rufJctumiufVArFciAun Rondom de Kribbe van Bethlehem *0) DJ1 middag is voorbijgegaan en de avond begint reeds te vallen, aaaar van de Zoeloe's is nog niets te «ien. Dat verwondert Oom Koos niet. De oostelijke hemel is zwart van don kere wolken: er komt een zware on weersbui opzetten. Wellicht zijn de Zoeloes door de bui •verva'len, in elk geval zullen zij wel wachten tot 't onweer is afgedreven. Oom Koos en Van Stad en houden een laatste inspectie, want. ze willen zéker weten, dat vóór de nacht alles in orde ia. En ze zijn tevreden, 't Lager is maar klein: 't zijn niet meer dan acht osse- wagens, maar deze wagens, die samen •en langwerpig vierkant vormen, zijn bo geplaatst en versterkt, dat geen Zoeloes deze keten zullen verbreken. Het vee is onder ae hoede van enige «warten zo ver mogelijk in westelijke richting getrokken. De vele grotten aan ée voet van 't gebergte bieden boven dien even zovele sohui'plaatsen, waar men de dieren zo nodig best een paar dagen kan onderbrengen. Zr is heel de middag gezwoegd om klaar te komen, maar Oom Koos is nu dan ook tevreden. „We kunnen 't hier wel een paar uur volhouden," zegt hij, „en als de Zoeloes niet te talrijk zijn, ■uilen we ze best buiten 't lager houden." Van Staden maakt een toestemmende beweging maar God «veet hoeveel ■org er in 't har* van dezen trouwen huisvader woont. Hij is hier met vrouw en kinderen ir. 't lager als se 't nu eens niet tegen de Zoeloes kunnen volhouden.... Een felle bliksemstraal schiet langs 't donkere zwerk 't onweer nadert ■nel. .Het kruit is goed bezorgd," zegt Oom Koos, ,,'k heb nop een paar natte hui den over de vaten gelegd." In de natuur is t angstig stil; van de melkbomen in de nabijheid van 't la- ger beweegt geen blad, en de eerste donderslag davert over de woeste bergstreek. In een grote tent midden in 't lager ■ijn bijna alle wagenbewoners bijeen. De kinderen zijn dicht om hun moe ders geschaard en de mannen staan bij de uitgang van de tent om bij mo gelijk gevaar aanstonds te hulp te hunnen snellen. De donderslagen volgen elkander steeds sne'ler op en 't vuur is niet meer van de lucht. Met diep ontzag Otaren deze mensen de majesteit des Heeren aan en in meer dan één hart leeft een stil gebed tot Hem. die thans in 't rijk der natuur Zijn grootheid op schrikkelijke wijze ten toon spreidt. Er wordt weinig gesproken; een paar kinderen beginnen te schreien als een der bomen door 't hemelvuur versplin terd wordt. Plotseling is 't of de sluizen des hemels geopend worden: het water gutst in stromen neer en de lage kant van 't lager staat in een ogenblik blank. De machtige regenval schijnt de kracht van 't onweer te breken, de donder slagen volgen elkaar op met steeds langere tussenpozen, maar 't hemel vuur blijft voorlopig nog even sterk, 't Is een hevig maar kort onweder ge weest, en Oom Koos is al op een der wagens geklommen om de omtrek te verkennen, 't Weerlicht komt hem daarbij te hulp: telkens weer is mijlen ver te zien maar welke kant de oude Boer ook afzoekt, nergens is een levende ziel te ontdekken. „Dat gevaar is voorbij", zegt hij tot Van Staden, die bij de wagen is ko men staan. En 't andere gevaar, dat veel gToter moet worden geacht? Beide mannen zwijgen, maar hun gedachten zijn er vol van. Wanneer zouden de Zoeloes komen, vannacht of morg~n? Niemand die 't weet. Maar alle mannen zullen deze nacht wakende doorbrengen. Wie zou trouwens aan slapen kunnen denken, nu men weet hoe 't met verschillende lagers in de omtrek gegaan is? Tegen dat grote gevaar kunnen ze maar twee dingen doen: waken en bidden. Vooral ook d?