DE CAVALERIE De Intendance NEDERL"AND! EET OP U SSECKT HERDENKINGSNUMMER van He Vijf SamenwerEenHc CfiristelijEe DagfilaHen biz. Cavalerie op 't oefenterrein Waalsdorp. door Kolonel H. F. M. Baron van Voorst tot Voorst Inspecteur der Cavalerie, Commandant der Lichte Brigade GEEN wapensoort heeft in den loop der eeuwen een grooter verschil in waardeering gekend dan de cavalerie. Haar rol is echter nog niet uitgespeeld! Talrijk waren de veldslagen, waarin zij de beslissing bracht. Talrijk zijn nóg de opdrachten, die aan haar al leen kunnen worden toevertrouwd, opdrachten, welke onmisbaar zijn om het verloop van een veldtocht in gunstigen zin te beïnvloeden: ver kenning van den vijand, om inzicht te verkrij gen in zijn bewegingen; beveiliging op groo- Op een tochtje-door Scheveningen. Eet wezen van de cavalerie is echter ingrijpend veranderd. Het gevecht te paard, en de aanval met het blanke wapen hebben tegenover de moderne vuurwapenen afgedaan. Zoodra zij daadwerkelijk moet vechten, zit de ca valerie af en gelijkt haar optreden op dat der in fanterie, echter met dit kenmerkend verschil, dat zij te paard, per rijwiel of per motorrijwiel ma noeuvreert en daardoor in staat is, om het gevecht veel beweeglijker dan de infanterie te voeren en op veel grooter fronten. Zij bijt zich doorgaans niet zoo vast als de infanterie, zij kan zich gemak kelijker van den vijand losmaken en snel op een ander punt opnieuw optreden zonder de kans te loopen vernietigd te worden. De kenmerken van moderne cavalerie zijn dan ook: groote vuurkracht gepaard aan groote be weeglijkheid in alle terreinen. De groote vuurkracht ontleent zij aan de talrijke zware mitrailleurs en lichte mitrailleurs, aan de mortieren, de pantserafweerkanonnen, de geweren tegen pantser en de karabijnen, die een onafschei delijk deel van haar bewapening uitmaken en aan de artillerie in de eerste plaats het Korps Rij dende Artillerie die haar moet steunen. De groote beweeglijkheid ontleent zij aan het ge bruik, dat zij maakt van alle moderne middelen van versneld vervoer, zóó zelfs, dat in onze orga- nisatiën een scheiding zal ontstaan en men zal kennen: eenerzijds cavalerie, wier hoofdvervoer middel als van ouds het paard zal zijn en ander zijds de cavalerie, wier hoofdvervoermiddel het rijwiel, het motorrijwiel, het motorrijwiel met zij span en de auto zal wezen. Deze indeeling hangt nauw samen met de taak, voor welke men de onderdeelen zal bestemmen. Zij is bovendien voor wat de „paarden"-cavalerie betreft, niet strikt. Immers reeds thans zijn bij de „paarden"-eskadrons Huzaren tallooze rijwielen en automobielen ingedeeld en in de nabije toekomst zullen de regimenten Huzaren ook motorrijwielen en zijspan-combinaties tellen voor het vervoer van zware mitrailleurs en andere zware wapens, als mede pantserautomobielen en eskadrons Huzaren- wielrijder. Een regiment Huzaren zal dus een gecompli ceerd geheel worden, dat echter uitermate geschikt zal zijn voor de uitvoering van haar hoofdtaak: de verkenning ten behoeve van de divisiegroepen en divisiën van het Veldleger en de beveiliging van deze groote eenheden. Deze taak stelt op den voorgrond een systema tisch doorzoeken van het tusschenterrein, hetgeen in vele terreinen alleen te paard snel en grondig kan geschieden. Waar de snelheid van de genoem de groote eenheden gering is en de afstanden, welke zij dagelijks kunnen afleggen betrekkelijk beperkt zijn, worden aan de krachten van de paar den geen eischen gesteld, welke boven hun ver mogen zouden liggen. Het is dus zeer juist gezien, dat men ook hier te lande voor de uitvoering van deze taak de bereden eskadrons zal behouden. Duidelijk schijnt dan ook in Spanje te zijn geble ken, dat inderdaad voor de eskadrons te paard nog een ruim arbeidsveld open ligt. De moderne oorlogsvoering heeft zooals ik reeds zeide de noodzakelijkheid aangetoond van het gebruik van véél cavalerie, ook in groot verband. Bij de uitbreiding van onze lichte troepen is onder de oogen gezien, hoe deze het meest doelmatig zou kunnen geschieden. Het aantal bereden eskadrons mocht niet worden verminderd. De snelheid