De Zaligmaker
Dat U heden geboren is de
Zaligmaker
Lukas 21 la
DE heilige Kerstnacht bracht de opperste
vervulling van het Jubeljaar der oude
bedeeling De dienstknechten herkregen in dat
(jaar hun vrijheid, de vervreemde goederen
keerden tot den oorspronkelijken bezitter terug.
(Wat in de levensverhoudingen scheef getrok
ken was. werd rechtgezet naar den eisch van
Gods wil. Geen wonder, dat het een jaar van
groote blijdschap was. dat met bezuingeklank
Ingeluid werd, terwijl het feest in 't gansche
land was.
En zouden wij dan het jaar van het welbehagen
des Heeren niet met gejuich en vreugdezangen
begroeten? "t ls het jaar. waarin ons de Redder
uit ellende, de Heiland, de Zaligmaker geboren
werd. die vrijheid aan de gebondenen brengt,
het ontspoorde weder in de rechte baan leidt,
het van God vervreemde hart met Hem ver
zoent. en alwat krom en verdraaid in ons leven
geworder is. weder in de juiste richting om
buigt.
Zelfs de ongeloovige wereld ondergaat den
Snvloed van de groote blijdschap, die in den
Kerstnacht verkondigd werd. Zij verstaat niet
het Vilgeheim van 't ..God geopenbaard in 't
vleesch", maar zij wordt toch medegesleept
ïdoor de vreugde der Gemeente, zooals het bosch
alras vol klanken wordt, wanneer één vogel
zijn morgenlied begint te zingen. Haar blijd
schap uit zich echter alleen in uitwendig ver
toon. Zij blijft hangen in hulstversieringen,
dennegroen. roode linten en geschenken. En
zeker, de geloovigen voelen zich óók gedron
gen hun feestelijke stemming naar buiten te
openbaren. Ook \an hen geldt de zang: ..Uw
Sion strooit U palmen en twijgen voor den
voet", maar de aandrang er toe komt uit het
binnenste voort: ..Mijn hart zal 't feestkleed
dragen. Van altijd jeugdig groen, En van uw
lof gewagen Zooveel mijn lied kan doen!"
De hemel stemde in den Kerstnacht met den
jubel van onze harten in. Indien de engelen
Gods zich verblijden over één zondaar, die zich
bekeert, hoe overweldigend moet dan de bliid-
schap onder hen geweest zijn bij de zending
van Hem, die millioenen zaalgen zou? Eén
hunner had Hem op Gods beve' vóór zijn ge
boorte den naam van Jezus gegeven, omdat
Hij zijn volk zalig zou maken van hun zonden.
En als het groote oogenblik aangebroken is,
scheuren de hemelen om een menigte engelen
door te laten en naar de donkere aarde te
zweven, opdat één hunner aan de herders
mocht boodschappen: „Ziet, ik verkondig u
groote blijdschap, die al den volke wezen zal,
Hij werd geboren in diepe armoede en verne
dering. ofschoon Hij in Zijn eigen wezen God
boven alles te prijzen was. en onze mensche-
lijke natuur slechts de sluier was. die zijn stra
lende heerlijkheid deed schuilgaan. Het Kin-
deke werd in schamele doeken gewonden en in
een voederbak van den stal neergelegd, omdat
er geen plaats in de herberg was. Terstond na
zijn verschijning op aarde werd Christus ach
teraf gezet in een stalbange profetie van
wat Hij later zou zeggen: „De vossen hebben
holen, en de vogelen des hemels nesten: maar
de Zoon des menschen heeft niets, waar Hij
het hoofd nederlegge".
Wat is die vernedering vreemd!
Van Hem was eeuwen te voren gezegd, dat Hij
een Heerscher in Israël zou zijn. en zijn uitgan
gen van ouds waren, van de dagen der eeuwig
heid. Hoe rijmt deze Heerschers-glorie met
Jezus' schamelheid en zijn achterafzetting? Zij
is er niet mede te rijmen, zij gaat er dwars
tegen inwat is dit vreemd! De Zone
Gods. het eeuwige Woord, dat bij God was en
ook zelf God was. verbergt zich hier in ons
verwelkend vleesch: zijn majesteit in armoedige
doeken: zijn almacht in de hulpeloosheid van
een Kindeke; het eeuwige daalt af in den tijd;
het oneindige in onze voorbijvliegende eindig
heid: het allerhoogste duikt onder in het aller
laagstewat is die zelfontlediging vreemd,
ons denken staat er bij in eerbied stil: waar
zijn de wijzen, die ons zeggen, wat sterv'ling
weet ons uit te leggen wat dit Mysterie be-
teekent?
