eMjes
Bij t begin van 1939
God is mijn Heil. mijn Levenslicht;
Hij temfc z,uicht.
Niets kan mij meer vervaren.
Als God den Booze van mij weert, j
is er geen vijand, die mij deert,
geen mensch op heel de wereldI
Eén ding heb 'k van mijn God begeerd
één dino Hem mnoen
dat 'k tot Zijn woning ingekeerd,
i~ü Mem zij al mijn dagen.
Opdat ik met af heil'pert saam,
psalmzinge Godes heil'gen naam
Zijn lieflijkheid aanschouwe.
'k Zal door 't geloof gespannen staan:
'k zie uit met vol vertrouwen.
Had 'k niet geloofd ik waar' vergaan;
nu zal 'k Gods kracht aanschouwen.
Ik mag aan Zijne zijde gaan; jf
geen onheil raakt de Zijnen aan.
Komt, laat ons niet versagenl
Naar PAUL GERHARDT
geheel andere taak heeft als de Engelsche „sub
marines", die immers ook zeer ver van huis moe
ten kunnen manoeuvreeren, eigenlijk zoowat
overal, waar het Empire ze noodig heeft. Deze
„submarines" moeten daarom een vrij aanzien
lijke tonnage hebben, de Duitsche, die wel niet
verder van huis behoeven te geraken dan ten
J_ r>«ilanrlon lfiiFUJP" ai.,Kool
Engeland wat zijn duikboottonnage betreft in
hetzelfde onvoordeelige geval verkeert als een
kleermaker, die uit een coupon stof costuums van
heerenmaat moet snijden, terwijl zijn concurrent
slechts voor heeren-in-den-dop werkt en derhalve
uit een lap van dezelfde grootte veel meer cliën-
tjes kan bedienen. Dit is een oud aspect van de
bewapening ter zee, hetwelk nieuwe actueele be-
teekenis verkrijgt. De Britsche admiraliteit zal
daarop iets moeten vinden, en heeft dit ook reeds
gedaan, gelijk blijkt uit de afkondiging van het
projecteeren van een nieuwe vloot van lilliput-
bodems voor den specialen dienst dicht bij huis.
Ook hier dus hetzelfde gemanoeuvreer; men laat
elkander terloops zien, wat men zoo ongeveer
waard is, in de verwachting dat dit den tegen
stander ertoe zal overhalen, niet al te veel moeite
te maken met het bepalen van den koop. Een
koop, welke, met het oog op eventueele oorlogs
dreiging, een afkoop moge zyn!
In de Vereenigde Staten ook al weder hetzelfde
schouwspel. De leidende politici aan de overzijde
van den „grooten haringvijver" hebben sinds ge-
ruimen tijd al beseft, dat de „States" in de wereld
voor hun belangen krachtiger moeten opkomen,
willen zy in een eventueele worsteling om de
macht rond den Pacific niet uiteindelijk een
treurig figuur slaan. De moeilijkheid is maar, hoe
het volk wakker te maken en het te doen besef
fen, dat gerustheid x>k wel eens v a 1 s c h e ge
rustheid kan zijn. Welnu, de onbarmhartige ver
volging, waarin in het Derde Rijk de Joden zijn
blootgesteld, het opzienbarende Duitsche spion-
nage-proces, waarbij aan den dag trad, hoezeer
het nationaal-socialisme ook in de Nieuwe We
reld actief is, en nog enkele dingen van dien aard
meer, hebben ginds de openbare meening in die
mate verontrust, dat zy niet langer gelijk vanouds
totaal afkeerig is zich te mengen in de aangele
genheden van de wereldpolitiek. Men gaat thans
beseffen, dat deze kwesties den Amerikaanschen
burger evenzeer aangaan als bijvoorbeeld den ge
middelden Franschman en Brit. Roosevelt heeft,
toen hy zijn ambassadeur uit Berlijn terug riep,
op de verbeelding van pers en volk gewerkt. Hij
heeft deze daad nog eens onderstreept door het
in uitzicht stellen van repressaille-maatregelen
tegen die volken, welke den Amerikaanschen
handel door discrimineerende bepalingen trach
