HRIJVERS
lltMLL MIFIUFVAIIEriAHB
RKJES
symptomen, welke hoopvol mogen stemmen; zij
duiden erop, dat de harten der menschen door de
dreiging van een gemeenschappelijk gevaar zijn
aangeraakt; men is even uit zijn koude cijfer-
berekeningen wakker geworden.
Gelijk bekend heeft Chamberlain, die reeds zoo
aanzienlijke successen mocht boeken, nog verder
liggende idealen, aan te duiden met de uitdruk
king: een algemeene Europeesche regeling. Het
doode hout van verouderde verdragen, van sinds
lang verjaarde omstandigheden, moet nu einde
lijk worden verwijderd, opdat de boom der
menschheid lucht en ruimte moge hebben voor
nieuwe, schoonere ontplooiing. Zal men dit kun
nen bereiken door een algemeene conferentie,
gelijk Roosevelt dit wil, een breede samenspre-
king, waarvan geen enkel land, dat toegang be
geert, zal uitgesloten zijn? Beraadslagingen van
deze orde heeft de wereld, sinds Versailles, zóó
overvloedig genoten, dat zij ervan verzadigd
lijkt en geen nieuwe meer begeert. Moet de op
klaring dan komen door het werk van hetzelfde
k'eine comii'é van vier, dat zoo van aanpakken
wist? Men aarzelt hier gelijk Hercules aan den
tweesprong; de keuze is zoo eenvoudig niet
Wat het land der Tsjechen aangaat, dat ver
keert thans in een hachelijken overgangstoe
stand. Terwijl zijn officieele grenzen momenteel
zijn uitgewischt, en het in afwachting omtrent de
juiste ligging der nieuwe verkeert, het wordt
immers niet slechts door Duitschland, doch
evenzeer door Polen en Hongarije beknabbeld,
zoekt het ook innerlijk naar een nieuwen
weg. Het gevoelt zich door zijn oude vrienden
verraden, wil van Parijs, Londen noch Genéve
meer iets weten, en schijnt zelfs aanstalten te
maliën, zich in arrenmoede bij zijn buren en bij
de autoritaire staten nauwer aan te sluiten, in
de gramstorige overweging, dal nu eenmaal
macht schijnt te gelden boven geweld, men het
best met de machtigen die dicht by huis zijn
goede vrienden kan worden. Mede hieraan is het
te wijten, naast door Berlijn uitgeoefende pressie,
dat president Benesj, die een vriend van Frank
rijk en van den volkenbond is, heeft gemeend te
moeten terugtreden, om aan de vrije heroriëntee
ring van de republiek niet in den weg te staan.
Ook deze daad getuigt van rustige grootheid, en
van een patriottisme, dat persoonlijke bevredi
ging weet uit te sluiten. Europa eert hem om
deze nobele houding, en zulks te meer, daar het
't pijnlijke besef heeft, dat het aan zijn vaderland
door economische en andere hulpverschaffing
iets goed te maken heeft.
BINNENLAND
BEWOGEN in hooge mate was de laatste week.
Over de internationa'e ontspanning, we'ke
Vrijdag intrad, hebben we hier niets te zeggen.
Het schokkend verloop der Europeesche conf'.ic-
tencrisis vond van dag tot dag zijn weerslag in
hoofdartikelen, welke blijkbaar door vele lezers
hoogelyk gewaardeerd zijn.
Wat zich buiten ons land afspee'de liet echter ons
volk niet onberoerd. Integendee', het scheen soms
of we even groot oor ogsgevaar liepen als de
landen, we'ke er onmiddellijk bij betrokken wa
ren. Ja, zeer betrouwbare personen, die de laatste
dagen, speciaal Woensdag en Donderdag der
vorige week in Duitschland vertoefden, dee'den
mee, dat het daar in vele plaatsen, ook in groote
niet zoo ver van onze grens, ze'dzaam kalm was.
Er trokken wel soldaten door de stad, maar dit
is in Duitsch'and een gewoon verschijnsel.
