tapïummFV/rFiMUfi
voor korten tyd onder rechtstreéksch staatsgezag
komen, en dat het personeel, daarin werkzaam,
zich als gemobiliseerd moet beschouwen. Dus dat
het tijdelijk onder militair regiem, en bij over
tredingen, onder de krygswet valt. Deze kordate
stap van den minister-president bracht aanstonds
wankeling in het stakingsfront. Ontelbare scharen
arbeiders, die onder terreur van communisten en
uiterst linksche socialisten tegen heug en meug
het werk een etmaal zouden moeten in den steek
laten, gevoelden dat zij ditmaal waarlijk door de
overheid zouden worden geruggesteund, dat het
nu loonde, het been strak te houden en het uit
gegeven parool in den wind te slaan. Op het
uiterste moment heeft Bium nog geprobeerd het
stakingsélan te herstellen, door opemijk het requi-
sitie-besluit als macht- en rechtsmisbruik te ken
schetsen. Doch onmiddellijk daarop bracht de
radio 's ministers verweer in de Fransche huis
kamers, en deed een krachtig appèl op het ge
zonde verstand der natie. Bovendien werden
overal troepen samengetrokken, om op de be
dreigde punten dactie van agents-provocateurs
en posters te breken; in Parijs en omgeving schat
te men de saamgebrachte militairen op niet min
der dan 12.000 man. Het een met het ander heeft
igoede uitwerking gehad; van een algemeene
werkstaking is geen sprake geweest; het arbeids
leven heeft goeddeels zyn normale verloop gehad;
s'echts een vijfde deel der arbeiders heeft voor
•korter of langer tyd zyn taak in den steek ge
laten Zoo mag dan met verheuging worden ge
constateerd, Jat de regeering-Daladier voor dit
maal op het roode onverstand een éclatante over
winning heeft behaald. Er is weer eenige vastheid
gekomen in de wankele Fransche staatsmachine-
rie. Zoowel in binnen- als buitenland breekt
nieuw vertrouwen in Daladier en zijn minsters
baan. Moge het worden benut voor den arbeid
van het zoo allernoodzakelijkst herstel!
Nog slechts weinig daadwerkelijke hulp is ver
leend aan de Duitsche Joden, die door de jong
ste maatregelen van de nationaal-socialistische
regeering zoo deerlijk in het gedrang zyn ge
raakt. Het menschelyk hart voelt met hen mede,
en is tot bystand gaarne bereid, maar het hootd
tobt met problemen. De huidige toestand der
wereld, met haar werkloosheid, haar ontwrichte
industrie en handel, is er niet naar, dat eenig
land in staat is, in massa Joodsche vluchtelingen
op te nemen. Een bedenkelijke desorganisatie van
het maatschappelijke leven zou daarvan het eer
ste gevolg zijn, en ontevredenheid, gepaard aan
nieuw anti-semitisme, zou zich daarop in weder
nieuwe kringen gaan openbaren. Nederland doet
momenteel wat het kan, hoe ook een zeker deel
onzer pers daarover moge oordeelen; ook Enge
land en Amerika beramen hulpacties, doch het
gaat alles benauwend langzaam. Het komt den
Jood thans te stade, dat verdrukking en leed voor
hem niets nieuws zijn; in den loop van zijn
eeuwen-oude historie heeft hij wel geleerd, te
dulden en te lijden. Een merkwaardig staaltje
daarvan gaf een Engelsch dagblad! Dertig jaar
geleden werden twee Joodsche broers tijdens een
Poolsche pogrom van elkander gescheiden. De
een belandde in Duitschland, de ander in Groot-
Brittannië. Gedurende den wereldoorlog raakte
het contact tusschen die twee verloren. Als her
innering bewaarde de man, die naar Engeland
trok, een oude familiefoto, waarop beide broers
met hun ouders voorkwamen. Dertig jaren ver
streken. Een nieuwe pogrom vond plaats, thans
in Duitschland. Opnieuw vluchtelingen, die vei
liger oorden opzochten. De man die in Engeland
onderdak had gevonden, besloot een Joodsch
vluchtelingetje te adopteeren. Het echtpaar vond
in een der Londensche centra een jongetje van
zeven jaar, maar dit wilde zijn zusje niet in den
steek laten. Zoo kwamen zij dan beiden in de
gastvrije Joodsche woning. Maar den eersten
avond den besten weerklonk zacht gesnik uit de
kamer, waar de kinderen te bed lagen. De pleeg
ouders gingen poolshoogte nemen en hoorden van
den huilenden knaap de vraag: „Hoe komt va
ders portret hier op den schoorsteenmantel?" Het
was de oude Poolsche familiefoto! De broer van
het portret was de werkelijke vader der beide
kinderen. De Engelsche Jood besefde toen, dat
hy zijn eigen neefje en nichtje had geadopteerd..