van de lichte troepen (de Lichte brigade) in handen van den Commandant van het Veldleger zelf moest worden opgevoerd. Men diende boven dien een harmonisch geheel te vormen, waarin de snelheid en de actie-radius van de snelste onder deelen niet onevenredig werd verkleind door lang zamer marcheerende. Men heeft gemeend aan deze eischen te kunnen voldoen door een combinatie van wielrijders, motorrijders en automobielen. En zoo zal een lichte brigade of lichte divisie wor den gevormd, waarvan de kern bestaat uit regi menten wielrijders en regimenten huzaren-motor rijder (zijspan), alsmede motor-artillerie en pant serwagens. Om utiliteitsredenen zal het kader van de regi menten wielrijders evenals in hoofdzaak tot nu toe het geval was worden gerecruteerd uit de infanterie. De motorartillerie zal worden gevormd door het Korps Rijdende Artillerie. De regimenten Huzaren-motorrijder en de eska drons pantserwagens zullen echter worden aan gevoerd door personeel van de cavalerie, terwijl zij organiek tot dit wapen zullen (blijven) be- hooren. En dit is logisch. Want de geest van de paarden- cavalerie en ik voeg er aan toe die van de Rijden de Artillerie en van de wielrijders zooals deze zich thans heeft ontwikkeld zelfstandig en vóór alles vlot optreden over groote afstanden zoowel in klein patrouilleverband als met grootere onder deelen moet ook bij het gebruik van den motor blijven domineeren. Deze geest is van ouder op jonger in het Wapen overgegaan. Hierdoor is een hechte en gegronde traditie en een vlotte, energieke ruitergeest ont staan, een ruitergeest, die zijn stempel moet blijven drukken op alle lichte troepen, van welk vervoer middel zij ook gebruik maken en welk wapen zy ook bedienen. Het is dan ook niet te verwonderen, dat de jonge officieren eerst leeren, om volbloed ruiterofficier te worden en dat aan de Rijschool en de School voor Reserve-Officieren aan de africhting tot stoutmoedig ruiter de grootste aandacht wordt be steed, gewend om hindernissen te overwinnen en dus bezield met een geest van onverschrokkenheid, die het kenmerk van den waren cavalerist is, onverschillig of hij zijn dienst te paard, per rijwiel of per motorrijwiel verricht. alle door de zorg van den Directeur voornoemd aangeschafte goederen en grondstoffen, die na goedkeuring worden opgenomen in den voorraad van de Centrale Magazijnen van mil. kleeding en uitrusting om naar gelang van behoefte aan de mil. magazijnen van kleeding en nachtleger te worden toegezonden. Voorts beschikt genoemde Directeur over twee Centrale Magazijnen van mil. kleeding en uit rusting, waarvan er een te Amsterdam en een te Woerden is gevestigd. Deze magazijnen worden beheerd door officieren van de Mil. Administratie als Hoofden van die magazijnen. Het Centraal Magazijn te Amsterdam is meer speciaal bestemd voor het in voorraad houden van nieuw aangeschafte goederen, en de nieuwe grondstoffen daarvoor, terwijl daarbij een kleer makerij is ingedeeld. Het Centraal Magazijn te Woerden bevat mfeer speciaal reeds gebruikte goederen, is tevens her stelplaats voor de defecte goederen en verzorgt ten deele den aanmaak van tentmaterieel; voorts heeft daar de reiniging van de nachtlegergoede ren van alle garnizoenen en de reiniging van kleeding, velduitrustingstukken enz., plaats. De 4 Divisie-intendanten behooren tot de Di visie-staven en zijn als zoodanig belast met de voorbereiding van de verpleging in oorlogstijd van de Divisiegroep, welke alsdan uit de Divisie, bij welker staf zij zijn ingedeeld, wordt gefor meerd. Zij zijn tevens als Toeziende-Chefs belast met het toezicht op de mil. magazijnen van klee ding, van nachtleger en van levensmiddelen, op de mil. bakkerijen, alsmede op de garnizoens- werkplaatsen. Voorts oefenen zij toezicht uit op de particuliere wascherijen, die de lijf- en werkgoederen van den troep volgens gesloten overeenkomsten reinigen. Eén der aan den Hoofdintendant rechtstreeks toe gevoegde Kapitein-intendanten heeft als stand plaats Amsterdam; hij is daar Toeziende-Chef van de miL magazijnen van kleeding, nachtleger Na minstens 5 jaren troependienst te hebb