tapïummFV/rFiMUfi voor korten tyd onder rechtstreéksch staatsgezag komen, en dat het personeel, daarin werkzaam, zich als gemobiliseerd moet beschouwen. Dus dat het tijdelijk onder militair regiem, en bij over tredingen, onder de krygswet valt. Deze kordate stap van den minister-president bracht aanstonds wankeling in het stakingsfront. Ontelbare scharen arbeiders, die onder terreur van communisten en uiterst linksche socialisten tegen heug en meug het werk een etmaal zouden moeten in den steek laten, gevoelden dat zij ditmaal waarlijk door de overheid zouden worden geruggesteund, dat het nu loonde, het been strak te houden en het uit gegeven parool in den wind te slaan. Op het uiterste moment heeft Bium nog geprobeerd het stakingsélan te herstellen, door opemijk het requi- sitie-besluit als macht- en rechtsmisbruik te ken schetsen. Doch onmiddellijk daarop bracht de radio 's ministers verweer in de Fransche huis kamers, en deed een krachtig appèl op het ge zonde verstand der natie. Bovendien werden overal troepen samengetrokken, om op de be dreigde punten dactie van agents-provocateurs en posters te breken; in Parijs en omgeving schat te men de saamgebrachte militairen op niet min der dan 12.000 man. Het een met het ander heeft igoede uitwerking gehad; van een algemeene werkstaking is geen sprake geweest; het arbeids leven heeft goeddeels zyn normale verloop gehad; s'echts een vijfde deel der arbeiders heeft voor •korter of langer tyd zyn taak in den steek ge laten Zoo mag dan met verheuging worden ge constateerd, Jat de regeering-Daladier voor dit maal op het roode onverstand een éclatante over winning heeft behaald. Er is weer eenige vastheid gekomen in de wankele Fransche staatsmachine- rie. Zoowel in binnen- als buitenland breekt nieuw vertrouwen in Daladier en zijn minsters baan. Moge het worden benut voor den arbeid van het zoo allernoodzakelijkst herstel! Nog slechts weinig daadwerkelijke hulp is ver leend aan de Duitsche Joden, die door de jong ste maatregelen van de nationaal-socialistische regeering zoo deerlijk in het gedrang zyn ge raakt. Het menschelyk hart voelt met hen mede, en is tot bystand gaarne bereid, maar het hootd tobt met problemen. De huidige toestand der wereld, met haar werkloosheid, haar ontwrichte industrie en handel, is er niet naar, dat eenig land in staat is, in massa Joodsche vluchtelingen op te nemen. Een bedenkelijke desorganisatie van het maatschappelijke leven zou daarvan het eer ste gevolg zijn, en ontevredenheid, gepaard aan nieuw anti-semitisme, zou zich daarop in weder nieuwe kringen gaan openbaren. Nederland doet momenteel wat het kan, hoe ook een zeker deel onzer pers daarover moge oordeelen; ook Enge land en Amerika beramen hulpacties, doch het gaat alles benauwend langzaam. Het komt den Jood thans te stade, dat verdrukking en leed voor hem niets nieuws zijn; in den loop van zijn eeuwen-oude historie heeft hij wel geleerd, te dulden en te lijden. Een merkwaardig staaltje daarvan gaf een Engelsch dagblad! Dertig jaar geleden werden twee Joodsche broers tijdens een Poolsche pogrom van elkander gescheiden. De een belandde in Duitschland, de ander in Groot- Brittannië. Gedurende den wereldoorlog raakte het contact tusschen die twee verloren. Als her innering bewaarde de man, die naar Engeland trok, een oude familiefoto, waarop beide broers met hun ouders voorkwamen. Dertig jaren ver streken. Een nieuwe pogrom vond plaats, thans in Duitschland. Opnieuw vluchtelingen, die vei liger oorden opzochten. De man die in Engeland onderdak had gevonden, besloot een Joodsch vluchtelingetje te adopteeren. Het echtpaar vond in een der Londensche centra een jongetje van zeven jaar, maar dit wilde zijn zusje niet in den steek laten. Zoo kwamen zij dan beiden in de gastvrije Joodsche woning. Maar den eersten avond den besten