derd, het heeft eveneens in de afgeloopen week zijn houding tot Japan nader bepaald. Daarvan legt .getuigenis af de diplomatieke nota, welke door den Engelschen ambassadeur te Tokio werd overhandigd. Groot-Brittanië geeft hierin, op voorgaan van de Vereenigde Staten, en naar verluidt maakt ook Frankrijk aanstalten, dit voet spoor te volgen, omonwonden te kennen, dat het niets moet hebben van de door Japan gepro clameerde „nieuwe orde" in het Verre Oosten. Gelijk men weet bestaat deze in het tot stand brengen van een blok JapanMandsjoekwo China, hetwelk economisch en ook in politiek op zicht, n.L door een gemeenschappelijk steunen van het anti-komintern-pact, zou moeten samengaan. Op dezelfde verlanglijst staat verder de erkenning van Japans leidersrol in deze contreiën, en de volledige afschaffing der ëxterritoriteit in China. Dit laatste zou hierop neerkomen, dat de verschil lende volken van blank ras, welke in het hemel- sche rijk bijzondere rechten en privilegiën ge nieten, deze zouden moeten inboeten, ten detri mente van hun positie aan den Stillen Oceaan. Zulks alles zou stilzwijgend de erkenning beteeke- nen dat in dezen oceaan, die het wereld-handels bekken der toekomst wordt geacht, de suprematie der Westersche mogendheden ten einde loopt. Welnu, Washington, Londen noch Parijs gevoelen ervoor, zoo maar voetstoots hun posities op te geven: bedriegen de symptomen niet, dan berei den zij zich in tegendeel erop voor, zich daar tegen met kracht te verweren, zij het dat zij voorshands aan een economisch anti-Japansch offensief, boven een openlijken oorlog, den voor keur zouden geven. Gelijk wij reeds zeiden, is in deze zaak de ge wijzigde Amerikaansche mentaliteit voor de beide groote Westersche democratieën tot grooten steun. Roosevelt heeft van de onsympathieke dingen, welke den laatsten tijd in het Derde Rijk zijn voorgevallen, met name van de onbarmhartige Jodenvervolging, dankbaar partij getrokken, om den doorsneê Amerikaanschen burger duidelijk te laten aanvoelen, dat het niet langer aangaat, zich ten opzichte van de overige wereld in een voort gezette „splendid isolation" te verheugen. Wil men aandeel houden in wat er in Europa, doch ook in het Verre Oosten voorvalt, dan moet men een sterke natie zijn, sterk en eendrachtig in sociaal en economisch opzicht, doch eveneens op militair en maritiem terrein. Vandaar dat de president in zijn defensie-boodschap niet minder dan 525 millioen dollar voor het op peil brengen van de weermacht heeft gevraagd, om te voorzien in de minimum behoeften te dien opzichte. Daaronder vindt men uitgetrokken 300 millioen voor vliegtuigbouw. 65 millioen voor versterking der vloot en 10 mil lioen voor de opleiding der piloten! Er teekent zich in deze cijfers en feiten een Amerikaansche voorbereiding af, welke van vér strekkende beteekenis voor de toekomst kan zijn! Groot opzien heeft gebaard een serie van bom aanslagen, welke de Engelsche Midlands-gebieden hebben in rep en roer gebracht. Terroristen heb ben in Londen, Liverpool, Birmingham en Man chester, om slechts enkele der voornaamste centra te noemen, het toegelegd op de vernieling der electriciteitsvoorziening. Zij zijn daarin slechts zeer ten deele geslaagd, al werd hier en daar een aanzienlijk materieele schade aangericht, en vie len er ook persoonlijke slachtoffers. De aanslagen hadden plaats op vrijwel hetzelfde uur; de helsche machines, daartoe gebezigd, wezen eveneens op een actie, welke op één centraal punt was voor bereid. Bovendien werden in Ierland en Enge land getyktydig proclamaties verspreid van een Iersche organisatie, welke een illegale actie ter „bevrijding" van Noord-Ierland van Engelsche invloeden voert, teneinde op deze manier de poli tieke en staatkundige eenheid van het „groene eiland" tot stand te brengen, een zaak welke aan De Valera en zijn medestanders, bij de in 1938 te Londen gevoerde onderhandelingen, niet is mogen gelukken. Een en ander wettigf het vermoeden dat Iersche terroristen, wier organisatie een restant vormt van de vrijheidsstrijders van 1916, en die zich thans het „Iersche Republikeinsche Leger" noemen, aan deze wandaden schuldig staan. Hoewel men in Engeland hier tegenover uiterlijk het bekende flegma bewaart, heeft men van over heidswege natuurlijk niets nagelaten, om aan deze actie den kop in te drukken. De voornaamste centra van krachtsvoorziening, benevens de West- mins er Abdij in Londen en andere gebouwen van aanzien, Downingslreet 10 niet te vergeten, wor den uiterst zorgvuldig bewaakt, terwijl men tevens zoo scherp mogelijk het oog houdt op alle verbin dingswegen met Ierland, met name op de West havens, teneinde het gaan en komen van onge- wenschte elementen in zijn macht te hebben. Er werden ook reeds meerdere arrestaties verricht. Noord-Ierland of Ulster stelt er prijs op, tot Groot- Brittanië te blijven behooren; het verzet zich ertegen, in de Iersche republiek te worden op genomen. Zijn bewoners zijn van gemengd Schotsch-Engelsche afstamming en voor het mee- rendeel protestant, in tegenstelling met de katho lieke inwoners van „Eire". Zij vestigden zich in het Noorden tijdens de oorlogen van Cromwell en Willem III, als een voorpost van het prote^ant- sche Engeland. Terreur lijkt ons niet het juiste middel, om in deze politieke gezindheid verande ring te brengen! In Spanje schijnt de zaak der republiek naar den ondergang te gaan nijgen. Catalonië verweert zich met uiterste krachtsinspinning tegen den nog niet te stuiten rechtschen opmarsch, welken van drie kanten op Barcelona aandringt, en deze stad reeds tot omstreeks 50 a 60 K.M. afstand genaderd is. Een in het zuiden, in de provincie Estremadura ondernomen republikeinsch tegen-offensief bracht aanvankelijk wel eenige successen, doch leidde daarom nog niet tot het beoogde doel, verlichting van den zwaren druk, waaronder het Noorden wordt samengeperst. In Frankrijk ziet men met verontrusting dezen gang van zaken aan, in de overtuiging, in tegenstelling met Italië, op het verkeerde paard te hebben gewed. Een nationalis tisch geworden Spanje zal Frankrijk zeker niet al te goed gezind zijn. Gelukkig echter houdt men in Parijschen regeeringskring het hoofd koel en blijft men zich verzetten tegen den wensch der rooden, Barcelona op eenigerlei wijze te hulp te komen. Zulk zou in dit tijdsgewricht vermoedelijk ook niet veel meer baten, maar daartegenover met vrij groote zekerheid nog een algemeen Euro- peesch conflict in het leven kunnen roepen! BINNENLAND DUISTERNIS heersoht over Zuid-Holland; maar dit overzicht moet geschreven worden. Het licht is afgeschermd; denkbeeldige vijandelijke vliegtuigen moeten onze woningen niet kunnen vinden. Is het een lugubere grap, zoo op de manier als onlangs op de Veluwe, waar men plechtig een tolboom „ter aarde bestelde"? Ons kunnen deze „grappen" nooit bekoren; dood en begrafenis zijn geen dingen om er goedkoope spot mee te drijven. Maar van de luchtbescher ming geldt hetzelfde. Hoe vurig we ook hopen, dat het nooit droeve ernst zal worden; wij mogen er niet op rekenen. In ons land wil bijna iedereen vrede; maar elders blijft de oorlogsfakkel branden en deze vlam slaat, o, zoo gemakkelijk over. Die gevreesde luchtaanvallen leiden tot ongewone consekwenties. De verdediging van „land en