HRIJVERS lltMLL MIFIUFVAIIEriAHB RKJES symptomen, welke hoopvol mogen stemmen; zij duiden erop, dat de harten der menschen door de dreiging van een gemeenschappelijk gevaar zijn aangeraakt; men is even uit zijn koude cijfer- berekeningen wakker geworden. Gelijk bekend heeft Chamberlain, die reeds zoo aanzienlijke successen mocht boeken, nog verder liggende idealen, aan te duiden met de uitdruk king: een algemeene Europeesche regeling. Het doode hout van verouderde verdragen, van sinds lang verjaarde omstandigheden, moet nu einde lijk worden verwijderd, opdat de boom der menschheid lucht en ruimte moge hebben voor nieuwe, schoonere ontplooiing. Zal men dit kun nen bereiken door een algemeene conferentie, gelijk Roosevelt dit wil, een breede samenspre- king, waarvan geen enkel land, dat toegang be geert, zal uitgesloten zijn? Beraadslagingen van deze orde heeft de wereld, sinds Versailles, zóó overvloedig genoten, dat zij ervan verzadigd lijkt en geen nieuwe meer begeert. Moet de op klaring dan komen door het werk van hetzelfde k'eine comii'é van vier, dat zoo van aanpakken wist? Men aarzelt hier gelijk Hercules aan den tweesprong; de keuze is zoo eenvoudig niet Wat het land der Tsjechen aangaat, dat ver keert thans in een hachelijken overgangstoe stand. Terwijl zijn officieele grenzen momenteel zijn uitgewischt, en het in afwachting omtrent de juiste ligging der nieuwe verkeert, het wordt immers niet slechts door Duitschland, doch evenzeer door Polen en Hongarije beknabbeld, zoekt het ook innerlijk naar een nieuwen weg. Het gevoelt zich door zijn oude vrienden verraden, wil van Parijs, Londen noch Genéve meer iets weten, en schijnt zelfs aanstalten te maliën, zich in arrenmoede bij zijn buren en bij de autoritaire staten nauwer aan te sluiten, in de gramstorige overweging, dal nu eenmaal macht schijnt te gelden boven geweld, men het best met de machtigen die dicht by huis zijn goede vrienden kan worden. Mede hieraan is het te wijten, naast door Berlijn uitgeoefende pressie, dat president Benesj, die een vriend van Frank rijk en van den volkenbond is, heeft gemeend te moeten terugtreden, om aan de vrije heroriëntee ring van de republiek niet in den weg te staan. Ook deze daad getuigt van rustige grootheid, en van een patriottisme, dat persoonlijke bevredi ging weet uit te sluiten. Europa eert hem om deze nobele houding, en zulks te meer, daar het 't pijnlijke besef heeft, dat het aan zijn vaderland door economische en andere hulpverschaffing iets goed te maken heeft. BINNENLAND BEWOGEN in hooge mate was de laatste week. Over de internationa'e ontspanning, we'ke Vrijdag intrad, hebben we hier niets te zeggen. Het schokkend verloop der Europeesche conf'.ic- tencrisis vond van dag tot dag zijn weerslag in hoofdartikelen, welke blijkbaar door vele lezers hoogelyk gewaardeerd zijn. Wat zich buiten ons land afspee'de liet echter ons volk niet onberoerd. Integendee', het scheen soms of we even groot oor ogsgevaar liepen als de landen, we'ke er onmiddellijk bij betrokken wa ren. Ja, zeer betrouwbare personen, die de laatste dagen, speciaal Woensdag en Donderdag der vorige week in Duitschland vertoefden, dee'den mee, dat het daar in vele plaatsen, ook in groote niet zoo ver van onze grens, ze'dzaam kalm was. Er trokken wel soldaten door de stad, maar dit is in Duitsch'and een gewoon verschijnsel. Overigens moet men op de oorzaak van deze kalmte letten. Een lezeres vertelde ons daarom trent o.m. het volgende. Zij moest een bezoek brengen aan een advokaat. Zoodra zij op zijn kandoor was, werden deuren en ramen zorgvuldig gesloten en toen stelden de advokaat en zijn typiste de volgende merkwaardige vraag: U komt uit Hol'and, vertel ons eens hoe de toestand in de wereld is. Toen meegedeeld was, dat Chamberlain geen uit weg meer zag, vielen beiden bijna flauw van schrik vooral de itypiste, wier verloofde op geroepen zou worden maar men kon het haast niet