+ laatste. Hoe lang heeft deze nacht geduurd maar nu staan de oosterkimmen dan ook in gloed. De nieuwe dag is ge boren en de dagbrekertjes Zuid-Afri kaanse vogeltjes, die bij het aanbre ken van de dag beginnen te zingen) laten hun vrolijke vysjes horen, 't Hele lager is reeds wakker en allen zijn weer in de grote tent bijeen. Men zal deze dag gezamenlijk met God be ginnen. Zo heeft Oom Koos gezegd en allen zyn 't hartelijk met hem eens. Hij heeft Van Staden verzocht een hoofdstuk uit de Bijbe' te lezen en een kort woord te spreken. En allen luis teren met grote eerbied naar de be kende woorden van Psalm 130. „Uit de diepte roep ik tot U, o Heere! Heere, hoor naar mijn stem, laat Uwe oren opmerkzaam zijn op de stem mijner smekingen." Ja, zo is 't: uit de diepte, uit de benauwdheid. Maar zou dat èndere ook waar zijn: „Bij den Heere is goedertierenheid en bij Hem is veel verlossing?" Van Staden is nooit een man van veel woorden geweest, maar In dit vroege morgenuur worden hem de woorden van troost en bemoediging als in de mond gegeven. „Laten we samen nog een psalmvers zingen," zegt de vader van Jan Grey- ling, en ze zingen 't schone lied, dat ze vroeger in de kleine dorpskerk van Cradock zo vaak met de gemeente hebben aangeheven: Maar, trouwe God, Gtf zyt Het schild, dat mij bevrijdt, Mijn eer, mijn vast betrouwen..,. In galop komt een ruiter op 't lager aanrijden. Oom Koos doet de poort, die op waarlijk vernuftige wijze tus sen twee wagens is aangebracht, open en harte.yk heet hy Klaas Bek- kex welkom. De jonge Boer heeft hard gereden en brengt belangrijke berichten. De Zoe loes kunnen spoedig worden verwacht, maar ook is een klein commando op komst, dat zich haast om de lagers, die nog niet aangevallen zijn, te hulp te komen. Dat is inderdaad een goede tijding, die allen met hoop vervult. Klaas Bekker heeft zijn paard afge jakkerd om nog tijdig dit lager te bereiken en 't doet hem goed, dat hij zijn doel bereikt heeft. Vrouw van Staden reikt hem een grote kom kof fie aan en een paar stevige boterham men, en de jonge Boer zit te eten of er van gevaar geen sprake is. En toch nadert dat gevaar met de snelheid van een lawine. Oom Koos, die gewapend met de groote veldkijker voortdurend op de uitkijk staat, ziet 't gevaar 't eerst, maar niet lang daar na weten allen het: de Zoeloes zijn op komst! Ze komen in stormpas aan zetten, ze slaan op hun schilden en als ze 't Lager tot op vijfhonderd meter genaderd zijn laten ze hun vreselijke oorlogskreet horen. Maar de bewoners van 't Boerenlager vrezen den maentigen vijand niet; ze hebben hun moed door 't gebed ge sterkt en op God vertrouwende zullen zy kloeke daden doen. 't Zijn nog geen dertig Boeren, die dit lager moeten verdedigen, maar ook de vrouwen en kinderen zulilen meestrij den, want 't is een kamp op leven en dood. Gelukt 't de Zoeloes binnen 't lager te komen, dan zijn allen verlo ren vanaf Oom Koos, wiens haren wit géworden zijn, tot op de zuigeling toe, die in gindse wagen slaapt. Oom Koos zal eerst schieten zo is de nadrukke'yke afspraak en dan zullen de anderen op de aanstormen de zwarten losbranden. „Hoeveel zouden 't er zijn?" vraagt Andries van Staden aan Klaas Bekker en de jonge Boer antwoordt: „Zeker wel duizend, eer meer dan minder." Oom Koos wacht lang hij volgt de bekende Boerentactiek maar als hij einde'ijk vuur geeft is 't of een knal lende donderslag ever de vlakte rolt De Zoeloes vallen by tientallen, maar telkens weer rennen nieuwe strijders over de verslagenen heen en enkelen ge'ukt 't het lager te bereiken. Ze ruk ken en trekken om een opening la wagienketen te krijgen, maar de wa gens staan muurvast en de Boeren- kogels legigen de ovennoedigen