E5BLAD
I WIJ vertelde zijn dromen ook aan zijn vader.
Toen bestrafte de oude Jacob zijn zoon.
Dacht ge nu heus. dat wij allen nog eens
zouden komen om ons voor u neder te buigen?"
Zo sprak deze vader, maar in zijn hart bewaar
de hij alles wat Jozef verteld had.
De Heere had vroeger ook aan Jacob wel eens
'in een droom verteld wat er over jaren gebeu
ren zou. En die droom was later echte, heer
lijke waarheid geworden. Zo kon 't toch ook
nu wel weer zijn?
Ja zeker. Maar toch had Jozef zijn wonderlijke
dromen niet aan zijn broers moeten vertellen.
Ze waren toch al zo boos op hem. En nu werd
hun boosheid nog groter. „Meester-dromer*
zeiden zij spottend als zij Jozef zagen. En dan1
lachten zij bitter en hun donkere ogen keken
erg boos.
Neen, blijdschap en geluk woonden niet in 't
grote gezin van den ouden vader Jakob.
Dat kon ook niet.
Alleen waar liefde woont gebiedt de Heere
Zijn zegen.
En in 't gezin van vader Jakob woonde geen
liefde.
Maar wel toorn en boosheid, die aangroeide
tot haat.
II
Vader Jakob woonde in 't bergland van Hebron.
En 't was heel stil in zijn tent. Van zijn twaalf
zonen waren er maar twee thuis. Jozef en Ben-
jamin.
Benjamin was de jongste. Hij was nog maar
klein. Ook van hem hield de oude vader veel,
zoals alle ouders veel houden van 't jongste
broertje of zusje. Maar veel met hem spreken
kon Jakob niet. Daar was Benjamin nog veel
te jong voor.
Ja, met Jozef kon Jakob wel spreken. En Jozef
begreep zijn ouden vader wel, want hij was al
zeventien jaar.
Die twee zullen vaak gesproken hebben over
Rachel, Jozefs moeder, en over Izak, Jozefs
grootvader. Beiden had Jozef gekend en hij
wist ook van de grote droefheid in 't leven van
zijn vader, toen zijn lieve moeder stierf. Ja,
over Rachel en Izak zullen Jakob en Jozef wel
veel met elkaar gesproken hebben.
En ook zal de oude vader zijn zoon wel ver
teld hebben van de heerlijke beloften, die de
Heere eerst aan Abraham, toen aan Izak en
daarna aan hem beloofd had.
De Heere had beloofd, dat de kinderen van
Jakob tot een groot volk zouden worden en
dat dit volk eens in het schone land Kanaan
zou wonen. En dan was er nóg een belofte en
dat was de grootste en heerlijkste: eens zou uit
het volk van Jakob Een geboren worden, door
Wiens komst heel de wereld zou gezegend
worden.
O, dat laatste was voor Jakob en Jozef moei
lijk te begrijpen, want 't zou nog vele, vele
eeuwen duren eer die Ene zou worden geboren.
Wij weten 't wel wie met dien Ene bedoeld
werd. Onze Heere Jezus, die in de Kerstnacht
in Bethlehem geboren werd. Maar dat zou nog
lang, nog heel lang duren.
Over die heerlijke dingen kon Jakob met zijn
zoon spreken en Jozef luisterde met eerbied
naar zijn ouden vader.
Toch dacht Jakob ook vaak aan zijn andere
zonen, die ver van huis waren. Want al deden
deze mannen gedurig boze en verkeerde din
gen, ze waren toch de kinderen van Jakob, en
elk vader heeft zijn kinderen lief.
Ja, de tien zonen van Jakob waren ver van
huis. Ln de buurt van de tent van hun vader
konden ze geen gras meer vinden voorhun
vele schapen en runderen. En zo waren ze
steeds verder weggetrokken, 't Laatste bericht,
dat vader Jakob van zijn zonen kreeg, was dat
ze in Sichem waren. Dat was heel ver weg.
Wel een paar dagen lopen.
'T NIEUWE FORNUISJE
't Is feest bij Margreetje,
Want, zij is jarig, weet je?