gelooven, want de Führer wilde immers geen oorlog. Het volk ook niet; men moest het geschreeuw van jongens en betaalde partijfunctio narissen niet te hoog aanslaan. En „Heil Hitier" is ook de gewone begroeting niet meer. Aldus: men woont midden in Duitschland en men weet niets. Dat is het tragische. Had Chamberlain niet alles op alles gezet, dan was een onwetend vo'k tot oorlog opgezweept. Dat kan in ons land niet gebeuren. De groote ongerustheid, welke hier heerschte. was voor geen gering deel het gevoig van het feit, dat ons vo'k in alle kringen van oogenblik tot oogenblik de wereldgeschiedenis meeleeft. Vandaar de geweldige spanning, welke zich op al'erlei wijze openbaarde. Het eerste mooie gevolg van de internationa'e ontspanning was de ontwapening van de binnen- landsche militairen, die plotseling voor grensbe waking of anderszins waren opgeroepen. Ze kon den naar hun haardsteden terugkeeren. Een zeer gelukkig verschijnsel is het te achten, dat ondanks de algemeene afkeerigheid van militairisme geen wank ank werd gehoord. Zonder morren hoe wel vaak zuchtend pakte ieder dienstplichtige zijn ransel en volgde hij het mobilisatiebevel op. Worden de grenzen bedreigd? Dan weet de Neder- landsche militair wat hem <te doen staat. Dat enkele organisaties en hier en daar een excen trieke eenling meenen oorlog te kunnen voorko men door de oor'.ogsmakers stil hun gang te laten gaan, zegt voor het geheel van ons vo'.k niets. De dankbetuiging, welke de autoriteiten tot de dienstplichtigen richtten, was dan ook dubbel en dwars verdiend. Op hetzelfde oogenblik, dat de gemoederen weer tot rust kwamen, begon het in de natuur te spoken. De herfst deed zijn intrede als een gemotoriseerde afdeeling nationaal-socialistische stormtroepen en hy ging ook even onbarmhartig te keer. Behalve materieele schade, welke toch altijd overkomelijk is, vielen er eenige dooden. Op het Brasemer-meer sloeg een motorboot om en verloren twee menschen het leven; op het Flevo-meer, waar zeilers door storm overval'en werden, verdronken twee van de vier passagiers. Op de Westerschelde zonken drie schepen; op de Wadden waren eenige tjalken in gevaar, doch de menschen werden gered; de Amstel X werd met een uitgebrande kajuit naar Amsterdam ge sleept. Het moet wel heel bar geweest zyn (de storm is nog niet bedaard), maar tegen windkracht 10 is niet zoo heel veel bestand. Een 23 M. hooge schoorsteen bij Dongen waaide om; elders was het een ravage aan daken, boomen, palen, muren, wallen en alles waartegen wind en water hun vernielende krachten kunnen botvieren. Ook de afsluitdijk heeft het hard te verantwoorden gehad en de deskundigen schijnen soms erge dingen ge vreesd te hebben. Echter, sloegen wel steenen en keileem weg, maar het dijkslichaam heeft het kranig gehouden: de afsluitdijk is stormvast en waterproof gebleken. Dit laatste geldt blijkbaar vooral voor autobe stuurders. Al willen we natuurlijk niet beweren, dat de tallooze ongevallen, welke deze week te boeken zijn aan eigen of zelfs ook aan anderer onvoorzichtigheid te wyten zijn. Sommige er van hadden zeker voorkomen kunnen worden. Zondag alleen vielen er 6 dooden en 9 gewonden: een personenauto tegen 'n vrachtauto te Muiden: 1 doode; 2 broers by Etten, die onvoorzichtig over staken; een meisje te Deurne; een jongeman te Dordt door een slippende auto doodelijk aangere den; by Stavenisse een jonge motorrijder, die te gen een vrachtauto botste; 4 menschen in Rotter dam naar het ziekenhuis; 3 ernstig gewonden bij Roosendaal; een militaire auto te Deventer in de Usel gereden, waarbij één militair om het leven kwam; op andere dagen: één doode en een zwaar gewonde door het slippen van een snelrijdende auto met 4 studenten te Groningen; 2 meisjes bij Terheyden aangereden en gewond; ziedaar de onvolledige, maar schrikwekkende recapitulatie. Men vraagt zich toch af, of het nu werkelijk niet anders kan. Ook moedwil en haat vroegen offers: lafaards wondden te Waddingsveen een veldwachter, waar schijnlijk levensgevaarlijk; bij een botsing te Rankasbetoeng (N.I.) kwamen vijf personen om het leven; een jongeman te Nieuwenhagen bracht zijn gewezen verloofde bijna om het leven; en wie weet ,wat er nog meer gebeurd is. De vei ligheid op weg en in huis neemt waar'ijk niet toe. Rijwiel- en rijwielplaatjes-dieven zwerven overal rond. In Bloemendaal greep men er vier tegelijk. Daar pakte men ook twee „voddenkoopers", die in 't volle daglicht hun inbrekersvak uitoefenden. Ze dachten zeker: het is vaderdag en waar de familie ons vergeet, zullen we zelf maar voor een verras sing zorgen. We kunnen hen verzekeren, dat er heel wat vaders zijn, die er ook niets van gemerkt hebben. Maar ja, een mensch wil gaarne zijn eigen rechter, in dit geval zijn eigen vader zijn. Ja, rechters, ook Hooge-Raad-Rechters kunnen soms wonderlijke beslissingen nemen. Dat iemand veroordeeld wordt om een misdrijf, dat hij wel had kunnen plegen, is zeker wel het toppunt. Toch moet dat het geval geweest zijn; doch wij willen eerst de stukken eens goed nagaan. Een contrarie-beslissing is bijna de volgende: een fiet ser mag wel met een paard aan een halster over de straat ryden, want hij kan daardoor de veilig heid wel in gevaar brengen, maar in casu heeft hij het niet gedaan. Een andere merkwaardige uitspraak is deze, dat papagaaien en markieten geen pluimvee zijn; die eere-naam blijft aan gewoon gevogelte toege wezen. Zeer bevredigend is de beslissing, waar tegen een student zich verzette. De stumper was zoo arm als de mieren, want zijn vader betaalde alle kost- en studiegelden voor hem en gaf hem bovendien wel 5,zakgeld per week, maar daarvan kon hy toch onmogelijk rechtskundige hulp betalen: hij wilde dus kosteloos procedeeren. Hoewel de rechter zelf ook student geweest was en misschien ook wel eens met kastekorten had geworteld, kon hij den beklaagde, die heel wat op zijn geweten had, geen soelaas schenken. Deze moet maar eenige weken iets van zijn zakgeld besparen en voorts boete doen. Die rechter is een wijs man. Trouwens, gedurig lezen we uitspraken, welke ons doen zeggen: deze rechter is een rechtvaardig, maar ook een ver standig man. Hij straft en voedt op tegelyk. Zijn lessen zyn echter nog al duur. Karakters en gebeurtenissen, door Diet Kramer. Uitgevers My „Holland", Amsterdam. EEN knappe schrijfster, ook in deze vijf gebundelde schetsen. Het eerste, „Kleine Komedie", is m.i. een der beste uit dit boekje. Wat een zielige komedie, door twee oude men schen, met elkaar gespeeld, de een, den ander, de oude vrouw met haar blinden man. Ze hebben een zoon in Indië, van wien ze maar schaars be richt meer kregen, en als de oude man jarig wordt, zeventig, dan is er het stille sterke verlangen naar een brief van hem. Die brief komt, maar de oude mo:ver schreef hem zelf, speelde ko medie om aan de onuitgesproken ver wachting van den blinden jarige te voldoen. En dan wordt de clou van dit fijne schetsje: het voorlezen van de brief alsof de zoon, de verloren zoon, hemzelf had geschreven, nét echt. De blinde heeft het echter dóór, de komedie, en toch: hij aanvaardt, Diet Kramer zonder tegenspraak. Hij doet het om haar, wier liefde hem nu opeens als een offerende overgegevenheid zicht baar en tastbaar wordt. „Lief, zei hy zacht. „Uit is de mooiste brief, die we ooit van hem gehad hebben", is zijn besluit. Om zoo'n schetsje te kunnen geven, zonder tè gevoelig te doen, moet de pen wel met be dachtzaamheid gehanteerd worden; het is de moeder, die zoo'n drama doet gedragen worden, door de ge meenschappelijke liefde, tot het kind; de moeder in de schrijfster werd hier volkomen één met de kunstenares. „Verlies en winst" heet een tweede schets, die een andere kant der schryfster laat zien: haar inleven in de conflicten van het kinderleven. Ook hier is Diet Kramer in haar kracht; zy schreef immers ook voor treffelijk voor onze