weerklonk zacht gesnik uit de kamer, waar de kinderen te bed lagen. De pleeg ouders gingen poolshoogte nemen en hoorden van den huilenden knaap de vraag: „Hoe komt va ders portret hier op den schoorsteenmantel?" Het was de oude Poolsche familiefoto! De broer van het portret was de werkelijke vader der beide kinderen. De Engelsche Jood besefde toen, dat hy zijn eigen neefje en nichtje had geadopteerd.. In Roemenië begint de IJzeren Garde opnieuw het hoofd op te steken. Dit is een uitgebreide fas cistische organisatie met zeer sterk terroristischen inslag, op welker rekening reeds meerdere poli tieke moorden moesten worden geboekt. In K'au- senburg is deze week een universiteits-professor als haar slachtoffer gevallen, bovendien werden naar verschillende vooraanstaande persoonlijk heden, o.w. een minister, doodsbedreigingen ge zonden. In verband daarmee heeft mén den leider Codreanu, diet met dertien gezellen in een zout mijn dwangarbeid verrichtte, naar een meer af gelegen plaats van afzondering willen overbren gen. Het transport geschiedde des nachts, doch had niet ongestoord plaats. De auto werd nl. door onbekenden overvallen, de gevangenen deden een poging om te ontvluchten, en alle veertien fas cisten werden daarop door de bewakers „neer gelegd". Heeft er een werkelijke bevrijdingspoging plaats gehad, of was het slechts doorgestoken kaart, om zich van deze roerige elementen te ontdoen? Daarover heerscht onzekerheid; het land is in koortsachtige spanning, die weinig goeds belooft. 534 H. K. H. Prinses Juliana en Z.. K. H. Prins Bernhardt, tijdens de gala voorstelling van de „Gijsbrecht van Amstel", op jl. Donderdag te Amsterdam. BINNENLAND HET is de oude combinatie: de centen en de meditatie; zoo heeft er eens in dit blad ge staan. De bedoeling was uit te spreken, dat mystieke vroomheid geen beletsel is om goed voor zyn financiën te waken. Toch gebeurt het nog al eens, dat zy, die zich vooral bezig houden met geestelijke dingen de dupe worden van sluwe op lichters. die met vroom gebaar zich bij oprechte zielen indringen en dan hun slag trachten te slaan. Want dominés zyn nog al eens lichtgeloovig. Nu weten sommigen zich daartegen te verschan sen. Wy hebben een predikant gekend, die een raadsel was voor zijn gemeente, omdat hy overal tyd voor scheen te hebben en alles even serieus deed. Hij was een voorman op elk terrein des levens, verwaarloosde nimmer zyn arbeid in de gemeente en trad Zondag aan Zondag op vóór de gemeente met predikaties van hoog gehalte. Van geld heb ik echter geen verstand, zei hij. En daar hij goed bemiddeld was, wist men hem wel te vinden en nooit tevergeefs. Maar.... zyn vrouw behandelde, niet karig, doch zeer voor zichtig, deze dingen en zorgde voorts ook voor alle fmancieele zaken. Dus liep de dominé er nooit in, zooals deze week met den zeer sympathieken dominé Hasper het geval was. Deze Haagsche predikant heeft 20 jaar met groote, belangelooze ambitie gearbeid om „geestelijke lie deren aller eeuwen" weer in de gemeente te brengen. Over dit werk is zonder uitzondering met groote waardeering gesproken. De lof kon niet algemeener en welgemeender zijn. Eenig financieel voordeel wat op zichzelf heele- maal niet afkeurenswaardig ware geweest viel niet te behalen. Integendeel, om de schoone lie deren onder het volk te brengen, gaf Ds Hasper niet alleen zijn persoon, maar ook zyn geld. Ja, hy ging zelfs verplichtingen aan om een tweede bundel in omloop te brengen. En nu kwam de slag, die deze mooie idea'en kapot maakte. Zyn medewerker bedroog hem. De dominé was te goed geloovig, bemoeide zich niet met de financiën, doch alleen met de gezangen, tot enorme schade van zyn belangen en wellicht ook van de zaak. Wij denken er niet aan den ontrouwen admini strateur in te deelen by het gilde, dat met vroom gebaar eerst de zielen en dan