Zwijg, alle vleesch! en luister ootmoedig naar
de opperste Wijsheid, die in het Woord tot
ons spreekt. Zij verklaart het Mysterie: deze
zelfvernietiging van den Zone Gods, dit af
dalen tot de allerdiepste diepte van vernede
ring was de éénig mogelijke weg om in waar
heid te zijn wat Hij heette: JezusZalig
makerI Nietwaar? om Redder uit ellende te zijn
moest Eén voor al de Zijnen hun schuld
boeten, hun straf dragen, aan Gods gerechtig
heid voldoen, onder den toom des Almachtigen
bezwijken, ingaan tot den dood en het graf,
ja, als een verloren ziel van God verlat'. wor
den. En zie nu. om dien weg van vernedering
en smart te gaan is Jezus op aarde gekomen.
Zijn gansche aardsche leven was één doorloo
pend lijden: naar de maat des kinds heeft Hij
geleden door de ontbering van kribbe en stal;
naar de mate des mans aan 't kruis van Gol
gotha. En zoo heeft Hij de rampzaligheid zijns
volks zelf doorworsteld, om aan de Zijnen te
schenken wat zij niet zelf konden verwerven:
zaligheidl
Zaligheid hierbeneden op aarde door 't besef
met den heiligen God verzoend te zijn. zijn kin
deren genoemd te worden, vrede en blijdschap
in hun hart te dragen, Hem als de Vader in de
hemelen te mogen aanroepen, en straks niet in
wanhoop, maar zalig te ontslapen.
Eet Oosten offert wierook, goud
en mirrhe, welke gonv ontvouwt
's Kinds Godheid, priesterdom vol waarde,
en Zijne sterflijkheid op aarde.
Heeft Hij niet het heelal gebouwd?
Hier schuilt dat Goddlijk aangezicht,
waaruit de zonne schept haar licht
en alle starren glans en luister;
hier ligt Hij zonder glans in 't duister
die eng'len tot Zijn dienst verplicht.
Hier is de wijsheid tmgeacht;
hier geldt geen adel, staat noch pracht:
de Hemel heeft het kleen' verkoren!
Al wie door ootmoed wordt herboren,
is van het hemelsche geslacht.
JOOST VAN DEN VONDEL.
Oe Geboortegrot te Bethlehem
't Hooge Feest
De Christenschare, blij van geest,
ter kerke gaat op 't hooge feest,
den pasgeboren Heiland groeten
en knielen voor de kleine voeten
van 't Kind, waarvoor Herodes vreest.
Het Kind, waarvoor een star verrijst,
die Wijzen met haar stralen wijst
de donk're plaats var Zijr. geboorte,
en knielen voor de kleene voeten
'daar d'Allerhoogste 't laagste prijst.
Zaligheid in nog rijker mate, in 't Huis des
Vaders met de vele woningen. Op aarde zijö
wij in hope zalig, daarboven ten volle. Voor
't geloof en de hoop staat deze toekomst vast.
In deze verwachting kan ons zwanenlied zijns
„O. Zaligheid niet af te meten! o, Vreugd, die
alle smart verbant! Daar is de vreemdlingschap
vergeten, En wij, wij zijn in 't vaderland!....^
zaligheid.
Voor de herders, die de boodschap van deü
Kerstengel geloofden, aleer zij het Kindeke in
de kribbe met hun oogen gezien hadden, was
de geboorte van den Zaligmaker een oorzaak
van groote blijdschap. Zij is dit ook in later
eeuwen steeds geweest voor allen, die door ge
nade geleerd hadden naar verlossing van zonde
en schuld te dorsten, zooals het hert schreeuwt
naar de waterstroomen. Het is niet waar. wat de
wereld vaak meent, dat 't geloof in Christus het
leven drukt door er alle vreugd uit te bannen. In
tegendeel schenkt Jezus aan de Zijnen een
blijdschap, die alle vreugden der wereld verre
te boven gaat; wie door 't geloof aan den Zalig
maker deel heeft, is een feestganger geworden
met stralend licht in 't oog. een opgestoken
hoofd op de schouders, en een rappe voet, die
wandelt op een hoogen en heiligen weg. het pad
des rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht,
voortgaande en lichtende tot den vollen dag
toe.
