De Hoogere Krijgsschool
De Nederlandsche Weermacht te Land
en ter Zee en de Petroleum-Industrie
NEDERLAND LET OP U SAECK
HERDENKINGSNUMMER van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen blz. 13
door M. W. L. van Alphen
Luitenant-kolonel van den Gen. Staf
Directeur der School
Luit.-kol. M. W. L.
REEDS in vroegere tijden bleek de noodzake
lijkheid om aan bepaalde, daarvoor in aan
merking komende Officieren een speciale oplei
ding te geven, als ze door Hooger Militair Onderwijs
p een peil gebracht konden worden, waardig om
_i den Staf van een Generaal te kunnen arbeiden.
Met dit doel werd in Haarlem den lsten Mei 1868
voor het Nederlandsche leger een „School tot
voorloopige opleiding van Staf-officieren" opge
richt, dewelke op 1 November van dat jaar ver
vangen werd door „de Stafschool"- te Breda. De
cursus duurde toen 4 jaar en beoogde aanvanke
lijk uitsluitend de opleiding voor den Nederland-
schen Generalen staf.
In 1875 werd deze Stafschool gereorganiseerd in
een „krijgsschool voor Officieren" met een drie
jarigen cursus, terwijl zij sedert 1876 ook diende
voor opleiding van Officieren voor het Koninklijk
Nederlandsch Indische Leger. Zij werd in 1878
overgebracht van Breda naar Den Haag, alwaar
zij sindsdien gevestigd is.
Bü de Wet van 21 Juli 1890 tot regeling van het
Militair Onderwijs, werd de „Krijgsschool voor
Officieren" herdoopt in „Hoogere Krijgsschool", be
stemd tot vorming van Officieren in algemeen
krijgskundige richting, alsmede voor de hoogere
troepenleiding, voor den dienst bij den Generalen
en bij de Intendance. De duur bleef op 3 jaar
Sinds 1895 is de Hoogere Krijgsschool gevestigd
i het mooie historische gebouw van de voorma
lige kanongieterij, Nieuwe Uitleg 1.'
Als alle beschikbare plaatsen bezet zijn, telt de
H.K.S. tusschen de 60 en 70 officieren-leerlingen.
Elk jaar zijn er voor het Leger hier te lande tien
plaatsen beschikbaar bij de krijgskundige studiën
en drie bij de Intendance afdeeling en voor het
Nederlandsch Indische Leger respectievelijk acht
i twee plaatsen.
Voor een plaats aan de Hoogere Krijgsschool ko
men alleen in aanmerking officieren die van een
gezond en'krachtig lichaamsgestel zijn, door ge
drag en dienstijver uitmunten en theoretisch en
practisch geschikt zijn voor den dienst bij hun
Wapen. Aan het lichamelijk uithoudingsvermogen
de krijgsscholieren worden zeer hooge eischen
gesteld, want de moderne oorlog kan van de sta
ven een dagenlangen, onafgebroken arbeid vor
deren en die kan alleen worden verricht door
officieren met een sterk physiek.
De officieren die aan bovenvermelde eischen vol
doen, kunnen deelnemen aan het toelatingsexa
men dat jaarlijks in Mei wordt afgenomen.
Toen dit jaar het aantal candidaten voor het eerste
studiejaar te gering was, besloot Z.E. de Minister
van Defensie tot een vóór-opleiding, waarbij een
16-tal uitgekozen Officieren van de verschillende
wapens aan de H.K.S. voorbereid worden om, na
gebleken geschiktheid en aanleg, deel te nemen
aan het op 1 November a.s. aanvangende jongste
studiejaar der krijgskundige studiën.
Een corps van uitgelezen militaire- en burger-
leeraren doceert aan de H.K.S. een zeer uitgebreid
aantal vakken.
De militaire leeraren geven les in landsverdedi
ging, strategie, tactiek, krijgsgeschiedenis, artille
rie-wetenschap, oorlogsregelen, oorlogsvoorberei
ding, marine-aangelegenheden, militaire aardrijks
kunde, stafdienst, legervorming, versterkings
kunst, luchtvaartdienst, tuchtrecht, land- en vol
kenkunde van Nederlandsch Indië, paardrijden,
legerverplegingv warenkennis, economische aar
drijkskunde, gezondheidsleer.