de guldens vangt; daar weten wij niets van. Wel vernamen wy, dat hy vroege rboeken over occultisme uitgaf en dus van verborgen dingen scheen te houden. Het k^n echter ook gevolg van zwakheid zyn, of een noodsprong in moeilijke omstandigheden; he^ is misschien van kwaad tot erger gegaan. Hoe het hier is, weten wy niet. Wij kunnen niet gelooven, dat Da Hasper behoort tot die categorie van menschen, die 2 Kon. 12 15 in zaken, waarbij kerk en godsdienst in 't geding komen, willen toepassen. Zooals Joas en Jojada geen rekening eischten van de tempelherstel'ers, zoo meenen sommigen nog, dat b.v. de kerkelijke administra ties niet gecontro^erd mogen worden. „In de Christelijke gemeenschap moet vertrouwen heer- schen," zegt men dan. Doch. hoe het zy. Ds Hasper is de dupe geworden van al te groot vertrouwen. Wy spreken er hier eenigsz;ns uitvoerig over, om dat wij hopen, dat zijn levensarbeid door deze catastrofe niet onherstelbaar vernield zal worden. F.r zijn altijd nog wel wegen te vinden. Een feit is het echter, dat er nog steeds al te goedgeloovige menschen zijn. Dat is deze week weer eenige malen gebleken. Een kapper te Montfoort schoor financieel gesproken een ietwat excentrieken boer zoo grondig, dat 6000 in de zakken van den kapper terecht kwamen, hoewel ze daar niet hoorden. Een oplichter in priestergewaad wandelde door Brabant en ving bij pastoors en gegoede burgers maar zelden bot. Zwendelaars, zonder eenige aan beveling richten een voorscho»- of wisselbank op zooals een Rotterdamsch ambtenaar en vele onnoozelen zwemmen in de fuik. Imitatie-deur waarders en rechercheurs stappen met groot lef de huizen binnen en verschalken eenvoudige zielen. Wat nu by dit alles het eerste moet opvallen, is de verregaande dwaasheid van het publiek, dat 't zich door zu lke zwendelaars, gelijk door tallooze hunner voorgangers, in de luren laat leggen. Maar de praktijk van de buiten de vakorganisaties staande beunhazen, (tegen wie de justitie einde lijk krachtiger gaat optreden) bewijst, dat het publiek is als was in de handen van de fraai getooide „heeren", liefst in dure auto's, met imposant briefpapier en aanlokkelijke voorstellen, waarvan een kind zou kunnen begrijpen, dat ze te schoon zyn om waar te kunnen zyn. Behalve deze methode om anderen hun geld af handig te maken, zijn er natuurlijk ook andere. Het gilde der inbrekers wordt hoe langer hoe brutaler. Zy gaan blijkbaar van de stelling uit, men in 't openbaar beter kan stelen dan in 't verborgen. Toch gelukt dit niet altijd. Een van de twee insluipers, die door een tuimelraam kroop en toen met raam en al in de gang terecht kwam, hield zich buiten gekomen wel heel onnoozel en riep hard: houdt den dief, doch de politie schoot hem aan als een eendvogel en nam hem gevangen. Behendiger waren zij, die in de Lange Poten in den Haag voor 10.000 horloges roofden en niet gegrepen werden. Dom was de inbreker, die op het politiebureau te Woerden gelegenheid vroeg even te mogen uitrusten van een zwaar karwei. Toen men zijn k'eeren inspecteerde, bleek welk gevaarlijk mensch hij was en hij bleef achter slot. Dom deed ook de Amersfoortsche apotheket, die een assistente ontsloeg, omdat zij bekende een offer voor de vluchtende joden gebracht te heb ben. Ons volk, hoe verdraagzaam ook, kan hierin wel eens aanleiding vinden om dezen Duitscher zijn klandisie te ontnemen. Is het lot der vluch- te'ingen nog niet tragisch genoeg? Moeten ande ren, die hier gastvrijheid genieten, het nog erger maken? Wy leven in een vrij land. De Koningin getuigde daarvan nog pas by het bezoek van koning Leopold in schoone bewoordingen. En het was wel zeer opvallend, dat het blad der N.SB. van de rede heelemaal geer gewag maakte, even min als onlangs van het bezoek der Prinses aan de „Joodsche Invalide". En dat roept luide, dat het de Koningin weer in