
aanvankelijk wel eenige successen, doch leidde
daarom nog niet tot het beoogde doel, verlichting
van den zwaren druk, waaronder het Noorden
wordt samengeperst. In Frankrijk ziet men met
verontrusting dezen gang van zaken aan, in de
overtuiging, in tegenstelling met Italië, op het
verkeerde paard te hebben gewed. Een nationalis
tisch geworden Spanje zal Frankrijk zeker niet al
te goed gezind zijn. Gelukkig echter houdt men in
Parijschen regeeringskring het hoofd koel en blijft
men zich verzetten tegen den wensch der rooden,
Barcelona op eenigerlei wijze te hulp te komen.
Zulk zou in dit tijdsgewricht vermoedelijk ook
niet veel meer baten, maar daartegenover met
vrij groote zekerheid nog een algemeen Euro-
peesch conflict in het leven kunnen roepen!
BINNENLAND
DUISTERNIS heersoht over Zuid-Holland;
maar dit overzicht moet geschreven worden.
Het licht is afgeschermd; denkbeeldige vijandelijke
vliegtuigen moeten onze woningen niet kunnen
vinden. Is het een lugubere grap, zoo op de
manier als onlangs op de Veluwe, waar men
plechtig een tolboom „ter aarde bestelde"? Ons
kunnen deze „grappen" nooit bekoren; dood en
begrafenis zijn geen dingen om er goedkoope
spot mee te drijven. Maar van de luchtbescher
ming geldt hetzelfde. Hoe vurig we ook hopen,
dat het nooit droeve ernst zal worden; wij mogen
er niet op rekenen. In ons land wil bijna iedereen
vrede; maar elders blijft de oorlogsfakkel branden
en deze vlam slaat, o, zoo gemakkelijk over.
Die gevreesde luchtaanvallen leiden tot ongewone
consekwenties. De verdediging van „land en luy-
den" ligt in handen van de centrale regeering in
den Haag. Provinciale vendels hebben we niet;
particuliere weerkorpsen zijn niet toegelaten. Dat
is heel gevaarlijk spul in een tijd, dat sommige
anti-nationale partijen de leuze huldigen: als
legale, wettelijke middelen niet helpen, bedienen
we ons van geweld. Welnu, de Staten van Fries
land zullen dezer dagen beslissen over een voor
stel om een provinciale luchtbeschermingsdienst
in te voeren. In Friesland liggen geen garnizoenen
en nu zoekt men op eigen wijze, met inschake
ling van de B.V.L., eenige beveiliging tegen lucht
aanvallen.
Ieder particulier kan heden niets anders doen
dan het licht afschermen. Tegen de geestelijke
luchtaanvallen mogen we dit middel juist niet
gebruiken. Dan zegt Jezus: laat uw licht schijnen
voor de menschen. En dan moeten we het licht
van Gods Woord laten vallen op alle6 om ons
heen.
Dat geeft niet altijd direct .succes", om dit on
juiste woord, nu we propaganda op het oog heb
ben, te bezigen, hoewel we hierbij eigenlijk niet
van „resultaat" mogen spreken Een enkele maal
komt het wal eens voor. Zoo waarschuwde dezer
dagen een apreker uit onze kring tegen de N.S.B.
Volgens het verslag in de krant sprak hij heele-
maal niet over de misdrijven waaraan deze partij
zich dagelijks schuldig maakt door laster en ver
dachtmaking; hij beriep zich ook niet op spre
kers uit de N.S.B.; hij liet de officieele geschrif
ten der N.S.B. spreken en vergeleek ze met wat
de Bijbel leert.
Later bleek, dat deze methode indruk had ge
maakt op eenvoudige leden eener Christelijke
organisatie, die begonnen te wankelen door de
vrome taal der N.S.B.-ers. Althans één van hen
kwam den voorzitter der organisatie meedeelen,
dat hij nu volkomen van zijn dwaling genezen
was.
