tojOïïGE VROUW in OPSTAND RIEK m m ij m m m i m i m i 41 B m m m m jé m ïh m b m m doorMICOLAS JEUMESSE EERSTE HOOFDSTUK: Charlotte KINDEREN, kom eens hier." „Ja, papa." Nieuwsgierig dringt het viertal naast vaders stoel, 't Zijn twee jongens en twee meisjes. „Kijk eens, kinderen, hier in dit laatje ligt al ons geld. Daar moeten we drie maanden van leven. Nu mam zoo lang ziek blijft, kan zij de huishouding niet regelen. Vraag mij niets, wat ik niet betalen kan. Je kunt nu zelf zien, hoe het geld voortdurend minder wordt." De kinderen kijken verwonderd. Begrijpen ze het? De oudste, Charlotte, is tien jaar. Ze heeft een rustig, zacht karakter en een gestadige neiging tot nadenken. „Papa," zegt ze, „kunt u geen geld krijgen van een Bank? Virgine de Montebleu heeft me ver teld, dat haar papa dikwijls geld van de Bank haalt." „De heer De Montebleu is rijk, Charlotte, maar wij zijn arm. Hij woont op een groot kasteel en heeft veel bezittingen.' „Wfj wonen ook op een kasteel en u bezit veel land." Baron Corday d'Armans glimlacht. Ja, hij woont op een kasteel en hij is van ouden adel, maar hij is geen uitzuiger zooals de anderen, zooals ook de heer De Montebleu. De taille, een zware grondbelasting, maakt den bodem zoo goed als waardeloos. Hij is bij een bankier geweest, maar kan op zijn grond geen geld krijgen. En zijn kasteeltje is reeds zwaar belast. Hij kijkt rond door het holle schemerige vertrek en naar buiten door het eenige venster. Zijn oog rust op de zware kale meubelen en op het ver armde land rondom. „We zullen hier vandaan moeten, zucht hij. „De tailles zijn te zwaar." „3aron De Montebleu betaalt geen tailles. Hij laat zijn pachters alles betalen." „Ik weet het, kind, ik weet het." De drie jongere kinderen gaan weer aan nun spel, maar Charlotte staat nadenkend. Haar oogen zijn ondoorgrondelijk. Ze zal niet .veggaan, voordat ze dit vraagstuk doorzien en begrepen heeft. Ze ver wacht een oplossing uit den 'mond van haar vader. Hij weet, wat ze bedoelt. De landheeren eischen van hun pachters tweeërlei taille, dat is hun wet tig recht. De jaarlijksche taille, dat is de pacht. En dan nog de buitengewone Maar die buiten gewone hebben ze weten uit te breiden tot een twintigtal. Bij iedere bijzondere gebeurtenis moet de pachter betalen. Wanneer een zoon van den landheer tot ridder geslagen wordt, wanneer een van zijn dochters trouwt, wanneer hem een kind wordt geboren, wanneer een van zijn kinderen de eerste communie doet, zelfs wanneer hij een nieuw stuk grondbezit koopt of erft! Dan zijn er nog andere tailles, die de landheeren eischen en door de pachters betaald moeten in geld of in natura met brooden en vaten wijn. „Ik heb maar twee pachters. En die zijn arm, Charlotte. Ik wil de tailles niet van hen eischen. Dat zou onmenschelijk zijn. Mijn overig grond bezit is boschland. Die grond is niet geschikt voor wijn- of korenbouw. Maar de tailles aan het Rijk moeten betaald worden en het hout is geen geld waard, nu er geen huizen gebouwd worden. Toch moet ik betalen, want de Staat verslindt millioenen en mijn pachters hebben niets." „Alle pachters zijn arm," antwoordt Charlotte. Haar gezicht betrekt. Met een meewarigen klank in haar stem herhaalt ze: „Ze zijn zoo vrééselyk arm, papa." Ze heeft het gezien bij haar bezoek aan het kasteel De Montebleu. De ellendige leemen hutten, de vermagerde vrouwen, de uitgehongerde kinderen, de verbeten mannen met zwarte, grimmige ge zichten. Waarom eten die menschen niet? Ze