De burgerleeraren (onder wie verschillende hoog
leeraren van universiteiten) doceeren staatswe
tenschappen, natuurkunde, scheikunde, comptabi
liteit, moderne talen, Javaansch en Maleisch,
tropenhygiëne, balansleer en handelsrecht, staats-
en administratief recht van N.I. en Mahome-
daansch recht. Een eindexamen aan de H.K.S. be
staat niet. De leeraren beoordeelen persoonlijk
het werk van de officieren en stellen gezamenlijk
het rapport vast dat omtrent eiken krijgsscholier
individueel wordt uitgebracht, na afloop van het
3de studiejaar. Als in Mei het theoretisch gedeelte
van het cursusjaar geëindigd is, en het practisch
gedeelte begint, gaan de officiëren van de krijgs
kundige afdeeling voor practisphe stafoefeningen
met hun leeraren naar buiten. In het 1ste en 2de
studiejaar duren deze oefeningen een kleine
maand, in de omgeving van Den Haag. Dan gaan
deze leerlingen „naar den troep", zooals dit heet,
maar telkens naar een ander, dan hun eigen
wapen, zoodat zij in de drie cursusjaren alle wa
pens, behalve reeds het eigen wapen, waarin zy
doorkneed zijn, grondig hebben leeren kennen.
In het derde studiejaar volgt in de zomermaanden
het belangrijkste werk voor den aanstaanden
stafofficier. Onder de persoonlijke leiding van Di
recteur en leeraren worden per auto, te paard en
per rijwiel wekenlang in verschillende deelen van
het land reizen ondernomen, waarbij de officieren
aan zware physieke proeven worden onderwor
pen. In een onderstelden oorlogstoestand krijgen
zij overdag in het terrein, 's avonds in het kwar
tier opdrachten en bevelen uit te werken met
slechts weinig rust er tusschen. Ten slotte maken
zij in de een of andere functie de groote leger-
manoeuvres mede. Na afloop vkn het derde stu
diejaar worden de officieren, die daarvoor ge
schikt zijn geoordeeld, gedetacheerd onder de be
velen van den Chef van den Generalen Staf, of
van den Hoofd Intendant.
De toekomstige intendance Officieren genieten
aan de Hoogere Krijgsschool een andere oplei
ding dan de leerlingen voor de krijgskundige stu
diën. De driejarige studie aan de H.K.S. wordt
voor de intendanten twee maal onderbroken en
wel gedurende een achtmaandsche detacheerifig
aan de Landbouwhoogeschool te Wageningen, ge
durende een driemaandsch verblijf aan de Hoo
gere Textielschool te Enschedé, alsmede voor een
detacheering aan het slachthuis te Utrecht, aan
welke inrichtingen een speciale cursus gevolgd
Ingang van de Hoogere Krijgsschool met daar
boven geplaatst frontstuk. Onder den Hollandschen
Leeuw een Latijnsche spreuk, waarvan de
vertaling luidt: Weest waakzaam op God
vertrouwend".
wordt. Voorts bezoeken zij onder leiding van hun
leeraren de groote fabrieken in het land alwaar
de legerartikelen en levensmiddelen gefabriceerd
worden. Indien bedoelde Officieren na volbrach
te studie voor een detacheering bij de Inten
dance in aanmerking komen, worden zij gedu
rende dertien maanden op verschillende inten
dance bureaux werkzaam gesteld teneinde zich
in de practijk van den intendance dienst te be
kwamen. Na afloop van deze stage blijven zij, bij
gebleken geschiktheid, bij het dienstvak werk
zaam, tot zij bij voorkomende vacature onafhan
kelijk van het feit of zij bij hun wapen of dienst
vak reeds den kapiteinsrang bekleeden, tot kapi
tein-intendant worden benoemd.
In hetzelfde gebouw als de H.K.S. is ook geves
tigd de Hoogere Marine Krijgsschool alwaar de
Tegelschilderij vervaardigd ter gelegenheid van het 60-jarig jubileum van
de Hoogere Krijgsschool in 1928. Symbool van de noodzakelijke samen
werking tusschen de onderdeelen der weermacht.
Marine Officieren, die daarvoor in aanmerking
komen een tweejarige opleiding ontvangen voor
hun verdere tactische en wetenschappelijke vor
ming.
Mocht gedurende de laatste jaren in het algemeen
de toeloop van candidaten voor de H.K.S. niet
bijster groot zijn geweest, wat gedeeltelijk ver
oorzaakt wordt door de inkrimping van 't aantal
Officieren in het leger en de daarmede verband
houdende promotiekansen, thans is het te voor
zien, dat door het besluit van den Minister van
Defensie de studiejaren weer voltallig zullen
worden, waardoor de benoodigde aanvulling
van Officieren voor den Generalen Staf en
hopelijk ook voor de Intendance haar beslag
moge krijgen.