Van Liezelot en Tootje
Kreeg zij een fraai cadeautje.
'n Fornuisje om op te koken.
Waarin je echt kunt stoken.
Nu moet Gré koken leren.
Zij is al aan 't probenen.
Zie Lot en To eens kijken!
Dat zoü haar ook wel lijken.
Gelukkig brandt de soep niet aan;
Ze kunnen heerlijk smullen gaan.
ROEL DASMUS.
De oude Jakob begon zich ongerust te maken.
Zijn twee zonen Simeon en Levi hadden eens
in Sichem een groot kwaad gedaan. Als nu de
mannen van Sichem zijn zonen ook eens kwaad
deden?
Op zekere dag riep hij Jozef bij zich en zei tot
hem: „Jozef, uw broers zijn nu al zo lang weg.
Ik wil graag weten hoe 't met hen gaat en ook
hoe 't met de kudde is. Daarom moet gij uw
broers maar eens een bezoek gaan brengen.
En kom mij dan gauw vertellen hoe 't met hen
gaat."
Ik denk, dat Jozef erg blij was, dat hij dit mocht
gaan doen. En spoedig was hij klaar om de
lange reis te beginnen. Hij zal wel hartelijk van
zijn ouden vader afscheid genomen hebben en
hem beloofd zo spoedig mogelijk terug te
keren.
Toen ging hij op reis. Dagen lang moest hij
lopen. De reis was vermoeiend, maar Jozef
was jong en sterk en hij zal wel goed hebben
rond gekeken op zijn lange wandeling.
Hij kwam langs verschillende plaatsen, waar
van zijn vader hem wel eens zal hebben ver
teld. Zijn weg liep langs de berg Moria. Op
die berg moest Abraham zijn zoon Izak offeren.
Dat verhaal kennen wij allen en ook Jozef zal
't wel van zijn vader hebben gehoord.
Ook liep de weg van Jozef langs Bethel. Mis
schien heeft hi'j 't altaar wel gezien, dat daar
eens door zijn vader werd opgericht.
Volgende week verder
STRENGE WINTER IN ONS LAND
Je zou denken, dat deze foto aan de Noordpool
genomen werd.
Maar neen, als je goed kykt, dan zie je huizen en
gebouwen en ook een molen. En die zyn aan de
Noordpool niet te vinden.
Deze foto werd genomen in ons eigen land. Zó
zag 't er deze week nog uit aan de kust van het
IJsselmeer te Harderwijk. Daar stapelde het ijs
zich tot grote bergen op.
De kust en de dijken hebben dan héél wat te hou
den. En o wee, als er een schip tussen dat ijs be
kneld raakt Dan wordt 't te pletter gedrukt.
We hebben in ons land niet heel vaak van die
strenge winters. Tien jaar geleden was 't ook zo.
Toen was 't zelfs nog erger. Je moet er je vader
en moeder maar eens naar vragen. Die zullen er
wel nieer van vertellen.
Zaterdag 14 Januari - No. 2 - Jaargang 1939
van de VIJE SAMENWERKENDE
CHRISTELIJKE DAGBLADEN
DE ROTTERDAMMER
NIEUWE HAAGSCHE COURANT
NIEUWE UTRECHTSCHECOURANT
1 NIEUWE LEIDSCHE COURANT
DORDTSCH DAGBLAD I
DONDERDAGAVOND
BUITENLAND
IN het oorlogvoerende China is het den laatsten
tijd ongemeen rustig. Natuurlijk hebben er
luchtovervallen en andere krijgsfeiten plaats,
welke ieder voor zich betreurenswaardig genoeg
in bedoeling en gevolgen zyn, maar het ont
breekt daarbij op een opvallende manier aan
daden, die militair gesproken, iets te beteekenen
hebben.