Het is misschien goed, dit aparte geval eens te
publiceeren. Vooral nu we met onze verkiezings
actie beginnen. Een eenvoudig, principieel en
vooral waar woord maakt altijd indruk; een kloek,
oprecht getuigenis keert niet ledig terug, ook al
zien wij slechts zelden heit tastbare „resultaat".
Daartegenover sticht een losse ongecontroleerde
beschuldiging meer kwaad, dan men vaak denkt.
Wij leven in een tijd, dat er menigmaal fraude
aan het licht komt. Zelfs bij overheidsambtenaren,
van wie men in de eerste plaats betrouwabarheid
en onkreukbare eerlijkheid mag verwachten.
Helaas, het is soms anders. Al valt er vaak veel
te verklaren.
Te Tegelen verdween deze week de gemeente
ontvanger; hy ging er meit een kas van 660.—
vandoor; wie weet, hoeveel er noig meer ver
duisterd is Een ambtenaar bij de gasfabriek te
Arnhem had ongeveer 800 valsche boekingen ver
richt en waarschijnlijk 8000.te eigen bate
aangewend. Het is erg voor deze personen; maar
ook voor hun collega's. Want het groote publiek
wordt hoe langer hoe meer geneigd om te geloo-
ven, wat de N.S.B. suggereert, dat fraude en zelf-
bevoordeeling aan de orde van den dag zijn in
ons lantj. met zijn „ontwortelde bevolking". Amb
tenaren staan, zoodra er maar iets gefluisterd
wordt, onder verdenking.
Dit moet ons, maar ook raadsleden, tot voorzich
tigheid aansporen. Gelijk thans weer blijkt te
Krimpen aan de Lek. Daarover zijn sensatie-ver
halen in de krant gekomen. Lagere rechters heb
ben zelfs de indruk gevestigd, alsof het daar op
het gemeentehuis een groote dievenbende was.
Wij hebben reeds eerder geschreven: daar zat
veel overdrijving in. Thans heeft het Hof in den
Haag beslist, dat de fouten zóó lidht waren, dat
een gevangenisstraf niet op zijn plaats was, doch
dat met een boete van 50.voor onnauwkeurig
beheer voldoende gestraft is.
Zeker, onnauwkeurig, misschien wel slordig be
heer van een administratie is streng af te keuren;
maar het is gelukkig niet hetzelfde als fraude-
pleging, vervalsching van kasboeken en dergelijke
misdaden meer En zelfs bij deze dient men nog
te bedenken, wat er vaak aan vooraf gegaan is.
Niet, om tot vrijspraak te concludeeren, maar wel
soms om clementie te bepleiten; in elk geval om
niet uit de hoogte op zulke „zondaars" ter neer
te zien, maar om te bedenken: wie staat, zie toe,
<$at hij niet valle
Wij dachten aan deze dingen toen wij het kwaad,
dat een onvoorzichtig raadslid in de gemeente
Leidschendam had berokkend aan de leaders van
het Lichtbedrijf en dus ook aan de gemeente
zelf. Zonder nader onderzoek had hij de bedrijfs
leiding van wanbeheer beschuldigd, louter afgaan
de op de praatjes van een ontslagen werkman,
die op wraak zon en van wien hy zelf later ver
klaarde, dat hy geen 18, zelfs geen 14 karaats
was. Deze man had hem verteld, dat hij bij nacht
en ontij gestolen cokes moest wegbrengen naar
'een adres in den Haag. Nu gaf hij toe, dat de man
's middags in den Haag was gebleven en 's nachts
om half één stomdronken en met een vernielde
handwagen was thuisgekomen.
Van diefstal was geen sprake: de cokes was be
taald en in de kas verantwoord.
Ondertussohen zijn wekenlang allerlei verhalen
over fraude in omloop geweest en.... er blijft
altijd wel wat van hangen. Trouwens, wie een-
,maal van diefstal beschuldigd is, al is er geen
greintje van waar, die vergeet dat zijn heele leven
niet. Wij allen, maar raadsleden en kranten
schrijvers vooral, mochten dat wel eens wat meer
bedenken. Openbaarheid is uitnemend; het is één
van de beste middelen tegen maatschappelijk
kwaad en vooral ook tegen machtsmisbruik van
■overheidspersonen. Maar het wapen moet met
groote omzichtigheid worden gehanteerd. Ook
raadsleden, die gedekt door hun onschendbaar
heid, veel mogen zeggen, moeten dit niet uit het
oog verliezen.