Immers ook hier geldt het parool:
„Gouverner, c'est prévoir."
Het gebouw der Hoogere Krijgsschool (dateerend van 1665) aan de Nieuwe Uitleg 1 te 's-Gravenhage,
loerd in 1895 als zoodanig in gebruik genomes,
door J. E. F. de Kok
Directeur-Generaal van de Kon. Mij.
tot Exploitatie van Petroleum-Bronnen
een wereld-concern, dat zijn talrijke productie-
terreinen, fabrieksinstallaties, voorraadstations
en andere bedrijfscentra over den geheelen aard
bol verspreid heeft. In Roemenië, de Vereen.
Staten, Mexico, Cuba, Venezuela, Trinidad, Ar
gentinië, Egypte, Irak, Sarawah, Ned. Indië, Cu
rasao en Aruba zijn maatschappijen werkzaam,
die in nauwe betrekking staan tot de Nederland
sche Moedermaatschappij. Enorm zijn de voordee-
len die Nederland gedurende de nog betrekkelijk
korte bestaansperiode der Koninklijke reeds van
dit concern genoten heeft. Jaarlijks worden mil-
lioenen en millioenen guldens betaald aan sala
rissen, gratificaties en dividenden, waardoor het
volksinkomen aanmerkelijk wordt vergroot Ge
weldige bedragen vloeien direct of indirect in de
schatkisten van Nederland en de Indiën. Gedu
rende de laatste 15 jaren bracht het bedrijf der
Koninklijke Shell een som van ruim 600 millioen
gulden op aan diverse belastingen in deze ge-
biedsdeelen. Doch niet alleen de Staat profiteert
van dè activiteit der maatschappij. Als werkgeef
ster voor de Nederlandsche industrie heeft zy
gedurende de laatste twee jaren voor 50 millioen
gulden aan orders geplaatst. Van haar vele tank
schepen voeren er momenteel 75 de Hollandsche
driekleur; toch betaalde de Koninklijke voor de
verscheping van goederen over de laatste 10 ja
ren nog 50 millioen gulden aan Nederlandsche
reederijen. Groote verwerkingsinstallaties en op
slagplaatsen zijn ook in het moederland opge
richt, zoodat hier niet alleen maar de zetel der
administratieve leiding gevestigd is.
In de raffinaderijen der Koninklijke hier te lande
wordt jaarlijks een totale hoeveelheid van 3J^
millioen ton aardolie-producten behandeld.
In verband met dit alles is het dus voor ons land
niet onverschillig een weermacht te bezitten, die
blijvend in staat is dergelijke groote belangen te
beschermen. Het zwaartepunt van de verdediging
der olie-industrie zal in elk geval wel steeds lig
ger rondom de vindplaatsen der ruwe olie op
Nederlandsch grondgebied, dus bij de productie
terreinen in Nederlandsch-Indië en de aldaar ge
vestigde industrie. Weliswaar zijn ook op Cura
cao en Aruba kolossale voorraadstations en raffi
naderijen gevestigd (de gezamenlijke hoeveelheid
afgewerkte producten van deze beide bedrijven
bedroeg in 1937: ongeveer 7 millioen ton), doch
uitsluitend ter verwerking van elders gewonnen
Vandaar dat wij ons willen bepalen tot het aan-
toonen van het belang der petroleumindustrie in
Insulinde, door enkele globale cijfers geïllus
treerd, om vervolgens in verband daarmede ook
ons tweede hoofdpunt aan te voeren.
De voornaamste maatschappijen die in den Indi-
schen Archipel zich bezig houden met de winning
en verwerking van aardolie, zijn de Bataafsche
petroleum Maatschappij, een dochter-^nstelliug
J. E. F. de Kok
REEDS bij oppervlakkige beschouwing van dit
veelomvattende onderwerp dringen zich twee
hoofdpunten op den voorgrond: de economische
aanzienlijkheid der aardolie-industrie, in het
bizonder der Nederlandsche, en dus het belang
om deze te beschermen, eenerzij ds, en de' groote
beteekenis van de petroleum voor de defensie,
met alle gevolgen van dien, aan den anderen
kant. Wij meenen goed te doen, deze punten na
elkaar te behandelen en vooral by het eerste wat
langer stil te staan.
De onmisbaarheid van de aardolie voor het intact
blijven van het bedrijfsleven en de verdere ont
wikkeling daarvan is sinds den aanvang dezer
eeuw steeds duidelijker aan den dag getreden.