ten om hals te brengen, en hij heeft het niet on
der stoelen en banken gestoken, dat dit de Japan
ners en de Duitschers zijn. Tenslotte las hy in de
bijeenkomst van het Congres een boodschap
voor, waarin nogmaals viel te beluisteren, dat de
Vereenigde Staten vastbesloten zijn hun positie
te handhaven tegen elke macht, die agressief op
treedt, en haar ouitenlandsch beleid met dreige
menten tracht door te zetten. In dit verband wer
den, tusschen de regels door, deze repressaille-
maatregelen opnieuw onder de aandacht ge
bracht, en tevens werd te verstaan gegeven, dat
men de neutraliteitswetten aan een ernstige her
ziening zou gaan onderwerpen, zoodat een aan
valler daaruit niet langer, gelijk in den
Chineesch-Japanschen oorlog bijvoorbeeld het ge
val is, een onrechtmatig en geenszins zoo bedoeld
voordeel putten kan. Daarmee heeft thans ook
Washington een „kleinigheid" in een der schalen
gedaan, een feit, waarmee men vooral in Groot-
Brittannië bijzonder is ingenomen. Want in
Downingstreet beseft men zeer goed, dat als
„Uncle Sam" zich als volwaardige party voor
eigen en anderer interessen, die daarmee samen
hangen, gaat warm maken, er een tweeheid van
belangentristen gaat ontstaan, die op den duur
tot evenwicht moet geraken. Aan de eene zijde
Amerika, Engeland, Frankrijk; aan den anderen
kant Duitschland, Japan en Italië, met wat men
vrijmoedig zou kunnen aanduiden als hun vazal
staten. Als pasgeld zouden die partijen eventueel
Japan tegen Rusland kunnen uitruilen, zijnde dit
beide landen, welke per slot van rekening in geen
Van beide kampen per sé zouden moeten thuis-
behooren
In China heeft even een moment van tweedracht
geheerscht, toen n.l. de vice-voorzitter van den
Kwomintang zich van Tsjoengking per verrassing
naar het Engelsche Hongkong begaf, en aldaar,
op veilig neutraal terrein, zich toegankelijk voor
onderhandelingen met den Japanschen generaal
Doihara betoonde, den Lawrence van het Verre
Oosten. De Kwomintang heeft dezen heer Wang
echter gediskwalificeerd en zijn niet belangrijken
aanhang terzijde gesteld. Eens te meer is het
derhalve Japa^ mislukt, door onderhandelingen
of „gouden kogels" China op de knieën te krijgen.
Het kabinet Konoye is, wellicht in verband hier
mede, teruggetreden, om de leiding over te geven
aan een regeering Hiranoema, welke meer dan
het vorige kabinet de oorlogsparty in het gevlij
komt. Dat beteekent dus opnieuw de oorlog tot
het uiterste. Arme soldaten, en ook.... arme be
lastingbetalers!
BINNENLAND
MEERMALEN hebben lezers meegedeeld, dat
zy Zaterdag 31 December 1938 geen Zon
dagsblad hadden ontvangen. Wat volmaakt juist
was, want er is toen geen Zondagsblad versche
nen. Het Kerstnummer was zóó dik en de redactie
zóó overwerkt, dat naar trouwens reeds was
meegedeeld het Zondagsblad een week zou
overslaan. De krant niet natuurlijk. Menigeen
vindt het al te lang, dat er in twee dagen het
kan ook drie zyn geen krant verschijnt.
Dait is toch eigenlijk wel jammer. Want zelfs met
de Kerstdagen, die vaak gezinsdagen genoemd
worden, komt men er niet toe eens rustig te medi-
teeren. Vroeger, zoo zegt rnen althans, stond de
arbeid in de Kerstweek zoo goed als stil; de
menschen kregen tijd om tot zich zelf in te keeren;
men ging 's avonds eens „geselsen" bij goede
vrienden en geestelijk verrijkt begon men na
Nieuwjaar weer aan zijn werk.