neer, gedurig weer. Vrouwen en kinderen helpen om de schutters van opnieuw geladen gewe ren ^te voorzien, en rondom 't kleine Boerenlager liggen zeker al honderd Zoeloes neergeschoten. Na een half uur is de vreselijke wor steling in volle gang. Een Zoeloe kapitein heeft met een paar honderd krijgers een omtrekkende beweging gemaakt zodat de verdedigers nu van twee kanten worden aangevallen. Een paar Boeren zijn gewond, maar hou den toch nog moedig vol. De verdedigers worden moe de strijd is ook zo ongelijk Van Staden hoort een zwakke kreet en omziende ziet hy Alie vallen met de dodelijke assegaai diep in de borst. Enige vrouwen snellen toe om de wonde te verbinden, maar geen men senhand kan hier meer hulp bieden. „Ikga.... naar.... Jezus fluistert Alie en 't zijn de laatste woorden, die zij op aarde gesproken heeft. En de strijd raast -voort en de Zoeloes maken zich gereed tot de laatste stormloop. Dan plotseling begint de harde grond te dreunen onder de vlugge paardenhoeven. En een salvo slaat in de dichte Zoeloegelederen en nóg een en nóg een Spoedig is de strijd beslist. De Zoeloes moeten vluchten en in 't ontzette lager wordt God gedankt voor Zijn wonder lijke uitredding. Maar 's avonds staan allen om 't vers gedolven graf van Alie van Staden. Ze heeft de trek naar 't nieuwe vader land meegemaakt. Maar op de grens van dat vaderland nam God haar weg, om haar een eeuwige plaats te geven in 't grote Vaderhuis met de vele wo ningen XTV 't Zou nog weken, zelfs maanden du ren eer 't nieuwe vaderland in bezit kon worden genomen. Welk een offers heeft dat nieuwe va derland geëist! Piet Retief en zijn zeventig helden zijn gevallen op de moordheuvel, vlak bij Di..gaans hoofdstad. Driehonderd mannen, vrouwen en kinderen zijn bezweken op de plaats, die de vee'zeggende naam van Weenen ontving. En nog vele anderen zijn gevallen ook Alie van Staden. Maar ze hebben het offer van hun leven niet vergeefs gebracht. Op Kerstfeest van 't gedenkwaardige jaar 1838 is in 't schone Natal God gedankt óók voor de rijke gave ont vangen in een Nipuw Vaderland! EINDE «en mooi rood vogeltje vlakbij hem op tafel ging ■itten. „Wat zeg je daar wel van?' vroeg Moeke vrolijk. Fu dreef ze vlug de vogeltjes weer in hun kooi. mogen nooit lang los, want anders...." fti Moeke lachte maar eens een beetje en Hans knikte. „Drink nu maar lekker je kopje leeg, dan kan ft het nog eens volschenken, hè." Hans smulde! „De beleef van myn vogeltjes meer pleizier dan ran veel mensen," zei Moeke. Xe keek opeens verdrietig Hans voelde zich rood worden, toen ze zei: „Gisteren hebben ze me weer zo'n verdriet ge daan, die jongens. Oh, als je dat eens wist! Ze hebben mijn stok gebroken en die kan ik bijna ■iet missen. Hoe ik gisteren nog thuis gekomen Wn!" Moeke's gezicht stond nu heel droevig: -En morgen is het Kerstfeest. Dan moet ik met die boomstronk naar de kerk. Is dat niet vrese lijk?" Dan zag ze plotseling Hans' verlegen gezicht. Ze Bed daarom hartelijk: „Maar dat hoef jij je niet ■o aan te trekken, hoor. Jij bent een beste longen." Hu kon Hans zich niet langer inhouden. „Moeke, ik, ik was er gisteren ook bij. Ik heb Juist die stok gebrokenmaar, maar'k heb, 'k heb.er zo'n spijt van." Hij durfde Moeke niet aan te kijken. Wat zou ze nu wel van hem zeggen? Moeke stond op, zwijgend, liep naar de kast en haalde er een grote appel uit. „Hier," zei ze nog even vriendelijk als tevoren, „die is voor jou, voor 't Kerstfeest, morgen." Even later liep Hans de lange landweg af naar In zijn zak zat de appel, de mooie appel van Moeke. Ineens kreeg hij een inval! Midden op de weg bleef hij staan, rekende vlug: „Zo'n stok, zou zo'n stok erg duur zijn? Hij had nog zes kwartjes en een stuiver in zijn spaarpot. Hij zou het gauw aan moeder 'vragen. Op een holletje rende Hans naar huis. Toen hy binnenkwam, zat moeder in de kamer te schemeren. Ze vroeg: „Waar ben je zo lang gebleven, Hans?" „Dat raadt nooit," riep hij vrolijk. „Raadt U Voordat moeder antwoordde, zei hij: „Bij Moeke!" „Bij Moeke?" ,.Ja, bij Moeke „slof-slof"! 