geschenlj Er is perspectief in onder- wijzersnood VRIJDAG a DECEMBER 1938 TWEEDE BLAD PAG. 5 Tweede Kamer en het onderwijs Al blijft de leerlingenschaal ongewijzigd De leerlingenschaal was de hoofdmoot in het breede antwoord van Minister S 1 o t e- maker de Bruine op de lange rij van sprekers over het Lager Onderwijs. Met klem van redenon heeft de bewindsman aange toond, dat, al is het niet mogelijk de leer lingenschaal thans te verlagen, de toestand onmiskeo jaar beter geworden is wat den on derwij ze rsnood betreft, en dat er, dank zij allerhande maatregelen, gerept kan worden van perspectief. We verheugen ons over deze uitspraak. In de eerste plaats is zij verblijdend op zichzeii, doch in de tweede plaats doet het ons ge noegen, dat wij haar uit den mond van dezen Minister mochten beluisteren. Lang zamerhand was het immers zoo geworden, dat de groote R.K. fracüe in den bewinds- man weinig vertrouwen meer had. Met aller lei critiek ging men hem te lijf en aldra was men gereed met het oordeel, dat er met den Minister niet te praten zou zijn. Deze hou ding kwam wel zeer sterk naar voren in het leitelijk-lijdelijke verzet, dat bij de behande ling van de afdeeling Lager Onderwijs door de R.K. fractie werd gepleegd. Niet één spre ker meldde zich uit deze fractie aan, het geen oip zichzelf reeds een opmerkelijk ver schijnsel is. En bij de beantwoording door den Minister zag men hier en daar een lid uit deze fractie zitten, maar de belangstel ling was gering, in tegenstelling tot de an dere fracties. Dit gedrag kunnen we met toejuichen. Zeker, er zijn minder prettige onderwijs vraagstukken, maar het is de vraag, of deze inhaerent zijn aan den huldigen bewinds- man. Of liever: voor ons is iat allerminst een vraag, en vooral niet na de deskundige wijze waarop Minister Slotemaker de Bruine nauwgezet en punctueel de opmer kingen heeft beantwoord, met een z«&ere gratie en voorts met een welwillendheid, die slechts getemperd werd door de financieele moeilijkheden, waarvoor hij zich weet ge plaatst. Met de critiek voor oogen verheugen we ons over enkele optimistische uitlatingen welke de Minister kon doen. Eerst herinner de hij, aan de totstandkoming van de leer lingenschaal, een totstandkoming, die nauw verband hield met de omstandigheid, dat ie onderwijsbegrooting te hoog was. In 193L wilde men door een herziening van de schaal 5 millioen winnen. Sindsdien is de financieele toestand echter niet verbeterd, integendeel. En ook als een motie tot verla ging van de schaal wordt aangenomen, kan de regeering haar standpunt niet veranderen Alleen dèn zou de regeering dat kunnen doen, wanneer nieuwe belastingen werden geheven, en deze belastingen zouden een maar al te blijvend karakter dragen. Enkele mogelijkheden werden door den Minister onder oogen gezien om uit de im passe te geraken. Daarbij kon hij er op wij zen, dat het aantal jeugdige onderwijzers op het oogenblik gering is, zoodat ook hier perspectief niet is uitgesloten. Daarnaast is heel wat gedaan, om het getal onderwijzers, die voor opleiding in aanmerking wenschen te komen, te verminderen, en met noemens waard succes. Het aantal geslaagden voor het eindexamen kweekschool is aanmerke lijk afgenomen en de productie is reeds be neden de behoefte. Voorts daalde het aantal wachtgelders sinds 1936 van 1107 tot 681, de vrouwelijke gehuwde wac'.iigeidcrs zelfs van 200 tot 22. De Minister zag dan ook 't moment nade ren, waarop de sollicitatie vrijgesteld kan worden. Hierbij moet gewezen worden op versohillende andere maatregelen Zoo wordt bevorderd, dal werklooze acte- dragers buiten het onderwijs aan een betrek king komen. Via het capitulantenstelsel is dat met 489 gelukt, via Binnenlandsche Za ken met nog enkelen, terwijl er mogelijk heid bestaat, dat werklooze actedragers zich door middel var» een beurs op