Overigens moet men op de oorzaak van deze
kalmte letten. Een lezeres vertelde ons daarom
trent o.m. het volgende. Zij moest een bezoek
brengen aan een advokaat. Zoodra zij op zijn
kandoor was, werden deuren en ramen zorgvuldig
gesloten en toen stelden de advokaat en zijn
typiste de volgende merkwaardige vraag: U komt
uit Hol'and, vertel ons eens hoe de toestand in
de wereld is.
Toen meegedeeld was, dat Chamberlain geen uit
weg meer zag, vielen beiden bijna flauw van
schrik vooral de itypiste, wier verloofde op
geroepen zou worden maar men kon het haast
niet gelooven, want de Führer wilde immers
geen oorlog. Het volk ook niet; men moest het
geschreeuw van jongens en betaalde partijfunctio
narissen niet te hoog aanslaan. En „Heil Hitier"
is ook de gewone begroeting niet meer.
Aldus: men woont midden in Duitschland en men
weet niets. Dat is het tragische. Had Chamberlain
niet alles op alles gezet, dan was een onwetend
vo'k tot oorlog opgezweept. Dat kan in ons land
niet gebeuren. De groote ongerustheid, welke
hier heerschte. was voor geen gering deel het
gevoig van het feit, dat ons vo'k in alle kringen
van oogenblik tot oogenblik de wereldgeschiedenis
meeleeft. Vandaar de geweldige spanning, welke
zich op al'erlei wijze openbaarde.
Het eerste mooie gevolg van de internationa'e
ontspanning was de ontwapening van de binnen-
landsche militairen, die plotseling voor grensbe
waking of anderszins waren opgeroepen. Ze kon
den naar hun haardsteden terugkeeren. Een zeer
gelukkig verschijnsel is het te achten, dat ondanks
de algemeene afkeerigheid van militairisme geen
wank ank werd gehoord. Zonder morren hoe
wel vaak zuchtend pakte ieder dienstplichtige
zijn ransel en volgde hij het mobilisatiebevel op.
Worden de grenzen bedreigd? Dan weet de Neder-
landsche militair wat hem <te doen staat. Dat
enkele organisaties en hier en daar een excen
trieke eenling meenen oorlog te kunnen voorko
men door de oor'.ogsmakers stil hun gang te
laten gaan, zegt voor het geheel van ons vo'.k
niets. De dankbetuiging, welke de autoriteiten tot
de dienstplichtigen richtten, was dan ook dubbel
en dwars verdiend.
Op hetzelfde oogenblik, dat de gemoederen
weer tot rust kwamen, begon het in de natuur
te spoken. De herfst deed zijn intrede als een
gemotoriseerde afdeeling nationaal-socialistische
stormtroepen en hy ging ook even onbarmhartig
te keer. Behalve materieele schade, welke toch
altijd overkomelijk is, vielen er eenige dooden.
Op het Brasemer-meer sloeg een motorboot om
en verloren twee menschen het leven; op het
Flevo-meer, waar zeilers door storm overval'en
werden, verdronken twee van de vier passagiers.
Op de Westerschelde zonken drie schepen; op de
Wadden waren eenige tjalken in gevaar, doch
de menschen werden gered; de Amstel X werd
met een uitgebrande kajuit naar Amsterdam ge
sleept.
Het moet wel heel bar geweest zyn (de storm
is nog niet bedaard), maar tegen windkracht 10
is niet zoo heel veel bestand. Een 23 M. hooge
schoorsteen bij Dongen waaide om; elders was
het een ravage aan daken, boomen, palen, muren,
wallen en alles waartegen wind en water hun
vernielende krachten kunnen botvieren. Ook de
afsluitdijk heeft het hard te verantwoorden gehad
en de deskundigen schijnen soms erge dingen ge
vreesd te hebben. Echter, sloegen wel steenen en
keileem weg, maar het dijkslichaam heeft het
kranig gehouden: de afsluitdijk is stormvast en
waterproof gebleken.
Dit laatste geldt blijkbaar vooral voor autobe
stuurders. Al willen we natuurlijk niet beweren,
dat de tallooze ongevallen, welke deze week te
boeken zijn aan eigen of zelfs ook aan anderer
onvoorzichtigheid te wyten zijn. Sommige er van
hadden zeker voorkomen kunnen worden.