Kom daar nu eens om. Zakenmenschen en win
keliers, heel die breede schare, die iets met de
distributie van levens- en genotmiddelen te ma
ken heeft, moest op de Zaterdagavond-vooravon
den van Kerstmis en Nieuwjaar, gedeeltelijk in
felle kou tot zeer laat, vaak tot na middernacht,
in actie blijven. Hoe kon daar nu een rustig
Kerstfeest en een frissche Nieuwjaarsmorgen op
volgen? Menigeen was niet in staat Oudejaars-
avonds ter kerk te gaan.
Het doet ons, als medewerkers aan heit gelukkig
door velen gewaardeerde Zondagsblad (ook over
het Kerstnummer was men zeer tevreden) na
tuurlijk genoegen, dat men het Oudejaarsdag ge
mist heeft; maar de vraag mag toch gesteld of
een rustpooze in hét jachtig leven geen geestelijk
voordeel zou brengen?
Overigens is de informatie naar een niet-ver-
schenen Zondagsblad voor ons een extra reden
om met blijmoedigheid voor nieuwe copie te
zorgen. Het is alleen maar jammer, dat in som
mige, en ook in deze, rubrieken, niets zal blijken
van beter-geworden mensohen; maar dat wij on
middellijk moeten beginnen met de vermelding
van feiten, welke nog droeviger zijn dan Kaïns
broedermoord.
Nu wy dit schrijven is het jaar nauwlijks op gang,
maar de tooneelen, welke zich omstreeks de jaar
wisseling hebben afgespeeld, zijn zóó afgrijselijk,
dat ze ons alle hoop op een beter menschdom
benemen. Op groeiende braafheid moeten wij niet
rekenen.
Het voor heden laatste nieuws is wel het ver
schrikkelijkst: in Schijndel sloeg een ontaarde
zoon de 75-jarige moeder van aem en zijn 18
broers en zusters met bijlslagen dood en dat om
haar te berooven van een luttel bedrag van 24
ten behoeve van drank. Hot kan eenvoudig niet
erger. Maar de ouders te Krimpen aan de Lek,
die hun 2-jarig dochtertje onbewaakt en onbe
schermd tegen de felle kou in een woonschuit
achterlieten terwijl ze zelf aan de zwier waren,
zorgden toch voor een even onwaardig pendant.
Immers, de Schrift zegt wel: wie vader of moe
der vloekt, is des doods schuldig; maar zij acht
hert schier onmogelijk, dat een vrouw haar zui
geling vergeet.
Een sluier hangt er nog over het drama in de
Doelenstraat te Amsterdam, waar een man, die
een dubbel leven leddde, en een vrouw, die met
een marktkoopman samenhokte, dood in een ach
terkamer van een sigarenwinkel gevonden werden
met een automatisch pistool in de nabijheid. Wat
is hier geschied: moord en zelfmoord of dubbele
moord? Het antwoord op die vraag zal wel gevon
den worden, maar het resultaat van het vreese-
lijk gebeuren verandert er niets door. Moeten wij
de tallooze ongevallen uit de laatste twee weken
opsommen? Het kan eenig nut hebben teT waar
schuwing en om tot voorzichtigheid te manen.
In een garage te Amsterdam werden twee jonge
chauffeurs gedood door ontsnappende benzine
dampen; een 4-jarig meisje in Hoorn verbrandde
omdat haar zusje door de uitslaande vlammen
geheel van streek was; door kolendamp kwamen
te IJselmonde twee personen om het leven, te
Rotterdam één ,te Vlissingen twee schippers-»
knechts en te Ilpendam twee personen. Bovendien
raakte te Sliedreoht een heele schoolklas be
dwelmd en alleen de activiteit van het personeel
voorkwam ernstiger ongelukken; door een ge
sprongen gasbuis te Nijmegen verkeerden een
moeder en zoon in groot gevaar; terwijl een 10-
jarige knaap op Urk door een landend vliegtuig
werd gedood.
