Even tijd voor een terugblik SYLVESTER 1938 in rijm en feekening ZATERDAG 31 DECEMBER 1938 VIERDE BLAD PAG. 13 Het weer was dit jaar telkens weer in de De zon en de wolken abuis; Het hagelt in Juni, de koude is bar; December: „ik laat mijn demietje maar thuis? Ja, dat dacht u maar. De weerwijzen had den gezegd: „met zekerheid kunnen wij niets zeggen; maar er is wel kans op blij vend zacht weer." En toen waren wij het er over eens, dat de jaargetijden langzaam maar zeker verschuiven: zachte winters, koud voorjaar, koele zomers, warme herfst. Doch nauwlijks was dit vastgesteld, Of daar verscheen de gure held; De wintervorst trad brieschend op En zette alles op zijn kop. De sneeuwstorm stoof de straten door, Het water in de vliet bevroor, De zwarte weg was wit en licht, De open vaart ging plotsling dicht. Het jaar der tegenstellingen, waarlijk, zoo mag men 1938 wel noemen. Dat begon reeds in Januari. Wij dachten dat het in het Vis- scherijbedrijf wel vrede zou blijven, maar het werd een rampzalige strijd. De roode vakbeweging toonde eens weer haar onbe trouwbaar karakter. Om de Christelijke or ganisatie te nekken speelde zij met de be langen van visschers en visscherij en wie daarbij betrokken zijn; helaas niet zonder droevig resultaat: de Christelijke visscher sloot zich tegen zijn Christelijke levensover tuiging in aan bij de vakbeweging, welke ronduit het socialisme predikt. Intusschen bleef ondanks de strubbeling de werkloosheid dalen met een gering per centage: begin Januari waren er 18000 werk- loozen minder dan een jaar geleden en de daling zette regelmatig door. Daartegenover ging het met de rijksfinan ciën aardig goed; de opbrengst was in 1937 ruim 66 millioen hooger dan in 1936 en 1938 belooft weer eenige millioenen boven 1937 uit te gaan. Toch is er nog voldoende geld Om dapperlij k te rooken; We wisten meer dan een millioen Gezellig op te smoken. Dat zijn rijkdommen, die de lucht ingaan; er komen er ook heel wat uit de aarde. Op Billiton is tin te vinden, De Doejoeng gaat het zoeken, En Smit wist, met dit zwaar transport, Weer goud en roem te boeken. De Wilde wist ook wel van wanten, Hj; leende geld bij hoopen; Er zijn dus nog wel rijke klanten Om staatspapier te koopen. Vreugde en leed wisselden elkaar af: de geboorte van Prinses Beatrix vervulde ons geheele volk met blijdschap; later kwam het algemeen met vreugde gevierde jubileum yan de Koningin, die geaurende veertig ja ren over Nederland regeerde; ook in onz» krantenfamilie was vroolijkheid, omdat de Nieuwe Haagsche Crt. jubileerde; maar droefheid was er gedurig, wanneer nieuwsblad vol stond met ongevallen. Om maar iets te noemen: In Februari Vliegongeval bij Batavia: 5 dooden; in No vember vreeselijke ramp van de Ijsvogel bij Schiphol; eenige dagen later weer een vlieg ramp tg Inftië, iaa taliooze gevallen van kolendampverstikking in 't begin van dit jaar en in de laatste dagen; het drama aan de Valkensteeg in Rotterdam met 7 doo den en 8 gewonden in begin Mei; een maand later 2 zusjes in Amsterdam ondèr een muur bedolven. Of, wilt gij drama's van een ander soort, denk dan aan de 3 jonge meisjes, die om kwamen toen hun vader naar sommigen zeggen opzettelijk in het Noordhollandsch kanaal reed; aan de gruwelmoorden te Til burg in Maart, aan den man te Stratum, die vrouw en kinderen en daarna zich zelf ver moordde in dezelfde maand; aan moord en zelfmoord in de tweede week van April te Geleen, Roosendaal, Lochem en Nieuwen- hagen, toen in één week tijds 30 personen op gewelddadige wijze