Zondag alleen vielen er 6 dooden en 9 gewonden:
een personenauto tegen 'n vrachtauto te Muiden: 1
doode; 2 broers by Etten, die onvoorzichtig over
staken; een meisje te Deurne; een jongeman te
Dordt door een slippende auto doodelijk aangere
den; by Stavenisse een jonge motorrijder, die te
gen een vrachtauto botste; 4 menschen in Rotter
dam naar het ziekenhuis; 3 ernstig gewonden bij
Roosendaal; een militaire auto te Deventer in de
Usel gereden, waarbij één militair om het leven
kwam; op andere dagen: één doode en een zwaar
gewonde door het slippen van een snelrijdende
auto met 4 studenten te Groningen; 2 meisjes bij
Terheyden aangereden en gewond; ziedaar de
onvolledige, maar schrikwekkende recapitulatie.
Men vraagt zich toch af, of het nu werkelijk niet
anders kan.
Ook moedwil en haat vroegen offers: lafaards
wondden te Waddingsveen een veldwachter, waar
schijnlijk levensgevaarlijk; bij een botsing te
Rankasbetoeng (N.I.) kwamen vijf personen om
het leven; een jongeman te Nieuwenhagen
bracht zijn gewezen verloofde bijna om het leven;
en wie weet ,wat er nog meer gebeurd is. De vei
ligheid op weg en in huis neemt waar'ijk niet toe.
Rijwiel- en rijwielplaatjes-dieven zwerven overal
rond. In Bloemendaal greep men er vier tegelijk.
Daar pakte men ook twee „voddenkoopers", die in
't volle daglicht hun inbrekersvak uitoefenden. Ze
dachten zeker: het is vaderdag en waar de familie
ons vergeet, zullen we zelf maar voor een verras
sing zorgen. We kunnen hen verzekeren, dat er
heel wat vaders zijn, die er ook niets van gemerkt
hebben. Maar ja, een mensch wil gaarne zijn eigen
rechter, in dit geval zijn eigen vader zijn.
Ja, rechters, ook Hooge-Raad-Rechters kunnen
soms wonderlijke beslissingen nemen. Dat iemand
veroordeeld wordt om een misdrijf, dat hij wel
had kunnen plegen, is zeker wel het toppunt.
Toch moet dat het geval geweest zijn; doch wij
willen eerst de stukken eens goed nagaan. Een
contrarie-beslissing is bijna de volgende: een fiet
ser mag wel met een paard aan een halster over
de straat ryden, want hij kan daardoor de veilig
heid wel in gevaar brengen, maar in casu heeft
hij het niet gedaan.
Een andere merkwaardige uitspraak is deze, dat
papagaaien en markieten geen pluimvee zijn; die
eere-naam blijft aan gewoon gevogelte toege
wezen. Zeer bevredigend is de beslissing, waar
tegen een student zich verzette. De stumper was
zoo arm als de mieren, want zijn vader betaalde
alle kost- en studiegelden voor hem en gaf hem
bovendien wel 5,zakgeld per week, maar
daarvan kon hy toch onmogelijk rechtskundige
hulp betalen: hij wilde dus kosteloos procedeeren.
Hoewel de rechter zelf ook student geweest was
en misschien ook wel eens met kastekorten had
geworteld, kon hij den beklaagde, die heel wat
op zijn geweten had, geen soelaas schenken. Deze
moet maar eenige weken iets van zijn zakgeld
besparen en voorts boete doen.
Die rechter is een wijs man. Trouwens, gedurig
lezen we uitspraken, welke ons doen zeggen: deze
rechter is een rechtvaardig, maar ook een ver
standig man. Hij straft en voedt op tegelyk. Zijn
lessen zyn echter nog al duur.
Karakters en gebeurtenissen,
door Diet Kramer.
Uitgevers My „Holland",
Amsterdam.
EEN knappe schrijfster, ook in
deze vijf gebundelde schetsen.
