eMjes Bij t begin van 1939 God is mijn Heil. mijn Levenslicht; Hij temfc z,uicht. Niets kan mij meer vervaren. Als God den Booze van mij weert, j is er geen vijand, die mij deert, geen mensch op heel de wereldI Eén ding heb 'k van mijn God begeerd één dino Hem mnoen dat 'k tot Zijn woning ingekeerd, i~ü Mem zij al mijn dagen. Opdat ik met af heil'pert saam, psalmzinge Godes heil'gen naam Zijn lieflijkheid aanschouwe. 'k Zal door 't geloof gespannen staan: 'k zie uit met vol vertrouwen. Had 'k niet geloofd ik waar' vergaan; nu zal 'k Gods kracht aanschouwen. Ik mag aan Zijne zijde gaan; jf geen onheil raakt de Zijnen aan. Komt, laat ons niet versagenl Naar PAUL GERHARDT geheel andere taak heeft als de Engelsche „sub marines", die immers ook zeer ver van huis moe ten kunnen manoeuvreeren, eigenlijk zoowat overal, waar het Empire ze noodig heeft. Deze „submarines" moeten daarom een vrij aanzien lijke tonnage hebben, de Duitsche, die wel niet verder van huis behoeven te geraken dan ten J_ r>«ilanrlon lfiiFUJP" ai.,Kool Engeland wat zijn duikboottonnage betreft in hetzelfde onvoordeelige geval verkeert als een kleermaker, die uit een coupon stof costuums van heerenmaat moet snijden, terwijl zijn concurrent slechts voor heeren-in-den-dop werkt en derhalve uit een lap van dezelfde grootte veel meer cliën- tjes kan bedienen. Dit is een oud aspect van de bewapening ter zee, hetwelk nieuwe actueele be- teekenis verkrijgt. De Britsche admiraliteit zal daarop iets moeten vinden, en heeft dit ook reeds gedaan, gelijk blijkt uit de afkondiging van het projecteeren van een nieuwe vloot van lilliput- bodems voor den specialen dienst dicht bij huis. Ook hier dus hetzelfde gemanoeuvreer; men laat elkander terloops zien, wat men zoo ongeveer waard is, in de verwachting dat dit den tegen stander ertoe zal overhalen, niet al te veel moeite te maken met het bepalen van den koop. Een koop, welke, met het oog op eventueele oorlogs dreiging, een afkoop moge zyn! In de Vereenigde Staten ook al weder hetzelfde schouwspel. De leidende politici aan de overzijde van den „grooten haringvijver" hebben sinds ge- ruimen tijd al beseft, dat de „States" in de wereld voor hun belangen krachtiger moeten opkomen, willen zy in een eventueele worsteling om de macht rond den Pacific niet uiteindelijk een treurig figuur slaan. De moeilijkheid is maar, hoe het volk wakker te maken en het te doen besef fen, dat gerustheid x>k wel eens v a 1 s c h e ge rustheid kan zijn. Welnu, de onbarmhartige ver volging, waarin in het Derde Rijk de Joden zijn blootgesteld, het opzienbarende Duitsche spion- nage-proces, waarbij aan den dag trad, hoezeer het nationaal-socialisme ook in de Nieuwe We reld actief is, en nog enkele dingen van dien aard meer, hebben ginds de openbare meening in die mate verontrust, dat zy niet langer gelijk vanouds totaal afkeerig is zich te mengen in de aangele genheden van de wereldpolitiek. Men gaat thans beseffen, dat deze kwesties den Amerikaanschen burger evenzeer aangaan als bijvoorbeeld den ge middelden Franschman en Brit. Roosevelt heeft, toen hy zijn ambassadeur uit Berlijn terug riep, op de verbeelding van pers en volk gewerkt. Hij heeft deze daad nog eens onderstreept door het in uitzicht stellen van repressaille-maatregelen tegen die volken, welke den Amerikaanschen handel door