een technische bekwaamheid toeleggen. Uit het verdere betoog van den Minister noteerden wij nog, dat de V.O.J.O., de Ver- eeniging tot Ondersteuning van Jeugdige Onderwijzers, niet van hooger hand voor steun in aanmerking kan komen, omdaT dai de verhouding tusschen openbaar en bijzon der onderwijs niet ten goede zou worden be ïnvloed. Van beteekenis is een uitlating van den Minister, dat overleg wordt gepleegd met het departement van Sociale Zaken, opdat op deze wijze aan een aantal werklooze acte- bezitters arbeid kan worden verschaft. Onge twijfeld zal hierover weldra meer nieuws volgen. Over de onderwijsvernieuwing kon de Minister uiteraard korter zijn. Het betreft hier immers een terrein, waarop de overheid zich niet volop heeft te begeven. Wel kon de bewindsman erop wijzen, dat de drang naar deze vernieuwing al vrij lang bestaat, al wordt de behoefte thans wel alge meen gevoeld. Wat de inspectie en de onderwijsvernieu wing betreft, wees de Minister erop, dat in specteurs een leidende, niet een voorschrij vende functie hebben. Zij moeten de scholen echtèr vrij laten. Dat hier gevaren dreigen, kon de Minister echter niet ontkennen. We geven de ongetwijfeld goede bedoelin gen van de inspectie gaarne toe, al zagen we liever, dat de stuwing niet van de inspectie maar van het onderwijs zelf uitgaat. Het is inmiddels verklaarbaar, dat een inspecteur, die een reeks van scholen kan overzien en vergelijken, eer dan een onderwijzer tot baanbrekende gedachten komen zal. Hij log ge deze ideeën evenwel nimmer bindend o Aan het begin van de middagvergadering is met 47 tegen 56 stemmen 't amendement- Moller aangenomen, dat beoogde het subsi dieeren van de Katholieke Economische Hoogeschool te Tilburg mogelijk te maken. Bij het volgende amendement evenwel, dat de hierdoor aangetaste begrooting weer in het gelijk wilde breien, staakten de stem men. De kwestie is dus nog niet voorbij. De post van 1 20.000 van de Technische Hoogeschool te Delft, welke post door den heer Schouten bestre den was en welker intrekking deze alge vaardigde voorstelde, is afgestemd, zoodat de heer Schouten hierin de meerderheid heeft meegekregen. (Gisteren spraken we van een „amendement-Schouten" over deze zaak. Formeel ware het beter, te spreken van een voorstel. Een amendement be oogt wijziging, doch in het onderhavige geval werd om intrekking van een post gevraagd. Nu wordt weliswaar door intrek king van een post een begrooting in haar geheel wel gewijzigd, maar duidelijker is, zoo voor deze handelwijze het woord „voor stel" wordt gebezigd. De heer Schouten dan stelde voor, de post in te trekken, en toen zulks door den Minister niet werd gedaan, vroeg hij stemming over de post. waarbij zij werd afgestemd en dus feitelijk het voor- stel-Schouten werd aanvaard. Wellicht ten overvloede vragen we voor het gebruik van het woord „amendement" „amende hono rable". Materieel wijzigt zich onze be schouwing hierdoor in elk geval niet). Achter in den middag werd besproken het amendement-Tilanus inzake den surnume rair-onderwijzer In dit amendement heeft de heer Tila- nus het denkbeeld van de jeugdsalarissen trachten te belichamen met inachtneming der gelijkstelling. De heer Van D ij k e n (a.r.) betoogde zeer tor snede dat dorr de voorgestelde regeling bij een begrootingspost een aanvulling op de L.O.