kinderen; b.v. Razende Roeltje, zou ze dan het kin derleven niet zielkundig kunnen na voelen en heel reëel beelden? Het volgend schetsje, „Conflict" is weer over kinderleven. Eigenaardig, dat de vader van het hoofdfiguurtje, een jongen, die zich cordaat weert als er onrecht gebeurt, op het hoog ste plan staat: de moeder komt in de schaduw, omdat ze voor het onrecht wijken wil; de vader is eigenlijk een „razende Roeltje" in het groot, diens dubbelganger en 't zoontje weer zoo'n editie. Echt naar het karakter van Diet Kramer zelf: het mannelyk- cordate, het recht-uit alles er uit flappen als het moet. „De twaalfde December" is een dag der dagèn geworden in het leven van een meisje, Nansje, dat erg bang was voor onweer. Er is sprake van een komeet, die op de 12e December tegen de aarde opbotsen zal: 12 De- e cember. Dan vergaat de wereld, zeg gen Nansje's grootere broers, die het niet bar ernstig nemen. Nansje ech ter weL Bizonder goed is de ontzaglijke angst aangevoeld van dat kind als het op 12 December aangaat, en het dan o schrik onweert 's avonds. (We zijn hier in Indië, evenals in 't voor gaande schetsje). „Laatste Kerstfeest" is uit het leven van een ouderpaar, weer in Indië. Zij is ongeneeslijk ziek. En het is haar zoon, een arts, die het zijn va der moet meedeelen, het onherroe pelijke. Het kwelt hem, den man, dat zijn vrouw niet geopereerd was eer het zoover met haar kwaal gekomen was. Wie weet, in 't moederland was er baat gevonden. Diet Kramer noemt haar bundeltje: Karakters en Ge beurtenissen. Hier in dit schetsje gaat het om het karakter van den harden werker, den zakenman: geen teer hartig vader, noch soepel echtgenoot. En die beseft nu eerst hoé zyn vrouw naast hem geleefd heeft: waarlijk moeder voor haar kinderen, waar naast hij „een arm mensch" gebleven was. Dit korte schetsje opent een wereld van stil-gedragen leed van den man die te weinig leeft voor de zy^ 438 22) VAN Staden had er onder 't 'eten niets van verteld en dat was maar goed ook Oom Koos had gelijk: vrouwen en kinderen moeten maar niet weten van de grote gevaren, die hier in dit schone land van alle kan ten dreigen. Aan dit alles moet Andries van Staden weer even denken, maar plot seling spitst hij de oren: hij hoort buiten de hoefslag van paarden misschien is daar broer Gerrit wel bij. Als een kat kruipt de jongen tus sen de wagens door en met de hand boven de ogen tuurt hy in de richting van waar hij de hoefslag hoorde. En ja gelukkig! de rechtse ruiter is Gerrit, de linkse is de jonge Paul Kruger. De beide jongens hebben hard gereden. Hun paarden staat 't zweet op de flanken en ook de ruiters zelf hebben 't warm. „Vader werd ongerust", zegt Andries als hij z'n brcer heeft bereikt. „Wat zijn jullie lang weggebleven, 'k Was net van plan dc vos te gaan halen om je...." Opeens houdt de jongen op, want naast hem, als kwam hij zo uit de grond oprijzen, staat Oom Koos. „Hebben jullie nog wat bizonders gezien?" vTaagt de oude Boer en Paul Kruger antwoordt: „Ja, Sikonjella!" „Sikonjella wat voerde die uit?" De jonge Boeren springen uit 't zadel en werpen Simson, die hard komt aanlopen, de leidsels toe. „Zorg goed voor de paarden. Simson!" zegt Gerrit, „ze zijn erg bezweet en pas op voor kou vatten!" „Ja baassie," antwoordt de kaffer en hij brengt de dieren in galop naar achter 't lager. Oom Koos heeft nog steeds geen ant woord op zijn vraag, maar geduldig wacht hij z'n beurt af. Een goede Boer heeft altijd de grootste zorg voor z'n paard, en 't doet den ouden jager goed te merken, dat Gerrit en Paul zich die goede zorg nu al hebben aangeleerd. Maar nu is 't ook welletjes en nieuws gierig vraagt hij: „En wat is er nu met vriend Sikonjella aan de hand?" „Een uur geleden kwamen wij hem tegen. Hijzelf en al zijn mannen wa ren als boeren gekleed en van gewe ren voorzien," vertelt Gerrit van Staden. „Wat is dat nu voor gekheid!" roept Oom Koos in ongeveinsde verbazing. Dat kaffers en hottentotten op een of andere wijze zich van geweren hebben meester gemaakt, komt meer voor in Afrika, maar dat zij als Boeren ge kleed gaan is toch wel iets heel bizonders. „Wat voerden zij uit?" „Ze hadden een paar honderd beesten bij zich en Sikonjella vertelde, dat zij die bij koning Dingaan hadden weg gehaald." De verbazing van Oom Koos groeit met de minuut. Hij kent Sikonjella al lang. 