discrimineerende bepalingen trach ten om hals te brengen, en hij heeft het niet on der stoelen en banken gestoken, dat dit de Japan ners en de Duitschers zijn. Tenslotte las hy in de bijeenkomst van het Congres een boodschap voor, waarin nogmaals viel te beluisteren, dat de Vereenigde Staten vastbesloten zijn hun positie te handhaven tegen elke macht, die agressief op treedt, en haar ouitenlandsch beleid met dreige menten tracht door te zetten. In dit verband wer den, tusschen de regels door, deze repressaille- maatregelen opnieuw onder de aandacht ge bracht, en tevens werd te verstaan gegeven, dat men de neutraliteitswetten aan een ernstige her ziening zou gaan onderwerpen, zoodat een aan valler daaruit niet langer, gelijk in den Chineesch-Japanschen oorlog bijvoorbeeld het ge val is, een onrechtmatig en geenszins zoo bedoeld voordeel putten kan. Daarmee heeft thans ook Washington een „kleinigheid" in een der schalen gedaan, een feit, waarmee men vooral in Groot- Brittannië bijzonder is ingenomen. Want in Downingstreet beseft men zeer goed, dat als „Uncle Sam" zich als volwaardige party voor eigen en anderer interessen, die daarmee samen hangen, gaat warm maken, er een tweeheid van belangentristen gaat ontstaan, die op den duur tot evenwicht moet geraken. Aan de eene zijde Amerika, Engeland, Frankrijk; aan den anderen kant Duitschland, Japan en Italië, met wat men vrijmoedig zou kunnen aanduiden als hun vazal staten. Als pasgeld zouden die partijen eventueel Japan tegen Rusland kunnen uitruilen, zijnde dit beide landen, welke per slot van rekening in geen Van beide kampen per sé zouden moeten thuis- behooren In China heeft even een moment van tweedracht geheerscht, toen n.l. de vice-voorzitter van den Kwomintang zich van Tsjoengking per verrassing naar het Engelsche Hongkong begaf, en aldaar, op veilig neutraal terrein, zich toegankelijk voor onderhandelingen met den Japanschen generaal Doihara betoonde, den Lawrence van het Verre Oosten. De Kwomintang heeft dezen heer Wang echter gediskwalificeerd en zijn niet belangrijken aanhang terzijde gesteld. Eens te meer is het derhalve Japa^ mislukt, door onderhandelingen of „gouden kogels" China op de knieën te krijgen. Het kabinet Konoye is, wellicht in verband hier mede, teruggetreden, om de leiding over te geven aan een regeering Hiranoema, welke meer dan het vorige kabinet de oorlogsparty in het gevlij komt. Dat beteekent dus opnieuw de oorlog tot het uiterste. Arme soldaten, en ook.... arme be lastingbetalers! BINNENLAND MEERMALEN hebben lezers meegedeeld, dat zy Zaterdag 31 December 1938 geen Zon dagsblad hadden ontvangen. Wat volmaakt juist was, want er is toen geen Zondagsblad versche nen. Het Kerstnummer was zóó dik en de redactie zóó overwerkt, dat naar trouwens reeds was meegedeeld het Zondagsblad een week zou overslaan. De krant niet natuurlijk. Menigeen vindt het al te lang, dat er in twee dagen het kan ook drie zyn geen krant verschijnt. Dait is toch eigenlijk wel jammer. Want zelfs met de Kerstdagen, die vaak gezinsdagen genoemd worden, komt men er niet toe eens rustig te medi- teeren. Vroeger, zoo zegt rnen althans, stond de arbeid in de Kerstweek zoo goed als stil; de menschen kregen tijd om tot zich zelf in te keeren; men ging 's avonds eens „geselsen" bij goede vrienden en geestelijk verrijkt begon