We zijn thans klaarblijkelijk aangeland in de fase
van den oorlog, welke door de Japansche des
kundigen altijd het meeste geducht is, namelijk
die, waarin men geen strategische objecten van
formaat meer aantreft, om daartegen zijn energie
en zijn tactiek te richten. Daardoor ontbeert de
Japansche generale staf practisch de kans, de
Chineezen tot een concentratie van troepen te
nópen, welke op een algemeenen slag en eventueel
op een volslagen nederlaag voor het Chineesche
opperbevel zou kunnen uitloopen.
Tsjang Kai Sjeks hoofdkwartier is na het prijs
geven van de stad Hankau zoover in het binnen
land verplaatst, namelijk heelemaal in Tsjoeng-
king, hetwelk in de afgelegen provincie Szechwan
is gelegen, dat de Japanners daar voorloopig in
het minst geen vat op kunnen krijgen. Er moet
voor hen ook weinig aantrekkelijks liggen in de
gedachte, nog verder in het eindelooze land te
moeten doordringen; de moeilijkheden met hun
lange verbindingslijnen en hun zware bevoor
radingstransporten zijn ook zonder dat reeds veel
vuldig genoeg.
De huidige fase van het Japansch-Chineesche
„conflict" krijgt daarom het karakter van een
consolidatie van hetgeen veroverd werd. In theorie
is dit 'n geweldig brok
stuk van het oude Chi
neesche rijk; in feite
komt het echter neer op
niet veel meer dan een
strook links en rechts
van de Japansche op-
marschroutes, met hier
en daar een stad als
een vast steunpunt. Het
Japansche bezettings
leger ligt over China's
oppervlak als een zeer
wijdmazig net, waar
door de visschen, in
casu de guerilla-benden,
lustig heen en weer
zwemmen. Een oorlog
als deze, tusschen twee
onevenredige tegenstan
ders en met wapens van
geheel verschillend slag,
zal nog zeer lang kun
nen duren. Feitelijk
hangt de beslissing nu
af van andere, dan zui
ver militaire factoren.
Aan den eenen kant is
Japans financiéele en
economische kracht een
bepalende factor, aan de
andere zijde is de vraag
maatgevend, hoelang de
Chineezen erin zullen
slagen, onderling hun
moed en hun eendracht
te bewaren.
sche rijk er in vele opzichten slecht voor staat,
het verloor ontelbare dooden, geraakte zijn voor
naamste steden en verbindingslijnen kwijt, en
werd door overstrooming en krijg ontzettend ge
teisterd, toch kan men juist den laatsten tijd
voor Tsjang Kai Sjek en de zijnen weer eenige
lichtpunten zien.
Langen tijd heeft men in China het gevoel gehad,
en zeker niet ten onrechte, dat men door de wes-
tersche mogendheden eenvoudig werd in den steek
gelaten. Genève wist niet anders te doen dan op
de herhaalde aanvragen om ondersteuning te ant
woorden met het papiergeritsel van zijn practisch
waardelooze moties en besluiten, en het verstrek
ken van een zeker bedrag voor humanitaire doel
einden. Frankrijk keek met een schuin oog naar
Japan, of het wel zou durven doorgaan met zijn
transporten via Cochin-China, die aan Tsjang Kai
Sjek ten goede komen, en daarom in Tokio kwaad
bloed zetten. Rusland slechts ondernam in het
hooge noorden een gewapende schermutseling, die
de Japanners noopte, een deel hunner manschap
pen naar het gebied van Mandsjoekwo te zenden.
Doch ook dit land was spoedig verbaasd over eigen
stoutmoedigheid, en riskeerde niet het uitbreken
van een nieuwen Russisch-Japanschen oorlog.
Nu echter schijnt er eenige kentering zich te open
baren. De Vereenigde Staten en Groot-Brittannië
beginnen aan China credieten en materiaal te ver
strekken, hetgeen zoowel via Fransch als Britsch
gebied, langs den nieuwen weg via Burma,
komt waar het wezen moet. Bovendien beramen
zoowel Washington als Londen zich over handels
représailles tegenover Japan, hetwelk daardoor in
zijn meest zwakke steê zou worden aangetast.