Met de sterk groeiende beteekenis van deze
grondstof gaat natuurlijk hand in hand een stij
gende importantie van de industrie, die zich
bezig houdt met de winning en de verwerking
daarvan.
Wat verstaat men nu eigenlijk onder de petro
leumindustrie?
Het is het bedrijf dat, door económische politiek
aldus gegroeid, zich bezig houdt met het brengen
van de aardolie van de bron tot den consument
Exploratie, exploitatie, raffinage, transport en
verkoop zyn zoodoende alle bedrijfstakken, die
tot deze veelomvattende grootindustrie gerekend
moeten worden en haar tot een der alleromvang-
rijkste op aarde hebben doen uitgroeien. Niet
minder verscheiden zijn ook de productie-resul
taten. .Verlichtingsgas, petroleum-aether, benzi
nes, geraffineerde oliën, technische oliën, paraf
fine, smeeroliën, consistent-vet asphalt en pe-
troleum-cokes, elk weer onder te verdeelen in
vele schakeeringen en kwaliteiten, zijn de voor
naamste groepen van derivaten, welke uit de
ruwe aardolie afgescheiden worden. Dank zij
aanzienlijke opvoering van het technisch-weten-
schappelijk peil van het bedrijf, heeft er o.a. door
de verdere perfectioneerir.g van het „cracking-
proces" een aanmerkelijke verschuiving naar
meer waardevolle producten plaatsgevonden.
Terwijl vroeger slechts 30 a 50 pCt. gebruikt werd
in den vorm van lampolie, wordt thans nog slechts
2 pCt. der gewonnen bruto-hoeveelheid als on
bruikbaar afgevoerd.
Nederland kan er trotsch op zijn op het gebied
dezer industrie een voorname plaats in te nemen.
De Groep der Koninklijke-Shell, welke voor
60 pCt. in Nederlandsche handen is, heeft zich in
den tijd van nog geen halye eeuw ontwikkeld tot
der Koninklijke Shellgroep, de Nederlandsche
Koloniale Petroleum Maatschappij, welke met
kapitaal der Standard Oil of New Jersey werd
opgericht, en de Nederlandsch Indische Aardolie
Mij., een gemengd bedrijf dat door de Ned.-
Indische Regeering en de B.P.M. gezamenlijk
wordt uitgeoefend.
De eenige jaren geleden in het leven geroepen
Nederlandsche Nieuw Guinea Petroleum Maat
schappij verricht nog alleen maar exploratie-
werkzaamheden.
De vele Indische productie-terreinen zijn gelegen
in Atjeh, Sumatra's Oostkust, Djambi, Palem-
bang, de residentie Rembang op Java, N.O. Bor
neo, Tarakan, Boenjoe en Ceram.
Sumatra is wel het olie-rijkste der Indische
landen. In 1937 bedroeg de totale productie van
Ned.-Indië 7200.000 ton, waarmede het in de rij
der olieproduceerénde landen de vijfde plaats in
nam. Sinds 1925 was deze hoeveelheid meer dan
verdubbeld. Gezamenlijk bezitten genoemde
Maatschappijen 7 raffinaderijen, waarvan een
zelfs met een capaciteit van 43.000 vaten per dag.
De totale lengte van toevoerende pijpleidingen
is momenteel 4000 K.M. groot. In de Indische
statistieklijst van uitgevoerde waren staan de
aardolieproducten thans bovenaan. Groote wel
vaart heeft de petroleum-industrie ook in de
Oost verspreid. In 1937 werd door de maatschap
pijen alleen in Ned. Indië voor enkele millioenen
guldens aan bestellingen geplaatst en in het
zelfde jaar brachten zij gezamenlijk 55 millioen
gulden op aan royalties, rechten, en belastingen
in velerlei vorm.
Ruim 2200 Europeanen en ruim 36.000 Aziaten
waren in 1937 by de verschillende Indische Pe
troleum Maatschappijen werkzaam.
Goede behandeling van het personeel en bevor
dering der sociale verhoudingen zijn steeds be
langrijke punten op de programma's der olie
concerns geweest. Ook buiten het personeel
wordt echter door de Inheemsche bevolking van
de aanwezigheid der industrie geprofiteerd. Ver
betering van het wegenstelsel, bruggenbouw,
hygiënische en sanitaire maatregelen, doeltref
fende woning-accomodatie, al deze factoren
grijpen diep in het sociaal-economische leven der
Inlandsche bevolking in.