Een eigenaardige kwestie doet zich voor met een
raadslid in Voorschoten. Een, die al 19 jaar de
gemeente trouw dient en op wiens aanblijven men
•algemeen prijs stelt, maar die geschorst moest
worden als raadslid, omdat hy in een huis woont,
dat de gemeente dezer dagen heeft gekocht. Wy
vreezen, dat Ged. Staten er niets aan kunnen
doen: de gemeentewet is in dit opzicht vry
duidelijk.
Ged. Staten vonden, zooals te verwachten was,
het geval in Alblasserdam ook eenvoudig. De twee
wethouders (c.h. en s.d.) wilden een groep vrij
zinnig-hervormden geen verlof verleenen in een
lokaal godsdienstoefening te houden; omdat, zooals
de eene wethouder verklaarde, hij niet mee wilde
werken aan verbrokkeling der Ned. Herv. Kerk.
Dat was ongetwijfeld een loffelijk motief, maar
als wethouder kan men daar weinig aan doen en
het toegepaste middel is onbruikbaar. Te meer.
omdat de raad der Geref. Kerk, die volgens de
wet van 1853 bezwaar zou kunnen maken, dit
niet gedaan had, eenvoudig, omdat men geen ver
storing vreest tengevolge van de korte afstand
tusschen beide gebouwen. Dit laatste was voor
Ged. Staten voldoende om het besluit te vernieti
gen. „Het andere doet niet ter zake", zei het
college.
De overlast, die de Dudtsche diplomaten hebben
ondervonden, is gelukkig ook onbeduidend ge
bleken. Er schijnt niets anders gebeurd te zijn,
dan dat baldadige jongens met kiezelsteentjes op
de ruiten van vele huizen en ook op dat van den
gezant gemikt hebben. En wat de onnoozele ko
geltjes betreft, is het ook niet ondenkbaar, dat
hierbij boos opzet in het spel was van vrienden
van het nationaal-sooialisme. Er schijnen Neder
landers te zijn, die er werk van maken, om ons
land tegenover Duitschland in ongunstig daglicht
te stellen.
Iets vreeselijks viel te den Helder voor. Daar
sloeg een vader, ja, een vader, neen, een onmensch,
in woede een kind van drie maanden dood. Wat
een bruut!
Een onvoorzichtige jonge schildersgezel viel in
Haarlem uit de Stationsoverkapping dood neer,
omdat hij zich vastgegrepen had aan een electri-
sche leiding. Had men wel voldoende voorzorgs
maatregelen genomen?
Van enkele ongevallen op zee releveeren we nog
dat de „Tromp" bij een aanvaring beschadigd
werd en te Lissabon moest dokken; de „Bodegra
ven" liep bij Mazorca op een rif, de onbemande
Leonidas I is waarschijnlijk op het IJeelmeer ver
gaan. De „Koningin Emma" liep te Vldssingen
vertraagd van stapel.
Auto-ongevallen met doodelijke gevolgen kwamen
deze week slechts sporadisch voor; de Spoorwegen
publiceeren met voldoening, dat noch in 1937 noch
in 1938 ook maar één passagier om het leven
kwam. Over de onbewaakte overwegen zwijgen
»ebeteekenisvol
26
X 10
x 11
1 De helft van twee pond.
2 Bovenste gedeelte der halmen van gras- en
graangewassen, waarin de bloemen en zaad
korrels zich bevinden, ook de graankorrels zelf
daaronder begrepen.
3 Een van de dunne gebogen beenderen, welke
zich Yan de ruggegraat naar het borstbeen
uitstrekken en de borstholte omgeven.