In Roemenië begint de IJzeren Garde opnieuw het
hoofd op te steken. Dit is een uitgebreide fas
cistische organisatie met zeer sterk terroristischen
inslag, op welker rekening reeds meerdere poli
tieke moorden moesten worden geboekt. In K'au-
senburg is deze week een universiteits-professor
als haar slachtoffer gevallen, bovendien werden
naar verschillende vooraanstaande persoonlijk
heden, o.w. een minister, doodsbedreigingen ge
zonden. In verband daarmee heeft mén den leider
Codreanu, diet met dertien gezellen in een zout
mijn dwangarbeid verrichtte, naar een meer af
gelegen plaats van afzondering willen overbren
gen. Het transport geschiedde des nachts, doch
had niet ongestoord plaats. De auto werd nl. door
onbekenden overvallen, de gevangenen deden een
poging om te ontvluchten, en alle veertien fas
cisten werden daarop door de bewakers „neer
gelegd".
Heeft er een werkelijke bevrijdingspoging plaats
gehad, of was het slechts doorgestoken kaart, om
zich van deze roerige elementen te ontdoen?
Daarover heerscht onzekerheid; het land is in
koortsachtige spanning, die weinig goeds belooft.
534
H. K. H. Prinses
Juliana en Z.. K.
H. Prins Bernhardt,
tijdens de gala
voorstelling van
de „Gijsbrecht
van Amstel", op
jl. Donderdag te
Amsterdam.
BINNENLAND
HET is de oude combinatie: de centen en de
meditatie; zoo heeft er eens in dit blad ge
staan. De bedoeling was uit te spreken, dat
mystieke vroomheid geen beletsel is om goed
voor zyn financiën te waken. Toch gebeurt het nog
al eens, dat zy, die zich vooral bezig houden met
geestelijke dingen de dupe worden van sluwe op
lichters. die met vroom gebaar zich bij oprechte
zielen indringen en dan hun slag trachten te slaan.
Want dominés zyn nog al eens lichtgeloovig.
Nu weten sommigen zich daartegen te verschan
sen. Wy hebben een predikant gekend, die een
raadsel was voor zijn gemeente, omdat hy overal
tyd voor scheen te hebben en alles even serieus
deed. Hij was een voorman op elk terrein des
levens, verwaarloosde nimmer zyn arbeid in de
gemeente en trad Zondag aan Zondag op vóór de
gemeente met predikaties van hoog gehalte.
Van geld heb ik echter geen verstand, zei hij.
En daar hij goed bemiddeld was, wist men hem
wel te vinden en nooit tevergeefs. Maar.... zyn
vrouw behandelde, niet karig, doch zeer voor
zichtig, deze dingen en zorgde voorts ook voor alle
fmancieele zaken. Dus liep de dominé er nooit in,
zooals deze week met den zeer sympathieken
dominé Hasper het geval was.