Het eerste, „Kleine Komedie", is m.i.
een der beste uit dit boekje. Wat een
zielige komedie, door twee oude men
schen, met elkaar gespeeld, de een,
den ander, de oude vrouw met haar
blinden man. Ze hebben een zoon in
Indië, van wien ze maar schaars be
richt meer kregen, en als de oude
man jarig wordt, zeventig, dan is er
het stille sterke verlangen naar een
brief van hem.
Die brief komt, maar de oude
mo:ver schreef hem zelf, speelde ko
medie om aan de onuitgesproken ver
wachting van den blinden jarige te
voldoen. En dan wordt de clou van
dit fijne schetsje: het voorlezen van
de brief alsof de zoon, de verloren
zoon, hemzelf had geschreven, nét
echt. De blinde heeft het echter dóór,
de komedie, en toch: hij aanvaardt,
Diet Kramer
zonder tegenspraak. Hij doet het om
haar, wier liefde hem nu opeens als
een offerende overgegevenheid zicht
baar en tastbaar wordt.
„Lief, zei hy zacht. „Uit is de
mooiste brief, die we ooit van hem
gehad hebben", is zijn besluit.
Om zoo'n schetsje te kunnen
geven, zonder tè gevoelig te
doen, moet de pen wel met be
dachtzaamheid gehanteerd worden;
het is de moeder, die zoo'n drama
doet gedragen worden, door de ge
meenschappelijke liefde, tot het kind;
de moeder in de schrijfster werd hier
volkomen één met de kunstenares.
„Verlies en winst" heet een tweede
schets, die een andere kant der
schryfster laat zien: haar inleven in
de conflicten van het kinderleven.
Ook hier is Diet Kramer in haar
kracht; zy schreef immers ook voor
treffelijk voor onze kinderen; b.v.
Razende Roeltje, zou ze dan het kin
derleven niet zielkundig kunnen na
voelen en heel reëel beelden?
Het volgend schetsje, „Conflict" is
weer over kinderleven. Eigenaardig,
dat de vader van het hoofdfiguurtje,
een jongen, die zich cordaat weert
als er onrecht gebeurt, op het hoog
ste plan staat: de moeder komt in de
schaduw, omdat ze voor het onrecht
wijken wil; de vader is eigenlijk een
„razende Roeltje" in het groot, diens
dubbelganger en 't zoontje weer zoo'n
editie. Echt naar het karakter van
Diet Kramer zelf: het mannelyk-
cordate, het recht-uit alles er uit
flappen als het moet.
„De twaalfde December" is een dag
der dagèn geworden in het leven
van een meisje, Nansje, dat erg bang
was voor onweer. Er is sprake van
een komeet, die op de 12e December
tegen de aarde opbotsen zal: 12 De- e
cember. Dan vergaat de wereld, zeg
gen Nansje's grootere broers, die het
niet bar ernstig nemen. Nansje ech
ter weL
Bizonder goed is de ontzaglijke angst
aangevoeld van dat kind als het op
12 December aangaat, en het dan
o schrik onweert 's avonds. (We
zijn hier in Indië, evenals in 't voor
gaande schetsje).
„Laatste Kerstfeest" is uit het leven
van een ouderpaar, weer in Indië.
Zij is ongeneeslijk ziek. En het is
haar zoon, een arts, die het zijn va
der moet meedeelen, het onherroe
pelijke. Het kwelt hem, den man, dat
zijn vrouw niet geopereerd was eer
het zoover met haar kwaal gekomen
was. Wie weet, in 't moederland was
er baat gevonden. Diet Kramer noemt
haar bundeltje: Karakters en Ge
beurtenissen. Hier in dit schetsje gaat
het om het karakter van den harden
werker, den zakenman: geen teer
hartig vader, noch soepel echtgenoot.
En die beseft nu eerst hoé zyn vrouw
naast hem geleefd heeft: waarlijk
moeder voor haar kinderen, waar
naast hij „een arm mensch" gebleven
was. Dit korte schetsje opent een
wereld van stil-gedragen leed van den
man die te weinig leeft voor de zy^
438
22)
VAN Staden had er onder 't 'eten
niets van verteld en dat was maar
goed ook Oom Koos had gelijk:
vrouwen en kinderen moeten maar
niet weten van de grote gevaren, die
hier in dit schone land van alle kan
ten dreigen.