4 Wat je 's Zondags in de kerk hoort.
5 Zekere vuurwapenen met een staartschroef,
die om haar as beweeglijk is en zes of meer
kamers voor ladingen bevatten.
6 Het te zoeken woord.
7 Lieden, die trouweloos handelen tegenover
hun vrienden, hun vaderland, hun vorst, een
geheim enz.
8 Langwerpige onderkussens, die onder het
eigenlijke hoofdkussen worden aangebracht,
ook wel hoofdmatrassen.
9 Gedeelte van het ei, dat de dooier omgeeft.
10 Vrucht wier zaden onder een stevig vlies door
een vlezig of saprijk vruchtmoes omgeven
zijn.
11 Afkorting voor Noorden.
WIE HELPT DE KORTSTE
WEG ZOEKEN
Ja, ze waren gaan varen, maar hoe vreemd het
ook moge klinken, ze konden de weg naar huis
niet meer vinden. Aan de kant staat iemand te
zwaaien, daar moeten ze naar toe.
Wie helpt hen even en zoekt de kortste weg naar
huis voor hen op
Jongens en meisjes,
GEZONDHEID is een grote schat". Dat heb
ben we zeker allemaal wel eens horen
Zeggen, en er zal wel niemand zijn, die 't zal
durven ontkennen. En toch: hoe weinig dénken
we aan die schat en hoe zelden zijn we er dank
baar voor.
IAlleen als we zelf, of als vader, moeder, broertje
lof zusje ziek zijn; als 't dan steeds erger wordt,
de dokter vaak komt en 't in huis zo akelig stil
.wordt ja, dan denken we gedurig: hoe heerlijk
was 't toch vroeger, toen we allemaal gezond
waren.
In deze weken zijn er veel zieke mensen, gelukkig
meestal niet erg, maar toch zo, dat ze binnen
anoeten blijven. Op school en in de kerk is 't wel
te merken, dat er nu veel zieken zijn en vaak
ook aan 't gebed van meester of dominee.
Wat zijn wij, jongens en meisjes, die altijd ge
zond mogen zijn, toch heel gelukkig en onschat
baar rijk. Dénken we daar wel eens aan en
danken we er gedurig Hem voor, van Wien we
ook deze grote schat ontvangen?
Er zijn mensen, grote en kleine, die eigenlijk
nooit helemaal gezond zijn. Vaak doen ze toch hun
'werk zo goed en zo lang mogelijk. Maar tenslotte
mogen en kunnen ze niet langer en zegt de dokter:
volkomen rust houden.
Wanneer ze dat tijdig doen, kunnen ze beter wor
den. Dikwijls gaan zulke zieken naar een sana
torium. In Harderwijk en Soestduinen en in nog
meer andere plaatsen staan prachtige sanatoria,
waar zulke zieken een zeer zorgvuldige verple
ging genieten en waaruit ze vaak na korter of
langer tijd weer geheel hersteld naar hun huis
•en werk mo
gen terugke-
Ook in Zwit
serland, in het
prachtige
plaatsje Davos,
staat een Ne
derlands sana
torium, waar
op 't ogenblik
120 landgeno
ten genezing
zoeken. Meer
dan 100 Neder
landers in één
huis bij elkaar,
ver van 't va
derland.
Yoen deze men
sen hoorden,
dat onze mi
nister-presi
dent Dr Colijn
zijn winterva-
cantie in het
vlakbij gelegen
Klosters door
brengt, ver
zochten ze hem
ook aan 't sanatorium een bezoek te brengen. En
in een aardige Davosslede kwam Dr Colijn, ver
gezeld van zijn vrouwweldra het paadje van 't
sanatorium oprijden.
Dat was een vreugde in dit kleine Hollandse
wereldje! Van alle kanten klonk luid gejuich, en
toen Dr Colijn de ontvangzaal binnenstapte, werd
hij begroet met een krachtig Wilhelmus.
En toen brak een ontroerend ogenblik aan: Dr
Colijn ging de patiënten toespreken. Het sanato
rium te Davos heeft een huisradio en alles wat
voor de microfoon gezegd werd konden dus allen,
ook de bed-patiënten verstaan.