om het leven kwa men; aan het drama te Merkelbach; en aan de taliooze verkeersongevallen, niet zelden door onbewaakte overwegen, tot voor enkele dagen toe in de gemeente Nootdorp, die berucht wordt door dit gevaar. Het weg verkeer eischt per dag thans bijna 2 dooden en meer dan tien gewonden. Maar dat ge middelde wordt vaak overschreden; denk aan Ruinerwolde: zes jonge menschen tegelijk. Neen, dat zyn geen gebeurtenissen om een versje bij te zingen; evenmin als bij de vreeselijke branden, welke steeds strenge kou vergezellen. Wat begrijpelijk is: dan wordt er hard gestookt, soms opzettelijk te hard, dan is het brandgevaar groot en het bluschwater bevriest. Het station te Utrecht staat daar ditmaal als een kille getuige, ge volgd door vele andere gebouwen, waarvan Vroom en Dreesman te Den Bosch wel het grootste is. Ja, 't heeft gebrand in ons land in dit jaar, Keer op keer, telkens weer was er gevaar; de vlam in het veen werd ontstoken; de brandende dennen, als spoken in nachtelijk duister beroofd van hun luister, zij strooiden de vonken, die daasden als dronken over krakende heide; totdat er van beide niets anders dan asch overschoot en wat roet in de kurkdroge sloot. De wind is natuurlijk bij branden altijd een voorname factor. Maar de bliksem ook. Nauwlijks was het koude, droge en schrale voorjaar voorbij en werden de dagen wat warmer, of de onweders braken los ovei Het zwarte zwerk kruit langs de hemelboog De donder rolt en raast er dwars doorheen Het flitsend bliksemlicht verblindt het oog; En angst vervult het hart van menigeen; Want 't menschdom beeft en staat verwonderd, Als de God des hemels dondert. Verschillende personen werden door het onweder gedood. Echter, massale natuur rampen kennen we gelukkig in ons land bijna niet. Indië daarentegen wordt er nog al eens door getroffen. Niet het minst door watervloeden, die alles meesleuren op hun weg. OUDEJAAR Weer staan wij aan het einde, Het oude jaar vlood heen Met al zijn leed en zorgen, Met al zijn droef geween. Weer tellen wij de uren Met stillen weemoed af En fluisteren van scheiden En denken aan ons graf! Weer komen ons verschrikker. Veel zonden, groot en klein En 't welt ons uit het harte: Voor God melaatsch, onrein! Wat bleef ons armen over. Als niet uit Efrata De vredesboodschap trilde Vergeving en genal Ja, danken zij in 't einde Ook onze duurste plicht. Voor al Gods liefdeleiding. Voor zoo veel troost en lichtl 't Heeft ons aan niets ontbroken. Wat schat ons ook ontviel. De hemel bleef ons open Loof dan den Heer, mijn ziel! W. A. 't HART Dan stijgt de vloed al hooger, De bandjir kookt en bruist; De dessa wordt een bedding; Het bouwsel ligt vergruisd. Trouwens, van storm en waterschade weten wij hier toch ook wel mee te praten. Hoe dikwijls raast hier een stormwind over het land, alles wegvagend wat hem in zijn vaart belemmeren zou; of hij werpt het schip in de branding en op de keien der zeewering en duizenden staan op Zondagmiddag het vergaan der SCH 102 aan te staren èn, wat erger is, het omkomen van eenige leden der bemanning. Met even groote, maar geheel andere spanning hebben velen de lotgevallen van de Karimata gevolgd. Bestemd om tin te winnen, ging deze baggermolen naar Ter schelling om uit de Lutine goud te halen. Auri sacres fames, luidt de spreuk; Vervloekte gouddorst, wil dat zeggen; Maar 't past ons niet op dit bedrijf Zoodanig bits verwijt te leggen. Terschelling maakte goede dagen, Veel werkvolk beurde een flinke duit, De proef wou echter weer niet slagen, De zee behield