Aan dit alles moet Andries van
Staden weer even denken, maar plot
seling spitst hij de oren: hij hoort
buiten de hoefslag van paarden
misschien is daar broer Gerrit wel bij.
Als een kat kruipt de jongen tus
sen de wagens door en met de hand
boven de ogen tuurt hy in de richting
van waar hij de hoefslag hoorde. En
ja gelukkig! de rechtse ruiter is
Gerrit, de linkse is de jonge Paul
Kruger. De beide jongens hebben
hard gereden. Hun paarden staat 't
zweet op de flanken en ook de ruiters
zelf hebben 't warm.
„Vader werd ongerust", zegt Andries
als hij z'n brcer heeft bereikt. „Wat
zijn jullie lang weggebleven, 'k Was
net van plan dc vos te gaan halen
om je...."
Opeens houdt de jongen op, want
naast hem, als kwam hij zo uit de
grond oprijzen, staat Oom Koos.
„Hebben jullie nog wat bizonders
gezien?" vTaagt de oude Boer en Paul
Kruger antwoordt: „Ja, Sikonjella!"
„Sikonjella wat voerde die uit?"
De jonge Boeren springen uit 't zadel
en werpen Simson, die hard komt
aanlopen, de leidsels toe.
„Zorg goed voor de paarden. Simson!"
zegt Gerrit, „ze zijn erg bezweet en
pas op voor kou vatten!"
„Ja baassie," antwoordt de kaffer en
hij brengt de dieren in galop naar
achter 't lager.
Oom Koos heeft nog steeds geen ant
woord op zijn vraag, maar geduldig
wacht hij z'n beurt af. Een goede Boer
heeft altijd de grootste zorg voor z'n
paard, en 't doet den ouden jager goed
te merken, dat Gerrit en Paul zich die
goede zorg nu al hebben aangeleerd.
Maar nu is 't ook welletjes en nieuws
gierig vraagt hij: „En wat is er nu
met vriend Sikonjella aan de hand?"
„Een uur geleden kwamen wij hem
tegen. Hijzelf en al zijn mannen wa
ren als boeren gekleed en van gewe
ren voorzien," vertelt Gerrit van
Staden.
„Wat is dat nu voor gekheid!" roept
Oom Koos in ongeveinsde verbazing.
Dat kaffers en hottentotten op een of
andere wijze zich van geweren hebben
meester gemaakt, komt meer voor in
Afrika, maar dat zij als Boeren ge
kleed gaan is toch wel iets heel
bizonders.
„Wat voerden zij uit?"
„Ze hadden een paar honderd beesten
bij zich en Sikonjella vertelde, dat zij
die bij koning Dingaan hadden weg
gehaald."
De verbazing van Oom Koos groeit
met de minuut. Hij kent Sikonjella
al lang. 't Is een sluwe kaffer-hoofd
man, die er altijd op uit is te roven
en te plunderen. Maar dat hij zelfs het
bezit van den gevreesden Zoeloe
koning niet zou ontzien is toch wel
heel kras.
„Vertelde hij nog meer?" vraagt de
oude Boer.
„Ja," vult Paul 't verhaal van Gerrit
aan, „Sikonjella zei. dat Dingaan 't
vee van hem gestolen had en dat 't
dus billijk was, dat hy 't nu weer bij
Dingaan had weggekaapt."
De oude jager moet er hartelijk om
lachen, ,,'t Is een wonderlijke snuiter,
die Sikonjella. Hij steelt als de raven
en iedereen," die met hem in aanraking
komt, neemt hy er tussen dat is
zeker."
„Maar wat betekenen die boerenpak
ken, die zijn mannen droegen?" vraagt
Andries, die met grote belangstelling
naar 't verhaal heeft geluisterd.