Deze Haagsche predikant heeft 20 jaar met groote,
belangelooze ambitie gearbeid om „geestelijke lie
deren aller eeuwen" weer in de gemeente te
brengen. Over dit werk is zonder uitzondering
met groote waardeering gesproken. De lof kon
niet algemeener en welgemeender zijn.
Eenig financieel voordeel wat op zichzelf heele-
maal niet afkeurenswaardig ware geweest viel
niet te behalen. Integendeel, om de schoone lie
deren onder het volk te brengen, gaf Ds Hasper
niet alleen zijn persoon, maar ook zyn geld. Ja,
hy ging zelfs verplichtingen aan om een tweede
bundel in omloop te brengen.
En nu kwam de slag, die deze mooie idea'en kapot
maakte. Zyn medewerker bedroog hem. De
dominé was te goed geloovig, bemoeide zich niet
met de financiën, doch alleen met de gezangen,
tot enorme schade van zyn belangen en wellicht
ook van de zaak.
Wij denken er niet aan den ontrouwen admini
strateur in te deelen by het gilde, dat met vroom
gebaar eerst de zielen en dan de guldens vangt;
daar weten wij niets van. Wel vernamen wy, dat
hy vroege rboeken over occultisme uitgaf en dus
van verborgen dingen scheen te houden. Het k^n
echter ook gevolg van zwakheid zyn, of een
noodsprong in moeilijke omstandigheden; he^ is
misschien van kwaad tot erger gegaan.
Hoe het hier is, weten wy niet. Wij kunnen niet
gelooven, dat Da Hasper behoort tot die categorie
van menschen, die 2 Kon. 12 15 in zaken, waarbij
kerk en godsdienst in 't geding komen, willen
toepassen. Zooals Joas en Jojada geen rekening
eischten van de tempelherstel'ers, zoo meenen
sommigen nog, dat b.v. de kerkelijke administra
ties niet gecontro^erd mogen worden. „In de
Christelijke gemeenschap moet vertrouwen heer-
schen," zegt men dan. Doch. hoe het zy. Ds Hasper
is de dupe geworden van al te groot vertrouwen.
Wy spreken er hier eenigsz;ns uitvoerig over, om
dat wij hopen, dat zijn levensarbeid door deze
catastrofe niet onherstelbaar vernield zal worden.
F.r zijn altijd nog wel wegen te vinden.
Een feit is het echter, dat er nog steeds al te
goedgeloovige menschen zijn. Dat is deze week
weer eenige malen gebleken. Een kapper te
Montfoort schoor financieel gesproken een
ietwat excentrieken boer zoo grondig, dat 6000
in de zakken van den kapper terecht kwamen,
hoewel ze daar niet hoorden.
Een oplichter in priestergewaad wandelde door
Brabant en ving bij pastoors en gegoede burgers
maar zelden bot. Zwendelaars, zonder eenige aan
beveling richten een voorscho»- of wisselbank op
zooals een Rotterdamsch ambtenaar en vele
onnoozelen zwemmen in de fuik. Imitatie-deur
waarders en rechercheurs stappen met groot lef
de huizen binnen en verschalken eenvoudige
zielen.
Wat nu by dit alles het eerste moet opvallen, is
de verregaande dwaasheid van het publiek, dat 't
zich door zu lke zwendelaars, gelijk door tallooze
hunner voorgangers, in de luren laat leggen. Maar
de praktijk van de buiten de vakorganisaties
staande beunhazen, (tegen wie de justitie einde
lijk krachtiger gaat optreden) bewijst, dat het
publiek is als was in de handen van de fraai
getooide „heeren", liefst in dure auto's, met
imposant briefpapier en aanlokkelijke voorstellen,
waarvan een kind zou kunnen begrijpen, dat ze
te schoon zyn om waar te kunnen zyn.
Behalve deze methode om anderen hun geld af
handig te maken, zijn er natuurlijk ook andere.