'k Heb chocolademelk van haar gehad en ze heeft zulke mooie vogels, wel twintig! enen." Meteen haalde hij de appel uit zijn zak. Nu kon moeder er geen woord meer tussen zeggen. Opgewonden vertelde hij door van do boomstronk, die ze nu had, omdat haar stok gebroken was en of hij nu een nieuwe mocht kopen Dan hoofde ze op Kerstfeest niet met die boomtak naar de kerk. Vond moeder het goed? In zijn spaarpot.... Moeder keek zo blij opeens, zo erg blij! Ze zei zacht: „Dat is goed. jongen. Die stok gaan we dan vanavond samen kopen en dan breng jij hem morgenochtend vroeg." De volgende morgen stapte Hans met de stok op Moeke's huisje aan. Hij hing hem aan de deur knop en klopte toen een paar maal. Vlug wipte hij daarna achter een boom.. Het duurde nogal lang voordat Moeke naar buiten kwam. Ze keek in het rond en wilde de deur weer dicht doen, toen ze de stok zag. Ze sloeg de handen in elkaar en Hans hoorde haar roepen: „Wel, wel! Wie zou dat gedaan hebben? Wat een mooie stok!" Hans had zo'n pret achter die boom! Hij had moeite om niet te voorschijn te springen en te roepen: „Ik." Moeke probeerde nu „den goeden gever" te vin den, maar ze kon hem niet zien. Toen ze weer bij de deur kwam, hoorde Hans haar mompelen: „Ah, nu weet ik het ineens. Na tuurlijk! Ik had het wel goed, 't is een besta jongen." Hans holde naar huis. Intussen dwarrelden de sneeuwvlokken vrolijk neer. Ze kriebelden op zijn neus, hij lachte er om. Hij was zó blij! En het werd een Kerstfeest voor Hans, zó prettig, als nooit tevoren. En voor Moeke „slof-slof* niet minder. •86 Instrumentale Kerstmuziek I ^OOR alle eeuwen heen heeft het Wonder te Bethlehem gestaan in het centrum van de belangstelling der geheele Christenheid. Zooals het gebeuren zich in allf stilte voltrok In den stal, waarbij alleen Jozef en Maria getuigen waren, of in Efratha's velden, waar slechts een paar herders de eerste evangelie-hoorders wer den, heeft deze geschiedenis de stof opgeleverd voor reproductie-pogingen in allerlei vorm. Is het de geheimzinnige sluier, die daar ligt over dit mysterie van menschwording Gods, welke de oorzaak is, dat de romantiek er rijkelijk in werd aangebracht, vaak juist het meest door hen, die van de werkelijke beteekenis het minst doordron gen waren? De wereld put zich uit in gesol met het Kindeke in de kribbezonder zich er een oogenblik rekenschap van te geven, dat deze kribbe, waarin de Zoon vaft God zich vrijwillig vernederde, een felle aanklacht en klinkend pro test tegen haar is. Zij pleegt slechts ontheiliging met haar oppervlakkig gezang van „Gloria in excelsis Deo" en haar van misverstand z#angere „et in terra pax"-geroep, zonder zich te realisee- ren, dat deze vrede in beginsel in het Paradijs reeds was gesloten en straks op Golgotha zijn triomf zou vieren. Niet Bethlehem, maar Golgotha is het culmi natiepunt der historie. Geen wonder dan ook, dat, waar de wereld met zondebegrip en zondebesef geen raad weet, Golgotha haar niets zegt, of in dien wél, een nederlaag beteekent. Voor haar is Bethlehem het hoopvolle begin, Gol gotha het eindigen in een fiasco. Voor den Christen is Bethlehem het begin van Christus' vernedering, waarop het schoone Duitsche koraal van toepassing is: „O Mensch