voor goed de buit. Het schijnt gemakkelijker te worden om zich op onrechtmatige wijze te verrijken. Men zegt, dat de crisis de oneerlijkheid in de hand werkt. Het is best mogelijk. Menig steuntrekker, hoewel het percentage een on beduidende fractie is van het geheel der werkloozen, bezwijkt voor de verleiding om inkomsten te verzwijgen en trekt dan on rechtmatig steun uit de overheidskas. Geen wonder, dat sommigen zoo van kwaad tot erger komen en inbrekers en dieven worden. Maar echte oplichters moet men toch meer in de wereld der financiers zoeken en inbrekers van professie zijn het ook niet uit wanhoop geworden. Het is de mentaliteit die beslist. En dit jaar gaf daarvan droevige staaltjes. De oplichters en speculeerende kassiers speelden met honderdduizenden. Wonder- Het zal zeker velen van onze lezers be kend zijn, dat de Oudejaarsdag ook wel ge noemd wordt „Sylvester". Maar het is niet van groote bekendheid, dat die naam een herinnering is aan zekeren Paus Sylvester, die op 31 December 335 overleed. De overlevering meldt ons, dat deze Paus van groote beteekenis is geweest voor de uitbreiding van het Christendom en voor de Christelijke viering van den Oudejaarsavond. Men verhaalt, dat Keizer Constantijn de Groote, toen deze nog een heiden was, door een ernstige ziekte werd aangetast Wat ook ter genezing werd aangewend, alles bleek vruchteloos. Ten slotte werd den Keizer door Heioensche raadgevers een afschuwe lijk middel ter genezing aanbevolen. Hij moest een bad nemen in het bloed van Cihristenknapen, die voor dit doel natuur lijk den marteldood moesten ondergaan. Nog voordat de Keizer ertoe overging dit god- onteerende middel te baat te nemen, ontving hij een visioen, waarin hem gezegd werd, dat hij Sylvester moest raadplegen. Die zou hem een water aanwijzen, waarin hij even als weleer Naaman de Syriër zich ter gene zing moest onderdompelen. Constantijn ontbood Sylvester, ontving in derdaad den raad tot zulk een bad en genas. Die wonderlijke genezing was mede het middel tot Constantijns bekeering en diens overgang tot het Christendom. We zeggen mede het miodel. Want het is be kend, dat eveneens wordt verhaald dat Constantijn bij den aanvang van zijn strijd tegen Maxentius bij zonsondergang een licht kruis op de zon zag staan en daarnaast in glanzende letters de woorden: „Door dit teeken zult gij overwinnen". Constantijn was niet aanstonds volkomen zeker van de beteekenis dezer woorden. Maar Christus verscheen hem in oen nacht en beval hem, dit kruis tot veldteeken te maken en dan zeker van de overwinning ten strijde te trekken. Constantijn gehoorzaamde dit be vel en behaalde alzoo de overwinning tegen Maxentius, die met een driemaal sterkere macht tegen hem optrad. De kerkgeschied schrijver Eusebius deelt mede, dit verhaal uit Constantijns eigen mond te hebben ver nomen. Dit bijzondere voorval zou geleid hebben tot den geweldigen omkeer in het leven van Constantijn. We laten nu maar in het midden, in hoe verre deze beide overleveringen waarheid bevatten. Alleen deelen we nog mee, dat volgens de overlevering Constantijn uit dankbaarheid voor zijn genezing aan Sylvester 't z.g. Pa trimonium Petri" verleende, d.i. het erfdeel vaa Petrus. Zoo kwam dan het wereldlijk gezag van den Paus tot stand, de z.g. Kerkelijke Staat, lijk, dat ze nog steeds lichtgeloovige zielen vinden, die zich door een mooi gebaar laten vangen. Daartegenover staat gelukkig, dat de lief dadigheid in ons land nog steeds verblijdend groot is en, helaas, bedroevend groot moet