Het gilde der inbrekers wordt hoe langer hoe
brutaler. Zy gaan blijkbaar van de stelling uit,
men in 't openbaar beter kan stelen dan in 't
verborgen. Toch gelukt dit niet altijd. Een van
de twee insluipers, die door een tuimelraam kroop
en toen met raam en al in de gang terecht kwam,
hield zich buiten gekomen wel heel onnoozel en
riep hard: houdt den dief, doch de politie schoot
hem aan als een eendvogel en nam hem gevangen.
Behendiger waren zij, die in de Lange Poten in
den Haag voor 10.000 horloges roofden en niet
gegrepen werden. Dom was de inbreker, die op
het politiebureau te Woerden gelegenheid vroeg
even te mogen uitrusten van een zwaar karwei.
Toen men zijn k'eeren inspecteerde, bleek welk
gevaarlijk mensch hij was en hij bleef achter slot.
Dom deed ook de Amersfoortsche apotheket, die
een assistente ontsloeg, omdat zij bekende een
offer voor de vluchtende joden gebracht te heb
ben. Ons volk, hoe verdraagzaam ook, kan hierin
wel eens aanleiding vinden om dezen Duitscher
zijn klandisie te ontnemen. Is het lot der vluch-
te'ingen nog niet tragisch genoeg? Moeten ande
ren, die hier gastvrijheid genieten, het nog erger
maken? Wy leven in een vrij land. De Koningin
getuigde daarvan nog pas by het bezoek van
koning Leopold in schoone bewoordingen. En het
was wel zeer opvallend, dat het blad der N.SB.
van de rede heelemaal geer gewag maakte, even
min als onlangs van het bezoek der Prinses aan
de „Joodsche Invalide". En dat roept luide, dat
het de Koningin weer in haar waardigheid her
stellen zal. Zoodra zij iets zegt, dat de N.SB.
niet zint, wordt zy genegeerd! Wat een eerbied
voor het gezag!
Deze week was weer rijk aan tragische ongeval
len. Een jonge chauffeur in Assen, door wiens
onvoorzichtigheid een meisje doodelyk was aan
gereden, wilde haar begrafenis bijwonen, maar
onderweg verongelukte hij zelf. Hij wordt nu ook
begraven. Op de lijn ScheveningenRotterdam
sloeg een lorrie met wegwerkers om: één van hen
werd doodelijk gewond. Tusschen Baarn en Hil
versum kregen een vader en een zoon een doo-
de'ijk ongeval, omdat zij moesten uitwijken. Het-
ze'fde geschiedde met een bus. welke uitweek
voor een roekeloos fietser en toen in de Haar
lemmervaart terecht kwam. Gelukkig kwamen de
23 inzittenden en de fietser met een nat pak
vrij. Ten slotte geraakte nog een meisje te Wor-
merveer door 't gedrang onder een trein en was
onmidde'Iijk dood. De oorzaak is mede, dat deze
weekkaarten-trein voor het vervoer van fabrieks
meisjes uit Wormerveer te weinig zitplaatsen
biedt Dat is ook niet in orde.
Wij mogen dit overzicht niet sluiten zonder een
woord van dank te brengen aan den Burgemeester
van Rotterdam, die waarschijnlijk in over 'eg
met de Regeering de voetbalwedstrijd Hol
landDuitschland op 11 December a.s. te Rotter
dam te houden, aflastte, omdat hij po'itieke ver
wikkelingen vreest. Wij juichen dit besluit toe, al
herha^n wij, dat het beter ware geweest indien
men het had gedaan ter bevordering van de Zon
dagsrust. Want die komt al meer in 't gedrang.
NET op tijd ontsnapt!" roept
Andries met schitterende ogen,
maar Oom Koos zegt: „Dat moeten
we nog afwachten".
Zijn vrees blijkt gegrtmd. Vier Mata
belen achtervolgen den ruiter, 't Zijn
hardlopers en Oom Koos weet uit er
varing, dat zij 't best een poosje te
gen 'n paard kunnen uithouden.