„Begrijp je dat niet?" legt Oom Koos
uit. „Natuurlijk zal Dingaan spoedig
in de gaten krijgen, dat er vee van
hem gestolen is. En hij zal niet rusten
eer hij weet wie hem dat geleverd
heeft, 't Spreekt vanzelf, dat er zwar
ten zullen zyn, die Sikonjella met 't
vee hebben zien vertrekken. En die
zul'en aan de speurders van Dingaan
vertellen, dat de dieven waren gekleed
in boerenpakken en voorzien van ge
weren. Begrijp je nu met welk een
smerige streek van Sikonjella we hier
te maken hebben?"
Andries kijkt den ouden Boer met
grote ogen aan. „Als 't een beetje wil
zal Dingaan ons de schuld nog geven."
„Juist, dat zal wel de bedoeling van
Sikonjella zijn, en 't zal me niets ver
wonderen als zijn sluw plan geheel
slaagt. Dingaan zal Sikonjella onge
moeid laten en de Boeren er van ver
denken, dat zy zijn vee hebben ge
stolen."
Een ogenblik is 't stil. Niemand
spreekt een woord en allen zijn ver
vuld met ernstige gedachten.
„Laten we naar 't lager gaan," zegt
Oom Koos eindelijk. „En ik zal pro
beren gouverneur Retief te spreken te
krijgen. Vóór hij naar Dingaan ver
trekt moet hij in elk geval weten wat
Gerrit en Paul ons nu verteld
hebben."
Oom Koos geeft een nijdige trap tegen
een grote steen, die midden op 't pad
ligt. ,,'k Wou dat de gouverneur toch
wijzer wasbarst hy opeens los.
,,'k Heb hem gewaarschuwd niet met
een paar mensen naar Dingaan te
gaan. Men kan nog beter moederziel
a'leen een leeuw in z'n hol opzoeken.
Maar als Retief eenmaal een besluit
heeft genomen, is er geen mens die 't
hem uit 't hoofd praten kan. Hij zegt
maar, dat Dingaan nog nooit een
blanke kwaad heeft gedaan en dat met
hem best te spreken is. Enfin God
moge onze gouverneur genadig zijn en
ons voor een grote ramp bewaren."
Ze hebben 't lager bereikt. Oom Koos
besluit regelrecht naar de tent van
Retief te stappen. Hij 7 al er geen gras
over laten groeien: hij zal den gou
verneur nóg eens waarschuwen. Meer
kan hij er niet aan doen voor de
rest moet Retief zelf maar weten.
Ook Paul neemt af-cheid; zijn ouders
zullen misschien ongerust zijn gewor
den door zijn lang wegblijven.
Alleen wandelen Gerrit en Andries
naar huis.
Ze komen voorbij de bult, waar Alie
haar schooltje houdt.
De kinderen zingen eenvPsalm.
Geen geval, geen zorg, geen list.
Oost noch west, noch zandwoestijn
Doet ons meer of minder zijn
God is rechter, die 't beslist....
De broers zeggen geen woord tegen
elkaar. Maar beiden voelen door 't
kindergezang hun moed en vertrouwen
weer terugkeren.
God is rechter, die 't bes'i?t'
„Ga jy ook mee?" vraagi Jan Ureyung
aan Andries. „Mijn vader hoopt van
de partij te zijn en Paul Kruger ook
,,'k Weet 't nog niet. M'n vader zou
er geen bezwaar tegen hebben, maar
m'n moeder zoveel te meer. Als ze
de naam van Moselekatse maar hoort,
slaat haar de schrik al om 't hart".
Er klinkt spyt in de stem van An
dries van Staden. En Jan kan zich
de teleurstelling van zijn makker
best voorstellen.
Retief zal weldra naar de hoofdstad
van Dingaan vertrekken om met hem
te onderhandelen over Natal, 't Zal
een zware tocht worden, want de
gouverneur is besloten 't Drakenge
bergte over te trekken. Slechts enige
mannen zullen hem vergezellen.
Maar de Boeren, die hier in 't lager
achterblijven, zullen niet werkeloos
op de terugkeer van Retief wachten.