luy- den" ligt in handen van de centrale regeering in den Haag. Provinciale vendels hebben we niet; particuliere weerkorpsen zijn niet toegelaten. Dat is heel gevaarlijk spul in een tijd, dat sommige anti-nationale partijen de leuze huldigen: als legale, wettelijke middelen niet helpen, bedienen we ons van geweld. Welnu, de Staten van Fries land zullen dezer dagen beslissen over een voor stel om een provinciale luchtbeschermingsdienst in te voeren. In Friesland liggen geen garnizoenen en nu zoekt men op eigen wijze, met inschake ling van de B.V.L., eenige beveiliging tegen lucht aanvallen. Ieder particulier kan heden niets anders doen dan het licht afschermen. Tegen de geestelijke luchtaanvallen mogen we dit middel juist niet gebruiken. Dan zegt Jezus: laat uw licht schijnen voor de menschen. En dan moeten we het licht van Gods Woord laten vallen op alle6 om ons heen. Dat geeft niet altijd direct .succes", om dit on juiste woord, nu we propaganda op het oog heb ben, te bezigen, hoewel we hierbij eigenlijk niet van „resultaat" mogen spreken Een enkele maal komt het wal eens voor. Zoo waarschuwde dezer dagen een apreker uit onze kring tegen de N.S.B. Volgens het verslag in de krant sprak hij heele- maal niet over de misdrijven waaraan deze partij zich dagelijks schuldig maakt door laster en ver dachtmaking; hij beriep zich ook niet op spre kers uit de N.S.B.; hij liet de officieele geschrif ten der N.S.B. spreken en vergeleek ze met wat de Bijbel leert. Later bleek, dat deze methode indruk had ge maakt op eenvoudige leden eener Christelijke organisatie, die begonnen te wankelen door de vrome taal der N.S.B.-ers. Althans één van hen kwam den voorzitter der organisatie meedeelen, dat hij nu volkomen van zijn dwaling genezen was. Het is misschien goed, dit aparte geval eens te publiceeren. Vooral nu we met onze verkiezings actie beginnen. Een eenvoudig, principieel en vooral waar woord maakt altijd indruk; een kloek, oprecht getuigenis keert niet ledig terug, ook al zien wij slechts zelden heit tastbare „resultaat". Daartegenover sticht een losse ongecontroleerde beschuldiging meer kwaad, dan men vaak denkt. Wij leven in een tijd, dat er menigmaal fraude aan het licht komt. Zelfs bij overheidsambtenaren, van wie men in de eerste plaats betrouwabarheid en onkreukbare eerlijkheid mag verwachten. Helaas, het is soms anders. Al valt er vaak veel te verklaren. Te Tegelen verdween deze week de gemeente ontvanger; hy ging er meit een kas van 660.— vandoor; wie weet, hoeveel er noig meer ver duisterd is Een ambtenaar bij de gasfabriek te Arnhem had ongeveer 800 valsche boekingen ver richt en waarschijnlijk 8000.te eigen bate aangewend. Het is erg voor deze personen; maar ook voor hun collega's. Want het groote publiek wordt hoe langer hoe meer geneigd om te geloo- ven, wat de N.S.B. suggereert, dat fraude en zelf- bevoordeeling aan de orde van den dag zijn in ons lantj. met zijn „ontwortelde bevolking". Amb tenaren staan, zoodra er maar iets gefluisterd wordt, onder verdenking. Dit moet ons, maar ook raadsleden, tot voorzich tigheid aansporen. Gelijk thans weer blijkt te Krimpen aan de Lek. Daarover zijn sensatie-ver halen in de krant gekomen. Lagere rechters heb ben zelfs de indruk gevestigd, alsof het daar op het gemeentehuis een groote dievenbende was. Wij hebben reeds eerder geschreven: daar zat veel overdrijving in. Thans heeft het Hof in den Haag beslist, dat de fouten zóó lidht waren, dat een gevangenisstraf niet op zijn plaats was, doch dat met een boete van 50.voor onnauwkeurig beheer voldoende gestraft is. Zeker, onnauwkeurig, misschien wel slordig be heer