Gelukkig is Paul gewapend en onder
't rijden neemt hij 't geweer van de
schouder. De zwarten zijn allen voor
zien van de gevreesde werpspeer en
de voorste heft de arm reeds op om
den jongen Boer neer te vellen.
Maar plots staat de zwarte vos stil
paard en ruiter gelijken wel een
standbeeld, midden in de Afrikaanse
wildernis. Een ogenblik later valt een
schot; de voorste achtervolger maakt
een dwaze sprong in de lucht en
blijft dan roerloos liggen.
„Prachtig," mompelt Oom Koos, „die
Paul is een onbetaalbaar jong. Hij zit
te paard en hij schiet als een oude
Voortrekker."
Als de drie Matabelen hun makker
zien vallen staan ze even stil. Maar
onder luid gekrijs zetten ze dan de
achtervolging voort. Paul Kruger
heeft wel een voorsprong, maar 't ge
vaar is groot, dat hy of zijn paard
toch nog zullen worden neergescho
ten.
De oude Boer met de drie jongens
volgen in grote spanning deze rit op
leven en dood. Konden ze hun mak
ker maar helpen, maar daarvoor is
de afstand te groot. Opeens geven ze
alle vier een schreeuw van schrik.
Weer staat de zwarte vos van Paul stil
zou 't edele dier getroffen zyn?
Maar neen, toch niet. „O, 't is een
snaaks jong!" grijnslacht Oom Koos
en de jongens stemmen met deze hul
de van heler harte in.
Met een ruk heeft Paul zijn paard
omgeworpen; weer flitst een vuur
straal uit de loop van zijn geweer en
een tweede achtervolger slaat tegen
de grond. De twee anderen hebben er
nu genoeg van, zij nemen ijlings de
vlucht om zo spoedig mogelijk achter
de beschermende heuvelrug te ko
men.
Vijf minuten later is Paul Kruger bij
zijn vrienden terug. Ze ontvangen
hem met luid gejuich en Oom Koos
zegt: „Eigenlijk heb je een pak slaag
verdiend, drommelse jongen, voor
al de angst, die je ons op 't lijf hebt
gejaagd. Maar je hebt je er zo schit
terend door heen geslagen, dat we
alles meer vergeten zullen."
„Wat is daar achter die heuvelrug te
zien?" vragen Gerrit en Andries te
gelijk en Paul antwoordt: „Duizenden
Matabelen maken zich gereed tot de
aanval. Vandaag of morgen kunnen
wy ze verwachten".
Dat is inderdaad belangrijk nieuws en
Oom Koos en de jongens haasten zich
in 't lager te komen.
De lang verwachte beslissing is ein
delijk op komst!
De paarden staan kant en klaar; alle
burgers hebben een zo goed mogelijke
plaats uitgezocht alles wacht op de
komende dingen.
Er zijn maar weinig burgers, die deze
nacht geslapen hebben. Elk ogenblik
kan de aanval der Matabelen worden
verwacht; 't is eigenlijk een wonder,
dat Moselekatse daar deze nacht al
niet toe is overgegaan.
Toen Oom Koos gister in 't lager te
rugkeerde was 't al bekend, dat de
beslissende slag spoedig kon worden
verwacht. Drie patrouilles waren met
dezelfde tijding teruggekeerd en alle
burgers hebben dit bericht als een op
luchting gevoeld.
Verschillende patrouille? zyn met de
zwarten al slaags geweest, maar 't is
bij kleine schermutselingen gebleven.
Maar nu kan dan toch elk ogenblik
de grote beslissing worden verwacht.
De vlugge zwarte spionnen, die als
schuifelende slangen 't commando om
geven, hebben hun opperhoofd mee
gedeeld, hoe groot de macht van de
Boeren is. En Moselekatse heeft er
verachtelijk om gelachen. Nog geen
150 Boeren! Hij zal ze met zyn 12.000
uitgelezen strijders verpletteren, zoals
de olifant de jakhals verplettert, die
't waagt hem aan te vallen.