Deze symptomen verlevendigen aan Chineesche
zijde de hoop, terwijl in gelijke mate in Japan het
besef toeneemt, dat men, gelijk minister-president
ZK.H. Prins Bernhard, die deze week te Amersfoort deelnam aan een cross country voor officieren en
onderofficieren won den derden prijs, H.K.H. Prinses Juliana overhandigde den Prins zijn medaille
Hiranoema verklaarde, staat tegenover een cri-
tieken toestand. Wellicht zal men het in Tokio
nog eens berouwen, al te voortvarend tegenover
den zoo lang geduldigen Chinees te zijn geweest.
In Spanje is de oorlog eveneens in een nieuwe
fase geraakt. Hier ziet men echter precies het
tegenovergestelde, van wat het Verre Oosten te
aanschouwen geeft, namelijk een belangrijke in-
tensiveering der daadwerkelijke activiteit. In
Catalonië heeft het jongste rechtsche offensief aan
de rivier de Segre de republikeinsche stellingen
doorbroken, en maakt men beduidende terrein
winsten. Deze nemen een voor de Barceloneesche
regeering bedenkelijken omvang aan. Het gebied
van Catalonië gaat eenigszins gelijken, om een
beeld te gebruiken dat in deze dagen bijzonder
actueel is, op een ijsschots, welke van verschil
lende zijden door dooi en golven afgeknabbeld
wordt. Er behoeft hier niet meer zoo heel véél te
gebeuren, of Franco en de zijnen behalen een
laatste groot succes, waarmee in feite het bloedige
burgerconflict zou zijn beslist. Alleen moet men
zich afvragen of de rechtschen de kracht hebben,
lang genoeg te blijven doorzetten. Het zou zeker
niet de eerste maal zijn, dat de wip voor hen aan
den eenen kant omhoog ging, om aan den anderen
kant precies even ver te dalen. Menig krachtig
ingezet offensief werd gebroken omdat op een
ander gevechtsterrein de republikeinen een aan
val ontplooiden, welke tot eiken prijs moest wor
den tot staan gebracht, aleer men het gewonnene
behoorlijk kon consolideeren. Iets dergelijks schijnt
ziah thans weder in Estramadura voor te doen, dat
is in dat gedeelte van het rechtsche Spanje, dat
als een betrekkelijk smalle corridor tusschen repu-
blikeinsch-Spaansch en Portugeesch territoir in-
ligt. De linksche troepen hebben hier een her
nieuwde poging ondernomen, de rechtsche verbin
dingen met de zuidpunt van Spanje af te knijpen.
Mochten zij hierin slagen, dan worden de moeilijk
heden voor de nationalisten natuurlijk aanzienlijk
daardoor verzwaard, omdat hun onderlinge ver
bindingen althans voor een tijd ernstig zouden
worden gedesorganiseerd. De weegschaal der
machtsverhoudingen is derhalve eens opnieuw in
opmerkelijke schommeling. Wel heeft Franco de
meeste troeven in handen, doch nog immer klemt
de vraag of hij sterk genoeg is, om nu of in de
naaste toekomst naar een allesbeslissende kracht
meting te dringen. On
getwijfeld hoopt men in
Rome, dat de Spaansche
geestverwanten nu ein
delijk eens hun over
macht afdoende kunnen
waarmaken; Mussolini
zou zulks bij zijn be
sprekingen met Halifax
en Chamberlain uitste
kend te stade komen.
Gelijk wij liierboven
reeds aanstipten is het
er eindelijk van geko
men; de leidende staats
lieden van Groot-Brit
tannië bevinden zich
thans in de „Eeuwige
Stad", voor het brengen
van een vriendschaps-
bezoek, hetwelk als een
officieele bezegeling van
het Ïtaliaansch-Engel-
sche Paaschverdrag, en
tevens als een uitvloei
sel van den geest van
München kan worden
beschouwd. In Parijtf
heeft men deze ontmoe
ting met een zekere
innerlijke onrust tege
moet gezien. Het is nu
eenmaal niet aange
naam, zijn besten vriend
op visite te zien gaan
bij een buurman, dien
men zelf momenteel ala
een van zijn scherpste
vyanden moet beschou-