Cr UIT HET LEVEN VAN TED door EMES (Slot) ZE waren erg leuk met elkaar. Ze sliepen soms samen op één kussen voor de haard en als de poes klaar was met haar eigen toilet te maken, dan begon ze aan Ted. Ze likte hem helemaal af, z'n oren vooral. Als ze hem dan zo zat te wassen, was 't net of poes zeide: Foei Ted, wat heb je je weer vuil gemaakt. Ik zal je eens gauw wassen. En dan kreeg Ted z'n beurt. Zo vlogen de maanden om en weldra stond de vacantie voor de deur. Eindelijk kwam de dag. dat wij weg zouden gaan. Teddy mocht natuurlijk ook mee. Poes zou zo lang bij een van de buren logeren. Ted was heel gemakkelijk tijdens de reis. We moesten ook varen. Teddy liep de hele boot rond en kreeg van al de mensen wat, zoals olienootjes, zuurtjes en nog veel meer. Toen we in ons vacantieoord aankwamen was hij gauw aan de nieuwe omgeving gewend. En toen we de volgende dag naar het strand gingen liep hij ons vrolijk blaffend vooruit. Soms ging hij zelf een bad nemen. Maar dan moest het heel warm zijn. Achter de tent ging hij dan liggen opdrogen. Hij vond het heerlijk in de warme zon. Toen we weer op een middag van het strand afkwamen gebeurde er iets wat heel erg had kunnen aflopen. Teddy had 't zeker warm en sprong daarom midden in een sloot. Maar die sloot had nog al erg steile kanten en Teddy kon er niet meer uit. En hij kon toch ook niet blijven rondzwemmen. Weet je wat hij toen deed? Hij stak aen poot op en 't was net of hij zei: Toe, baasjes, haal me er uit, anders ver drink ik. En toen hebben we hem er gauw uit gehaald. Hij was zo weer droog. Maar 't had toch erger kunnen aflopen. Teddy bleef ook wel eens thuis, als wij naar 't strand gingen. Dan ging hij in 't bleekveldje de beentjes van 't vlees afkluiven. Als hij dan genoeg gegeten had. begroef hij de overige beentjes in 't zand. Nu gebeurde het wel eens, dat een jongetje, dat daar woonde, ging spelen op de bleek. En dan kwam hij soms te dicht bij de beentjes, die Teddy daar begraven had. Dan vloog hij op 't jongetje af en joeg hem weg. Daar wou hij natuurlijk mee zeggen: Daar moet je vandaan blijven, dat zijn mijn beentjes! Ook is Teddy altijd erg boos op katten. Hij kan ze niet zien. Hij vliegt er altijd op af. Dat deed hij toen ook. Daar zat een grote zwarte kat in het gras van de bleek. Teddy vloog er op af en wou de kat bijten. Maar die kat was vlugger dan Ted. In een wip zat ze in een boom. Teddy bleef onderaan de boom staan blaffen, maar poes kwam er niet uit. Natuurlijk hebben we in de vacantie ook foto's gemaakt. Eens op een keer zaten we allemaal op een leuk trapje en wilden we daarvan een kiekje maken. Opeens kwam Ted aanhollen en bij ons zitten. En hij keek ons aan of hij zeg gen wou: moet er nou een foto' gemaakt wor den zonder dat ik er op zit. Dat gaat toch zeker niet! We zijn met de vacantie al een paar jaar aan zee geweest. En aan 't strand was Ted altijd leuk. Hij ging alle mensen langs om olienootjes en zuurtjes en ander lekkers, 't Was net of hij thuis niet genoeg eten .kreeg. Duurde 't wat lang eer de mensen hem iets gaven, dan krabde hij met z'n poot aan 't papier waar het lekkers in zat. Zo'n bedelaar! De laatste keer dat we met vacantie waren, was Teddy al heel groot. Hij vond het toen niet zo fijn meer aan 't strand. De eerste keren sprong hij soms zelf in de zee, maar als we nu zeiden: ..Zullen we Teddy eens in zee doen?" dan gromde hij en zou hij