van een administratie is streng af te keuren; maar het is gelukkig niet hetzelfde als fraude- pleging, vervalsching van kasboeken en dergelijke misdaden meer En zelfs bij deze dient men nog te bedenken, wat er vaak aan vooraf gegaan is. Niet, om tot vrijspraak te concludeeren, maar wel soms om clementie te bepleiten; in elk geval om niet uit de hoogte op zulke „zondaars" ter neer te zien, maar om te bedenken: wie staat, zie toe, <$at hij niet valle Wij dachten aan deze dingen toen wij het kwaad, dat een onvoorzichtig raadslid in de gemeente Leidschendam had berokkend aan de leaders van het Lichtbedrijf en dus ook aan de gemeente zelf. Zonder nader onderzoek had hij de bedrijfs leiding van wanbeheer beschuldigd, louter afgaan de op de praatjes van een ontslagen werkman, die op wraak zon en van wien hy zelf later ver klaarde, dat hy geen 18, zelfs geen 14 karaats was. Deze man had hem verteld, dat hij bij nacht en ontij gestolen cokes moest wegbrengen naar 'een adres in den Haag. Nu gaf hij toe, dat de man 's middags in den Haag was gebleven en 's nachts om half één stomdronken en met een vernielde handwagen was thuisgekomen. Van diefstal was geen sprake: de cokes was be taald en in de kas verantwoord. Ondertussohen zijn wekenlang allerlei verhalen over fraude in omloop geweest en.... er blijft altijd wel wat van hangen. Trouwens, wie een- ,maal van diefstal beschuldigd is, al is er geen greintje van waar, die vergeet dat zijn heele leven niet. Wij allen, maar raadsleden en kranten schrijvers vooral, mochten dat wel eens wat meer bedenken. Openbaarheid is uitnemend; het is één van de beste middelen tegen maatschappelijk kwaad en vooral ook tegen machtsmisbruik van ■overheidspersonen. Maar het wapen moet met groote omzichtigheid worden gehanteerd. Ook raadsleden, die gedekt door hun onschendbaar heid, veel mogen zeggen, moeten dit niet uit het oog verliezen. Een eigenaardige kwestie doet zich voor met een raadslid in Voorschoten. Een, die al 19 jaar de gemeente trouw dient en op wiens aanblijven men •algemeen prijs stelt, maar die geschorst moest worden als raadslid, omdat hy in een huis woont, dat de gemeente dezer dagen heeft gekocht. Wy vreezen, dat Ged. Staten er niets aan kunnen doen: de gemeentewet is in dit opzicht vry duidelijk. Ged. Staten vonden, zooals te verwachten was, het geval in Alblasserdam ook eenvoudig. De twee wethouders (c.h. en s.d.) wilden een groep vrij zinnig-hervormden geen verlof verleenen in een lokaal godsdienstoefening te houden; omdat, zooals de eene wethouder verklaarde, hij niet mee wilde werken aan verbrokkeling der Ned. Herv. Kerk. Dat was ongetwijfeld een loffelijk motief, maar als wethouder kan men daar weinig aan doen en het toegepaste middel is onbruikbaar. Te meer. omdat de raad der Geref. Kerk, die volgens de wet van 1853 bezwaar zou kunnen maken, dit niet gedaan had, eenvoudig, omdat men geen ver storing vreest tengevolge van de korte afstand tusschen beide gebouwen. Dit laatste was voor Ged. Staten voldoende om het besluit te vernieti gen. „Het andere doet niet ter zake", zei het college. De overlast, die de Dudtsche diplomaten hebben ondervonden, is gelukkig ook onbeduidend ge bleken. Er schijnt niets anders gebeurd te zijn, dan dat baldadige jongens met kiezelsteentjes op de ruiten van vele huizen en ook op dat van den gezant gemikt hebben. En wat de onnoozele ko geltjes betreft, is het ook niet ondenkbaar, dat hierbij boos opzet in het spel was van vrienden van het nationaal-sooialisme. Er schijnen Neder landers te zijn, die er werk van maken, om ons land tegenover Duitschland in ongunstig daglicht te stellen. Iets