ver bouwen koren en wijn en ze verhongeren bijna. Hoe kan dat? „Waardoor zijn die menschen zoo arm, papa?' vraagt ze. Wat moet hij antwoorden? Hij staat op en loopt nadenkend heen en weer, blijft stilstaan voor een groot kruisbeeld in den hoek van de kamer. „O, Christus," zucht hij en gaat weer zitten op zijn plaats bij het bureau. Charlotte staat er nog. Hij ziet opnieuw met groote klaarheid wat drie jaar geleden is gebeurd. Toen schreef men 1775. Toen zijn ze in beweging gekomen. Die meer dan twintig millioen handwerkers en boeren, die op het land wonen in hutten van klei en takken, en in de steden met heele gezinnen in donkere natte kelders en op tochtige dakkamertjes, zomers ver stikt door de hitte, 's winters verstijfd door de kou. kinderen en ouden van dagen stervend door ontberingen. Die menschen hebben geen woord voerder. Geen pleitbezorger. Bij den koning niet, voor het geweten der menschen niet, voor het forum der wereld niet Ze worden aangeduid met één woord. Die twintig tot vijf en twintig millioen Franschen heeten gezamenlijk. „Canaille". Maar ieder van die twintig millioen is een mensch met een menschenhart, dat lijdt; met een menschen- hoofd, dat denkt, primitief en onredelijk en daar door te meer gevaarlijk. Een deel dezer menschen, wier ellende ten top steeg, is naar Versailles gegaan om den koning een smeekschrift aan te bieden, 't Leek een woeste bende met bleeke gezichten, sluik haar en ge kleed in vervuilde lompen. En hun smeekschrift was een papier met onleesbare hanepooten. Het hek van het kasteel kon tijdig gesloten worden, maar de koning heeft zich vertoond op het balkon. Toen de koning weer binnen was, zijn twee hun ner gevat en als sprekend voorbeeld opgehangen aan een speciaal vervaardigde galg van veertig voet hoog. Charlotte heeft zich teruggetrokken. Op een laag stoeltje zit ze, starend met peinzenden blik. Ze zal haar vraag herhalen, dat weet hij zeker. Ze zal niet rusten, voor ze antwoord heeft. Zijn gedachten gaan verder. Toen is minister Turgot gekomen, de eenige man, die in staat was, Frankrijk nog te redden. Hij heeft de heerendiensten afgeschaft, oude misbrui ken doen verdwijnen en de onzinnige belastingen op levensmiddelen doen vervallen. De opgekomen burgerstand heeft hij willen steunen door het wegnemen van onrechtvaardige en beperkende bepalingen. Maar de koning had een hartgrondigen afkeer van de bourgeoisie en de koningin niet minder, evenals heel de Intrlgeeren'de hofkliek. En toen Turgot voorstelde, niet alleen het volk, maar ook den adel en de geestelijkheid belasting te doen betalen, hebben alle paleizen en kasteelen gedaverd van verontwaardigde protesten en moest koning Lodewijk zijn ontslag teekenen. Turgot is heengegaan, zijn wetten zijn ingetrokken, -jjn werk vernietigd. De geschiedschrijver meldt van hem: „Hij was de laatste minister, aan wiens vlek- kelooze rechtschapenheid geheel Frankrijk ge loofde". Baron Corday voorziet een catastrofe. Zoo moet het misloopen. Zoo wordt de Revolutie opgefokt. Een plant, die het snelst groeit in de verdrukking, een jong tijgertje, dat men plagen kan en terug drijven in zijn duister hok als hij lastig en bru taal wordt, maar inmiddels opgroeit tot een ver scheurend ondier, woest en overweldigend. „Charlotte!" Hij zal antwoord geven op haar vraag. Hij zal haar iets vertellen en verklaren. Iets, niet alles. Hij trekt haar op zijn knie. Hij spreekt, voorzich tig en weloverwogen. Charlotte luistert. En wat ze