men na Nieuwjaar weer aan zijn werk. Kom daar nu eens om. Zakenmenschen en win keliers, heel die breede schare, die iets met de distributie van levens- en genotmiddelen te ma ken heeft, moest op de Zaterdagavond-vooravon den van Kerstmis en Nieuwjaar, gedeeltelijk in felle kou tot zeer laat, vaak tot na middernacht, in actie blijven. Hoe kon daar nu een rustig Kerstfeest en een frissche Nieuwjaarsmorgen op volgen? Menigeen was niet in staat Oudejaars- avonds ter kerk te gaan. Het doet ons, als medewerkers aan heit gelukkig door velen gewaardeerde Zondagsblad (ook over het Kerstnummer was men zeer tevreden) na tuurlijk genoegen, dat men het Oudejaarsdag ge mist heeft; maar de vraag mag toch gesteld of een rustpooze in hét jachtig leven geen geestelijk voordeel zou brengen? Overigens is de informatie naar een niet-ver- schenen Zondagsblad voor ons een extra reden om met blijmoedigheid voor nieuwe copie te zorgen. Het is alleen maar jammer, dat in som mige, en ook in deze, rubrieken, niets zal blijken van beter-geworden mensohen; maar dat wij on middellijk moeten beginnen met de vermelding van feiten, welke nog droeviger zijn dan Kaïns broedermoord. Nu wy dit schrijven is het jaar nauwlijks op gang, maar de tooneelen, welke zich omstreeks de jaar wisseling hebben afgespeeld, zijn zóó afgrijselijk, dat ze ons alle hoop op een beter menschdom benemen. Op groeiende braafheid moeten wij niet rekenen. Het voor heden laatste nieuws is wel het ver schrikkelijkst: in Schijndel sloeg een ontaarde zoon de 75-jarige moeder van aem en zijn 18 broers en zusters met bijlslagen dood en dat om haar te berooven van een luttel bedrag van 24 ten behoeve van drank. Hot kan eenvoudig niet erger. Maar de ouders te Krimpen aan de Lek, die hun 2-jarig dochtertje onbewaakt en onbe schermd tegen de felle kou in een woonschuit achterlieten terwijl ze zelf aan de zwier waren, zorgden toch voor een even onwaardig pendant. Immers, de Schrift zegt wel: wie vader of moe der vloekt, is des doods schuldig; maar zij acht hert schier onmogelijk, dat een vrouw haar zui geling vergeet. Een sluier hangt er nog over het drama in de Doelenstraat te Amsterdam, waar een man, die een dubbel leven leddde, en een vrouw, die met een marktkoopman samenhokte, dood in een ach terkamer van een sigarenwinkel gevonden werden met een automatisch pistool in de nabijheid. Wat is hier geschied: moord en zelfmoord of dubbele moord? Het antwoord op die vraag zal wel gevon den worden, maar het resultaat van het vreese- lijk gebeuren verandert er niets door. Moeten wij de tallooze ongevallen uit de laatste twee weken opsommen? Het kan eenig nut hebben teT waar schuwing en om tot voorzichtigheid te manen. In een garage te Amsterdam werden twee jonge chauffeurs gedood door ontsnappende benzine dampen; een 4-jarig meisje in Hoorn verbrandde omdat haar zusje door de uitslaande vlammen geheel van streek was; door kolendamp kwamen te IJselmonde twee personen om het leven, te Rotterdam één ,te Vlissingen twee schippers-» knechts en te Ilpendam twee personen. Bovendien raakte te Sliedreoht een heele schoolklas be dwelmd en alleen de activiteit van het personeel voorkwam ernstiger ongelukken; door een ge sprongen gasbuis te Nijmegen verkeerden een moeder en zoon in groot gevaar; terwijl een 10- jarige knaap op Urk door een landend