-wet wordt ingevoegd. De staatsrech telijke haren van een zeer geacht lid van he<t parlement, aldus de heer Van Dijken zullen bij de lezing van dit amendement wel te berge zijn gerezen. Deze uitlating sloeg kennelijk cp hetgeen door den heer De Geer was opgemerkt inzake het amen- dement-Moller over de Katholieke Economi sche Hoogeschool te Tilburg. Tweede Kamer over Binnenlandsche Zaken Een nieuwe reeks problemen Met de On derwijsbegroo ting zijn we giste renmiddag nog niet geheel klaargekomen, maar inmiddels is des avonds een aanvang gemaakt met de begrooting voor Binnen landsche Zaken. Minister Slotemaker de Bruine had zijn plaats ingeruimd aan Minis ter van Bo e y e n, die weldra een lange reeks van onderwerpen voorgezet kreeg. In dit eerste overzicht van deze begroo- tingsbehandeling zullen we slechts enkele punten aanroeren. De heer Vos (Lib.) voer de een krachtig en woordenrijk pleidooi voor de burgenvachten, waarvan hij betoog de, dat zij waarlijk meer zijn dan schict- vereenigingen. De Zondagswet vond in den heer Duy- ma er van Twist (A.R.) een warm ver dediger. Over deze wet is al heel wat te doen geweest Zij heeft, meenen we, tot nu toe meer naam gemaakt door allerhande theo retische beschouwingen, welke aan haar be staan werden gewijd, dan door de practi- sche toepassing. Over de mogelijkheid van deze toepassing is men het dan ook niet eens. De mogelijkheid wordt ook door den Minister niet geheel aanvaard, al gaat hij uiteraard vrij ver. Verder gaat evenwel dp heer Duymaer van Twist. Terecht consta teerde hij, dat de wet zelf bestaat en dat ze dus moet worden toegepast. Betere hand having dan tot heden geschiedt, is eisen. Met name werd daarbij gewezen on de ker mis, welke op gezette tijden in 's-Graven- hage gehouden wordt. Overtreedt mpn bij deze kermis de Zondagswet, dan moet. aldus de heer Duymaer van Twist en gaarne sluiten we ons bij hem aan een strafver volging worden ingesteld. Het verbaasde ons, eigenlijk gezégd, niet, dat de heer Drees (S.D.) anders oordeelde. Deze bracht onder meer de sportwedstrijden ter sprake, die op Zondag worden gehouden en die bij oonse- kwente toepassing van de wet verboden zou den moeten worden. Een alleszins actueel onderwerp werd hierbij aangeroerd en wij zullen niet de laatsten zijn, om ons er over te verheugen, zoo dit vraagstuk eens ern stig, ook van overheidswege, werd bezien. Van de overige onderwerpen, welke ter sprake werden gebracht op het geheel komen we terug noemen we de burge meestersbenoemingen, de luchtbescherming en natuurlijk niet het minst de verhouding tusschen Rijk en gemeenten. DE REGEERING EN DE VLUCHTELINGEN Niet zonder verontwaardiging heeft de Re geering zich verzet tegen de onbillijke critiek, welke de roode pers dag aan dag, vaak in grove taal, uitoefent. Men vraagt zich meer malen in ernst af of het niet meer te doen is tegen de Regeering, dan wel vóór de vluchtelingen te ageer en. De Regeer ings- ambtenaren onder leiding van Mr. van An- geren. secretaris-generaal en onder directe aanvoering van Mr. J. C. T e u k i n k, refe rendaris. werken letterlijk dag en nacht. Hoe laat het ook wordt, dagelijks worden alle aan vragen afgedaan en dat getal loopt dikwijls de 3O0. De toestemmingen zijn op dit oogenblik grooter dan het aantal binnenko menden. Maar desondanks spreekt met name bureaucratie van Justitie, waar men niet weet de roode pers smadelijk over de bekende wat naasten- en christenliefde is. wanneer men al erkent, dat er wèl ge werkt wordt, dan heet het systeem niet te deugen. Wat wil men dan? Alle 600.000 Duitsche joden toelaten? Dat zou men by onze Oosterburen wel willen, als men ze na tuurlijk eerst had uitgeschud. Want de meeste vluchtelingen hebben niet veel meer dan eenige kleeren. In de eerste dagen kwamen ze zelfs in nachtgewaad. Die stumperds zijn toegelaten. Maar men kan zoo niet doorgaan. Dat geven trouwens allen toe. Dus is selectie noodig en waarborg, dat de binnenkomenden ons volk niet tot een ondraaglijke last wor den. Dèt is het systeem der Regeering. Dat vereischt onderzoek vooraf en komt ten goede ui hen, die werkelijk in nood verkeeren. Deden andere landen ook maar zoo. Doch België en Frankrijk houden de grenzen pot dicht. Het eerste land maakte kampementen, ja, maar niet voor nieuwe vluchtelingen, doch om Brussel en Antwerpen te „ontledi