rufJctumiufVArFciAun
Rondom de Kribbe van Bethlehem
*0)
DJ1 middag is voorbijgegaan en de
avond begint reeds te vallen,
aaaar van de Zoeloe's is nog niets te
«ien. Dat verwondert Oom Koos niet.
De oostelijke hemel is zwart van don
kere wolken: er komt een zware on
weersbui opzetten.
Wellicht zijn de Zoeloes door de bui
•verva'len, in elk geval zullen zij wel
wachten tot 't onweer is afgedreven.
Oom Koos en Van Stad en houden een
laatste inspectie, want. ze willen zéker
weten, dat vóór de nacht alles in orde
ia. En ze zijn tevreden, 't Lager is maar
klein: 't zijn niet meer dan acht osse-
wagens, maar deze wagens, die samen
•en langwerpig vierkant vormen, zijn
bo geplaatst en versterkt, dat geen
Zoeloes deze keten zullen verbreken.
Het vee is onder ae hoede van enige
«warten zo ver mogelijk in westelijke
richting getrokken. De vele grotten aan
ée voet van 't gebergte bieden boven
dien even zovele sohui'plaatsen, waar
men de dieren zo nodig best een paar
dagen kan onderbrengen.
Zr is heel de middag gezwoegd om
klaar te komen, maar Oom Koos is nu
dan ook tevreden. „We kunnen 't hier
wel een paar uur volhouden," zegt hij,
„en als de Zoeloes niet te talrijk zijn,
■uilen we ze best buiten 't lager
houden."
Van Staden maakt een toestemmende
beweging maar God «veet hoeveel
■org er in 't har* van dezen trouwen
huisvader woont. Hij is hier met
vrouw en kinderen ir. 't lager als
se 't nu eens niet tegen de Zoeloes
kunnen volhouden....
Een felle bliksemstraal schiet langs 't
donkere zwerk 't onweer nadert
■nel.
.Het kruit is goed bezorgd," zegt Oom
Koos, ,,'k heb nop een paar natte hui
den over de vaten gelegd."
In de natuur is t angstig stil; van de
melkbomen in de nabijheid van 't la-
ger beweegt geen blad, en de eerste
donderslag davert over de woeste
bergstreek.
In een grote tent midden in 't lager
■ijn bijna alle wagenbewoners bijeen.
De kinderen zijn dicht om hun moe
ders geschaard en de mannen staan
bij de uitgang van de tent om bij mo
gelijk gevaar aanstonds te hulp te
hunnen snellen.
De donderslagen volgen elkander
steeds sne'ler op en 't vuur is niet
meer van de lucht. Met diep ontzag
Otaren deze mensen de majesteit des
Heeren aan en in meer dan één hart
leeft een stil gebed tot Hem. die thans
in 't rijk der natuur Zijn grootheid op
schrikkelijke wijze ten toon spreidt.
Er wordt weinig gesproken; een paar
kinderen beginnen te schreien als een
der bomen door 't hemelvuur versplin
terd wordt.
Plotseling is 't of de sluizen des hemels
geopend worden: het water gutst in
stromen neer en de lage kant van 't
lager staat in een ogenblik blank.
De machtige regenval schijnt de kracht
van 't onweer te breken, de donder
slagen volgen elkaar op met steeds
langere tussenpozen, maar 't hemel
vuur blijft voorlopig nog even sterk,
't Is een hevig maar kort onweder ge
weest, en Oom Koos is al op een der
wagens geklommen om de omtrek te
verkennen, 't Weerlicht komt hem
daarbij te hulp: telkens weer is mijlen
ver te zien maar welke kant de
oude Boer ook afzoekt, nergens is een
levende ziel te ontdekken.
„Dat gevaar is voorbij", zegt hij tot
Van Staden, die bij de wagen is ko
men staan. En 't andere gevaar, dat
veel gToter moet worden geacht? Beide
mannen zwijgen, maar hun gedachten
zijn er vol van.
Wanneer zouden de Zoeloes komen,
vannacht of morg~n? Niemand die 't
weet. Maar alle mannen zullen deze
nacht wakende doorbrengen. Wie zou
trouwens aan slapen kunnen denken,
nu men weet hoe 't met verschillende
lagers in de omtrek gegaan is?
Tegen dat grote gevaar kunnen ze
maar twee dingen doen: waken en
bidden. Vooral ook d?+ laatste.