Gedeelde vreugd is echter dubbele vreugd.
De blijdschap der herders was zóó groot, dat zij
haar niet alleen voor zich zelf konden behou
den. Ook anderen moesten er in deelen, zij was
naar 't engelenwoord voor „al den volke" be
stemd. voor groot en klein, arm en rijk, begaafd
of onbegaafd, want in die allen klopt hetzelfde
menschenhart Zij maakten daarom alom be
kend het woord omtrent den Zaligmaker, dat
zij 't eerst vernomen hadden. Allen moeten het
hooren, ook thans nog. dat Jezus de éénige
Naam onder den ganschen hemel is. waardoor
zondaren zalig moeten worden. De Kerstges
meente is een Zendingsgemeente. Alle volken
moeten 't hooren. dat Jezus een machtig Zalig
maker is; dat zijn genade genoegzaam voor allen
is. ja. voor de zonde der gansche wereld. Van
de gemeente ga een stem als van vele wate*
ren uit:
Gij volken, neemt Hem aan!
Hij wijst de rechte baan;
Halleluja!
Maak; u bereid!
Uw Heiland leidt
U tot een eeuw'ge heerlijkheid!
VERJAARDAGKALENDER
TIMO, HET INDISCHE NEEFJE
Een verjaardag-kalender
Een mooi werkje voor de Kerstvacanu...
We gaan een verjaardagkalender maken, bestaande
uit vijf bladen: het titelblad en voor elk jaar
getijde een afzonderlijk blad. Voor elk dezer vijf
bladen geven we hier een voorbeeld.
De tekeningen op de gewenste grootte natekenen
op wit of gekleurd karton, dun of dik, naar ver
tap lichtgekleurd karton tekent men met O.I. inkt,
©A> donkerkleurig karton met vritte inkt. Na tuur -
V er jaardagkalender
Winter
lijk kunnen de tekeningen ook gekleurd worden.
Op elk blad houdit men plaats voor aanteken-
ruimte voor drie maanden. Op het zomer-blad is
aangegeven hoe men dat doen kan. Maar dat is
alechts een voorbeeld. Ieder kan dit doen zoals
men dit 't aardigste vindt.
Men kan de tekening van het titelblad ook ge
bruiken voor kalenderschild, waaraan men dan
een klein dagblokje (dat in de boekwinkel wel te
koop is) moet vastmaken. Voor het „schild" moet
men natuurlijk een stukje dik karton nemen.
Maakt men echter een verjaardag-kalender, dan
moet men de vijf bladen met een lintje of koordje
samenbinden.
Zo'n verjaardag-kalender kan jaren meegaan.
Doe er dus extra je best op.
OPLOSSING
van de raadsels in de vorige Kinderkrant
1. Een hoedenverkoper.
2. Onze ogen.
S. Theeblad.
4. Gasslangen en tuinslangen.
5. Gouden regen.
8. Kring, ring.
7. Een zandloper,
i. Pypen van een stoomboot.
(Slot)
-I lè tante, hoef ik vandaag niet gewassen?
I 1 't Water is zo koud en ik ben toch schoon."
„O wat ben jij een vuilpoets," zei Liesje, die
lachend haar hoofd om de deur stak.
„Wacht maar, straks zal ik jou eens lekker met
sneeuw wassen."
„Nee hoor, niet doen."
„Kom Tim o, laat ik je nu gauw wassen, je bent
er zo doorheen," zei tante Riet.
„Hu," Timo bibberde.
„Wat ben jij kouwelijk," zei Liesje.
„Maar Timo heeft ook nog nooit koude meege
maakt Je zult zien, volgende winter is hij er ook
aan gewend," troostte tante.
Na het ontbijt gingen Timo en Liesje stevig in
gepakt naar buiten.
Er waren al meer jongens en meisjes op straat
aan 't sneeuwballen.
Liesje deed dadelijk mee. Timo pakte ook de
sneeuw op. Maar och, wat was dat koud. Hij liet
het weer gauw uit zijn handjes vallen.
Links en rechts vlogen de sneeuwballen om jsijn
oren. De sneeuw gleed tussen zijn kraag, kwam
tegen zijn warme hals, smolt en liep zo langs
zijn blote rug.
„Bnrrr, wat koud." Timo vond opeens sneeuw
niet prettig meer.
De kinderen lachten om Timo en ze bekogelden
hem van alle kanten.