Potgieter en Uys staan naast elkan
der. Ze hebben de veldkyker in de
hand en telkens turen ze naar de
heuvelrij in 't noorden, van waar
de vijand wordt verwacht.
't Is een heerlijke zomerdag; de vo
gels zingen hun schoonste lied en
gindse vlakte is overdekt met de
prachtigste veldbloemen.
In vliegende vaart komt een verken
ner aanrennen. Hij heeft hard gere
den, 't zweet staat zijn paard by
vlokken op de flanken. Op hem heb
ben de Boerenaanvoerders gewacht
en in spanning luisteren ze naar de
berichten, die de man meebrengt.
„Binnen 't half uur zijn ze hier!" rap
porteert de verkenner. „In ijlmarsen
rukken de zwarten op. Ze kunnen
elk ogenblik over de heuvelrug ver
schijnen."
Potgieter heeft de veldkyker al weer
voor de ogen. 't Is bijna niet te ge
loven, dat 't grote leger van gindse
heuvelrij straks zal aanstormen, 't
Ziet er alles zo rustig en vredig uit:
de veldbloemen geuren en de zang
vogels kwinkeleren. Kan 't wel waar
zijn, dat straks hier vreselijk zal wor
den gevochten?
Ja, Potgieter is er van overtuigd, dat
aanstonds de dodelyke worsteling zal
aanvangen. En hy en Uys hebben de
zelfde krijgsleuze van Maurits: „Nu
of nooit! Sterven of overwinnen!"
Met grote spanning op de door de
zon gebruinde koppen staren de Boe
ren naar de heuvelrij.
„Mannen!" klinkt opeens de zware
stem van Potgieter.
,,'t Beslissende ogenblik is nabij. Van
daag zal worden beslist of onze vrou
wen en kinderen nog meer gevaar te
duchten zullen hebben van den tyran,
die reeds stromen onschuldig bloed
heeft vergoten. Laten we strijden in
de vaste overtuiging, dat we 't recht
aan onze zijde hebben en dat God on
ze wapenen zal zegenen. En nu opge
past niemand doet een schot vóór
ik 't teken geef!"
De commandant heeft maar kort ge
sproken en tijdens zijn laatste woor
den is 't grote ogenblik aangebroken.
Plotseling begint 't op de heuvelrug
te leven. Duizenden zwarte krijgers
schijnen daar uit de grond op te rij
zen. Als een lawine stort de zwarte
stroom van de heuvel neer. En on
danks 't moeilijk terrein geschiedt dit
alles in de keurigste orde.
Potgieter heeft meermalen gehoord,
dat de regimenten van Moselekatse
uitblinken door ijzeren discipline en
onverschrokken moed. Met eigen ogen
kan de commandant er zich nu van
overtuigen, dat met die lof niets te
veel is gezegd.
De zwarte legerscharen hebben de
heuvelrij al achter zich, in stormpas
zullen ze 't vlakke veld oversteken
om dan de hoogte te beklimmen
waarachter 't commando zich bevindt.
De Boeren popelen om tot de aanval
over te gaan. De meeste hebben een
mooi plaatsje tussen de kopjes uitge
zocht; 't zijn bijna allen scherpschut
ters en hun feilloos schot zal straks de
zwarten bij tientallen neervellen.
Gerrit en Andries van Staden, Jan
Greyling en Paul Kruger liggen vlak
by elkaar. Hun geweren zijn geladen
wat wacht de commandant toch
lang met 't begeerde teken te geven.
Ja, Potgieter wacht lang, maar hij
weet 't juiste ogenblik te kiezen. Als
't kan moet de ontvangst zó zijn, dat
de dappere krijgers van Moselekatse
er gelijk genoeg van hebben. Daarioe
moet tot 't laatste ogenblik gewacht.
De Matabelen stormen reeds de heu
velrug op; daar verschijnen ze al bo
ven de laatste kopjes, die hen nog
scheiden van 't commanda.