vliegtuig werd gedood. Deze laatste ongevallen staan alle in rechtstreeks of zijdelings verband met de hevige vorstperiode, die ons op 21 December plotseling overviel en het geheele maatschappelijke leven desorgani- sëerde; vooral omdat sneeuw en stormwind de ongemakken verergerden. De gevolgen waren vol narigheid. Denk slechts aan de tallooze bevroren waterleidingen; aan de schade der tuinders, door dat jonge sla- en andijvieplanten stuk vroren; aan de misère met de vervoermiddelen, niet alleen van de sporen en de schepen, welke laatste vast kwamen te zitten tusschen het ys of tegen de oevers, maar ook van de velen, die met de bezor ging van levensmiddelen belast zyn en zelfs met bystand van helpers niert vooruit konden komen; aan de mannen van P.T.T., tram, brandweer en openbare reiniging. Gelukkig dachten openbare diensten niet alleen aan het publiek, maar ook aan het personeel: de gloren zorgden voor warme soep en koffie; de Posteryen ook en die voegden er nog 10 ct per uur extra loon by voor de slechtstbetaalde groe pen; terwyl ook particulieren zich menigmaal met onbetuigd lieten en menig grootbedrijf het personeel op Zaterdag voor Kerstmis een ver rassing bereidde. Men moest dat meer doen; het legt een band tusschen werkgevers en werk nemers. Natuurlijk voorkomt het niet, dat er slechte, hard vochtige patroons blijven en onbetrouwbare, luia arbeiders. Noch wetten, noch levensomstandig heden kunnen de menschen innerlijk beter maken: dat een expeditieknecht te Rotterdam zyn patroon besteelt, komt meer voor en zal nog wel meer gebeuren; dat een millioenenzwendelaar als Sieg fried Wreszynski oplichtingen pleegt, blyft ook ®>an de de orde van den dag; en niet alle oplichters worden gepakt, zooals Dreyel*Sr en Jr, die een dame te Breda bedrogen. Anderzijds wordt er wel eens overdreven. De fraude ter gemeentesecretarie te Krimpen aan de Lek schijnt veel onschuldiger te zijn dan de berichten eerst deden vermoeden. Gebrek aan zorgvuldigheid komt ook in andere kringen voor. Vreeselyk onvoorzichtig was de 15- jarige expeditieknecht in Amsterdam, die met een vrachtauto zóó manoeuvreerde, dat een 30-jarige vrouw doodgedrukt werd; een gevaarlijk spel speelde men ook in Barendrecht met de slinger slee, op welk vermaak men daar verslingerd is; - maar even onverantwoordelijk is, wat de Spoor wegen daar van plan zyn, om nl. straks een ge vaarlijke overweg, waar elke zes minuten een trein passeert, niet meer te bewaken. Men weet vooruit, dat het dooden zal kosten, maar men zet éénvoudig door. Ié dat nu te verantwoorden en moet de Regeering niet in grijpen? Wy hebben ook wel eens geschre ven; dat men beter uit moet kijken, maar wy kennen ook overwegen, waar het uitzicht zóó slecht is en de trein zoo plotseling om een hoek komt, dat men op goed geluk moet oversteken. En dat men in zulke gevallen maar doorzet, doof blijvend voor alle critiek, dót kunnen we niet in de directie der spoorwegen prijzen. Evenmin als het te verdedigen is, dat de chauffeurs van de A.T.O., d.w.z. van de Nederlandsche Spoorwegen, door lange arbeidstijden uitgebuit worden. Dat de ambtenaar van het O.M. deze overtredingen ernstig laakte, strekt hem tot eer. De directie van de A.T.O. moet aan de particuliere autohouders een voorbeeld geven. Op dit gebied treft men nog ontstellende misstanden aan. grote verscheidenheden, doch ook bij ons In 't wild voorkomend. 