Hoe lang heeft deze nacht geduurd
maar nu staan de oosterkimmen dan
ook in gloed. De nieuwe dag is ge
boren en de dagbrekertjes Zuid-Afri
kaanse vogeltjes, die bij het aanbre
ken van de dag beginnen te zingen)
laten hun vrolijke vysjes horen,
't Hele lager is reeds wakker en allen
zijn weer in de grote tent bijeen. Men
zal deze dag gezamenlijk met God be
ginnen. Zo heeft Oom Koos gezegd en
allen zyn 't hartelijk met hem eens.
Hij heeft Van Staden verzocht een
hoofdstuk uit de Bijbe' te lezen en een
kort woord te spreken. En allen luis
teren met grote eerbied naar de be
kende woorden van Psalm 130.
„Uit de diepte roep ik tot U, o Heere!
Heere, hoor naar mijn stem, laat Uwe
oren opmerkzaam zijn op de stem
mijner smekingen." Ja, zo is 't: uit de
diepte, uit de benauwdheid. Maar zou
dat èndere ook waar zijn: „Bij den
Heere is goedertierenheid en bij Hem
is veel verlossing?"
Van Staden is nooit een man van veel
woorden geweest, maar In dit vroege
morgenuur worden hem de woorden
van troost en bemoediging als in de
mond gegeven.
„Laten we samen nog een psalmvers
zingen," zegt de vader van Jan Grey-
ling, en ze zingen 't schone lied, dat
ze vroeger in de kleine dorpskerk van
Cradock zo vaak met de gemeente
hebben aangeheven:
Maar, trouwe God, Gtf zyt
Het schild, dat mij bevrijdt,
Mijn eer, mijn vast betrouwen..,.
In galop komt een ruiter op 't lager
aanrijden. Oom Koos doet de poort,
die op waarlijk vernuftige wijze tus
sen twee wagens is aangebracht,
open en harte.yk heet hy Klaas Bek-
kex welkom.
De jonge Boer heeft hard gereden en
brengt belangrijke berichten. De Zoe
loes kunnen spoedig worden verwacht,
maar ook is een klein commando op
komst, dat zich haast om de lagers,
die nog niet aangevallen zijn, te hulp
te komen. Dat is inderdaad een goede
tijding, die allen met hoop vervult.
Klaas Bekker heeft zijn paard afge
jakkerd om nog tijdig dit lager te
bereiken en 't doet hem goed, dat hij
zijn doel bereikt heeft. Vrouw van
Staden reikt hem een grote kom kof
fie aan en een paar stevige boterham
men, en de jonge Boer zit te eten of
er van gevaar geen sprake is.
En toch nadert dat gevaar met de
snelheid van een lawine. Oom Koos,
die gewapend met de groote veldkijker
voortdurend op de uitkijk staat, ziet
't gevaar 't eerst, maar niet lang daar
na weten allen het: de Zoeloes zijn op
komst! Ze komen in stormpas aan
zetten, ze slaan op hun schilden en als
ze 't Lager tot op vijfhonderd meter
genaderd zijn laten ze hun vreselijke
oorlogskreet horen.
Maar de bewoners van 't Boerenlager
vrezen den maentigen vijand niet; ze
hebben hun moed door 't gebed ge
sterkt en op God vertrouwende zullen
zy kloeke daden doen.
't Zijn nog geen dertig Boeren, die dit
lager moeten verdedigen, maar ook de
vrouwen en kinderen zulilen meestrij
den, want 't is een kamp op leven en
dood. Gelukt 't de Zoeloes binnen 't
lager te komen, dan zijn allen verlo
ren vanaf Oom Koos, wiens haren
wit géworden zijn, tot op de zuigeling
toe, die in gindse wagen slaapt.
Oom Koos zal eerst schieten zo is
de nadrukke'yke afspraak en dan
zullen de anderen op de aanstormen
de zwarten losbranden.
„Hoeveel zouden 't er zijn?" vraagt
Andries van Staden aan Klaas Bekker
en de jonge Boer antwoordt: „Zeker
wel duizend, eer meer dan minder."
Oom Koos wacht lang hij volgt de
bekende Boerentactiek maar als hij
einde'ijk vuur geeft is 't of een knal
lende donderslag ever de vlakte rolt
De Zoeloes vallen by tientallen, maar
telkens weer rennen nieuwe strijders
over de verslagenen heen en enkelen
ge'ukt 't het lager te bereiken. Ze ruk
ken en trekken om een opening la
wagienketen te krijgen, maar de wa
gens staan muurvast en de Boeren-
kogels legigen de ovennoedigen neer,
gedurig weer.