verricht, waardoor voldoende kennis is opged] van de behoeften van den troep, kan ieder ol cier, van welk wapen of welk dienstvak deelnemen aan het jaarlijksche toelatingsexam tot de Hoogere Krijgsschool, afdeeling Intendani studiën. Om aan dat examen te voldoen, moet de ads; rant zich door voorafgaande studie reeds e zeer groote dosis kennis van o.m. natuurkuiy scheikunde en economische aardrijkskunde hi ben eigen gemaakt. Dat zulks voor de mee officieren niet gemakkelijk is, wordt duidel als men bedenkt, dat dit geen feitelijk militai vakken zijn als bijv. taktiek en mil. aardrijl kunde. Voor dat examen is dus reeds een speci; studie, veelal gepaard gaande met het nemen v privaatlessen, noodig. Eenmaal tot den intendancecursus toegelati volgt die officier gedurende 3 jaren de aan de H.K.S. Aan die inrichting van onderwijs wordt de 1 tendant grondig opgeleid voor den intendant dienst te velde bij het gemobiliseerde leger wordt de kennis bijgebracht, welke noodig voor het beoordeelen van waren. In het 2e studiejaar worden daartoe de adspirai intendanten gedurende 8 maanden gedetachee aan de Hoogere Landbouwschool te Wageningt waar een speciale cursus wordt gevolgd gepaa gaande met vele praktische lessen buiten het j bouw, alsmede excursies naar verschillende lat bouwgebieden. In dien tijd volgen zij tevens speciale opleiding in de vee- en vleeschkeuii aan het abattoir te Utrecht. In het 3e studiejaar wordt een speciale curs van 3 maanden gevolgd aan de Hoogere Textii school te Enschede. De officieren, die de Hoogere Krijgsschool, s deeling Intendancestudiën met succes hebben geloopen, worden daarna nog 13 maanden op i verschillende Intendance-bureaux werkzaam g steld tot voortzetting en toepassing van hun s '"1 -oor de veldkeuken, ontbreekt zelden iemand ten en korteren afstand, om de eigen troepen voor Verrassing te vrijwaren en om hun krachten te sparen; verrassend optreden op grooten afstand, om den vijand tot verdeeling van zijn krachten te nopen; versluiering van de be weging van de eigen hoofdmachten, om den vijand in het onzekere te laten van de eigen plannen; samenwerking in den slag, vooral door tegen den vleugel en den rug van den vijand op te treden; vervolging van een geslagen vij and, om de zegepraal te vervolmaken; dekking van een terug to cht, om aan de eigen troepen de gelegenheid te geven den nfcodigen voorsprong op den vervolgenden vijand te verkrijgen. Ziedaar de taak van cavalerie. Een zeer ruim ar beidsveld bestrijkt zij dus en heeft zij steeds be streken: ook gedurende den wereld oorlog! Dit wordt weieens vergeten, maar juist daarom is het goed, om in herinnering te brengen, dat de beslissing in Palestina in 1918 werd gebracht door de cavalerie van den Engelschen Generaal A 1- ■1 e n b y; dat de nederlaag van de Bulgaren in dat zelfde jaar vervolmaakt werd door de cavalerie van den Franschen Generaal J o u i n o t-G a m- b e 11 a; dat het optreden van dé Duitsche cava- leriekorpsen in Polen en Lithauen de Rus sen reeds in 1915 aan den rand van den afgrond bracht. En zoo zou ik door kunnen- gaan Ititxaillmrs-sectie in, fialop, door Kolonel A. Numans Mil. kleeding en uitrusting en de onder hem ge stelde officieren te Amsterdam; de Legerintendant en zijn toegevoegde kapitein- intendent te 's-Gravenhage; de 4 Divisie-intendanten en de aan elk dezer toegevoegde kapitein-intendant bij de Divisie staven te 's-Gravenhage, Arnhem, Breda en Amersfoort. Voorts zijn nog werkzaam bij de Vie Afdeeling van het Departement van Defensie: een Hoofd officier-intendant als Hoofd van die afdeeling, en een aan hem toegevoegde Kapitein-intendant; zijn twee Kapiteins-intendant als leeraar ge plaatst n.l. één bij de Hoogere Krijgsschool te 's-Gravenhage en één bij de Koninklijke Militaire Academie te Breda; en zijn 2 Kapiteins-intendant werkzaam bij de Interdepartementale Commissie voor de Economische Verdedigingsvoorbereïding te 's-Gravenhage. De algemeene leiding van de uitvoering der ver- plegingsmaatregelen en de verantwoordelijkheid daarvoor berust bij den Hoofdintendant, terwijl het Hoofd van de Vie Afd. optreedt als