10 Lichte voorwerpen, soms kurken met doorge stoken ganzenschachten, aan een hengelsnoer bevestigd en bij 't uitwerpen drijvend op het water. 11 Datgene waarby men een voorwerp aanvat, handvat, haft. 32 Een in het water opgeworpen wal, die dient om 't water te keeren, de stroom te leiden of te verdelen. 13 Persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon, zowel in de derde als in de vierde naamval. VOOR SNELTEKENAARS Een mooi werkje voor sneltekenaars. Het ko nijntje, dat daar zo rustig op het grasveldje zit, moet worden nagetekend, zonder dat het potlood van het papier wordt gehaald. Je kunt het best beginnen bij het oog of bij het grashalmpje links van de achterpoot van het konijn. GELIJK HAD HIJ Onderwijzer: Hoe noemt men de Ti DAT WIST HIJ NIET Schoolopziener: „Als je twaalf peren hebt, en je eet er vijf op, hoeveel zyn er dan nog over?" Kleine Wim: „Dat weet ik niet, meneer wij doen onze sommen altijd met appelen". GOEDE MANIEREN Tommie en Miesje hadden juist van juf een wijze les gehad over goede manieren. Toen ze 's middags leder een stuk taart kregen, herinnerde juf nog eens aan het gesprokene en hield daarbij de kin deren meteen de twee ongelijke stukken taart voor. „Nu zal ik eens zien, wie er goede manieren heeft", zei ze. „O die heeft Tommie", zei Miesje, terwyl ze da delijk het grootcto stuk nam. BIJGELOOF GESTRAFT „Is het waar, dat Pietersen door een auto overre den is?" „Ja hij ligt in het ziekenhuis". „Hoe is het gekomen?" „Wel, hij stapte van het trottoir af om niet onder een ladder behoeven door te lopen, omdat hy bang was, dat hy een ongeluk zou krygen". We maken vandaag een molen van dun karton. We gaan eerst het vooraanzicht maken, zoals je op de tekening ziet. Trek eerst een vertikale middel lijn op het karton. Nu beginnen we van onder aan. Een rechthoek 14 by 7 cm. Hier komt het trapezium op, waarvan de evenwijdige zyden 15y2 en 4 cm zijn en de rechte hoogte 12 cm is. Op dit trapezium komt een vierkant 6 bij 6 cm. De gebo gen bovenkant trekken we met de passer. Plaats de passerpunt in A. De wieken maken we afzon derlijk. De deur tekenen en drie zijden uitsnijden een zijde ritsen. Bij het uitsnijden van het raam denken we er ook om, dat we de luiken met een ritslijn vast laten zitten. De spijltjes van de ruit jes plak je er later aan de achterkant tegen. Wil je de hele molen maken, neem dan het onderstuk vierkant. Dit wordt 14 cm lang en breed en 9,6 cm hoog. Hier komt de vierzijdige afgeknotte pyra- mide op te rusten en hier op weer de kap van de molen een kubus met gebogen bovenvlak. Het ge heel maak je van stevig karton. van Oom <3an. Jongens en Meisjes, briefje te schrijven. Kattebelletjes meer zullen 't niet zijn. Dus geen gewichtige opstellenmaar zo maar een praatje over alles wat me op 't ogenblik te binnen schiet. 'k Wil natuurlijk beginnen met jullie allemaal een gelukkig nieuwjaar te wensen, 't Is wel 7, Januari als dit kattebelletje onder je ogen komt, maar dat is zo erg niet. Voor m'n gvedc toansen blijven in elk geval nog 51 weken over. 