Dr Colijn zeide, dat hij zeer getroffen was door
de vriendelijke ontvangst en dat nog wel van
mensen, die onder zulke moeilijke omstandigheden
ver van het vaderland leven. Daarom wilde hij
hier gaarne enige woorden spreken. Sommigen
uwer zal het gegeven zijn volkomen genezen in
de maatschappij terug te keren, enkelen zullen dit
•geluk helaas niet kennen. De ernst en lange duur
Van deze ziekte in aanmerking nemende, werd
Uc bijzonder getroffen door de vrolijke geest,
waarvan ik reeds bij mijn .jankomst getuige was.
Deze geestelijke opgewektheid is echter moeilijk
te behouden, indien wij niet vasthouden aan een
God, Die het leven bestuurt en ons de moeilijk
heden doet helpen dragen. Met de bede voor een
spoedig en geheel herstel besloot Dr Colijn zijn
toespraak.
De minister-president bleef nog een poosje praten
en maakte toen een wandeling door de zalen ev.
langs de terrassen. Wie Dr Colijn bij zo'n gelegen
heid wel eens gezien heeftweet hoe prettig en
eenvoudig hij met alle soort mensen weet om te
gaan.
Het afscheid was even hartelijk als de ontvangst:
luide toegejuicht door allen vertrok de voorname
gast weer naar Klosters.
De laatste woorden der toespraak van Dr Colijn
zijn van betekenis voor zieken en gezonden, voor
ouden en jóngen, ook voor ons, jongens en meisjes.
Laten we daarom over die woorden maar eens
goed nadenken.
OOM JAN.
Het vertrek van minister-president Dr Colijn met zijn echtgenote na zijn bezoek aan
het Nederlandse Sanatorium te Davos. {Rechts op de foto Dr Gugelot. geneesheer
directeur van het sanatorium.
wijken graven voor de afvoer van het
overtollige water en voor 't versche
pen van de turf. De grond, die uit de
brede geulen kwam, werd links en
rechts op de kanten geworpen. Waar
moesten de verveners er anders mee
blijven? 't Is tamelijk goede grond, in
hoofdzaak leem. 't Hakhout groeit er
welig op, vooral de lijsterbes; zie
maar!" en Boutema rukte een twijg
van 'n jonge, slank-opgeschoten boom.
„Kijk 's aan, de knoppen barsten al
open. Zie je wel? kleine mollige blaad
jes. 't Lijkt wel of er grijze wolharen
op zitten."
„Hu!", riep Gerrit opeens en hy
sprong 'n eind op zij.
„Wat mankeert je nou?", vroeg Bou
tema.
„Daar, daar!" wees Gerrit. „Er plonste
wat in 't water! O, daar gaat 't!"
Plons, plons! deed 't vreemde ding
nog eens. 't Leek wel, of 't over zijn
kop tuimelde. Een eind verder kwam
't weer naar boven, een stuk van een
plantenstengel in de bek, en toen
schoot 't weer met zo 'n tuimel-bewe-
ging onder de waterspiegel.
„O, 'k zie het al", zei Vader lachend,
„'t Is een waterrat, niet zo'n grote
grijze, als je zo nu en dan bij ons in
de schuur kunt zien trippelen, maar
zo 'n kleine zwarte met 'n korte
harige staart. Dat soort zit hier bij
honderden. Kyk, daar langs de wal
kant even boven 't water zie je wel
van die holen en gaten tussen de
wortels van de struiken en bomen?"
„Jawel", de jongens zagen ze.
„Nou, dat zijn de schuilplaatsen van
die zwarte snorrebaarden. Als je hier
'n poosje heel stil ging liggen, dan
kon het best gebeuren, dat je uit zo 'n
holletje opeens een stomp rattesnoetje
voor de dag zag komen, zo 'n aardig
rond kopje met van die vinnige,
schrandere oogjes en leuke kleine
oortjes. En als je dar. maar even wat
beweging maakte, danfloep! ging
de sinjeur rat de veenwijk in, onder
water door."