Potgieter kan de gezichten der zwar
ten al onderscheiden en 't zijn vre
selijke gezichten, waarop de moord
lust te lezen staat. Nu nog éven wach
ten.
Een lange kafferkapitein, met schild
en knots gewapend, brult reeds de
aanvalskreet der Matabelen, maar te
gelijk giert Potgieters kogel hem door
't hoofd en als een stuk lood slaat de
zwarte neer.
Dit schot schijnt 't hele commando
plotseling te hebben gewekt. De ge
weren branden los en elke kogel legt
een zwarte neer. 't Zijn inderdaad on
verschrokken kerels. Ze vallen bij
tientallen, weldra bij honderdtallen,
maar telkens weer hervatten ze hun
stormloop tegen de vuurspuwende
heuvel.
De Boeren schieten als razenden;
ieder beseft, dat 't een strijd op leven
en dood is. Gelukt 't de zwarten op
de heuvel te komen, dan zullen zy 't
cpmmando door hun overmacht ver
pletteren.
Maar de zwarten kómen niet op de
heuvel, want een muur van vuur staat
tussen hen en die geheimzinnige wit
mensen, die de donder uitstorten uit
de langen roeren, die ze bij zich dra
gen.
Vijfmaal, tienmaal stormen nieuwe
regimenten tegen die heuvel des doods
op, maar ze doen niet anders dan 't
aantal doden van deze vreselijke dag
snel met nog honderdtallen vermeer
deren.
De Boeren hebben 'zo ongeveer alle
aanvoerders der zwarten weggescho
ten. En eindelijk maakt een grote
schrik en dodelijke angst zich van de
dappere Matabelen meester. Hun moe
dige oorlogskreet is al lang verstomd,
en gillend rennen ze ^an de heuvel
af, om in een wilde vlucht *t Teven
te redden.
Op dat beslissende ogenblik heeft Pot
gieter gewacht. „In 't zaal! in 't zaal!"
klinkt zijn machtige stem en in een
ogenblik zitten al zyn mannen te
paard. Langs een zacht glooiende hel
ling verlaten zij de heuvel aan de
achterzijde, dan wenden zij de teugel
rechts en weldra bevinden ze zich tus
sen de vluchtende krijgers van Mo
selekatse.
(Wordt vervolrjd)
LETTERRAADSEL
Mijn geheel bestaat uit negen letters en stelt een
koninklijke toespraak voor.
Romeins cijfer voor het getal luu.
Het middelste deel van elk der bovenste lede
maten bij de mens, reikende van de schouder
tot het gewricht van de hand.
Waterdamp die gebezigd wordt tot het in be
weging brengen der stoommachines.
Ronde of langwerpige min of meer diepe
sahaal besteand om er spijzen op te doen.
Iemand die aanstoot of ergernis geeft, die tot
schande strekt.
Stut; kruisvormig ineengewerkte houten om
iets te dragen.
De hoeveelheid die men in één keer kan
grijpen.
Gedicht, waarin gemeenlijk een verheven on
derwerp wordt bezongen.
Een muzieknoot.
OPLOSSING
van het Letterraadsel in de vorige Kinderkrant:
Het geheel is: Karthuizers.
De onderdelen zijn: 1. K., zijnde de helft van
kilometer, K.M.; 2. nar; 3. toren; 4. staters; 5.
boomhevel; 6. schaduwtjes; 7. scheiding 8. keizers;
9. zeelt; 10. erf; 11. S voor 70.
Kantonrechter: Man je hebt tc kiezen: vijf dagen
gevangenisstraf of vijf gulden!
Beklaagde: „Och, edelachtbare, zou ik dan beleefd
om de vijf gulden mogen verzoeken?
Heb je al iets gehoord van het geld, dat je je
buurman geleend hebt?
Dat zou ik denken; hij heeft een radiotoestel
ervoor gekocht!
REBUS
543