hoort, is voor haar genoeg. Het kerft in haar jong gemoed een indruk, die niet afslijten of ver vlakken zal. Eerste indrukken gaan diep. n. Baron Corday d'Armans heeft zijn kasteel verkocht en is gaan wonen in het stadje Caen. Zijn finan ciën zijn zeer beperkt. Zijn methode, om het be schikbare geld in een open lade te leggen en de kinderen te laten meedeelen in de zorgen, werkt goed. Ze blijven eenvoudig en stellen weinig eischen. Charlotte is zijn groote steun, die de lijdende moeder ten deele vervangt. Zoo wonen ze drie jaren tamelijk rustig, hoewel niet onbezorgd. Want in Frankrijk beginnen de geesten te woelen. De groote revolutionaire den kers naderen het volk. De oude Voltaire leeft als een weldoend aartsvader op zijn heerlijk landgoed, welks omgeving hij op eigen kosten liet bebouwen met gezellige huisjes, welker bewoners, boeren en handwerkers, hem met hart en ziel zijn toege daan. De grijze vrijdenker, twee en tachtig jaar oud, wordt naar Parijs geroepen en houdt zijn intocht als een vorst. Zijn rijtuig wordt omstuwd door een juichende menigte, edellieden verkleeden zich als knecht, om tusschen het volk staande, den beroemden denker te zien. 's Avonds in den schouwburg huldigt hem het aristocratische pu bliek onder eindeloos geroep van: „Leve! Leve!" De koningin Marie Antoinette wil hem ontvangen in haar boudoir, maar verstandige menschen (zulke zijn er nog, hoewel niet veel) ontraden dit. Is hij niet de man, die zijn leven lang de grondslagen van gezag en eerbied ondermijnd heeft? De jonge menschen van het nieuwe Frankrijk zien hem als den leider, die vijftig jaar geleden reeds schreef en dacht, wat zij nu' allen denken. De heer De Corday is goed Roomsch en overtuigd koningsgezind. Het leed van de groote massa treft hem zeer en het bedroeft hem, dat de koning machteloos staat en de kerk zich blind en doof houdt. Ach, de kerk. De hooge ambten worden bekleed door adellijke maohthebbers. De kerk vaart er wel bij. Schijnbaar, want haar kracht is weg. Gebonden met ketenen van zilver en goud, leeft ze voort als een stomme weldoorvoede os, tevre den met overdadig voedsel en verder dof en bot wachtend op den dag der slachting, dien ze altijd verre waant, doch steeds naderbij komt. Maar toch blijft voor hem de kerk de onaantast bare en de koning de van God gezalfde. Charlotte heeft in huis een werkzaam leven. Er is veel te doen, want zij moet ook haar lessen leeren. Haar zusje en twee broers, jonger dan zij, moeten geholpen worden. En mama gaat langzaam achteruit. Als ze drie jaar in Caen gewoond hebben, sterft de moeder. Nu wil de baron weg uit Caen. Hij .is een geboren landedelman, hij wil naar buiten. Niet langer als vervallen grootheid leven tusschen de burgers van Twee interieurs in den nieuwen vleugel van het Paleis Soestdijkingericht uit bibliotheek. Rechts: de bioscoopzaal. 4 itionaal huwelijksgeschenk. Links: de fraai uitgevoerde Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpenboomstraat Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres. Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint. Oplossingen moeten worden ingezonden uiterlijk 8 dagen na plaatsing. OPLOSSINGEN No. 1117 (auteur: D. Douw es). Wit speelt: 40—35 43—38 30—25 35x13 48x30 4741 30—24 25x3!! en wint. Verschillende inzenders hebben met dit vraagstuk groote moeite gehad. No. 1118 (auteur: J. Hofwegen). Wit speelt: 42—38 43—29 28—22, 33x11 48x171! Een aardig vraagstuk. No. 1119 (auteur: A. v. d. Kreeke). Wit speelt: 26—21 27—22 39—33 32—1! en wint. Correcte oplossingen ontvangen van: J. v. d. Kruk, F. Janson, Den Haag, D. v. Vliet, Zoelen, L. Torn, IJsselmonde, D. Wegen (11111114), Veenendaal. J. C. van Rijn, Loenen a. d. Vecht, N. den Hertog, Delft. De vorige rubriek eindigde met de beschouwing van den heer J. C. van Rijn over no. 1110. Een gedeelte hiervan kon echter wegens plaatsgebrek niet worden opgenomen. Hier volgt het: De stand van vraagstuk 1110 was: Zwart: 12—154 22, 25, 27, 32. Wit: 29, 34, 35, 38, 39, 41, 45, 48. De oplossing van den auteur luidt: Wit Zwart 29—24 32x43 24—20 15x24 35—30 24x35 4540 35x33 48x10 32—28 (m.z. 27—32) 10— 4 volgt 32—28 Wordt remise daar wit zwart niet van den dam kan houden. Ik meen dat de oplossing zal zijn: Wit Zwart 29—24 32x43 24—20 15x24 35—30 24x35 45—40 35x33 48—10 27—32 10— 5 32—38 5—32 38x27 41—37 CORRESPONDENTIE B. L. te R. Alleen door toezending van het ab. geld kunt u zich abonneeren op „De Damgids". J. H. te H., J. de K. te R. en G. C v L te B. In dank uw storting ontvangen. B. v. d. B. te N. Eindspel is inderdiaad voor wit gewonnen. SPELERS VAN BETEEKENIS IV J. J. H. Mertens Voordat ik persoonliijc met den eindspel-compo nist Mertens in aanraking kwam, had ik zoo af en toe de heeren J. de Haas en B. Springer wel eens over hem hooren spreken. En altyd viel me hierbij op, dat zij concludeerden „die Mer tens weet toch ver draaid veel van het eindspel af!" En als deze heeren je zoo'n on gevraagd brevet geven, ben je wat dat aangaat „onder de pannen". Dus, na wat ik hoorde, was mijn belangstel ling gewekt en de la tere kennismaking was een verrassing. Zelden heb ik een dammer met zóóveel gemak eindspelen zien demonstreeren met reeksen varianten om van te duizelen. Hoe hij met een paar schijven een geduld spelletje laat zien van „kruip door-sluip door" is verbluffend. Doch uw verbazing wordt bewondering als ge er achter komt, dat één en ander het resultaat is van lange studie. Het mag wellicht overdreven klinken, doch als men zijn uitzonderlijk fraaie eindspelen aan dachtig bestudeert, kan men hem, op dit gebied, een zekere genialiteit niet ontzeggen. In ieder geval is hij momenteel een der beste, zoo niet de beste, eindspel-kenner van ons land. Als speler hebben wy zijn loopbaan als volgt kunnen réconstrueeren. In 1927 is de dans op het gladde mozaïk begon nen, in den aanvalligen leeftijd van 16 jaar. Na één jaar bord 5 „K.D.O." Den Haag (Hoofdkl.). Problemen en eerste eindspel gepubliceerd in „Ons Damblad". Speelde in 1928 mee in Kamp v. d. Haag: Hoofd klasse. Resultaat onbekend. Het eerste onderricht ontving hy van den jong gestorven speler Jan de Hoogh, oud-kamp. van Den Haag en Zuid-Holland. Van 1929 tot 4 komt er van intensieve studie van het damspel niet veel: zijn studie aan de Academie voor Beeldende Kunsten vraagt alle tijd en aandacht. Wordt in '34 lid van „Het Westen" te R'dam en behaalde in '35 het club-kampioenschap. Vestigde zich in 36 te IJmuiden en behaalde het clubkampioenschap van „Gezellig Samenzijn". Is thans lid van „Dam-club IJmuiden" (D.C.IJ.), „de club van Dukel" ook wel genaamd. In 1938 kampioen van N.-Holland zonder een partij te verliezen. Speelde 3 matches met B. Dukel. 1. 1936 gelyk resultaat. 2. 1937 verloren met 37. 3. 