Deze laatste ongevallen staan alle in rechtstreeks
of zijdelings verband met de hevige vorstperiode,
die ons op 21 December plotseling overviel en
het geheele maatschappelijke leven desorgani-
sëerde; vooral omdat sneeuw en stormwind de
ongemakken verergerden. De gevolgen waren vol
narigheid. Denk slechts aan de tallooze bevroren
waterleidingen; aan de schade der tuinders, door
dat jonge sla- en andijvieplanten stuk vroren; aan
de misère met de vervoermiddelen, niet alleen
van de sporen en de schepen, welke laatste vast
kwamen te zitten tusschen het ys of tegen de
oevers, maar ook van de velen, die met de bezor
ging van levensmiddelen belast zyn en zelfs met
bystand van helpers niert vooruit konden komen;
aan de mannen van P.T.T., tram, brandweer en
openbare reiniging.
Gelukkig dachten openbare diensten niet alleen
aan het publiek, maar ook aan het personeel: de
gloren zorgden voor warme soep en koffie; de
Posteryen ook en die voegden er nog 10 ct per
uur extra loon by voor de slechtstbetaalde groe
pen; terwyl ook particulieren zich menigmaal
met onbetuigd lieten en menig grootbedrijf het
personeel op Zaterdag voor Kerstmis een ver
rassing bereidde. Men moest dat meer doen; het
legt een band tusschen werkgevers en werk
nemers.
Natuurlijk voorkomt het niet, dat er slechte, hard
vochtige patroons blijven en onbetrouwbare, luia
arbeiders. Noch wetten, noch levensomstandig
heden kunnen de menschen innerlijk beter maken:
dat een expeditieknecht te Rotterdam zyn patroon
besteelt, komt meer voor en zal nog wel meer
gebeuren; dat een millioenenzwendelaar als Sieg
fried Wreszynski oplichtingen pleegt, blyft ook
®>an de de orde van den dag; en niet alle oplichters
worden gepakt, zooals Dreyel*Sr en Jr, die een
dame te Breda bedrogen. Anderzijds wordt er wel
eens overdreven. De fraude ter gemeentesecretarie
te Krimpen aan de Lek schijnt veel onschuldiger
te zijn dan de berichten eerst deden vermoeden.
Gebrek aan zorgvuldigheid komt ook in andere
kringen voor. Vreeselyk onvoorzichtig was de 15-
jarige expeditieknecht in Amsterdam, die met een
vrachtauto zóó manoeuvreerde, dat een 30-jarige
vrouw doodgedrukt werd; een gevaarlijk spel
speelde men ook in Barendrecht met de slinger
slee, op welk vermaak men daar verslingerd is; -
maar even onverantwoordelijk is, wat de Spoor
wegen daar van plan zyn, om nl. straks een ge
vaarlijke overweg, waar elke zes minuten een
trein passeert, niet meer te bewaken. Men weet
vooruit, dat het dooden zal kosten, maar men zet
éénvoudig door.
Ié dat nu te verantwoorden en moet de Regeering
niet in grijpen? Wy hebben ook wel eens geschre
ven; dat men beter uit moet kijken, maar wy
kennen ook overwegen, waar het uitzicht zóó
slecht is en de trein zoo plotseling om een hoek
komt, dat men op goed geluk moet oversteken.
En dat men in zulke gevallen maar doorzet, doof
blijvend voor alle critiek, dót kunnen we niet in
de directie der spoorwegen prijzen. Evenmin als
het te verdedigen is, dat de chauffeurs van de
A.T.O., d.w.z. van de Nederlandsche Spoorwegen,
door lange arbeidstijden uitgebuit worden. Dat
de ambtenaar van het O.M. deze overtredingen
ernstig laakte, strekt hem tot eer. De directie van
de A.T.O. moet aan de particuliere autohouders
een voorbeeld geven. Op dit gebied treft men nog
ontstellende misstanden aan.
grote verscheidenheden, doch ook bij ons In
't wild voorkomend.
10 Lichte voorwerpen, soms kurken met doorge
stoken ganzenschachten, aan een hengelsnoer
bevestigd en bij 't uitwerpen drijvend op het
water.
11 Datgene waarby men een voorwerp aanvat,
handvat, haft.
32 Een in het water opgeworpen wal, die dient
om 't water te keeren, de stroom te leiden of
te verdelen.