Ondanks de vele voordeelen, die deze nijverheid
afwerpt, heeft zij toch in den loop der jaren veel
critiek moeten ondervinden. Door de stijgende
beteekenis der vloeibare brandstof zyn de olie
velden in het brandpunt der internationale be
langstelling komen te staan, dè concerns beijve
ren zich in het verkrijgen van nieuwe concessies
en ook de regeeringen interesseeren zich hiervoor.
Deze groote belangstelling voor de petroleum
ligt ten grondslag aan de vaak verkondigde mee
ning, dat zij, mede door het streven der olie
concerns, als een nieuw machtsmiddel een bron
van internationale conflicten zou vormen. Dit is
een tendentieus verwrongen voorstelling van za
ken en men hoede zich voor de schromelijke
overdrijving, waarmede deze idee steeds weer
gepropageerd wordt.
Omgekeerd echter, indien er eenmaal een inter
nationaal conflict bestaat, dan kan het bezit van
petroleumbronnen en een daarbij behoorende
industrie voor een betrokken natie inderdaad
van groot belang blijken te zijn. In even snel
tempo als het principe van drijfkracht door mid
del van benzine of dieselolie in het economische
leven aan beteekenis gewonnen heeft, heeft het
namelijk ook zyn intrede op militair terrein ge
daan. De steeds voortschrijdende motorisatie der
legermachten is overbekend. Waar paardentrac-
tie vroeger voor de verplaatsing van troepen en
artillerie-eenheden zorgde, verrichten vlucht
auto's en tractoren thans haar taak. Groote laan-
tallen tanks zyn als benzine-verslindende nieuwe
wapens in de legerorganisatie der meeste landen
opgenomen. Ook de strijdkrachten ter zee kun
nen het zonder de aardolieproducten niet meer
stellen; benzine, dieselolie, stookolie en smeer
olie zijn voor vele oorlogsschepen thans onmis
bare stoffen.
Last but not least, de luchtvloot, dat machtige
wapen in den toekomstigen krijg, is zonder ge
vulde tanks tot opstijgen niet in staat.
In den wereldoorlog bleek reeds het groote voor
deel van voldoende olievoorraden. Niet van goe
den grond ontbloot was dan ook de uitspraak
van Lord Curzon, tijdens een feestmaal ter vie
ring van den wapenstilstand verkondigd: „The
allies floated to victory on a wave of oil".
In de jaren 1916 en 1917 was het totaal verbruik
van benzine en stookolie door de geallieerden
namelijk 7 en 9 millioen ton groot, dat der cen
trale mogendheden slechts 2 en 21^ millioen ton.
De vervaardiging van synthetische benzine is
nog te weinig ver gevorderd om de waarde van
petroleum-voorraden in den huidigen tijd minder
groot te doen zijn. In dit licht beschouwd, is het
verheugend te constateeren, dat onze Regeering
de voornaamste olieterreinen in Indië niet onbe
schermd heeft gelaten. Zoowel te Balikpapan als
op Tarakan zijn tegenwoordig troepen gelegerd,
terwijl artillerie de havens bestrijkt; ook op
andere punten zijn militaire voorzieningen ge
troffen.
Immers, niet alleen is de welvaart, die een pe
troleumindustrie met zich medebrengt een reden
om de gebieden, waar zij gevestigd is, als een
kostbaar goed te beschermen, tevens is het een
feit, dat de weermacht, die noodig is voor de
territoiren, welke uit andere overwegingen be
scherming verdienen, aan kracht wint, wanneer
de voor haar onontbeerlijke petroleumproducten
aanwezig zijn. De olie-industrie wettigt uitgaven
voor een weermacht en de weermacht wordt door
de olie-industrie gediend.
Nederland mag zich gelukkig prijzen dat het
overzee zulke productievelden tot zijn territoir
kan rekenen en elke Nederlander moge beseffen
wat de petroleumindustrie voor zijn land betee-
kent en welk een voorname rol zij speelt bij de
bepaling van 's lands economische grootheid en
defensieve kracht.
Door eeuwentrotsch op roem en heil in
's lands historie
Door bittre ervaring, duur voor ramp en
schartd' gekocht
Heeft de Almagt zelf beslist, dat Neer-
lands bloed en glorie
Voor eeuwig aan t bezit van Nassau is
verknocht
FEITH
De verhoogde belangstelling voor 's landt
weerbaarheid is een heugelijk verschijn
sel, dat op alle waardeering aanspraak
maken mag. omdat ze niet wordt ver
oorzaakt door agressieve bedoelingen
jegens anderen, doch enkel en alleen
voortspruit uit de gedachte dai wij ons
zelf willen blijven.
Dr. H. COLIJN