heus gebe ten hebben. Ook vond hij 't vervelend als hij in de brandende zon dat hele eind moest lopen. Hij kroop dan onder de tafel en wou niet mee. Aan de vacantie kwam veel te spoedig een eind. Op een goede dag vertrokken we weer naar huis. Wat was dat raar toen we weer thuis kwamen. Ook Teddy was niet helemaal op zijn gemak. Maar dat ging wel weer over. Toen we al weer een paar weken thuis waren, gebeurde er iets, wat Teddy helemaal niet leuk vond. Paggy, zijn speelmakkertje, ging verhui zen. Ja, daar was natuurlijk niets aan te doen. Eerst miste Teddy hem erg, maar later scheen hij niet meer aan zijn vriendje te denken. Hij had thuis een poes om mee te spelen en dat deed hij ook graag. Soms slaat de kat haar po- ST NIGOLAAS KOMT AAN Jongensvoortl Geen tijd vermorst\ Sinterklaas komt aan I Loesje, blijf niet achter, meidl Flink hoorl 't Zal wel gaanl Vreeslijk, wat een massa volkl Jongens, maakt toch spoed I Dring maar door de mensen heenl Loes, hiér sta je goed I Ja, kijk, im de verte is Heus een boot te zien. Heb nog eventjes geduld: Een minuut of tienl Jongens, umt een fijne dag. Nu de Sint verjaart l Loes, 'k geloof.ik zie hem staan, Bij zijn witte paardl Hiep-HoeralDe Sint!.... De Sint...,, Hiep-Hoera!voor Piet. Kijk ze wuivenIk geloof, Dat de Sint ons zietl ROEL DASMUS. ten om Ted z'n kop en dan bromt hij en bijt hij naar haar. Maar toch doen ze elkaar geen pijn. Moeder zegt altijd, dat ze dan speeluurtje houden. Alleen als Ted 't eten erg lekker vindt, wordt hij boos op de kat wanneer die ook wat wil hebben. Met z'n kop duwt hij dan de poes op zij en wil alles alleen hebben. Maar als we dat zien, laten we eerst de poes eten en als zij klaar is komt Teddy aan de beurt. Toen we een paar maanden thuis waren, kwam zo zoetjes aan de tijd, dat het winter werd. Dat vond Ted toch ook wel weer fijn, omdat dan de kachel lekker brandt en hij fijn in z'n mand kan liggen. Ja, dat was ook wat, toen Ted deze mand kreeg. Hij blafte erg toen er gebeld werd en een groot pak werd gebracht. We sneden de touwen gauw los, haalde 't papier er af en toen zagen we een prachtige mand, die vroe ger van een neefje van Ted was geweest. Hij rook er eens aan, en toen we er een kussen in hadden gelegd, sprong Ted er direct in. Hè, dat was lekker warm. Nu ligt hij er iedere avond en nacht in. 's Nachts moet hij toegedekt worden met een dekentje: anders wil hij er niet in. Nu gebeurt 't natuurlijk ook wel eens, dat de poes in de mand ligt en Teddy durft er dan niet in. Want al sTed hem er uit wil jagen krabbelt poes. Dus dan moet Teddy tevreden zijn met een plaatsje op de grond. Eens is er iets gebeurd waar Teddy en poes samen een flink standje voor hebben gekregen. Poes had wat geroken. Het was vis. Nu dat lust poes natuurlijk dolgraag. Ted kwam juist ook aanlopen, verder was er niemand in de keuken. Poes sprong op tafel, pakte een vis en sprong er toen weer af. Teddy sprong boven op de kat, pakte de vis af en at hem op. Poes had dus niets. Toen ging zij er voor zichzelf ook nog ^en halen. Wat een dieven hé! Natuurlijk bromden we toen op Ted. En daar voor is hij heel bang. Dan kruipt hij onder 't buffet en korpt in uren niet te voorschijn. Maar dat gebeurt maar zelden hoor! We vin den hem veel te leuk. We spelen met hem en zouden hem niet graag missen. Ik zou haast nog iets vergeten wat in de va cantie gebeurd is. We kwamen van het strand en zouden