'k Hoop dat 't voor al de duizenden lezertjes van onze Kinderkrant een prettig en gezegend jaar zal worden: .huis en op school en overal waar je al een plaatsje in 't grote mensenleven inneemt. Heb je een prettige Kerstvacantie gehadEerlijk gezegd ben 'k altijd een beetje jaloers op al die lui, die zo'n vacantie bezitten. Ik gun 't jullie van harte hoor, maarde rest begrijp je zeker wel. Toen 'k zo vlak voor Kerstmis overal de schaatsen rijders zag zwieren, kreeg 'k ook zin de ijzers weer eens onder te binden. Maar vóór de Kerst had 'k geen tijd en na breedvoerig overleg (is dat niet deftig gezegd?) werd vastgesteld, dat ik Dinsdagmiddag 27 December m'n prestaties op de gladde baan zou mogen vertonen. Dat is een grote strop geworden, 'k Heb m'n schaatsen maar stilletjes op zolder laten liggen. Ze hadden echt met me te doen en daarom heb 'k tóch vrij gekregen, 'k Heb die middag anijs melk gedronken en de kleinste helft van een ys- brok in m'n mond ontdooid. De grootste helft heb 'k aan onze hond gegeven, want m'n holle kies protesteerde tegen 't gebruik van zoveel zoetighe;d Zo kan men ook zonder ijs en sneeuw toch wel wintergenoegens smaken. Daarna heb 'k een kort bezoek gebracht aan m'n buurmani, die wél schaats gereden heeft en van deze gelegenheid tevens gebruik maakte z"n voet te verstuiken. Hij zat in een makkelijke stoel, want de dokter had hem een paar dagen rust voor geschreven. Gezellig hebben we een poosje met elkaar zitten praten, maar opeens zei hij: Zeg buurman, kan jij goed lezen Dat was wel een beetje vreemde vraag maar 'V* meende hem een bevestigend antwoord te mogen geven. Al de cijfers van m'n schoolrapporten zou 'k niet graag aan jan ep alleman laten zien, maar lézen dat was nog al behoorlijk, al zeg 'k 't zelf Geef me eens potlood en papierverzocht buur- maji, die rust moet houden en dus een ander wer ken laat. Toen 'k hem 't verlangde had toegereikt, schreef hij twee regels in m'n notitieboekje en zei: Lees eens hardop wat daar staat. Dat deed ik en las: Jantje, dat kleine guitje, Speelt met vaders pijpetuitje. Dat klonk wel wat raadselachtig en m'n buurman riep dan ook: VerkeerdOverdoen 'k Deed 't over drie, vijf, acht keer. Maar 'k kwam er niet achter. Snappen jullie 't? Doe je best maar eens. Volgende week zal 'k dit geheim onthullen. OOM JAN. trad, was 't ontbijt reeds klaar en za ten zijn kinderen, Ynze en Gerrit, al bij de tafeL „Morgen jongens", groette Boutema. „Goed geslapen?" „Ja Vader", luidde *t antwoord. „U ook?" „Best", zei Boutema, en in een adem liet hy er op volgen: „Waar is je Moeder?" „Moeder bergt de eieren op". „Zó, hebben de kippen al zo vroeg gelegd", verwonderde zich Boutema. ,,'t Waren er maar zes", zei Ynze. „Er zullen er vandaag wel meer ko men", meende Vader. Ynze knikte en keek starend voor zich. Toen opeens richtte hij zijn blik op Boutema. „Vader," zei hy, „als de kippen zoveel eieren leggen, krygen Gerrit en ik er dan 's morgens een?" „Als 't Pasen is, dan krijg je er twee", antwoordde Boutema. „Als 't Pasen is", herhaalde Ynze. „Waarom als 't Pasen is?" „Dat is zo de gewoonte," verklaarde Vader. 