't Is een sluwe kaffer-hoofd man, die er altijd op uit is te roven en te plunderen. Maar dat hij zelfs het bezit van den gevreesden Zoeloe koning niet zou ontzien is toch wel heel kras. „Vertelde hij nog meer?" vraagt de oude Boer. „Ja," vult Paul 't verhaal van Gerrit aan, „Sikonjella zei. dat Dingaan 't vee van hem gestolen had en dat 't dus billijk was, dat hy 't nu weer bij Dingaan had weggekaapt." De oude jager moet er hartelijk om lachen, ,,'t Is een wonderlijke snuiter, die Sikonjella. Hij steelt als de raven en iedereen," die met hem in aanraking komt, neemt hy er tussen dat is zeker." „Maar wat betekenen die boerenpak ken, die zijn mannen droegen?" vraagt Andries, die met grote belangstelling naar 't verhaal heeft geluisterd. „Begrijp je dat niet?" legt Oom Koos uit. „Natuurlijk zal Dingaan spoedig in de gaten krijgen, dat er vee van hem gestolen is. En hij zal niet rusten eer hij weet wie hem dat geleverd heeft, 't Spreekt vanzelf, dat er zwar ten zullen zyn, die Sikonjella met 't vee hebben zien vertrekken. En die zul'en aan de speurders van Dingaan vertellen, dat de dieven waren gekleed in boerenpakken en voorzien van ge weren. Begrijp je nu met welk een smerige streek van Sikonjella we hier te maken hebben?" Andries kijkt den ouden Boer met grote ogen aan. „Als 't een beetje wil zal Dingaan ons de schuld nog geven." „Juist, dat zal wel de bedoeling van Sikonjella zijn, en 't zal me niets ver wonderen als zijn sluw plan geheel slaagt. Dingaan zal Sikonjella onge moeid laten en de Boeren er van ver denken, dat zy zijn vee hebben ge stolen." Een ogenblik is 't stil. Niemand spreekt een woord en allen zijn ver vuld met ernstige gedachten. „Laten we naar 't lager gaan," zegt Oom Koos eindelijk. „En ik zal pro beren gouverneur Retief te spreken te krijgen. Vóór hij naar Dingaan ver trekt moet hij in elk geval weten wat Gerrit en Paul ons nu verteld hebben." Oom Koos geeft een nijdige trap tegen een grote steen, die midden op 't pad ligt. ,,'k Wou dat de gouverneur toch wijzer wasbarst hy opeens los. ,,'k Heb hem gewaarschuwd niet met een paar mensen naar Dingaan te gaan. Men kan nog beter moederziel a'leen een leeuw in z'n hol opzoeken. Maar als Retief eenmaal een besluit heeft genomen, is er geen mens die 't hem uit 't hoofd praten kan. Hij zegt maar, dat Dingaan nog nooit een blanke kwaad heeft gedaan en dat met hem best te spreken is. Enfin God moge onze gouverneur genadig zijn en ons voor een grote ramp bewaren." Ze hebben 't lager bereikt. Oom Koos besluit regelrecht naar de tent van Retief te stappen. Hij 7 al er geen gras over laten groeien: hij zal den gou verneur nóg eens waarschuwen. Meer kan hij er niet aan doen voor de rest moet Retief zelf maar weten. Ook Paul neemt af-cheid; zijn ouders zullen misschien ongerust zijn gewor den door zijn lang wegblijven. Alleen wandelen Gerrit en Andries naar huis. Ze komen voorbij de bult, waar Alie haar schooltje houdt. De kinderen zingen eenvPsalm. Geen geval, geen zorg, geen list. Oost noch west, noch zandwoestijn Doet ons meer of minder zijn God is rechter, die 't beslist.... De broers zeggen geen woord tegen elkaar. Maar beiden voelen door 't kindergezang hun moed en vertrouwen weer terugkeren. God is rechter, die 't bes'i?t' „Ga jy ook mee?" vraagi Jan Ureyung aan Andries. „Mijn vader hoopt van de partij te zijn en Paul Kruger ook ,,'k Weet 't nog niet. M'n vader zou er geen bezwaar tegen hebben, maar m'n moeder zoveel te meer. Als ze de naam van Moselekatse maar hoort, slaat haar de schrik