haar waardigheid her stellen zal. Zoodra zij iets zegt, dat de N.SB. niet zint, wordt zy genegeerd! Wat een eerbied voor het gezag! Deze week was weer rijk aan tragische ongeval len. Een jonge chauffeur in Assen, door wiens onvoorzichtigheid een meisje doodelyk was aan gereden, wilde haar begrafenis bijwonen, maar onderweg verongelukte hij zelf. Hij wordt nu ook begraven. Op de lijn ScheveningenRotterdam sloeg een lorrie met wegwerkers om: één van hen werd doodelijk gewond. Tusschen Baarn en Hil versum kregen een vader en een zoon een doo- de'ijk ongeval, omdat zij moesten uitwijken. Het- ze'fde geschiedde met een bus. welke uitweek voor een roekeloos fietser en toen in de Haar lemmervaart terecht kwam. Gelukkig kwamen de 23 inzittenden en de fietser met een nat pak vrij. Ten slotte geraakte nog een meisje te Wor- merveer door 't gedrang onder een trein en was onmidde'Iijk dood. De oorzaak is mede, dat deze weekkaarten-trein voor het vervoer van fabrieks meisjes uit Wormerveer te weinig zitplaatsen biedt Dat is ook niet in orde. Wij mogen dit overzicht niet sluiten zonder een woord van dank te brengen aan den Burgemeester van Rotterdam, die waarschijnlijk in over 'eg met de Regeering de voetbalwedstrijd Hol landDuitschland op 11 December a.s. te Rotter dam te houden, aflastte, omdat hij po'itieke ver wikkelingen vreest. Wij juichen dit besluit toe, al herha^n wij, dat het beter ware geweest indien men het had gedaan ter bevordering van de Zon dagsrust. Want die komt al meer in 't gedrang. NET op tijd ontsnapt!" roept Andries met schitterende ogen, maar Oom Koos zegt: „Dat moeten we nog afwachten". Zijn vrees blijkt gegrtmd. Vier Mata belen achtervolgen den ruiter, 't Zijn hardlopers en Oom Koos weet uit er varing, dat zij 't best een poosje te gen 'n paard kunnen uithouden. Gelukkig is Paul gewapend en onder 't rijden neemt hij 't geweer van de schouder. De zwarten zijn allen voor zien van de gevreesde werpspeer en de voorste heft de arm reeds op om den jongen Boer neer te vellen. Maar plots staat de zwarte vos stil paard en ruiter gelijken wel een standbeeld, midden in de Afrikaanse wildernis. Een ogenblik later valt een schot; de voorste achtervolger maakt een dwaze sprong in de lucht en blijft dan roerloos liggen. „Prachtig," mompelt Oom Koos, „die Paul is een onbetaalbaar jong. Hij zit te paard en hij schiet als een oude Voortrekker." Als de drie Matabelen hun makker zien vallen staan ze even stil. Maar onder luid gekrijs zetten ze dan de achtervolging voort. Paul Kruger heeft wel een voorsprong, maar 't ge vaar is groot, dat hy of zijn paard toch nog zullen worden neergescho ten. De oude Boer met de drie jongens volgen in grote spanning deze rit op leven en dood. Konden ze hun mak ker maar helpen, maar daarvoor is de afstand te groot. Opeens geven ze alle vier een schreeuw van schrik. Weer staat de zwarte vos van Paul stil zou 't edele dier getroffen zyn? Maar neen, toch niet. „O, 't is een snaaks jong!" grijnslacht Oom Koos en de jongens stemmen met deze hul de van heler harte in. Met een ruk heeft Paul zijn paard omgeworpen; weer flitst een vuur straal uit de loop van zijn geweer en een tweede achtervolger slaat tegen de grond. De twee anderen hebben er nu genoeg van, zij nemen ijlings de vlucht om zo spoedig mogelijk achter de beschermende heuvelrug te ko men. Vijf minuten later is Paul Kruger bij zijn vrienden terug. Ze ontvangen hem met luid gejuich en Oom Koos zegt: „Eigenlijk heb je een pak slaag verdiend, drommelse jongen, voor al de angst, die je ons op 't lijf hebt gejaagd. Maar je hebt je er zo schit terend door heen geslagen, dat we alles meer vergeten zullen." „Wat is daar achter die heuvelrug te zien?" vragen Gerrit en Andries te gelijk en Paul antwoordt: „Duizenden Matabelen maken zich gereed tot de aanval. Vandaag of morgen