„Niet doen, niet doen," riep hij angstig.
„Ik ga naar huis hoor."
„Doe toch niet zo kinderachtig, ze lachen je alle
maal uit!" zei Liesje boos.
Maar Timo, die nog nooit een winter mee had
gemaakt, bleef bang. en stak zijn handen diep
in zijn zakken.
„Wacht, ik zal je eens flink met sneeuw wassen,
dan zul je wel warm worden," riep Liesje.
„Ja jongens, we zullen hem wassen."
Timo maakte dat hij weg kwam en al de kinde
ren achter hem aan. Liesje was 't dichtst bij
„Niet doen, Liesje, niet doen!" smeekte Timo.
Maar Liesje lachte: .Jawel hoor. We krijgen
allemaal wel eens een beurt. Ha, daar heb ik je!"
Ze hield hem bij zijn mouw vast om de sneeuw
op te rapen.
Maar Timo wist zich nog los te rukken en deed
een sprong op zij.
Hij kende nog niet al de gevaren, die er met de
sneeuw waren. Hij wist ook niet, dat er op de
dunne ijslaag over de sloten ook sneeuw lag.
Nu sprong Timo zo maar van de kant midden in
de sneeuw, waaronder de verraderlijke sloot met
de dunne ijslaag lag.
„Timo!" gilde Liesje verschrikt.
Maar 't was al te laat 't IJs kraakte en Timo
zakte er door.
„Help, help!" gilde hij. „Moesje, vader, help!"
Maar Timo had geen vader en moeder, die hem
helpen konden. Steeds verder zakte hij weg.
Jan van den buurman zette voorzichtig zijn voet
op het ijs, maar 't kraake zo erg, dat hij ver
schrikt weer terug liep.
„Helpen jullie dan toch!" huilde Liesje angstig.
Jan ging languit op zijn buik liggen en kroop zo
over het ijs naar de bijt toe.
Timo hield zich krampachtig aan het ijs vast
Maar opeens brak het stuk ijs waar hij aanhing
ook af en toen zakte hij weg de donkere diepte
in.
De kinderen gilden en Liesje snikte: „O God,
laat hem niet verdrinken, help hem toch."
„Denk er om Jan, dat je er zelf ook niet in gaat
hoor!" riep één van de jongens.
Jan antwoordde niet zachtjes kroop hij vooruit
DOOR DE STEINFORT
AUGUSTUS iimmiR.
z
Z
2
M
M
M
1)
D
n
W
w
w
D-
D
D
Z
- 1
.1.
V er jaardagkalender
terwijl hij fluisterde: „Heere, help me, anöajf)
verdrinken we allebei."
„Weet je wat?" riep een andere jongen. „Wt*
moeten Jan bij zijn benen vast houden."
Ze gingen allemaal hand in hand staan en na?J
een tweede jongen kroop ook op 't ijs en hieV
Jans benen beet
Jan had ondertussen de bijt bereikt 't Wate?
«poelde over het ijs en de sneeuw heen. Hij werd
Verjaardagka lender
Verjaardagkalender
helemaal nat en koud Maar dat gaf niets, afc(
Timo maar gered werd.
't Water in de bijt was zwart, Jan keek er in.
Als Timo nu nog maar boven kwam, anders wad
hij verloren.
Wacht zag hij daar iets? Zijn arm verdweea[
helemaal in de donkere diepte.
Ja, hij had hem. Aan zijn haren trok hij Timd
naar boven. Maar nu moest het jongetje er no£
uitgehaald. Hoe moest dat nu? Liggend ging hed
niet
't IJs begon erger te kraken.
Jan keek angstig naar Timo. Zijn ogen wared
gesloten en hij leek zo slap.
Liesje op de kant zag het ook.
O, wat zou Timo hebben? Als 't maar niet td
laat was. Hij zag zo wit en zo vreemd.
En 't was alles haar schuld. Zij had hem willet!
wassen, terwijl ze wist dat hij er zo bang vood
was, omdat hij nog nooit sneeuw mee gemaakt
had.
„Opzij!" Liesje werd opgeschrikt
Een man, die door een paar jongens geroepen
was, schoof een ladder op 't ys.
Over de sporten van de ladder heen, kroop hfl
naar de jongens toe.
't IJs kraakte heel erg. Maar de man stoorde ed
zich niet aan.
„Hou nog even vast hoor!" zei hy tegen Jan.
58C