Vrouwen en kinderen helpen om de
schutters van opnieuw geladen gewe
ren ^te voorzien, en rondom 't kleine
Boerenlager liggen zeker al honderd
Zoeloes neergeschoten.
Na een half uur is de vreselijke wor
steling in volle gang. Een Zoeloe
kapitein heeft met een paar honderd
krijgers een omtrekkende beweging
gemaakt zodat de verdedigers nu van
twee kanten worden aangevallen. Een
paar Boeren zijn gewond, maar hou
den toch nog moedig vol.
De verdedigers worden moe de
strijd is ook zo ongelijk
Van Staden hoort een zwakke kreet
en omziende ziet hy Alie vallen met
de dodelijke assegaai diep in de borst.
Enige vrouwen snellen toe om de
wonde te verbinden, maar geen men
senhand kan hier meer hulp bieden.
„Ikga.... naar.... Jezus
fluistert Alie en 't zijn de laatste
woorden, die zij op aarde gesproken
heeft.
En de strijd raast -voort en de Zoeloes
maken zich gereed tot de laatste
stormloop.
Dan plotseling begint de harde
grond te dreunen onder de vlugge
paardenhoeven. En een salvo slaat in
de dichte Zoeloegelederen en nóg
een en nóg een
Spoedig is de strijd beslist. De Zoeloes
moeten vluchten en in 't ontzette lager
wordt God gedankt voor Zijn wonder
lijke uitredding.
Maar 's avonds staan allen om 't vers
gedolven graf van Alie van Staden.
Ze heeft de trek naar 't nieuwe vader
land meegemaakt. Maar op de grens
van dat vaderland nam God haar weg,
om haar een eeuwige plaats te geven
in 't grote Vaderhuis met de vele wo
ningen
XTV
't Zou nog weken, zelfs maanden du
ren eer 't nieuwe vaderland in bezit
kon worden genomen.
Welk een offers heeft dat nieuwe va
derland geëist!
Piet Retief en zijn zeventig helden zijn
gevallen op de moordheuvel, vlak bij
Di..gaans hoofdstad.
Driehonderd mannen, vrouwen en
kinderen zijn bezweken op de plaats,
die de vee'zeggende naam van Weenen
ontving.
En nog vele anderen zijn gevallen
ook Alie van Staden.
Maar ze hebben het offer van hun
leven niet vergeefs gebracht.
Op Kerstfeest van 't gedenkwaardige
jaar 1838 is in 't schone Natal God
gedankt óók voor de rijke gave ont
vangen in een Nipuw Vaderland!
EINDE
«en mooi rood vogeltje vlakbij hem op tafel ging
■itten.
„Wat zeg je daar wel van?' vroeg Moeke vrolijk.
Fu dreef ze vlug de vogeltjes weer in hun kooi.
mogen nooit lang los, want anders...."
fti Moeke lachte maar eens een beetje en Hans
knikte.
„Drink nu maar lekker je kopje leeg, dan kan
ft het nog eens volschenken, hè."
Hans smulde!
„De beleef van myn vogeltjes meer pleizier dan
ran veel mensen," zei Moeke.
Xe keek opeens verdrietig
Hans voelde zich rood worden, toen ze zei:
„Gisteren hebben ze me weer zo'n verdriet ge
daan, die jongens. Oh, als je dat eens wist! Ze
hebben mijn stok gebroken en die kan ik bijna
■iet missen. Hoe ik gisteren nog thuis gekomen
Wn!"
Moeke's gezicht stond nu heel droevig:
-En morgen is het Kerstfeest. Dan moet ik met
die boomstronk naar de kerk. Is dat niet vrese
lijk?"
Dan zag ze plotseling Hans' verlegen gezicht. Ze
Bed daarom hartelijk: „Maar dat hoef jij je niet
■o aan te trekken, hoor. Jij bent een beste
longen."
Hu kon Hans zich niet langer inhouden.
„Moeke, ik, ik was er gisteren ook bij. Ik heb
Juist die stok gebrokenmaar, maar'k
heb, 'k heb.er zo'n spijt van."
Hij durfde Moeke niet aan te kijken. Wat zou ze
nu wel van hem zeggen?
Moeke stond op, zwijgend, liep naar de kast en
haalde er een grote appel uit.
„Hier," zei ze nog even vriendelijk als tevoren,
„die is voor jou, voor 't Kerstfeest, morgen."
Even later liep Hans de lange landweg af naar
In zijn zak zat de appel, de mooie appel van
Moeke.