recht- streeksch adviseur in intendance aangelegen heden van den Minister van Defensie. Ten bureele van den Hoofdintendant worden aangeschaft de artikelen: haver, tarwe en tarwe bloem. Door den Legerintendant, behoorende tot den Staf van het Hoofdkwartier van het Veldleger, wor den de conserven aanbesteed, terwijl de aanmaak daarvan geschiedt onder rechtstreeksch toezicht van een daarvoor door den Hoofdintendant aan gewezen Kapitein-intendant. De Legerintendant is bovendien Voorzitter van de Commissie van Aanschaffing van levensmidde len, terwijl de twee Kapiteins-intendant, leden dier Commissie, door den Hoofdintendant jaar lijks bij toerbeurt worden aangewezen. Deze Commissie houdt voor de aanschaffing van de be- noodigde levensmiddelen elk kwartaal de noodige aanbestedingen en is tevens belast met de keu ring van die levensmiddelen voordat deze naar de magazijnen worden gezonden ter verstrekking aan den troep. De Directeur van de Centrale Magazijnen van mil. kleeding en uitrusting houdt de noodige in schrijvingen om te voorzien in de behoefte aan kleeding, uitrusting, nachtlegergoederen, tent- materieel, velduitrustingstukken en de grond stoffen daarvoor. Voor de uitvoering van die taak wordt hij bij gestaan door de aan hem toegevoegde Keurings commissie, samengesteld uit een Kapitein-inten dant, Hoofd, en drie technisch gespecialiseerde burgerleden, n.l. een lederspecialist, een textiel- deskundige en een chemisch ingenieur. Deze keuringscommissie is belast met het keuren yan. AAN het Dienstvak der Intendance, opgericht op 29 Juni 1828, en thans bestaande uit: 1 Generaal-Majoor of Kolonel, Hoofdintendant; 8 Hoofdofficieren-intendant; 19 Kapiteins-intendant, allen beroepsintendanten, alsmede 5 Reserve-Hoofdofficieren-intendant en 55 Reserve-officieren voor speciale diensten bij de Intendance, is de verpleging van het Leger in haar vollen omvang, zoowel in tijd van vrede als in oorlogstijd, opgedragen. Onder verpleging in dezen te verstaan: het voor zien in de behoeften aan voedingsmiddelen voor mensch en paard, kleeding en uitrusting, nacht leger en alles wat daarbij behoort. Om die taak naar behooren te kunnen volbrengen, zijn de beroepsofficieren van dit dienstvak op doelmatige wijze ingedeeld, n.l.: de Hoofdintendant en zijn toegevoegde officieren te 's-Gravenhage; de Directeur van de Centrale Magazijnen van «n levensmiddelen en van de miL bakkerij, en oefent tevens de .functie van Beheerder van den Hoofdvoorraad van het Leger uit. De garnizoenswerkplaats voor schoen- en zadel makers te Leiden ressorteert onder den Directeur der Centrale Magazijnen. In die werkplaatsen worden, behalve de herstellingen voor het garni zoen te Leiden, ook alle gedragen schoenen we der in orde gemaakt voor verstrekking aan den troep en hebben herstellingen van ledergoed op meer uitgebreide schaal plaats. In de meeste garnizoensplaatsen zijn mil. maga zijnen van kleeding, van nachtleger en van levensmiddelen, alsmede garnizoenswerkplaatsen voor kleer- en schoenmakers gevestigd. De 4 mil. bakkerijen bevinden zich in Amsterdam, 's-Gra- venhage, Arnhem en Utrecht; die in Den Haag is tevens voorzien van een maalderij. De mil. magazijnen van kleeding en van nacht leger beschikken over de noodige voorraden voor verstrekking aan den troep, en ontvangen zelf het benoodigde uit de Centrale Magazijnen. De mil. magazijngn van levensmiddelen beschik ken over voorraden levensmiddelen voor ver strekking aan den troep, die zelf voor de toebe reiding der spijzen zorgt en daarvoor de minder houdbare artikelen als groente en toespijzen bij de maaltijden of bij het brood aankoopt. Die ma gazijnen ontvangen zelve de noodige levensmid delen, telkens voor een kwartaal, van de Com missie voor de aanschaffing van levensmiddelen. De artikelen vleesch, spek, aardappelen en lig- stroo worden rechtstreeks betrokken van de leve ranciers volgens voor die leveringen gesloten contracten. De miL bakkerijen ontvangen het ongebuilde meel van de mil. bakkerij te 's-Gravenhage, waar de door den Hoofdintendant aangekochte tarwe vermalen wordt, terwijl de tarwebloem door de zorg van den