13 Persoonlijk voornaamwoord van de tweede
persoon, zowel in de derde als in de vierde
naamval.
VOOR SNELTEKENAARS
Een mooi werkje voor sneltekenaars. Het ko
nijntje, dat daar zo rustig op het grasveldje zit,
moet worden nagetekend, zonder dat het potlood
van het papier wordt gehaald. Je kunt het best
beginnen bij het oog of bij het grashalmpje links
van de achterpoot van het konijn.
GELIJK HAD HIJ
Onderwijzer: Hoe noemt men de Ti
DAT WIST HIJ NIET
Schoolopziener: „Als je twaalf peren hebt, en je
eet er vijf op, hoeveel zyn er dan nog over?"
Kleine Wim: „Dat weet ik niet, meneer wij
doen onze sommen altijd met appelen".
GOEDE MANIEREN
Tommie en Miesje hadden juist van juf een wijze
les gehad over goede manieren. Toen ze 's middags
leder een stuk taart kregen, herinnerde juf nog
eens aan het gesprokene en hield daarbij de kin
deren meteen de twee ongelijke stukken taart
voor.
„Nu zal ik eens zien, wie er goede manieren
heeft", zei ze.
„O die heeft Tommie", zei Miesje, terwyl ze da
delijk het grootcto stuk nam.
BIJGELOOF GESTRAFT
„Is het waar, dat Pietersen door een auto overre
den is?"
„Ja hij ligt in het ziekenhuis".
„Hoe is het gekomen?"
„Wel, hij stapte van het trottoir af om niet onder
een ladder behoeven door te lopen, omdat hy bang
was, dat hy een ongeluk zou krygen".
We maken vandaag een molen van dun karton.
We gaan eerst het vooraanzicht maken, zoals je op
de tekening ziet. Trek eerst een vertikale middel
lijn op het karton. Nu beginnen we van onder
aan. Een rechthoek 14 by 7 cm. Hier komt het
trapezium op, waarvan de evenwijdige zyden 15y2
en 4 cm zijn en de rechte hoogte 12 cm is. Op dit
trapezium komt een vierkant 6 bij 6 cm. De gebo
gen bovenkant trekken we met de passer. Plaats
de passerpunt in A. De wieken maken we afzon
derlijk. De deur tekenen en drie zijden uitsnijden
een zijde ritsen. Bij het uitsnijden van het raam
denken we er ook om, dat we de luiken met een
ritslijn vast laten zitten. De spijltjes van de ruit
jes plak je er later aan de achterkant tegen. Wil je
de hele molen maken, neem dan het onderstuk
vierkant. Dit wordt 14 cm lang en breed en 9,6 cm
hoog. Hier komt de vierzijdige afgeknotte pyra-
mide op te rusten en hier op weer de kap van de
molen een kubus met gebogen bovenvlak. Het ge
heel maak je van stevig karton.
van
Oom <3an.
Jongens en Meisjes,
briefje te schrijven. Kattebelletjes
meer zullen 't niet zijn. Dus geen gewichtige
opstellenmaar zo maar een praatje over alles
wat me op 't ogenblik te binnen schiet.
'k Wil natuurlijk beginnen met jullie allemaal
een gelukkig nieuwjaar te wensen, 't Is wel 7,
Januari als dit kattebelletje onder je ogen komt,
maar dat is zo erg niet. Voor m'n gvedc toansen
blijven in elk geval nog 51 weken over. 'k Hoop
dat 't voor al de duizenden lezertjes van onze
Kinderkrant een prettig en gezegend jaar zal
worden: .huis en op school en overal waar je
al een plaatsje in 't grote mensenleven inneemt.
Heb je een prettige Kerstvacantie gehadEerlijk
gezegd ben 'k altijd een beetje jaloers op al die
lui, die zo'n vacantie bezitten. Ik gun 't jullie van
harte hoor, maarde rest begrijp je zeker wel.