vreeselijks viel te den Helder voor. Daar sloeg een vader, ja, een vader, neen, een onmensch, in woede een kind van drie maanden dood. Wat een bruut! Een onvoorzichtige jonge schildersgezel viel in Haarlem uit de Stationsoverkapping dood neer, omdat hij zich vastgegrepen had aan een electri- sche leiding. Had men wel voldoende voorzorgs maatregelen genomen? Van enkele ongevallen op zee releveeren we nog dat de „Tromp" bij een aanvaring beschadigd werd en te Lissabon moest dokken; de „Bodegra ven" liep bij Mazorca op een rif, de onbemande Leonidas I is waarschijnlijk op het IJeelmeer ver gaan. De „Koningin Emma" liep te Vldssingen vertraagd van stapel. Auto-ongevallen met doodelijke gevolgen kwamen deze week slechts sporadisch voor; de Spoorwegen publiceeren met voldoening, dat noch in 1937 noch in 1938 ook maar één passagier om het leven kwam. Over de onbewaakte overwegen zwijgen »ebeteekenisvol 26 X 10 x 11 1 De helft van twee pond. 2 Bovenste gedeelte der halmen van gras- en graangewassen, waarin de bloemen en zaad korrels zich bevinden, ook de graankorrels zelf daaronder begrepen. 3 Een van de dunne gebogen beenderen, welke zich Yan de ruggegraat naar het borstbeen uitstrekken en de borstholte omgeven. 4 Wat je 's Zondags in de kerk hoort. 5 Zekere vuurwapenen met een staartschroef, die om haar as beweeglijk is en zes of meer kamers voor ladingen bevatten. 6 Het te zoeken woord. 7 Lieden, die trouweloos handelen tegenover hun vrienden, hun vaderland, hun vorst, een geheim enz. 8 Langwerpige onderkussens, die onder het eigenlijke hoofdkussen worden aangebracht, ook wel hoofdmatrassen. 9 Gedeelte van het ei, dat de dooier omgeeft. 10 Vrucht wier zaden onder een stevig vlies door een vlezig of saprijk vruchtmoes omgeven zijn. 11 Afkorting voor Noorden. WIE HELPT DE KORTSTE WEG ZOEKEN Ja, ze waren gaan varen, maar hoe vreemd het ook moge klinken, ze konden de weg naar huis niet meer vinden. Aan de kant staat iemand te zwaaien, daar moeten ze naar toe. Wie helpt hen even en zoekt de kortste weg naar huis voor hen op Jongens en meisjes, GEZONDHEID is een grote schat". Dat heb ben we zeker allemaal wel eens horen Zeggen, en er zal wel niemand zijn, die 't zal durven ontkennen. En toch: hoe weinig dénken we aan die schat en hoe zelden zijn we er dank baar voor. IAlleen als we zelf, of als vader, moeder, broertje lof zusje ziek zijn; als 't dan steeds erger wordt, de dokter vaak komt en 't in huis zo akelig stil .wordt ja, dan denken we gedurig: hoe heerlijk was 't toch vroeger, toen we allemaal gezond waren. In deze weken zijn er veel zieke mensen, gelukkig meestal niet erg, maar toch zo, dat ze binnen anoeten blijven. Op school en in de kerk is 't wel te merken, dat er nu veel zieken zijn en vaak ook aan 't gebed van meester of dominee. Wat zijn wij, jongens en meisjes, die altijd ge zond mogen zijn, toch heel gelukkig en onschat baar rijk. Dénken we daar wel eens aan en danken we er gedurig Hem voor, van Wien we ook deze grote schat ontvangen? Er zijn mensen, grote en kleine, die eigenlijk nooit helemaal gezond zijn. Vaak doen ze toch hun 'werk zo goed en zo lang mogelijk. Maar tenslotte mogen en kunnen ze niet langer en zegt de dokter: volkomen rust houden. Wanneer ze dat tijdig doen, kunnen ze beter wor den. Dikwijls gaan zulke zieken naar een sana torium. In Harderwijk en Soestduinen en in nog meer andere plaatsen staan prachtige sanatoria, waar zulke zieken een zeer zorgvuldige verple ging genieten en waaruit ze vaak na korter of langer tijd weer geheel hersteld naar hun huis •en werk mo gen terugke- Ook in Zwit serland, in het prachtige plaatsje