kunnen wy ze verwachten". Dat is inderdaad belangrijk nieuws en Oom Koos en de jongens haasten zich in 't lager te komen. De lang verwachte beslissing is ein delijk op komst! De paarden staan kant en klaar; alle burgers hebben een zo goed mogelijke plaats uitgezocht alles wacht op de komende dingen. Er zijn maar weinig burgers, die deze nacht geslapen hebben. Elk ogenblik kan de aanval der Matabelen worden verwacht; 't is eigenlijk een wonder, dat Moselekatse daar deze nacht al niet toe is overgegaan. Toen Oom Koos gister in 't lager te rugkeerde was 't al bekend, dat de beslissende slag spoedig kon worden verwacht. Drie patrouilles waren met dezelfde tijding teruggekeerd en alle burgers hebben dit bericht als een op luchting gevoeld. Verschillende patrouille? zyn met de zwarten al slaags geweest, maar 't is bij kleine schermutselingen gebleven. Maar nu kan dan toch elk ogenblik de grote beslissing worden verwacht. De vlugge zwarte spionnen, die als schuifelende slangen 't commando om geven, hebben hun opperhoofd mee gedeeld, hoe groot de macht van de Boeren is. En Moselekatse heeft er verachtelijk om gelachen. Nog geen 150 Boeren! Hij zal ze met zyn 12.000 uitgelezen strijders verpletteren, zoals de olifant de jakhals verplettert, die 't waagt hem aan te vallen. Potgieter en Uys staan naast elkan der. Ze hebben de veldkyker in de hand en telkens turen ze naar de heuvelrij in 't noorden, van waar de vijand wordt verwacht. 't Is een heerlijke zomerdag; de vo gels zingen hun schoonste lied en gindse vlakte is overdekt met de prachtigste veldbloemen. In vliegende vaart komt een verken ner aanrennen. Hij heeft hard gere den, 't zweet staat zijn paard by vlokken op de flanken. Op hem heb ben de Boerenaanvoerders gewacht en in spanning luisteren ze naar de berichten, die de man meebrengt. „Binnen 't half uur zijn ze hier!" rap porteert de verkenner. „In ijlmarsen rukken de zwarten op. Ze kunnen elk ogenblik over de heuvelrug ver schijnen." Potgieter heeft de veldkyker al weer voor de ogen. 't Is bijna niet te ge loven, dat 't grote leger van gindse heuvelrij straks zal aanstormen, 't Ziet er alles zo rustig en vredig uit: de veldbloemen geuren en de zang vogels kwinkeleren. Kan 't wel waar zijn, dat straks hier vreselijk zal wor den gevochten? Ja, Potgieter is er van overtuigd, dat aanstonds de dodelyke worsteling zal aanvangen. En hy en Uys hebben de zelfde krijgsleuze van Maurits: „Nu of nooit! Sterven of overwinnen!" Met grote spanning op de door de zon gebruinde koppen staren de Boe ren naar de heuvelrij. „Mannen!" klinkt opeens de zware stem van Potgieter. ,,'t Beslissende ogenblik is nabij. Van daag zal worden beslist of onze vrou wen en kinderen nog meer gevaar te duchten zullen hebben van den tyran, die reeds stromen onschuldig bloed heeft vergoten. Laten we strijden in de vaste overtuiging, dat we 't recht aan onze zijde hebben en dat God on ze wapenen zal zegenen. En nu opge past niemand doet een schot vóór ik 't teken geef!" De commandant heeft maar kort ge sproken en tijdens zijn laatste woor den is 't grote ogenblik aangebroken. Plotseling begint 't op de heuvelrug te leven. Duizenden zwarte krijgers schijnen daar uit de grond op te rij zen. Als een lawine stort de zwarte stroom van de heuvel neer. En on danks 't moeilijk terrein geschiedt dit alles in de keurigste orde. Potgieter heeft meermalen gehoord, dat de regimenten van Moselekatse uitblinken door ijzeren discipline en onverschrokken moed. Met eigen ogen kan de commandant er zich nu van overtuigen, dat met die lof niets te veel is gezegd. De zwarte legerscharen hebben de heuvelrij al achter zich, in stormpas zullen ze 't vlakke veld oversteken om dan de hoogte te beklimmen waarachter 't commando zich bevindt. De Boeren popelen om tot de aanval over te gaan. De meeste hebben een mooi plaatsje