Hoofdintendant wordt toegezonden. Die bakkerijen kunnen niet het geheele vredes- leger van brood voorzien, doch verstrekken het gebakken brood aan de troepen in de daarvoor aangewezen garnizoenen, terwijl de overige troe pen hun brood ontvangen van particuliere aan nemers volgens daartoe gesloten contracten. In de garnizoenswerkplaatsen worden de noodige herstellingen aan kleeding en schoeisel voor den troep verricht. Uit het vorenstaande, vooral als men daarbij denkt aan de groote aantallen en soorten artike len welke voor een Leger noodig zijn, blijkt wel dat de organisatie van de 28 beroepsintendanten oordeelkundig moet zijn vastgesteld, willen alle voor de verpleging van 'den troep noodige artike len tijdig beschikbaar gesteld worden en de ad ministratieve verantwoordingen behoorlijk ge schieden. Onwillekeurig zal de vraag ryzen: hoe komen de Intendanten aan de uitgebreide kennis van wa ren, welke noodig is om al die verplegingsartike- len op deugdelijkheid en kwaliteit te kunnen keuren en om ze voor bederf te vrijwaren? Het antwoord op deze vraag ligt opgesloten in het overzicht dat hieronder gegeven wordt van de opleiding van die officieren. diën. Voldoen zij ook daarbij, dan zijn zij benoes baar tot Kapitein-intendant bij openkomenc vacatures. Het behoeft wel geen betoog, dat de taak van Intendance in oorlogstijd wel zeer belangrijk Alsdan moeten alle voor het leger benoodigi verplegingsartikelen (de beteekenis hiervan in het bovenstaande verklaard) naar het oorlog terrein worden aangevoerd. En dat in een tij dat het economische leven belangrijk is ontwric! vele dagelijks benoodigde artikelen niet nauwelijks kunnen worden verkregen en de ve voersmogelijkheden vele moeilijkheden biede En het zal een ieder wel duidelijk zijn, dat i operatiën op het gevechtsveld belangrijk wori beinvloed door de verpleging van den troep. leger, hoe goed ook opgeleid, hoe goed ook i gerust, en hoe uitmuntend ook aangevoerd, niet tot groote daden in :*'aat zijn, indien de s daat te velde niet goed gevoed wordt. In d wereldoorlog is de juistheid van het vorenstaan wel duidelijk gebleken. In tijd van oorlog nu, worden de levensmiddele enz. van uit het hart des lands door de Afdeelii Intendance van de Etappendirectie per spoor i boot naar de z.g. „eindstations" vervoerd. Vi hieruit worden zij met gedeelten van de autt treinen, waarover de groote eenheden van hi Veldleger de beschikking hebben, naar de z. „aanvullingsplaatsen" vervoerd, alwaar het aai gevoerde door de proviand- en haverauto's (wi gens), waarover de onderdeelen beschikken, naa de keukenvoertuigen wordt gebracht, van waai uit het eten, na daarin te zijn bereid, aan de troep wordt verstrekt. En behalve levensmiddelen worden door de zoi van de Intendance tevens kleeding en uitrustin aangevoerd. De bij het Veldleger benoodigd kleeding en uitrusting wordt aangevraagd aai den Etappen-intendant en vanuit het Etappen kleedingmagazijn, langs denzelfden weg als dl levensmiddelen, naar het Veldleger vervoerd. Defecte kleeding en uitrusting, die niet bij des troep kan worden hersteld, moet zoodra mogelijl worden verzameld en afgevoerd. Tot dit doe kunnen deze goederen dagelijks op de aanvul lingsplaatsen worden ingeleverd en worden ver vóerd met de voertuigen, welke zich daarhees begeven om levensmiddelen te halen. De Hoofdintendant is in tijd van oorlog belas; met de aanschaffing van levensmiddelen en fou rage en de aanmaak van intendance-materieel ii den meest uitgebreiden zin. De aangeschaft levensmiddelen en fourage worden opgelegd ie z.g. „hoofdmagazijnen" welke alle binnen het ge bied van de Vesting Holland zijn gelegen en wor- den van daaruit ter beschikking van den Etap pen-intendant gesteld. Deze voorraden kunnen e.v. worden overgebracht naar dichter bij het oorlogsterrein gelegen magazijnen (etappen-ma gazijnen). Na lezing van bovenstaand artikel, hetwelk uiter aard slechts beknopt kon zijn, zal het den lezer duidelijk zijn, welk een belangrijke taak het dienstvak der Intendance, zoowel Tn vredes- als in oorlogstijd is toebedeeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 18