zijn. Wanneer de vorst de vaarten stremt, Wanneer de sneeuw de arbeid remt, Wanneer de jeugd op schaatsen stoeit; Wanneer dan de werkloosheid groeit, Dan rijst in menig huis de nood, Dan vraagt het arm gezin om brood, Dan heeft God wat voor ons te doen Dat hooger staat dan goed fatsoen; Dan vraagt de tijd weldadigheid Als vrucht van groote dankbaarheid. welke tot in de tweede helft der vorige eeuw bleef gehandhaafd. Geschiedkundigen echter zijn van oordeel, dat dit verhaal van keizer lijke schenking in de 8e eeuw is verdicht, nm daarmede aan te toonen. dat de later door de Frankische voreten, Peqijn den Korten en Karei den Grooten, verleende schenkingen aan den Paus niet anders wa ren dan het nakomen van een verplichting. Nog een andere overlevering betreffende Sylvester is bewaard gebleven. In de stad Rome werd de Oudejaarsavond doorgaans in brasserij en dronkenschap doorgebracht Den vromen Sylvester was dit een doom in het oog. Hij zon op een middel, om hierin verandering te brengen, of althans de Christenen af te houden van zulk goddeloos gedoe. Hij beval daarom aan de Christenen op den Oudejaarsavond samen te komen in de kerken tot dankzegging en gebed. Zelfs de Heidenen kwamen toen tot erkenning, dat zulk een viering van den laatsten avond des jaare meer ln overeenstemming was met het ernstige karakter van dien avond, dan hun drinkgelagen. Dit optreden van Sylvester zou er toe mee gewerkt hebben, dat men in latere jaren zijn naam zoo nauw verbond aan den Oudejaars dag. Toch schijnt die Christelijke viering van den Oudejaarsavond later weer in onbruik te zijn geraakt. Wel werd ten tijde van de Hervorming de Nieuwjaarsdag als een feest dag beschouwd en door de Synode van 's- Gravenhage i.n 1586 bepaald, dat de predi kanten op dien dag moesten prediken over Jezus' besnijdenis, maar van een kerkelijke viering van den Oudejaarsavond werd niet gesproken. Evenmin wordt in de Dordtsche Kerkenordening van 1618 en 1619 de Oude jaarsdag genoemd in de rij der Ohr. feest dagen. Eerst na 1816 is die kerkelijke vie ring algemeen in zwang gekomen. Er bestaat nog een derde legende betref fende Sylvester, die de vermelding waard is. Men verhaalt, dat de overgang van Con stantijn tot het Christendom aanvankelijk zijn moeder Helena niet welgevallig was. Zij had liever gezien, dat haar zoon in den God der Joden was gaan gelooven, dan dat hij gehoorzaam werd aan den God der Christe nen. Helena had er geen besef van, dat het dezelfde God was, Die Zich in Oud- en Nieuw Testament had geopenbaard. In elk geval, het was Sylvester, die op Constantijn grooten invloed had geoefend bij diens overgang tot het Christendom. Nu werden geleerde Joodsche rabbi's uit» genoodigd, om met Sylvester een dispuut te hebben. Zou bij zulk een twistgesprek Syl vester het onderspit delven, dan ware Con stantijn misschien wel te bewegen, met een Christelijken godsdienst te breken. Heel da keizerlijke familie was bij het twistgesprek tegenwoordig. De Joodsche rabbi's konden Sylvester niet wederstaan in zijn verdedi ging van de Christelijke leer. Toen trachtte een der rabbi's door tooverij hel bewijs te leveren, dat alleen de God der Joden recht had op aanbidding. Enkel door het uitspreken van den naam van Jehova deed de rabbi een wilden stier dood op den grond vallen. Nu meende men, dat Sylvester door dit wonder geheel verslagen zou zijn, en onmo gelijk de waarheid der Christelijke leer kon handhaven. Maar zie, in den naam van Christus riep hij den dooden stier tot het leven terug. Dit overtrof