bewein dein Sünde grosz, d a r u m Christus sein's Vater's Schosz, auszert, und kam auf Erden. Von einer Jungfrau rein und zart, für u n s er hie' geboren ward, er wollf der M i 111 e r werden Wat heeft dit alles nu te maken met het onder werp: „Kerstmuziek"? Dit, dat we reeds bij voor baat onderscheid zullen maken tusschen het werk van hen, die wél _>n die niet doordrongen waren van de essentieele beteekenis van het geboorte- wonder van Christus. De Kunst, het hoogste menschelijke uitdrukkings vermogen, heeft zich daarbij niet onbetuigd ge laten. Natuurlijk niet, want zij is in de Schepping gegrond. Ook hier zyn de begrippen „natuur en genade" niet van elkaar los te maken. Toen de engelen in Efratha den herders kond deden van het evangelie, de b 1 ij d e boodschap, volstonden zy niet met deze eerste korte predica te, neen, zy zongen hun lied, zonder zich af te vragen, of die eenvou dige herders wel muzikaal genoeg waren, om dit hemel- sche oratorium of declama- torium te omvatten. Hoè deze kunstuiting is ge weest, weten wij niet, wèl weten wij, dat zij altijd ver boven datgene gestaan heeft, wat zelfs de grootste genieën gebracht hebben, omdat het hier gold een kunst, vrij de a d e. Wat er op vocaal gebied aan Kerstmuziek geschreven is mag als genoegzaam bekend worden verondersteld. Vandaar, dat we bij de keus van ons onderwerp de aan dacht lieten vallen op zui ver instrumentale Kerstmuziek. Natuurlijk zullen wij hierbij teer onvolledig moeten zijn. Dr J. K c p m a n, wiens ar tikel o/er dit onderwerp wij geraadpleegd hebben, zegt dat plm. 315 titels door hem in den loop der jaren zijn verzameld van zuiver instru mentale Kerstmuziek. Er zijn er echter veel meer. De voornaamste zullen wij slechts noemen. F i a m e n g o schreef in 1637 den eersten religieuzen her derszang, een Sonate-Pasto rale voor 2 violen, alt-viool, luit en trombone. Deze onge drukte sonate mist echter nog het voor een Pastorale typce- rende „oiciliano"-rhythme, evenals de 3de sonate van H. L F. Biber (1644—1707) ever de geboorte van Christus, ofschoon Biber reeds een stap in de richting daarvan doet. D* Pastorale-vorm is kenr merkend voor de Kerstmuziek, immers hij draagt een landelijk, een „herderlijk" karakter (meestal 6/8 of 12/8 maat). Eigenaardig is het dan ook te noemen, dat de Kerstmuziek geschreven vóór Biber dit pastorale- element ten eenenmale mist. Den eersten onvervalschten Pastorale-vorm vin den wy bij Arcangelo Corelli (16531703) in diens Concerto grosso no. 6 met als titel „Fatto per la notte di Natale". In Corelli's tijd waren de herders gewoon telken jare omstreeks den Kersttijd naar Rome te ko men om daar met hun „piffero" (d.L een soort schalmei) aan den voet der Madonnabeelden te spelen. Men noemde hen dan ook „pifferari". Corelli heeft veel van hun musiceeren afgeluis terd en in toepassing gebracht in zijn genoemd „Kerstconcert". Hij heeft zich echter niet beperkt tot het spel der herders. Ook den engelenzang heeft hij trachten te ïllustreeren. Een wonderlijke solidariteit tusschen de diverse kunsten vinden wij speciaal in de Kerstonder- werpen. De muziek tracht hierin te „schilderen", de schil derkunst we denken hier aan het meesterwerk van Rembrandt „de verkondiging aan de her ders" brengt op haar beurt een symphonie m kleuren. Natuurlijk kan de muziek dit niet anders doen dan door middel van stemmingen te wekken, zy is dan ook louter stemmingsweergave. Daarom achten wij ook „programmamuziek", zooals we muziek noemen, die er speciaal op berekend is, bepaalde gebeurtenissen weer te geven, waarin wordt getracht dit met al te „concrete" middelen te bereiken we