1938 verloren met 812. Hierbij moet ik aanteekenen dat Dukel een der sterkste spelers van ons land is en Mertens een 2-tal partijen op fraaie wijze wist te winnen. Resultaat in meesterwedstijd 1938 gering, door een slechte „start". In den wedstrijd om het clubkampioenschap van „D.C.IJ." heeft M. momenteel het grootst aantal punten (15 uit 8 partyen) en wist o.a. te winnen van Dukel en Suijk. Als componist van een 400-tal problemen en eindspelen is hy ver over onze grenzen be kend en vermaard, waarop hij o.i. recht heeftl Hij is een vurig bewonderaar van het werk van Blankenaar en is van plan over dit werk een uit gebreide studie te publiceeren. (Inmiddels ver scheen het eerste art. in „De Damgids".) Speciaal het z.g. „schijven-eindspel" heeft d e grootste aantrekkelijkheid voor M. omdat het vastleggen van theoretische voor- of nadeelen van groot belang zijn voor het p r a c- tische spel. Gedurende 2 jaar was hy Eindspel-redacteur van „Het Damspel", doch zag zich genoodzaakt deze functie neer te leggen door de z. i. onmogelijke samenwerking met den hoofdredacteur van ge noemd tijdschrift. Mertens is het type van den droomer. Uiterlijk zoowel als innerlijk. Zooals een dichter zyn „ge droomde verzen" nimmer zal kunnen verbeelden, zoo heeft M. zyn visioenaire eindspelen welke hij niet zal kunnen materialiseeren. Overigens is het mogelijk dat een gesprek met hem plotseling een eigenaardige wending neemt. Stel u voor: de groote eindspel-kunstenaar Mer tens laat mij een van zijn laatste scheppingen zien. De volgende dialoog ontspint zich. H.: „En pracht zet!" M.: „En dan 4742". H.: „Dat verliest toch een steen?" M. (na langdurige overpeinzing): „Je zegt daar zoo.een steen.Maar wat zeg jij nou van „Mijn kijk op het leven" van Einstein.." W. H. VRAAGSTUK No. 1122 Vier eindspelen van J. J. H. Mertens, IJmuiden VRAAGSTUK No. 1120 47 48 49 50 le publicatie VRAAGSTUK No. 1121 j m m i mm m m 46 47 48 49 50 le publicatie si mm* 1 S ,°«i O fj 11 li S u 13 8 £3 1 m m m 46 47 48 49 50 le. publicatie VRAAGSTUK No. 1123 3 13 S S 8 2 t. B B s m m. 's a n B OPLOSSINGEN (Hoofdvarianten) No. 1120 Wit speelt: 45—40, x, X, 1—7, 40—34, 7—12, 34—29, 12—18, 35—30, 18—22, 29—23, 22—27, 23—18, 27—32, 1813, 3237, 1388 en wint wegens 1913 enz. No. 1121 Wit speelt: 11—1, 18—22 A, 7—1, 22—28, 1—29, 26—31, 20—15, 31—37, 15—10, 37—41, 29—47, 41—46, 47—33, 105,-wint. A. 18—23, 19x28, 26—31, 7—1, 31—37, 6—29, 37—41, 20—15, wint. No. 1122 Wit speelt: 12—7, 26—31, 7—1, 31—37, 1—29, 37—41, 29—47 en 4715, wint No. 1123 Wit speelt: 8—2, 33—39 A, 2—35, 39—43, 35—49, 43—48, 42—38, 48x31, 38—33, 29x38, 49x36, wint. A. 29—33, 2—35, wint. GOUDSCHE SINGEL 105 ROTTERDAM ten dienste van de lezers der Vijf Samen werkende Christelijke Dagbladen. Bij den aanvang van het nieuwe jaar wenschen wij allereerst alle inzenders en inzendsters (ock toekomstige) van onze Ruilbeurs een gelukkig en voorspoedig 1939. Wij hopen in 't komende jaar weer veel inzen dingen te ontvangen en zoo goed mogelijk te be handelen. CORRESPONDENTIE Annie V. te Moerkapelle. 57 Paula gen. Het andere ligt klaar. P. B. te Hillegersberg. 75 Paula gen. J. J. v. d. B te Amerongen. 51 Klok gen. J. H. B. te Hillegersberg. 305 Paula genoteerd. Mej. A. G. C. te Ginneken. T.z.t ontvangt U 67 Ark (a 15 p.). Mej. J. B. te Woubrugge. 30 Era genoteerd. Mevr. v. L. te Heerjansdam. U krygt 83 Paula. Wie wil 322 punten van N.V. Kanis en Gunnink te Kampen en 41 plaatjes van N.V London Cara mel Works te Breda ruilen voor geldige bons of plaatjes, die de Ruilbeurs ruilt. Wie heeft een ledige album Verkade's „Cactus sen" te koop. Brieven Ruilbeurs, letter A.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 14