Ineens kreeg hij een inval! Midden op de weg
bleef hij staan, rekende vlug: „Zo'n stok, zou
zo'n stok erg duur zijn? Hij had nog zes kwartjes
en een stuiver in zijn spaarpot. Hij zou het gauw
aan moeder 'vragen.
Op een holletje rende Hans naar huis.
Toen hy binnenkwam, zat moeder in de kamer
te schemeren. Ze vroeg: „Waar ben je zo lang
gebleven, Hans?"
„Dat raadt nooit," riep hij vrolijk. „Raadt U
Voordat moeder antwoordde, zei hij: „Bij Moeke!"
„Bij Moeke?"
,.Ja, bij Moeke „slof-slof"! 'k Heb chocolademelk
van haar gehad en ze heeft zulke mooie vogels,
wel twintig! enen."
Meteen haalde hij de appel uit zijn zak.
Nu kon moeder er geen woord meer tussen zeggen.
Opgewonden vertelde hij door van do boomstronk,
die ze nu had, omdat haar stok gebroken was en
of hij nu een nieuwe mocht kopen Dan hoofde ze
op Kerstfeest niet met die boomtak naar de kerk.
Vond moeder het goed? In zijn spaarpot....
Moeder keek zo blij opeens, zo erg blij! Ze zei
zacht: „Dat is goed. jongen. Die stok gaan we
dan vanavond samen kopen en dan breng jij hem
morgenochtend vroeg."
De volgende morgen stapte Hans met de stok op
Moeke's huisje aan. Hij hing hem aan de deur
knop en klopte toen een paar maal. Vlug wipte
hij daarna achter een boom..
Het duurde nogal lang voordat Moeke naar buiten
kwam.
Ze keek in het rond en wilde de deur weer dicht
doen, toen ze de stok zag.
Ze sloeg de handen in elkaar en Hans hoorde
haar roepen:
„Wel, wel! Wie zou dat gedaan hebben? Wat een
mooie stok!"
Hans had zo'n pret achter die boom! Hij had
moeite om niet te voorschijn te springen en te
roepen: „Ik."
Moeke probeerde nu „den goeden gever" te vin
den, maar ze kon hem niet zien.
Toen ze weer bij de deur kwam, hoorde Hans
haar mompelen: „Ah, nu weet ik het ineens. Na
tuurlijk! Ik had het wel goed, 't is een besta
jongen."
Hans holde naar huis. Intussen dwarrelden de
sneeuwvlokken vrolijk neer. Ze kriebelden op
zijn neus, hij lachte er om. Hij was zó blij!
En het werd een Kerstfeest voor Hans, zó prettig,
als nooit tevoren.
En voor Moeke „slof-slof* niet minder.
•86
Instrumentale Kerstmuziek
I ^OOR alle eeuwen heen heeft het Wonder te
Bethlehem gestaan in het centrum van de
belangstelling der geheele Christenheid.
Zooals het gebeuren zich in allf stilte voltrok In
den stal, waarbij alleen Jozef en Maria getuigen
waren, of in Efratha's velden, waar slechts een
paar herders de eerste evangelie-hoorders wer
den, heeft deze geschiedenis de stof opgeleverd
voor reproductie-pogingen in allerlei vorm.
Is het de geheimzinnige sluier, die daar ligt over
dit mysterie van menschwording Gods, welke de
oorzaak is, dat de romantiek er rijkelijk in werd
aangebracht, vaak juist het meest door hen, die
van de werkelijke beteekenis het minst doordron
gen waren? De wereld put zich uit in gesol met
het Kindeke in de kribbezonder zich er een
oogenblik rekenschap van te geven, dat deze
kribbe, waarin de Zoon vaft God zich vrijwillig
vernederde, een felle aanklacht en klinkend pro
test tegen haar is. Zij pleegt slechts ontheiliging
met haar oppervlakkig gezang van „Gloria in
excelsis Deo" en haar van misverstand z#angere
„et in terra pax"-geroep, zonder zich te realisee-
ren, dat deze vrede in beginsel in het Paradijs
reeds was gesloten en straks op Golgotha zijn
triomf zou vieren.
Niet Bethlehem, maar Golgotha is het culmi
natiepunt der historie. Geen wonder dan ook, dat,
waar de wereld met zondebegrip en zondebesef
geen raad weet, Golgotha haar niets zegt, of in
dien wél, een nederlaag beteekent.