„Die rat van zo even had 'n stengel
in z'n bek", merkte Gerrit op. „Vreten
ze die?"
„O ja, allerlei soort van planten en
ook zaadkorrels, maar 't meest hou
den ze toch van visjes, kikkerlarven
en meer van dat kleine goedje."
„Vreemd van die ratten, dat ze in
zo 'n koud, nattig hol op d'r gemak
zijn", vond Ynze.
„Elk dier doet naar zijn aard, man
netje", zei Boutema. „Een waterrat
voelt er zich heel goed thuis. Moeder-
rat weet d'r woninkje heel netjes aan
te kleden. Van grasblaadjes en fijne
worteltjes bouwt ze zich een nest zo
kunstig, dat menige vogel er wel eens
een voorbeeld aan mocht nemen."
„Vader, vader!" riep Gerrit, die al
maar de veenwyk langs gekeken had,
of de zwarte rat misschien nog weer
's naar boven zou komen schieten,
„Vader, Vader! Kijk, ginds! Daar
zwemmen nog twee ratten.hè, nou
duiken ze net weg."
De drie Boutema's tuurden in de aan
gewezen richting.
Opeens kwamen de vreemde duike
laars met 'n schokje weer boven de
oppervlakte van 't water.
„Sst, stil!" fluisterde Vader Boutema,
„sst, geen beweging maken, niet hard
praten."
,,'t Zijn vogels", zei Gerrit heel zacht.
„Waterhoentjes", vulde Ynze aan.
„Precies", fluisterde Vader, „Water
hoentjes. Zie 's wat ze d'r kleine kopje
druk bewegen. Merk je die rode vlek
wel voor aan d'r kop?" 1 Lijkt wel
zo 'n schild, maar 'n kleintje dan. Die
hebben ze allemaal. Vuurrood, zie je
wel?"
„Wat liggen ze hoog op 't water",
vond Gerrit. Ze raken 't haast niet."
„Onder aan d'r staart zijn ze hele
maal wit", merkte Ynze op.
„Goed gezien", prees Vader. „En kyk
eens op zij. Zie je die witte strepen
wel links en rechts van d'r buik even
boven 't water? 't Lijken wel geschil
derde banden."
,,'k Zie 't duidelijk", verklaarde Ynze.
„Fffft! Wat zwemmen die dingen
snel", verbaasde zich Gerrit, „nog
sneller dan een eend."
„En toch hebben ze geen zwemvliezen
tussen d'r lange dunne tenen", zei
Vader.
Floep!daar dook het tweetal
plotseling weg en wat de jongens
ook keken, ze zagen d'r waterhoentjes
niet terug.
„Da's jammer!" vonden de twee klei
ne Boutema's.
,,'k Denk, dat ze ons gezien hebben",
veronderstelde Vader. „Dat goedje is
hier aan de eenzaamheid gewend en
is wat bang voor mensenMaar
komaan, jongens, we moeten nu op
de eendenjacht."
„Op de nestenjacht bedoelt U", ver
beterde Ynze lachend.
„Je hebt gelijk", lachte Vader terug,
„maar pas maar op, dat .je niet met
je neus in zo 'n nest terecht komt."
„Geen nood!" pochte Ynze, maar hij
had 't woord nauwelijks gezegd, of
hij rolde lang uit in de lange, dorrige
struikheide.
„Wat begin je nou?" riep Vader, vlug
toeschietend om Ynze op te helpen.
„O, ik zie 't al! Hier is een geul in
de wal gegraven, om 't water naar
een baggerplaats in de hêi te voeren."
,,'k Had 't ding niet gezien", zei Ynze,
z'n neus wrijvend, ,,'t Zat helemaal
onder de lange struikhei."
„Nou, uitkijken hoor!", vermaande
Vader. „En stap er maar dapper op
los. Loop maar recht toe, recht aan!
Als er een nest in de buurt is, dan
zullen de eenden 't ons zelf wel ver
tellen."
(Wordt vervolgd)
35