't Antwoord bevredigde Ynze niet en hij wou nog meer vragen, maar Moe der kwam juist binnen en de die be gon onmiddellijk over 't werk te pra ten. Dit en de dikke boterhammen en de lange nog af te leggen weg naar 6chool deden hem de Paaseieren ver geten. Doch toen de jongens, ieder met een trommeltje met boterhammen gewa pend voor hun middagmaal, de deur zouden uitstappen, zei Vader een beetje plagerig: „Zeg vrouw, heb je Ynze en Gerrit ieder een paar eieren in d'r trommeltje gestopt?" „Ynze en Gerrit eieren?" deed Moe der Anke verwonderd. „Ja, ieder twee eieren", lachte Vader. ,,'k Kan nu nog geen eieren missen", sloeg Moeder af. ,,'k Moet er geld van maken by den winkelier om de krui denierswaren te betalen. Maar als 't Pasen is, hoor, dan zul je er ieder twee hebben". „Heb ik 't je niet gezegd?" zei Vader vrolijk. „Vooruit nu maar, gauw naar school, en smul vanmiddag maar lek ker van je boterhammen, 'k Geloof, dat je Moeder er een dikke plak Friese kaas op gelegd heeft". Ynze en Gerrit wisten het thans wel: eieren kregen ze nu niet. Als 't Pasen was, ja, dan! Maar waarom nu juist met Pasen? Kijk, dat was wel wat vreemd. „Ik zal 't Meester straks in school eens vragen", besloot Ynzeen hy deed zo. De vriendelijke Aprildag met al zijn drukte en bedrijvigheid voor mensen en dieren begon reeds van zijn glans te verliezen, toen Ynze en Gerrit met hun lege broodtrommels uit school thuis kwamen, 't Was bij vijven. „Hier," zei Moeder Anke, „hier staat je middagpotje. Eet er maar goed van. Maar eerst bidden, hoor". De jongens gehoorzaamden, en toen ze met een paar grote happen de eer ste honger hadden gestild, begon Ynze zoo tussen het kauwen en slikken door aan zijn Moeder te vertellen, dat hy nu wist, waarom de mensen vooral met Pasen eieren aten. „Zo", zei Moeder, die aan tafel wat verstelwerk in orde bracht, „dan mag je het mij ook eens vertellen. Maar eet onderwijl. Als je vlug voortmaakt, kun je Vader nog een poosje helpen". „Ja", knikte Ynze en by brokjes er. stukjes maakte hy zijn Moeder deelge note van de wijsheid, die hij aangaan de de Paaseieren had opgedaan. „Vroeger waren onze voorouders hei denen", vertelde Ynze. Dat wist Moeder. „En toen waren er niet zoveel mensen Dat wist Moeder ook. „Die mensen gingen veel op jacht, want ze aten bijna niets als vlees en om deze tijd van 't jaar ook veel eieren". Moeder knikte. „In 't voorjaar vierden ze grote fees ten, omdat de winter voorbij was, en dan brachten ze offers aan hun go den. Dan aten en dronken ze en 't spreekt vanzelf, dat ze dan vooral veel eieren aten, want die waren er in overvloed. Ze vonden ze zo maar op de grond en in de bomen". Moeder begreep 't en knikte Ynze aanmoedigend toe. „Maar toen onze vooroudere 'Christe nen werden, hield het offeren aan de afgoden op, maar 't eieren-eten bleef, en dat gebeurt nu op Pasen." „Dan is het 't beste", zei Moeder, „dat jullie ook maar eieren gaat zoeken". „Wat voor eieren?" vroeg Gerrit. „Van onze kippen?" „Wel neen", lachte Moeder, „daar zal ik wel voor zorgen. Maar eenden eieren en kievitseieren en Meer wist Moeder Anke er niet. „Smaken die lekker, Moeder?" vro._ Gerrit. n „Zeker jongen, die smaken best „Waar moeten we die zoeken?" „Dat m9et je maar 's aan je Vader vragen, die deed 't vroeger veel". Goed, dat zouden ze doen. Toen de maaltijd was afgelopen, ging •t op een drafje naar 't aardappelland, waar Boutema met z'n grondboor die dag reeds een ontelbaar aantal poot- gaten had gemaakt, in elk een aard appel had gegooid en daarna gat na gat had dicht getrapt, 't Was een een tonig en vermoeiend werk geweest en hij was blij, toen hij zijn jongens zag komen aanhollen. Die konden hem nog zo prachtig helpen. iWordt vervolgd)' 11

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 12