Toen 'k zo vlak voor Kerstmis overal de schaatsen
rijders zag zwieren, kreeg 'k ook zin de ijzers
weer eens onder te binden. Maar vóór de Kerst
had 'k geen tijd en na breedvoerig overleg (is dat
niet deftig gezegd?) werd vastgesteld, dat ik
Dinsdagmiddag 27 December m'n prestaties op de
gladde baan zou mogen vertonen.
Dat is een grote strop geworden, 'k Heb m'n
schaatsen maar stilletjes op zolder laten liggen.
Ze hadden echt met me te doen en daarom heb
'k tóch vrij gekregen, 'k Heb die middag anijs
melk gedronken en de kleinste helft van een ys-
brok in m'n mond ontdooid. De grootste helft heb
'k aan onze hond gegeven, want m'n holle kies
protesteerde tegen 't gebruik van zoveel zoetighe;d
Zo kan men ook zonder ijs en sneeuw toch wel
wintergenoegens smaken.
Daarna heb 'k een kort bezoek gebracht aan m'n
buurmani, die wél schaats gereden heeft en van
deze gelegenheid tevens gebruik maakte z"n voet
te verstuiken. Hij zat in een makkelijke stoel, want
de dokter had hem een paar dagen rust voor
geschreven.
Gezellig hebben we een poosje met elkaar zitten
praten, maar opeens zei hij: Zeg buurman, kan
jij goed lezen
Dat was wel een beetje vreemde vraag maar 'V*
meende hem een bevestigend antwoord te mogen
geven. Al de cijfers van m'n schoolrapporten zou
'k niet graag aan jan ep alleman laten zien, maar
lézen dat was nog al behoorlijk, al zeg 'k 't zelf
Geef me eens potlood en papierverzocht buur-
maji, die rust moet houden en dus een ander wer
ken laat.
Toen 'k hem 't verlangde had toegereikt, schreef
hij twee regels in m'n notitieboekje en zei: Lees
eens hardop wat daar staat. Dat deed ik en las:
Jantje, dat kleine guitje,
Speelt met vaders pijpetuitje.
Dat klonk wel wat raadselachtig en m'n buurman
riep dan ook: VerkeerdOverdoen
'k Deed 't over drie, vijf, acht keer. Maar 'k
kwam er niet achter.
Snappen jullie 't? Doe je best maar eens.
Volgende week zal 'k dit geheim onthullen.
OOM JAN.
trad, was 't ontbijt reeds klaar en za
ten zijn kinderen, Ynze en Gerrit, al
bij de tafeL
„Morgen jongens", groette Boutema.
„Goed geslapen?"
„Ja Vader", luidde *t antwoord. „U
ook?"
„Best", zei Boutema, en in een adem
liet hy er op volgen: „Waar is je
Moeder?"
„Moeder bergt de eieren op".
„Zó, hebben de kippen al zo vroeg
gelegd", verwonderde zich Boutema.
,,'t Waren er maar zes", zei Ynze.
„Er zullen er vandaag wel meer ko
men", meende Vader.
Ynze knikte en keek starend voor zich.
Toen opeens richtte hij zijn blik op
Boutema.
„Vader," zei hy, „als de kippen zoveel
eieren leggen, krygen Gerrit en ik er
dan 's morgens een?"
„Als 't Pasen is, dan krijg je er twee",
antwoordde Boutema.
„Als 't Pasen is", herhaalde Ynze.
„Waarom als 't Pasen is?"
„Dat is zo de gewoonte," verklaarde
Vader.
't Antwoord bevredigde Ynze niet en
hij wou nog meer vragen, maar Moe
der kwam juist binnen en de die be
gon onmiddellijk over 't werk te pra
ten. Dit en de dikke boterhammen
en de lange nog af te leggen weg naar
6chool deden hem de Paaseieren ver
geten.
Doch toen de jongens, ieder met een
trommeltje met boterhammen gewa
pend voor hun middagmaal, de deur
zouden uitstappen, zei Vader een
beetje plagerig: „Zeg vrouw, heb je
Ynze en Gerrit ieder een paar eieren
in d'r trommeltje gestopt?"
„Ynze en Gerrit eieren?" deed Moe
der Anke verwonderd.