het wonder, door den Joodschen rabbi verricht. Het pleit was beslecht. Con-< stantijn bleef den Christelijken godsdienst trouw, en ook zijn moeder Helena ging tot het Christendom over. We herhalen, dat we hier slechts met eeni legende te doen hebben en niet met historie. Maar deze legende blijft niettemin interes sant, omdat ze ons verklaart, waarom we op sommige afbeeldingen van Sylvester een stier aantreffen. door Leo Lens en Herman Plomp BEZING ik u dit jaar, dat straks ons gaat ontglippen, Dan poog ik vluchtelijk wat feiten aan te stippen Die meer of minder diep zijn in mijn brein gebrand, Die speelden in en om ons vrije vaderland. Dit jaar is ingezet op koninklijke wijze: Prins Bemhard keerde weer, genezen, ten palelze. Er was bij Karei I een massa-jubilé. Collega Hansen werd gevangenislogé. De scheepsbouw kreeg het druk. De Spoor bestelde treinen. Corrupt bak-personeel moest voor 't Gerecht verschijnen.' Het Fransche kabinet viel door het parlement. Het Noorderlicht gaf gloed en glans aan 't firmament. Dat leek het lichtend sein, dat scheen het schittrend teeken Dat in Groot-Nederland de feestvreugd los moest breken: Het Prinselijk Gezin werd met een kind verblijd. -^ra- Haar naam was Beatrix, „zij die geluk verspreidt". Heel 't land was vol geluk: de ingeroeste veeten Ze waren weggevaagd, vergeven en vergeten. Eén jubel, één gejuich, één machtig welkomstlied Klonk hier en overzee, in heel ons Rijksgebied. Het rommelde hiernaast in militaire kringen. Het Niemöller-proces voorspelde vreemde dingen. De eerste foto van ons Vorstenkind verscheen. Wjj sponnen zij uit glas. En toen ging Eden heen. Dq „Nieuwe Haagsche" mocht in zilver jubileeren. Jiffi-Opst jvas driekwart-eeuw in Bronbeek te logeeren, - Twaalfduizend kuikens vlogen vlot naar Engeland. De nieuwe Grondwet kwam, de oude ging aan kant. Een „aardschok" deed het volk van 't eiland Urk verbleeken, Het bleek helaas een mijn die ergens was bezweken. De Karimata nam voor 't eerst een waterbad. De telefoonjuffrouw verdween uit d'Amstelstad. Vol vreugd is Oostenrijk bij Duitschland aangesloten. „Slaap rustig", zei Colijn, „wij waken, landgenooten!" De Jaarbeurs kwam. De Prins, en de Beatrix-haL De televisie was er 't nieuwste nieuws van al. De Lentemaand was mooi. Wy bouwden wegen, huizen, En openden plezant de groote Vreeswijk-sluizen, Zoodat aan veel getob een prachtig einde kwam. Trotsch was de eerste tocht van de Nieuw-Amsterdam. In Slowakye scheen een opstand zeer te vreezen. Neerbosch was driekwart-eeuw ten zegen voor de weezen. Zoo komen we bij Oss en de marechaussee.... In Frankrijk komt voor Blum minister Daladier. En 't bleef maar altijd droog, er wou geen regen komen. De Java ging naar d'Oost Herr Hitier ging naar Rome. De Nachtegaal verdween zes maanden in de doos. De zweep van Mussert bleef intusschen straffeloos. De Man van 't Plan-De Man bleek uitgepland te wezen. De Belgen zijn voorgoed van 't plangebluf genezen. Het was tè kostelijk. Minister Janson gaat En Spaak krijgt alle kans te komen tot De Daad. Dan gaat het regenen, de Mei is haast verstreken. Een „militaire trip" der Duitschers is het teeken Dat Praag zich haasten moet: het recht gaat onder 't mes. De nieuwe Spoordienst blijkt een eclatant succes. In Juni blijft het koud, het onweert en het hagelt Windhoozen rukken los wat vast is vastgenageld. Een aardbeving brengt schrik, men vlucht de huizen uit Na een bizar conflict vaart d'eerste haringschuit. Het Britsche Koningspaar gaat vroolijk naar de Franschen. Het Fransche volk is blij en houdt niet op van dansen. De Karünatg krabt op het Lutinewrak En steekt wat matjes en.... één goudstaaf in z'n zak. Dat is een groote strop na zulk een kostbaar pogen. Een stuk legende is voorgoed in rook vervlogen. Toch breekt de zomer door. 