gen". Daar regeert Spaak, de sociaal-demo craat: onze roode pers valt alleen de eigen regeering aan, de eigen vrienden worden ge spaard. Dan zegt men laat de vluchtelingen hier maar binnen in goed vertrouwen, dat b.v. Engeland en Amerika ze straks wel zullen overnemen. Wie garandeert dat? Het quotum, dat Noord Amerika toelaat, is zoo gering, dat zij die nü in ons land komen, zeker in het eerste jaar in Amerika geen voet aan wal mogen zetten. Ware het anders, dan kon men immers rechtstreeks vla Bremen en Hamburg naar de overzijde gaan. Nederland kèn de grens niet openzetten, zelfs niet op een kier. Dan wordt het hier een chaos. En wie zorgt straks voor de vluch telingen zonder inkomen? Waar zou ook het toezicht blijven? De vereenigingen, die te huizen beschikbaar stellen, doen dat ook niet permanent. En ons volk moet het ook finan cieel kunnen dragen. En 4000 vluchtelingen kosten per jaar meer dan 2 millioen gulden, tenzij men ze toelaat om hier een broodwin ning te zoeken. Doch daartegen zou heel gauw verzet rijzen. Daarom moeten de comité's, met welke de Regeering nauw contact houdt, zich garant stellen. En ook dat valt niet mee. Ons volk moet offers brenjen. Het ware beter allen daarvan te doordringen, dan te ageeren tegen de Nederlandsche regeering. Deze verstaat haar plicht. ZU hielp, zU helpt en zy wil verder helpen. Wy weten dit allemaal wel; doch het Is goed deze dingen na een vertrouwelijke pers- cV@)tT0SCa EAU DE COLOGNE ■Rheingold EAU DE COLOGNE conferentie nog eens vast te leggen. Tenslotte randt de kwaadaardige critiek niet het wijzen op eventueele tekortkomingen het gezag der Regeering en de naastenliefde van ons volk aan. Wij hebben tegenover verdruk- een plicht der Christelijke liefde te ver vullen, maar onze vaderlandsliefde heeft ook rechten. De Ossche marechaussees Mr Meyes verdedigt den minister Opsporingsambtenaren volgens hem ondergeschikt aan den procureur-generaal Overplaatsing was niet bedoeld als strafmaatregel Uitspraken op 22 December UTRECHT, 2 Dec. Toen gister avond de voorzittershamer van Dr. Beumer voor de laatste maal op de tafel neerkwam, zullen velen een zucht van verlichting geslaakt heb ben. Want op dat moment, om kwart over tien, had de behandeling van de zaak der zes onderofficieren uit Oss voor den Ontralen Raad vat Beroep juist een half etmaal geduurd! In aansluiting op ons vorige verslag melden we thans nog het volgende: Mr. James, tot zijn eigenlijke pleidooi komende, zeide, dat voor het geval ook Centrale Raad mocht aannemen, zulks in strijd met het oordeel van de beide hoog leeraren, dat de Minister afgezien van de doelmatigheid van zijn beslissing recht matig handelde, dan de vraag ter sprake komt of de Minister dan toch niet van zijn bevoegdheid kennelijk een ander ge bruik gemaakt heeft dan tot de doeleinden waarvoor hem deze bevoegdheid was gege- Aangenomen dat de Minister gerechtigd was te bevelen, dat de brigade Oss, tot na der order zich te onthouden had van ieder opsporingsonderzoek, dan kon hij dit slechts hevelen, teneinde de riohtige opsporing van strafbare feiten te bevorderen. Het motief, dat voor den Minister door slaggevend moet zijn, was: de richtige op sporing van strafbare feiten. Uit het feit, dat de Minister aan de wachtmeesters uitoefening van de opsporingsbevoegdheid heeft gegeven, zoodra zij uit Oss weg waren, is echter voor een ieder duidelijk, dat zijn motief niet kaa zijn geweest: de richtige opsporing van strafbare feiten, doch dat het In werkelijkheid is geweest: de wachtmees tere uit Oss verwijderd te krijgen. PI. eindigde dit deel van zijn plei dooi met het uitspreken van de hoop, dat hoe de uitspraak ook moge 'luiden nietigverklaring van 't besluit van 1 April of bevestiging van de uitspraak, waarvan beroep daaruit zal blijken, dat de naam van klagers als goed en betrouwbaar