tussen de kopjes uitge zocht; 't zijn bijna allen scherpschut ters en hun feilloos schot zal straks de zwarten bij tientallen neervellen. Gerrit en Andries van Staden, Jan Greyling en Paul Kruger liggen vlak by elkaar. Hun geweren zijn geladen wat wacht de commandant toch lang met 't begeerde teken te geven. Ja, Potgieter wacht lang, maar hij weet 't juiste ogenblik te kiezen. Als 't kan moet de ontvangst zó zijn, dat de dappere krijgers van Moselekatse er gelijk genoeg van hebben. Daarioe moet tot 't laatste ogenblik gewacht. De Matabelen stormen reeds de heu velrug op; daar verschijnen ze al bo ven de laatste kopjes, die hen nog scheiden van 't commanda. Potgieter kan de gezichten der zwar ten al onderscheiden en 't zijn vre selijke gezichten, waarop de moord lust te lezen staat. Nu nog éven wach ten. Een lange kafferkapitein, met schild en knots gewapend, brult reeds de aanvalskreet der Matabelen, maar te gelijk giert Potgieters kogel hem door 't hoofd en als een stuk lood slaat de zwarte neer. Dit schot schijnt 't hele commando plotseling te hebben gewekt. De ge weren branden los en elke kogel legt een zwarte neer. 't Zijn inderdaad on verschrokken kerels. Ze vallen bij tientallen, weldra bij honderdtallen, maar telkens weer hervatten ze hun stormloop tegen de vuurspuwende heuvel. De Boeren schieten als razenden; ieder beseft, dat 't een strijd op leven en dood is. Gelukt 't de zwarten op de heuvel te komen, dan zullen zy 't cpmmando door hun overmacht ver pletteren. Maar de zwarten kómen niet op de heuvel, want een muur van vuur staat tussen hen en die geheimzinnige wit mensen, die de donder uitstorten uit de langen roeren, die ze bij zich dra gen. Vijfmaal, tienmaal stormen nieuwe regimenten tegen die heuvel des doods op, maar ze doen niet anders dan 't aantal doden van deze vreselijke dag snel met nog honderdtallen vermeer deren. De Boeren hebben 'zo ongeveer alle aanvoerders der zwarten weggescho ten. En eindelijk maakt een grote schrik en dodelijke angst zich van de dappere Matabelen meester. Hun moe dige oorlogskreet is al lang verstomd, en gillend rennen ze ^an de heuvel af, om in een wilde vlucht *t Teven te redden. Op dat beslissende ogenblik heeft Pot gieter gewacht. „In 't zaal! in 't zaal!" klinkt zijn machtige stem en in een ogenblik zitten al zyn mannen te paard. Langs een zacht glooiende hel ling verlaten zij de heuvel aan de achterzijde, dan wenden zij de teugel rechts en weldra bevinden ze zich tus sen de vluchtende krijgers van Mo selekatse. (Wordt vervolrjd) LETTERRAADSEL Mijn geheel bestaat uit negen letters en stelt een koninklijke toespraak voor. Romeins cijfer voor het getal luu. Het middelste deel van elk der bovenste lede maten bij de mens, reikende van de schouder tot het gewricht van de hand. Waterdamp die gebezigd wordt tot het in be weging brengen der stoommachines. Ronde of langwerpige min of meer diepe sahaal besteand om er spijzen op te doen. Iemand die aanstoot of ergernis geeft, die tot schande strekt. Stut; kruisvormig ineengewerkte houten om iets te dragen. De hoeveelheid die men in één keer kan grijpen. Gedicht, waarin gemeenlijk een verheven on derwerp wordt bezongen. Een muzieknoot. OPLOSSING van het Letterraadsel in de vorige Kinderkrant: Het geheel is: Karthuizers. De onderdelen zijn: 1. K., zijnde de helft van kilometer, K.M.; 2. nar; 3. toren; 4. staters; 5. boomhevel; 6. schaduwtjes; 7. scheiding 8. keizers; 9. zeelt; 10. erf; 11. S voor 70. Kantonrechter: Man je hebt tc kiezen: vijf dagen gevangenisstraf of vijf gulden! Beklaagde: „Och, edelachtbare, zou ik dan beleefd om de vijf gulden mogen verzoeken? Heb je al iets gehoord van het geld, dat je je buurman geleend hebt? Dat zou ik denken; hij heeft een radiotoestel ervoor gekocht! REBUS 543

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12