juist de hoek omgaan, toen er, o schrik, een grote boerenwagen aankwam met twee paarden er voor. Teddy liep midden op de weg en merkte niets. Daar kwamen de paar den aanhollen. Het scheelde maar een haar of Ted zou doodgetrapt zijn. Maar gelukkig pak te vader Teddy op en zo was Ted aan een groot gevaar ontsnapt. Wij waren erg geschrok ken. Want stel je voor dat we thuis zouden moeten zeggen: Ted is doodgereden. Wat zou dat erg zijn! Nu loopt het al weer tegen St. Nicolaas. Zou Ted ook wat krijgen? Vast en zeker! Daar zullen wij voor zorgen! ZATERDAG 3 DECEMBER No. 48 JAARGANG 1938 De Rotterdammer, Nieuwe Haagsche Courant Nieuwe Dtrechtsche Courant, Nieuwe Leidsche Courant en Dordtsoh Dagblad klemmende omstandigheden, nu alleen een alge- meene nationale inspanning het Fransche volk helpen kan, zich in zijn positie temidden der andere Europeesche naties te handhaven. Wij vermeldden onlangs op deze plaats, hoe ongunstig de Fransche arbeids- en productiecijfers zich tot de Duitsche en Britsche verhouden. Een dergelijke manier van alles maar over den kant laten gaan kan niet straffeloos voortduren; ook als militaire factor ondervindt een staat daarvan de catastro fale gevolgen. Er moest derhalve te Parijs wel wordeh gepast en gemeten, om de eindjes weer aan elkander te knoopen. Socialisten en communisten probeerden daarvan dadelijk partij te trekken, om opnieuw hun politieke positie te versterken. Zelf onbekwaam tot werk van ver- standigen en nuttigen opbouw, konden zij niet dulden dat anderen dezen met het noodige overleg FRANKRIJK maakt tegenwoordig een moei lijken tijd door; het heeft de lasten te dragen, welke een onoordeelkundig en sterk eenzijdig ge oriënteerd volksfrontbewind aan schatkist en volk heeft opgelegd. Er zijn sociale hervormingen door gevoerd, welke op zichzelf prijzenswaardige aspecten vertoonden, doch wier toepassing, in dagen van volle crisis, inopportuun moest worden genoemd. Het bedrijfsleven, dat toch reeds moest worsteJen om behoud van afzetgebied of om het bereiken van een rendabele productie, werd er door vari den eenen terugslag naar den anderen gevoerd. De overgangen waren zoo abrupt, dat staking na staking het hare ertoe moest bijdra gen, het maatschappelijk orga nisme als met een derdedaag- sche koorts te teisteren. De staatsfinanciën geraakten in steeds deplorabeler toestand; het crediet verdween; beleg gingskapitalen vloeiden weg over de grenzen. Tegen dezen donkeren achtergrond van op- stekenden storm moet men de crisismaatregelen zien, waardoor Daladier, als minister-president, en Reynaud, de minister van financiën, de dreigende pu blieke onheilen trachtten te be zweren. Deze maatregelen zijn van tweeërlei aard, daar zij zich zoowel aandienen ter verbete ring van de rijksmiddelen, als ter saneering van het sociale leven. Langer arbeid en zwaar der belastingdruk zullen ner gens met blijmoedigheid wor den begroet, en zeker aller minst in een land, hetwelk doen; zwakke regeerders in de war gebracht, nauwlijks meer weet, waaraan het toe is. Zoo moesten de saneeringspogingen van het kabinet-Daladier, welke boven dien door middel van decreten in werking werden gesteld, wel in breede lagen een ontnuchte renden, onsympathieken indruk maken, en de vraag doen stellen, waarvoor dit alles nu op een maal noodig, en nog wel zoo dringend noodig was. Gelijk gezegd hadden de socia listische leider Léon Bluim