Voor haar is Bethlehem het hoopvolle begin, Gol
gotha het eindigen in een fiasco.
Voor den Christen is Bethlehem het begin
van Christus' vernedering, waarop het schoone
Duitsche koraal van toepassing is:
„O Mensch bewein dein Sünde grosz,
d a r u m Christus sein's Vater's Schosz,
auszert, und kam auf Erden.
Von einer Jungfrau rein und zart,
für u n s er hie' geboren ward,
er wollf der M i 111 e r werden
Wat heeft dit alles nu te maken met het onder
werp: „Kerstmuziek"? Dit, dat we reeds bij voor
baat onderscheid zullen maken tusschen het werk
van hen, die wél _>n die niet doordrongen waren
van de essentieele beteekenis van het geboorte-
wonder van Christus.
De Kunst, het hoogste menschelijke uitdrukkings
vermogen, heeft zich daarbij niet onbetuigd ge
laten. Natuurlijk niet, want zij is in de
Schepping gegrond. Ook hier zyn de begrippen
„natuur en genade" niet van elkaar los te maken.
Toen de engelen in Efratha den herders kond
deden van het evangelie, de b 1 ij d e boodschap,
volstonden zy niet met deze eerste korte predica
te, neen, zy zongen hun lied, zonder zich
af te vragen, of die eenvou
dige herders wel muzikaal
genoeg waren, om dit hemel-
sche oratorium of declama-
torium te omvatten.
Hoè deze kunstuiting is ge
weest, weten wij niet, wèl
weten wij, dat zij altijd ver
boven datgene gestaan heeft,
wat zelfs de grootste genieën
gebracht hebben, omdat het
hier gold een kunst, vrij
de
a d e.
Wat er op vocaal gebied aan
Kerstmuziek geschreven is
mag als genoegzaam bekend
worden verondersteld.
Vandaar, dat we bij de keus
van ons onderwerp de aan
dacht lieten vallen op zui
ver instrumentale
Kerstmuziek.
Natuurlijk zullen wij hierbij
teer onvolledig moeten zijn.
Dr J. K c p m a n, wiens ar
tikel o/er dit onderwerp
wij geraadpleegd hebben, zegt
dat plm. 315 titels door hem
in den loop der jaren zijn
verzameld van zuiver instru
mentale Kerstmuziek. Er zijn
er echter veel meer.
De voornaamste zullen wij
slechts noemen.
F i a m e n g o schreef in 1637
den eersten religieuzen her
derszang, een Sonate-Pasto
rale voor 2 violen, alt-viool,
luit en trombone. Deze onge
drukte sonate mist echter nog
het voor een Pastorale typce-
rende „oiciliano"-rhythme,
evenals de 3de sonate van H.
L F. Biber (1644—1707)
ever de geboorte van Christus,
ofschoon Biber reeds een stap
in de richting daarvan doet.
D* Pastorale-vorm is kenr
merkend voor de Kerstmuziek, immers hij draagt
een landelijk, een „herderlijk" karakter (meestal
6/8 of 12/8 maat).
Eigenaardig is het dan ook te noemen, dat de
Kerstmuziek geschreven vóór Biber dit pastorale-
element ten eenenmale mist.
Den eersten onvervalschten Pastorale-vorm vin
den wy bij Arcangelo Corelli (16531703) in
diens Concerto grosso no. 6 met als titel „Fatto
per la notte di Natale".
In Corelli's tijd waren de herders gewoon telken
jare omstreeks den Kersttijd naar Rome te ko
men om daar met hun „piffero" (d.L een soort
schalmei) aan den voet der Madonnabeelden te
spelen.
Men noemde hen dan ook „pifferari".
Corelli heeft veel van hun musiceeren afgeluis
terd en in toepassing gebracht in zijn genoemd
„Kerstconcert".
Hij heeft zich echter niet beperkt tot het spel der
herders. Ook den engelenzang heeft hij trachten
te ïllustreeren.
Een wonderlijke solidariteit tusschen de diverse
kunsten vinden wij speciaal in de Kerstonder-
werpen.
De muziek tracht hierin te „schilderen", de schil
derkunst we denken hier aan het meesterwerk
van Rembrandt „de verkondiging aan de her
ders" brengt op haar beurt een symphonie m
kleuren.