Davos, staat een Ne derlands sana torium, waar op 't ogenblik 120 landgeno ten genezing zoeken. Meer dan 100 Neder landers in één huis bij elkaar, ver van 't va derland. Yoen deze men sen hoorden, dat onze mi nister-presi dent Dr Colijn zijn winterva- cantie in het vlakbij gelegen Klosters door brengt, ver zochten ze hem ook aan 't sanatorium een bezoek te brengen. En in een aardige Davosslede kwam Dr Colijn, ver gezeld van zijn vrouwweldra het paadje van 't sanatorium oprijden. Dat was een vreugde in dit kleine Hollandse wereldje! Van alle kanten klonk luid gejuich, en toen Dr Colijn de ontvangzaal binnenstapte, werd hij begroet met een krachtig Wilhelmus. En toen brak een ontroerend ogenblik aan: Dr Colijn ging de patiënten toespreken. Het sanato rium te Davos heeft een huisradio en alles wat voor de microfoon gezegd werd konden dus allen, ook de bed-patiënten verstaan. Dr Colijn zeide, dat hij zeer getroffen was door de vriendelijke ontvangst en dat nog wel van mensen, die onder zulke moeilijke omstandigheden ver van het vaderland leven. Daarom wilde hij hier gaarne enige woorden spreken. Sommigen uwer zal het gegeven zijn volkomen genezen in de maatschappij terug te keren, enkelen zullen dit •geluk helaas niet kennen. De ernst en lange duur Van deze ziekte in aanmerking nemende, werd Uc bijzonder getroffen door de vrolijke geest, waarvan ik reeds bij mijn .jankomst getuige was. Deze geestelijke opgewektheid is echter moeilijk te behouden, indien wij niet vasthouden aan een God, Die het leven bestuurt en ons de moeilijk heden doet helpen dragen. Met de bede voor een spoedig en geheel herstel besloot Dr Colijn zijn toespraak. De minister-president bleef nog een poosje praten en maakte toen een wandeling door de zalen ev. langs de terrassen. Wie Dr Colijn bij zo'n gelegen heid wel eens gezien heeftweet hoe prettig en eenvoudig hij met alle soort mensen weet om te gaan. Het afscheid was even hartelijk als de ontvangst: luide toegejuicht door allen vertrok de voorname gast weer naar Klosters. De laatste woorden der toespraak van Dr Colijn zijn van betekenis voor zieken en gezonden, voor ouden en jóngen, ook voor ons, jongens en meisjes. Laten we daarom over die woorden maar eens goed nadenken. OOM JAN. Het vertrek van minister-president Dr Colijn met zijn echtgenote na zijn bezoek aan het Nederlandse Sanatorium te Davos. {Rechts op de foto Dr Gugelot. geneesheer directeur van het sanatorium. wijken graven voor de afvoer van het overtollige water en voor 't versche pen van de turf. De grond, die uit de brede geulen kwam, werd links en rechts op de kanten geworpen. Waar moesten de verveners er anders mee blijven? 't Is tamelijk goede grond, in hoofdzaak leem. 't Hakhout groeit er welig op, vooral de lijsterbes; zie maar!" en Boutema rukte een twijg van 'n jonge, slank-opgeschoten boom. „Kijk 's aan, de knoppen barsten al open. Zie je wel? kleine mollige blaad jes. 't Lijkt wel of er grijze wolharen op zitten." „Hu!", riep Gerrit opeens en hy sprong 'n eind op zij. „Wat mankeert je nou?", vroeg Bou tema. „Daar, daar!" wees Gerrit. „Er plonste wat in 't water! O, daar gaat 't!" Plons, plons! deed 't vreemde ding nog eens. 