en zijn naaste medewerkers het arbeidende volk in Frankrijk gewend aan de gedachte, dat men vooral niet overmatig wer ken moet. Veertig uren per week, dat was voldoende,en dan bovendien twee weken be taalde vacantie per jaar. Wij zeggen niet, dat deze idealen zonder meer verwerpelijk zijn; geconstateerd moet alleen wor den, clat zij niet zijn te voegen in het kader der huidige, be Woensdag j.l. was 't 125 jaar geleden, dat de Prins van Oranje weer in 't vaderland terugkeer de. Met dat fe[t was onze onaf hankelijkheid weer geheel her steld. Op deze oude prent ziet men de aankomst van den Prins in Den Haag. Voor het huis van graaf van Limburg Stirum werd hij door een groote menigte geestdriftig begroet. 533 DONDERDAGAVOND BUITENLAND ter hand namen. Zoo werd dan onrust gezaaid in de arbeiderskringen; men vroeg zich daarbij niet af, of het aanzien des lands er wellicht ook ern stig door werd geschaad. Toen Chamberlain en Halifax Parijs bezochten, de hoofdstad van het land, waarmee Groot-Brittannië in nauwe vriend schap wil samenwerken, waren er reeds hier en daar stakingen. Toen de Quai d'Orsay aankondig de, een Fransch-Duitsche vriendschapsverklaring voor te bereiden, was opnieuw de echo: stakingen. Al dat gestaak, waartoe zoo dom werd gedreven, 'scheen wel geen ander doel te hehben dan het toch reeds zoo geschokte financieele en politieke crediet van de zoogenaamde Derde Republiek nieuwe slagen toe te brengen. Doch hét toppunt van dit alles was wel, dat nadat de volksvertegen woordiging aan het kabinet machtigingen voor het herstelwerk had verleend, en dit nog nauwlijks was begonnen, socialisten en communisten eens klaps een openlijken, dubbelen aanval op de regeering openden. Op hoogen toon werd door de roode kamerfractie het aftreden der betrokken ministers geëischt, en de Confédération Générale du Travail (C.G.T.), het ultra-rood geleide Fran sche Vakverbond, ondersteunde deze actie door tegen Woensdag, den laatsten November, een algemeene werkstaking af te kondigen. Het behoeft geen betoog, dat zulk een inmenging van de vakvereenigingen in het politieke leven van een staat, buiten den aangewezen weg de'.' volksvertegenwoordiging om, ten scherpste is af te keuren. Waar voor hebben de leden van 'Ka mer en Senaat hun mandaten, indien men hun niet rustig de hun toegewezen taak kan over laten? Is het geen dwaasheid, steeds den mond over democra tie en volksvrijheid vol te heb ben, en tevens met de daad aan te sturen op het uitoefenen van dwang en dictatuur? Het mag hier nog eens ten overvloede worden gememoreerd, dat zij, tot wier leuzen de dictatuur van het proletariaat behoort, in wezen aan een democratisch regiem geen deel hebben; zij behooren thuis daar waar men autoritair regeert. De klemmende vraag, welke men zich, toen de zaken zich zoo gingen verhouden, in breeden kring moest gaan stellen was deze: „Zal de regeering Daladier blijken waarlijk een regee- sing te zijn?" In een land, waar het overheidsgezag reeds zoo beduimeld is, vraagt het een ongemeene mate van moed, de verhoudingen weer recht te wil len zetten. Welnu, de premier toonde, dat deze zedelijke ernst hem niet ontbrak. Met een be roep op den nood des lands greep hij terug naar een wet, welke de overheid machtigt tot het requireeren van de vitale bedrijven over te gaan. Zulks beteekent, dat zulke bedrijven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 11