Moselekatse schijnt de afstraffing,
die hij in 't begin van dit jaar van
de Boeren kreeg, weer zo goed als
vergeten te zijn. Steeds brutaler
wordt hij en alles wijst er op, dat
men in de naaste toekomst nog heel
veel last van hem ondervinden zal.
(Wordt vervolgd
LETTERRAADSEL
Mijn geheel bestaat uit dertien letters en stelt een
voornaam Staatsman voor, die mede het voorlopig
bestuur van ons land regelde in 1813.
X
13
Romeins getalmerk voor het cijfer 5.
Groot, platbodemd, hoog opgeboeid lastschip,
op de Beneden-Rijn veel in gebruik.
Het tiende deel van een Nederl. pond of kilp-
gram.
L Een soort van vlezige, platte zeevis, die in de
meeste zeeën van Europa wordt aangetroffen.
i. Gegraven waterscheiding, smaller dan een
gracht en breder dan een greppel, om het
overtollige water af te voeren.
i. Inrichtingen waarin vele leerlingen tegelijk
onderwijs wordt verstrekt.
f. Niet ruim bedeeld met gaven van geest, ver
nuft of verstand, zonder talenten.
Het benige gedeelte van het hoofd, hetgeen
het omhulsel der hersenen vormt.
Waardoor de ellende in de wereld kwam.
Huidbekleedsel der vogels, uit een buisje be
staande, dat aan weerszijden baarden en
baardjes draagt.
Vloer- of gangbelegsel van gevlochten biezen.
De kist, waarin de tafelen der Wet werden
bewaard.
I. Romeins cijfer voor het getal 400.
OPLOSSING
van het Letterraadsel in onze vorige Kinderkrant
Het geheel is: spinnewebben.
De onderdelen zijn: 1. S. van 70; 2. Spa; 3. klier;
4. walnoot; 5. spaanders; 6. veemgericht; 7. nacht
wakers; 8. schoeners; 9. logboek; 10. tabel; 11. bes;
12. N, voor 900.
EEN AARDIG LEGSPEL
Iets wat altijd nog in trek is: een aardig legspeL
Men kan er een „verloren" uurtje zo prettig mee
vullen.
Laten we beginnen om al de stukjes op dun bord
papier te plakken. Is het plaksel goed droog, dan
knippen we de acht verschillende stukjes precies
uit.
Probeer er nu eens de vorm van een ei van te
maken. Het is lang niet zo makkelijk als het wel
lijkt.
Hebt ge het zelf gevonden, laat de huisgenoten of
kennissen het dan maar eens proberen.
Volgende week geven we de oplossing.
NATUURKUNDE IN DE HUISKAMER
We nemen een zakdoek en stoppen die onder wa
ter. Wat gebeurt er nu....? De zakdoek wordt
natuurlijk nat! Maar dat is zo erg niet,
hoor. Wie ziet er kans om een zakdoek onder
water te houden zonder dat die nat wordt?
't Lijkt erg ingewikkeld, maar het is doodeenvou
dig een weet. We nemen een glas en proppen daar
de zakdoek stevig in, zodat ze er niet kan uit
vallen. We zorgen dat de zakdoek op de bodem
van het glas komt te zitten, zoals op het voorbeeld
is aangegeven.
Nu nemen we een bakje of een kom met water en
duwen het glas er omgekeerd in. Ja, toe maar,
gerust tot de bodem toe. Haal het glas nu weer
omhoog, kyk naar de zakdoek enhij is niet
nat geworden.
Dit kunststukje rust op een bekend natuurkundig
verschijnsel. In het glas zit behalve de zakdoek
ook lucht. Duwen we nu het glas met de opening
loodrecht in 't water, dan wordt de lucht samen
geperst. Maar waar lucht zit, kan geen water
komen, dus de zakdoek blijft droog.
Ja, ik hoor al een grappenmaker zeggen dat dit
proefje nog veel eenvoudiger is uit te voeren als
we het glas met de zakdoek metde opening
naar boven in het water duwen. Dat is ook zo,
maar dan mag het water in het bakje ook niet
hoger staan dan de hoogte van het glas, anders
stroomt het al gauw over de rand heen.
447