't Leek wel, of 't over zijn kop tuimelde. Een eind verder kwam 't weer naar boven, een stuk van een plantenstengel in de bek, en toen schoot 't weer met zo 'n tuimel-bewe- ging onder de waterspiegel. „O, 'k zie het al", zei Vader lachend, „'t Is een waterrat, niet zo'n grote grijze, als je zo nu en dan bij ons in de schuur kunt zien trippelen, maar zo 'n kleine zwarte met 'n korte harige staart. Dat soort zit hier bij honderden. Kyk, daar langs de wal kant even boven 't water zie je wel van die holen en gaten tussen de wortels van de struiken en bomen?" „Jawel", de jongens zagen ze. „Nou, dat zijn de schuilplaatsen van die zwarte snorrebaarden. Als je hier 'n poosje heel stil ging liggen, dan kon het best gebeuren, dat je uit zo 'n holletje opeens een stomp rattesnoetje voor de dag zag komen, zo 'n aardig rond kopje met van die vinnige, schrandere oogjes en leuke kleine oortjes. En als je dar. maar even wat beweging maakte, danfloep! ging de sinjeur rat de veenwijk in, onder water door." „Die rat van zo even had 'n stengel in z'n bek", merkte Gerrit op. „Vreten ze die?" „O ja, allerlei soort van planten en ook zaadkorrels, maar 't meest hou den ze toch van visjes, kikkerlarven en meer van dat kleine goedje." „Vreemd van die ratten, dat ze in zo 'n koud, nattig hol op d'r gemak zijn", vond Ynze. „Elk dier doet naar zijn aard, man netje", zei Boutema. „Een waterrat voelt er zich heel goed thuis. Moeder- rat weet d'r woninkje heel netjes aan te kleden. Van grasblaadjes en fijne worteltjes bouwt ze zich een nest zo kunstig, dat menige vogel er wel eens een voorbeeld aan mocht nemen." „Vader, vader!" riep Gerrit, die al maar de veenwyk langs gekeken had, of de zwarte rat misschien nog weer 's naar boven zou komen schieten, „Vader, Vader! Kijk, ginds! Daar zwemmen nog twee ratten.hè, nou duiken ze net weg." De drie Boutema's tuurden in de aan gewezen richting. Opeens kwamen de vreemde duike laars met 'n schokje weer boven de oppervlakte van 't water. „Sst, stil!" fluisterde Vader Boutema, „sst, geen beweging maken, niet hard praten." ,,'t Zijn vogels", zei Gerrit heel zacht. „Waterhoentjes", vulde Ynze aan. „Precies", fluisterde Vader, „Water hoentjes. Zie 's wat ze d'r kleine kopje druk bewegen. Merk je die rode vlek wel voor aan d'r kop?" 1 Lijkt wel zo 'n schild, maar 'n kleintje dan. Die hebben ze allemaal. Vuurrood, zie je wel?" „Wat liggen ze hoog op 't water", vond Gerrit. Ze raken 't haast niet." „Onder aan d'r staart zijn ze hele maal wit", merkte Ynze op. „Goed gezien", prees Vader. „En kyk eens op zij. Zie je die witte strepen wel links en rechts van d'r buik even boven 't water? 't Lijken wel geschil derde banden." ,,'k Zie 't duidelijk", verklaarde Ynze. „Fffft! Wat zwemmen die dingen snel", verbaasde zich Gerrit, „nog sneller dan een eend." „En toch hebben ze geen zwemvliezen tussen d'r lange dunne tenen", zei Vader. Floep!daar dook het tweetal plotseling weg en wat de jongens ook keken, ze zagen d'r waterhoentjes niet terug. „Da's jammer!" vonden de twee klei ne Boutema's. ,,'k Denk, dat ze ons gezien hebben", veronderstelde Vader. „Dat goedje is hier aan de eenzaamheid gewend en is wat bang voor mensenMaar komaan, jongens, we moeten nu op de eendenjacht." „Op de nestenjacht bedoelt U", ver beterde Ynze lachend. „Je hebt gelijk", lachte Vader terug, „maar pas maar op, dat .je niet met je neus in zo 'n nest terecht komt." „Geen nood!" pochte Ynze, maar hij had 't woord nauwelijks gezegd, of hij rolde lang uit in de lange, dorrige struikheide. „Wat begin je nou?" riep Vader, vlug toeschietend om Ynze op te helpen. „O, ik zie 't al! Hier is een geul in de wal gegraven, om 't water naar een baggerplaats in de hêi te voeren." ,,'k Had 't ding niet gezien", zei Ynze, z'n neus wrijvend, ,,'t Zat helemaal onder de lange struikhei." „Nou, uitkijken hoor!", vermaande Vader. „En stap er maar dapper op los. Loop maar recht toe, recht aan! Als er een nest in de buurt is, dan zullen de eenden 't ons zelf wel ver tellen." (Wordt vervolgd) 35

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 10