opsporings-ambtenaar on bevlekt mag blijven heeten. Pleiter kwam hierna tot een bespreking van de afzonderlijke zaken. Resumeerenc.e kwam hij hierbij tot de conclusie, dat de door het ambtenarengerecht aan de wacht meesters verweten fouten in geenen deele hebben bestaan. De zitting werd hierna geschorst tot 3 uur Na de pauze werd allereerst met gesloten deuren de zaak betreffende de beide gees telijken behandeld. In de daarop om half zes volgende open bare zitting heeft mr. James zijn pleidooi voortgezet met een beschouwing over de zaak van den bankier van den Hoven De zaak van den Hoven PI. merkte op, dat het opsporingsonder zoek in deze zaak in nauw en voortdurend contact met den officier van justitie is ge voerd en dat deze volledig over de feiten is ingelicht, terwijl de officier reeds tot ar restatie wilde overgaan, toen wachtmeester Van Rsnnee hem dit nog ontried. Berust de verantwoordelijkheid, vroeg pleiter, voor dat onderzoek dan bij den officier van justitie of bij genoemden wachtmeester? en kan men dan nog volhouden, dat, indien het onderzoek achteraf misschien eens niet opportuun zou zijn gebleken, de opsporingsambte naar in zijn taak is tekort geschoten? PI. concludeert, na een uitvoerige beschou wing, dat de voorstelling van den minister en van den proc. generaal, dat Van den Ho ven een onschuldig man is, geheel in strijd is met de feiten. Uit de reeds voor de orit neming zijner opsporingsbevoegdheid door den wachtmeester verkregen aanwijzingen blijkt, dat Van den Hoven systematisch ge knoeid moet hebben. Vervolgens behandelt pi. de zaak betref fende den manufacturier Boelens. ten aan zien waarvan pi. ontkent, dat men hierin ,van den aanvang af een civielrechtelijke kwestie kon onderkennen. Wachtmeester Van oen Berg zag hierin een verduistering en de officier heeft ge zegd, dat, indien noodig, Boelens in verze kering kon worden gesteld, of anders men hem kon verhooren en vrijlaten. Volgens pl. zou elk goed politieman ge handeld hebben als wachtmeester Van den Berg heeft gedaan. Ten slotte heeft Mr James nog behandeld de zaak van zekeren Wolf. die verdacht werd van overtreding de vuunvapenwet en na ontkenning een nacht is vastgehouden. Den volgenden mor gen is hij weer vrijgelaten. Eerst tien dagen later is de gemeentepolitie bij Wolf geko men en heeft hem gevraagd of hij dien nacht niet mishandeld was. Pl. besluit met de opmerking, dat derge lijke toestanden, waarbij de gemeentepolitie aangifte tegen een andere politiemacht uit lokt, niet bevorderlijk zijn voor een goede onderlinge samenwerking. Mr Meyes aan het woord Daarna was het woord aan Mr Meyes, die opmerkte, dat in de stukken en het plei dooi van Mr James ten onrechte de sugges wordt gewekt, als zouden de opsporings ambtenaren het recht en de plicht hebben om alles op te sporen, wat op te sporen valt. Uit geen der wetsartikelen is een dergelijke opvatting af te leiden. Voorts merkt pl. op. dat duidelijk is om schreven. dat de taak van de opsporings ambtenaren en van de hulp-officieren van justitie een zuiver subsiaiaire is en dat zij geen enkel eigen recht hebben. Zij zijn allen ondergeschikt aan den officier van justitie. Boven de opsporingsambtenaren staal de justitieele macht en pL ziet niet In, waarom deze macht aan hen niet kan opdragen een onderzoek In een bepaalde zaak na te laten. Voorts geeft pL als zijn meening te kennen, dat de opsporingsambtenaren niet alleen ondergeschikt zijn aan den officier van justitie, maar ook aan den boven dezen staanden proc. generaal en in hoogste instantie aan den minister van jnstitie. Dat er geen algemeene regel is. volgens welke de onderofficieren der marechaussee zonder meer opsporingsrecht hebben, blijkt volgens Mr Meyes wel uit het feit. nat er verschillende marechaussee's zijn, die geen opsporingsambtenaren zijn. doch uitsluitend