't Wordt meer dan tropisch heet. Maar deze hitte is aan Waterland besteed. De zeekant krijgt het druk. Men poedelt in de plassen. Je ziet veel rarigheid, zelfs heeren zonder jassen! Flottieljeleider Tromp, een pronkstuk van een boot, Wordt plechtig toegevoegd aan onze trotsche vloot. Hij doet het opperbest: zijn dreunende kanonnen Verkonden daavrend dat de Feesten zijn begonnen Ter eere der Vorstin, die veertig jaar regeert En om Haar wijs beleid bemind wordt en geëerd. De Feesten waren af. De eenheid was volslagen. D'Oranje aarzelde te water zich te wagen Maar deed het toch per slot, en sloot zoo het festijn. Het volgende tafreel zou angstverwekkend zyn: Het leek of Hitier Praag met ijzren vuist zou popen Zyn vryheid en zijn bloed, zijn leven te verkoopen. Ook in ons landje kwam de grenswacht in 't geweer En toen streek Chamberlain in Berchtesgaden neer. Hij wist den Führer tot een pauze t' overreden. Een conferentie volgt van de vier mogendheden. De vrede wordt gered. De hamsteraar krygt spijt Dat hij zoo jammerlijk is door zijn vrees misleid. Wie zal de vreugde van ons vreedzaam volk beschrijven Dat in ons werelddeel de yreè bewaard mocht blijven? Het vliegveld Leiderdorp wordt dan in 't krijt geworpen. Dreigt Waalhaven punt één, plus Schiphol op te slorpen. Men stuurt op eenheid aan, maar snel beslist de mist Dat de minister zich een weinig heeft vergist De Ijsvogel stort neer. Een vloedgolf vluchtelingen Staat aan de grensstations zich angstig te verdringen. Der Belgen Koning komt en overwint, en ziet Hoe welkom hij ons is, maar 't regent dat het giet Minister Daladier laat zich niet ringelooren: Hij houdt de touwtjes vast de staking wordt verloren. Ons kleine volk wil iets voor de vervolgden doen En offert gul en graag bijkans een half miljoen. Intusschen heeft ons volk ónze armen niet vergeten, Met een miljoen per dag zich van zyn plicht gekweten, Maar niemand maakt het ooit de nazi's naar de zin. De Walvischmolenaar steekt er de fakkel in. Het Scheveningsche volk gaat nog eens repeteeren Hoe voor vijfvierde eeuw de Prins mocht arrlveeren. Vervolgens komt de vorst bevriezend in ons land. Het Utrechtsche station gaat onder in de brand. Zuid-Afrika viert feest met de verwante stammen. Een brok der Bossche „Zon" vervliegt in rook en vlammen. De treinen krijgen last van de intense kou. In Rotterdam verbrandt een groot fabrieksgebouw. Wy schieten schaatsen aan; heel Holland gaat aan 't zwieren. De schepen vriezen vast, men rijdt op de rivieren. Een witte Kerstmis maakt oud-Holland zeldzaam mooi, En.... 't oude jaar gaat uit met zeven graden dooi.... Ja, 't was een jaar vol zorg, maar ook een jaar vol zegen. De ongelukkenlijst is schrikkelijk gestegen. De wereld is vol wee, vol roof en brand en moord. De wildebussenstrijd woedt onverminderd voort. Sir Slotemaker hinkt nog steeds op spellingkrukken. De werkeloosheid slonk. Zal *t Westhoffplan gelukken? Wij voelen het steeds meer: wat is ons wéten klein! Dit staat onwrikbaar vast: wy mogen dankbaar zijn Wij mochten dag aan dag de zegen Gods ontwaren: Hij hielp ons uit de nood, Hij redde uit gevaren, Hij liet ons volk niet los, Hy bond ons by elkaar! Dit was een zegenrijk Oranje-jubeljaar!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 9