al om 't hart". Er klinkt spyt in de stem van An dries van Staden. En Jan kan zich de teleurstelling van zijn makker best voorstellen. Retief zal weldra naar de hoofdstad van Dingaan vertrekken om met hem te onderhandelen over Natal, 't Zal een zware tocht worden, want de gouverneur is besloten 't Drakenge bergte over te trekken. Slechts enige mannen zullen hem vergezellen. Maar de Boeren, die hier in 't lager achterblijven, zullen niet werkeloos op de terugkeer van Retief wachten. Moselekatse schijnt de afstraffing, die hij in 't begin van dit jaar van de Boeren kreeg, weer zo goed als vergeten te zijn. Steeds brutaler wordt hij en alles wijst er op, dat men in de naaste toekomst nog heel veel last van hem ondervinden zal. (Wordt vervolgd LETTERRAADSEL Mijn geheel bestaat uit dertien letters en stelt een voornaam Staatsman voor, die mede het voorlopig bestuur van ons land regelde in 1813. X 13 Romeins getalmerk voor het cijfer 5. Groot, platbodemd, hoog opgeboeid lastschip, op de Beneden-Rijn veel in gebruik. Het tiende deel van een Nederl. pond of kilp- gram. L Een soort van vlezige, platte zeevis, die in de meeste zeeën van Europa wordt aangetroffen. i. Gegraven waterscheiding, smaller dan een gracht en breder dan een greppel, om het overtollige water af te voeren. i. Inrichtingen waarin vele leerlingen tegelijk onderwijs wordt verstrekt. f. Niet ruim bedeeld met gaven van geest, ver nuft of verstand, zonder talenten. Het benige gedeelte van het hoofd, hetgeen het omhulsel der hersenen vormt. Waardoor de ellende in de wereld kwam. Huidbekleedsel der vogels, uit een buisje be staande, dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt. Vloer- of gangbelegsel van gevlochten biezen. De kist, waarin de tafelen der Wet werden bewaard. I. Romeins cijfer voor het getal 400. OPLOSSING van het Letterraadsel in onze vorige Kinderkrant Het geheel is: spinnewebben. De onderdelen zijn: 1. S. van 70; 2. Spa; 3. klier; 4. walnoot; 5. spaanders; 6. veemgericht; 7. nacht wakers; 8. schoeners; 9. logboek; 10. tabel; 11. bes; 12. N, voor 900. EEN AARDIG LEGSPEL Iets wat altijd nog in trek is: een aardig legspeL Men kan er een „verloren" uurtje zo prettig mee vullen. Laten we beginnen om al de stukjes op dun bord papier te plakken. Is het plaksel goed droog, dan knippen we de acht verschillende stukjes precies uit. Probeer er nu eens de vorm van een ei van te maken. Het is lang niet zo makkelijk als het wel lijkt. Hebt ge het zelf gevonden, laat de huisgenoten of kennissen het dan maar eens proberen. Volgende week geven we de oplossing. NATUURKUNDE IN DE HUISKAMER We nemen een zakdoek en stoppen die onder wa ter. Wat gebeurt er nu....? De zakdoek wordt natuurlijk nat! Maar dat is zo erg niet, hoor. Wie ziet er kans om een zakdoek onder water te houden zonder dat die nat wordt? 't Lijkt erg ingewikkeld, maar het is doodeenvou dig een weet. We nemen een glas en proppen daar de zakdoek stevig in, zodat ze er niet kan uit vallen. We zorgen dat de zakdoek op de bodem van het glas komt te zitten, zoals op het voorbeeld is aangegeven. Nu nemen we een bakje of een kom met water en duwen het glas er omgekeerd in. Ja, toe maar, gerust tot de bodem toe. Haal het glas nu weer omhoog, kyk naar de zakdoek enhij is niet nat geworden. Dit kunststukje rust op een bekend natuurkundig verschijnsel. In het glas zit behalve de zakdoek ook lucht. Duwen we nu het glas met de opening loodrecht in 't water, dan wordt de lucht samen geperst. Maar waar lucht zit, kan geen water komen, dus de zakdoek blijft droog. Ja, ik hoor al een grappenmaker zeggen dat dit proefje nog veel eenvoudiger is uit te voeren als we het glas met de zakdoek metde opening naar boven in het water duwen. Dat is ook zo, maar dan mag het water in het bakje ook niet hoger staan dan de hoogte van het glas, anders stroomt het al gauw over de rand heen. 447

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12