Natuurlijk kan de muziek dit niet anders doen
dan door middel van stemmingen te wekken, zy
is dan ook louter stemmingsweergave. Daarom
achten wij ook „programmamuziek", zooals we
muziek noemen, die er speciaal op berekend is,
bepaalde gebeurtenissen weer te geven, waarin
wordt getracht dit met al te „concrete" middelen
te bereiken we doelen op bijv. donder- en
bliksemeffect in cinema-orgels en -orkesten to
taal uit den booze en strijdig met het algemeen
kunstbegrip. Ook in den ouden tijd kwamen
deze uitwassen der kunst voor!
Bespraken we tot nog toe slechts enkele orkest
werken, thans willen we eens zien, wat er op dit
gebied voor Orgel voorhanden is. Als eerste ons
bekende werk noemen we een orgelcompositie
van Nicola le Bègue (1630—1702) nl. een Noël:
„Or nous ditte Marie". Een compositie met een
uitgesproken Siciliano-karakter, ofschoon het
rhythme onjuist is genoteerd en in wezen niet
drie- doch tweedeelig is.
Het, is de groote verdienste geweest van Alexan
dre Guilmant, door een heruitgave, dit en
andere werken aan de vergetelheid te ontrukken.
Le Bègue's werk was onder den titel „Livre
d'orgue" reeds in 1676 verschenen, doch later in
het vergeetboek geraakt. Ook D a q u i ns Noël
pour l'orgue ou le clavecin behoort tot de Kerst
composities.
Louis Claude Daquin (1694—1772) is vooral
bekend om zijn nog steeds gespeelde rondeau „le
Coucou".
Onder de nieuwere Kerstmuziekcomponisten voor
orgel neemt Max Reger (1873—1916) een be
langrijke plaats in met zijn Orgelstuk „Weih-
nachten" (Op. 145 no. 3 d-moll).
Hierin vinden we een meditatie over het Kerst
feit zelf zonder naïveteit, in tegenstelling met
zijn pianowerkje „Weihnachtstraum" („Aus der
Jugendzeit" no. 9), dat vol is van naïveteit.
Keeren we terug tot de orkestmuziek.
Twee sterren van de eerste grootte in de toon
kunst moeten wij thans noemen: Joh. Seb.
Bach en G. F. Handel Hoewel deze beide
genieën geen opzettelijke instrumen
tale Kerstwerken hebben geschreven, vinden
wij in hun vocale werken er twee van zeer groot
belang.
Vooral dat van Bach, de Symphonia uit het
Weihnachts-Oratorium stelt alles wat vóór hem
ook op dit gebied is geschreven ver in de scha
duw. Wy kunnen de verleiding onmogelyk weer
staan dit heerlijke werk aan een eenigszms na
der onderzoek te onderwerpen.
Twee motieven, één voor de weergave der enge
lenzang en één voor het herdersspel, wisselen
elkander hierin voortdurend af. Dat der engelen
wordt door fluiten en strijkers weergegeven,
het herdersspel door hobo's (schalmei-imitatie).
Ook Handei's Symphonia-Pastorale uit het
Oratorium „Der Messias' ademt in een vrediga
sfeer, al is dit werk zoowel wa. betreft de lengte
als wat den inhoud aangaat, niet op één lijn te
stellen met dat van Bach.
Handel heeft zich hierin slechts beperkt tot da
wedergave van het herdersspel („Pifa" zette hij
erboven).
Toch is deze Pastorale meer populair geworden
dan die van Bach en vindt men haar in verschil
lende Kerstalbums, mm of meer verminkt, zelfs
voorzien van een vrij bijgevoegd „klokmotief";
„Glocken im Weihnacht", o. onzin ten top
Ook voor piano zijn verschillende instrumental#
Kerstmuzieken geschreven.
Als een der beste noemen wij L i s z t s dria
bundeltjes „Weihnachtsbaum' geschreven voor
zijn kleindochtertje Daniela Bulow.
Verder zijn interessant de acht stukken welka
Raff schreef onder den titel „Aus der Advents-
zeit", vooral het vijfde „I Pifferari" (de schalmei-
blazer, c.q. de „herder").
Wij willen eindigen met op te merken, dat wan
neer deze muziek naast onze kerstkoralen en
-liederen meer in onze luiskamers klonk, het
zij door den luidspreker, of wat beter nog is,
rechtstreeks door eigen spel, (piahó of klein
ensemble) dit het kunstpe'l zeer zou verhoogen
en dus ook zou bijdragen tot de glorificatie
van God onzen Schepper en Herschepper.
W. P. VERHEUL,
In „Studiën" jrg. 1932 CXVIII blz. 402.
De geboorte van Christus
(Naar een schilderij van Jan Steen)
571