doelen op bijv. donder- en bliksemeffect in cinema-orgels en -orkesten to taal uit den booze en strijdig met het algemeen kunstbegrip. Ook in den ouden tijd kwamen deze uitwassen der kunst voor! Bespraken we tot nog toe slechts enkele orkest werken, thans willen we eens zien, wat er op dit gebied voor Orgel voorhanden is. Als eerste ons bekende werk noemen we een orgelcompositie van Nicola le Bègue (1630—1702) nl. een Noël: „Or nous ditte Marie". Een compositie met een uitgesproken Siciliano-karakter, ofschoon het rhythme onjuist is genoteerd en in wezen niet drie- doch tweedeelig is. Het, is de groote verdienste geweest van Alexan dre Guilmant, door een heruitgave, dit en andere werken aan de vergetelheid te ontrukken. Le Bègue's werk was onder den titel „Livre d'orgue" reeds in 1676 verschenen, doch later in het vergeetboek geraakt. Ook D a q u i ns Noël pour l'orgue ou le clavecin behoort tot de Kerst composities. Louis Claude Daquin (1694—1772) is vooral bekend om zijn nog steeds gespeelde rondeau „le Coucou". Onder de nieuwere Kerstmuziekcomponisten voor orgel neemt Max Reger (1873—1916) een be langrijke plaats in met zijn Orgelstuk „Weih- nachten" (Op. 145 no. 3 d-moll). Hierin vinden we een meditatie over het Kerst feit zelf zonder naïveteit, in tegenstelling met zijn pianowerkje „Weihnachtstraum" („Aus der Jugendzeit" no. 9), dat vol is van naïveteit. Keeren we terug tot de orkestmuziek. Twee sterren van de eerste grootte in de toon kunst moeten wij thans noemen: Joh. Seb. Bach en G. F. Handel Hoewel deze beide genieën geen opzettelijke instrumen tale Kerstwerken hebben geschreven, vinden wij in hun vocale werken er twee van zeer groot belang. Vooral dat van Bach, de Symphonia uit het Weihnachts-Oratorium stelt alles wat vóór hem ook op dit gebied is geschreven ver in de scha duw. Wy kunnen de verleiding onmogelyk weer staan dit heerlijke werk aan een eenigszms na der onderzoek te onderwerpen. Twee motieven, één voor de weergave der enge lenzang en één voor het herdersspel, wisselen elkander hierin voortdurend af. Dat der engelen wordt door fluiten en strijkers weergegeven, het herdersspel door hobo's (schalmei-imitatie). Ook Handei's Symphonia-Pastorale uit het Oratorium „Der Messias' ademt in een vrediga sfeer, al is dit werk zoowel wa. betreft de lengte als wat den inhoud aangaat, niet op één lijn te stellen met dat van Bach. Handel heeft zich hierin slechts beperkt tot da wedergave van het herdersspel („Pifa" zette hij erboven). Toch is deze Pastorale meer populair geworden dan die van Bach en vindt men haar in verschil lende Kerstalbums, mm of meer verminkt, zelfs voorzien van een vrij bijgevoegd „klokmotief"; „Glocken im Weihnacht", o. onzin ten top Ook voor piano zijn verschillende instrumental# Kerstmuzieken geschreven. Als een der beste noemen wij L i s z t s dria bundeltjes „Weihnachtsbaum' geschreven voor zijn kleindochtertje Daniela Bulow. Verder zijn interessant de acht stukken welka Raff schreef onder den titel „Aus der Advents- zeit", vooral het vijfde „I Pifferari" (de schalmei- blazer, c.q. de „herder"). Wij willen eindigen met op te merken, dat wan neer deze muziek naast onze kerstkoralen en -liederen meer in onze luiskamers klonk, het zij door den luidspreker, of wat beter nog is, rechtstreeks door eigen spel, (piahó of klein ensemble) dit het kunstpe'l zeer zou verhoogen en dus ook zou bijdragen tot de glorificatie van God onzen Schepper en Herschepper. W. P. VERHEUL, In „Studiën" jrg. 1932 CXVIII blz. 402. De geboorte van Christus (Naar een schilderij van Jan Steen) 571

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 13