„Ja, ieder twee eieren", lachte Vader.
,,'k Kan nu nog geen eieren missen",
sloeg Moeder af. ,,'k Moet er geld van
maken by den winkelier om de krui
denierswaren te betalen. Maar als 't
Pasen is, hoor, dan zul je er ieder
twee hebben".
„Heb ik 't je niet gezegd?" zei Vader
vrolijk. „Vooruit nu maar, gauw naar
school, en smul vanmiddag maar lek
ker van je boterhammen, 'k Geloof,
dat je Moeder er een dikke plak Friese
kaas op gelegd heeft".
Ynze en Gerrit wisten het thans wel:
eieren kregen ze nu niet. Als 't Pasen
was, ja, dan!
Maar waarom nu juist met Pasen?
Kijk, dat was wel wat vreemd.
„Ik zal 't Meester straks in school
eens vragen", besloot Ynzeen hy
deed zo.
De vriendelijke Aprildag met al zijn
drukte en bedrijvigheid voor mensen
en dieren begon reeds van zijn glans
te verliezen, toen Ynze en Gerrit met
hun lege broodtrommels uit school
thuis kwamen, 't Was bij vijven.
„Hier," zei Moeder Anke, „hier staat je
middagpotje. Eet er maar goed van.
Maar eerst bidden, hoor".
De jongens gehoorzaamden, en toen
ze met een paar grote happen de eer
ste honger hadden gestild, begon Ynze
zoo tussen het kauwen en slikken
door aan zijn Moeder te vertellen, dat
hy nu wist, waarom de mensen vooral
met Pasen eieren aten.
„Zo", zei Moeder, die aan tafel wat
verstelwerk in orde bracht, „dan mag
je het mij ook eens vertellen. Maar
eet onderwijl. Als je vlug voortmaakt,
kun je Vader nog een poosje helpen".
„Ja", knikte Ynze en by brokjes er.
stukjes maakte hy zijn Moeder deelge
note van de wijsheid, die hij aangaan
de de Paaseieren had opgedaan.
„Vroeger waren onze voorouders hei
denen", vertelde Ynze.
Dat wist Moeder.
„En toen waren er niet zoveel mensen
Dat wist Moeder ook.
„Die mensen gingen veel op jacht,
want ze aten bijna niets als vlees en
om deze tijd van 't jaar ook veel
eieren".
Moeder knikte.
„In 't voorjaar vierden ze grote fees
ten, omdat de winter voorbij was, en
dan brachten ze offers aan hun go
den. Dan aten en dronken ze en
't spreekt vanzelf, dat ze dan vooral
veel eieren aten, want die waren er
in overvloed. Ze vonden ze zo maar op
de grond en in de bomen".
Moeder begreep 't en knikte Ynze
aanmoedigend toe.
„Maar toen onze vooroudere 'Christe
nen werden, hield het offeren aan de
afgoden op, maar 't eieren-eten bleef,
en dat gebeurt nu op Pasen."
„Dan is het 't beste", zei Moeder, „dat
jullie ook maar eieren gaat zoeken".
„Wat voor eieren?" vroeg Gerrit. „Van
onze kippen?"
„Wel neen", lachte Moeder, „daar zal
ik wel voor zorgen. Maar eenden
eieren en kievitseieren en
Meer wist Moeder Anke er niet.
„Smaken die lekker, Moeder?" vro._
Gerrit. n
„Zeker jongen, die smaken best
„Waar moeten we die zoeken?"
„Dat m9et je maar 's aan je Vader
vragen, die deed 't vroeger veel".
Goed, dat zouden ze doen.
Toen de maaltijd was afgelopen, ging
•t op een drafje naar 't aardappelland,
waar Boutema met z'n grondboor die
dag reeds een ontelbaar aantal poot-
gaten had gemaakt, in elk een aard
appel had gegooid en daarna gat na
gat had dicht getrapt, 't Was een een
tonig en vermoeiend werk geweest en
hij was blij, toen hij zijn jongens zag
komen aanhollen. Die konden hem
nog zo prachtig helpen.
iWordt vervolgd)'
11