politioneele bevoegdheden hebben Wat betreft de stelling, dat de brigade na het ministerieele telegrim haar opspo ringsbevoegdheid zou hebben verloren, vraagt pl. of daarmede bedoeld is. dat wan 'neer na 1 April een der brigadeleden een proces verbaal zou hebben opgemaakt. Jat proces dan onrechtmatig zou zijn opgemaakt. Dat is geenszins het geval, want de brigade had haar opsporingsbevoegdheid behouden. Bij opmaking van proces-verbaal na 1 April zou zij echter hebben gehandeld in strijd met hetgeen te hunnen aanzien door het hooger gezag was bepaald voor wat betreft de inkomende aangiften. Naar aanleiding van het advies van Prof Hazewinkel is pleiter van meenine. dat ook dit advies niet blijk geeft overeen te stem men met ae werkelijkheid. Verder merkt pl nog op dat men zich vergist, wanneer men meent dat het tele gram van den minister aan dep proc. gene raal is gericht in diens functie van fungee- rend directeur van politie. Het telegram spreekt alleen van procureur generaal. Be treffende de beweerde absolute bevoegdheid van den opsporingsambtenaar verwijst pl. nog naar de figuur van den kantonrechter, die ook opsporingsambtenaar is, doch die geen opsporingen mag verrichten andere dan dat zulks van hem gevorderd wordt Vervolgens geeft pleiter als zijn meening te kennen, dat ten aanzien van de opspo ringstaak de opsporingsambtenaren een verlengstuk zijn van het openbaar ministerie waarbij een streng doorgevoerde hiërarchie heersoht met als hoogste instantie den mi nister. Hierna wordt de zitting geschorst tot negen uur. Geen strafmaatregel Des avonds te negen uur vervolgde mr Meyer zijn pleidooi. Pleiter constateert, dat de grondsla? van het ingrijpen van den Minister volgens het Ambtenarengerecht was een bevordering van de richtige opspo ring van strafbare feiten en het komt plei ter voor, dat deze beslissing volkomen met de werkelijkheid strookt De Minister was op grond van hem ter oore gekomen feiten inzake het op treden der brigade, van oordeel, dat hier ingegrepen moest worden in het belang van de richtige opsporing en als zoo danig moet dan ook het telegram wor den beschouwd. Geenszins heeft de Mi nister daarbij de bedoeling van een strafmaatregel voor oogen gehad. Pleiter zeide voorts, dat de procureur- generaal er op heeft aangedrongen, om den getroffen maatregel zoo onopvallend moge lijk uit te voeren. hetgeen er weder op wijst, dat ook de proc. generaal dien maatregel, evenmin als de Minister, als een straf voor de brigade beschouwde. Daarna komt pleiter aan de verschillende te berde gebrachte zaken, waarbij hij wees op het wantrouwen van de leden der brizade tegen den Burgemeester, dat onrechtvaar dig was. Spr. noemde verschillende punten in het optreden der marechaussees, welke naar z.ijn meoning niet in orde waren. Pleiter eindigt zijn betoog met de mede- deeling, dat de tegenwoordige brigade-com mandant Wientjes, in Oss ten aanzien van den huidigon toestand aldaar dezelfde mee ning heeft als de Burgemeester, nl.. dat alios thans vlot marcheert en dat er een volkomen goede samenwerking is tusschen de nieuwe brigade en de gemeentelijke De uitspraak wordt bepaald op 22 Dec. a.a. De overplaatsing Aan de orde is daarna de zaak van de wachtmeesters tegen den inspecteur van de marechaussee in zake de overplaatsing. Mr James relereerdp zich aan hot be roepschrift en merkte op. dat deze zaak staat of valt met de vorige, want indien in die zaak de beslissing onjuist wordt geacht dan geldt dat ook voor de ovrrnlaafsing. Maioor mr v a n Hoek refereerde zich aan zijn verw.er-1 r-in en rnnstateerde.dat de inspeeteur de. b-nssee na de be slissing van di«n Minister van Defensie niet anders beeft kunnen handelen dan hii cre- daan beeft Ook in deze zaak werd de uitspraak bts paald op 22 Dec. a.s.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5