LEGER- EN VLOOTNUMMER TER GELEGENHEID VAN NEÊRLANDS 125-JARIGE 1813 HERWONNEN ONAFHANKELIJKHEID 1938 Een niet te breken band Waakzaam zijn en waakzaam blijven 11 cardan iild opll saetk! UITGAVE VAN DE VIJF SAMENWERKENDE CHRISTELIJKE DAGBLADEN: DE ROTTERDAMMER, NIEUWE HAAGSCHE COURANT, NIEUWE UTRECHTSCHE COURANT, NIEUWE LEIDSCHE COURANT EN DORDTSCH DAGBLAD HOOFDKANTOOR: GOUDSCHESINGEL 105, ROTTERDAM DINSDAG 4 OCTOBER 1938 Eerste Deel Directeur-Hoofdredacteur: H. DIEMER Hetvoorrecht van Nederlander te zijn INDIEN er iets is, hetwelk thans wel eiken dag tot ons spreekt, is het de wetenschap Nederlander te zijn. Temidden van de onrust, welke de wereld beroert, is in ons land het MEEST ALGEMEENE feest gevierd, omdat het God heeft behaagd. Koningin Wilhelmina veertig jaren te sparen als souvereine vorstin en Haar te versieren met wijsheid voor Haar zware taak. Met deze veertig jaren wordt een tijdperk van honderd-vijf-en-twintig jaren afgesloten, hetwelk ons scheidt van de droevige dagen, waarin een vreemde mogendheid haar zware hand op ons land en ons volk had gelegd. Zoo is de dankbaarheid voor de wetenschap Nederlander te zijn, niet los te denken van het oogenblik waarop wij weer onszelf werden. Het leek ons gewenscht, juist in deze dagen van wereldberoering den nadruk te laten vallen op 't woord NEDERLAND. LET OP U SAECK. Het zal slechts mogelijk zijn. ons nationaal volksbestaan voort te zetten; onze rijke koloniën tot verdere ontplooiing te brengen; onze reeds tot groote hoogte opgevoerde handel, industrie, zeevaart en landbouw te doen blijven de bronnen van onze volkshuishouding, indien wij onze zelf standigheid waard zijn. In de honderd-vijf-en-twintig jaren, welke achter ons liggen, is Neder land nooit eap gevaar geweest voor den vrede. Wanneer Nederland let op zijn „saeck". beteekent het niets anders, dan dat het voor zijn zelf standigheid offers weet te brengen. Van wat op dit gebied tot stand is gebracht, wil dit nummer iets mee- deelen. Wij zijn zeer dankbaar voor de medewerking, welke ons daarbij is geboden. Naast Zijne Excellentie den Minister van Defensie, vonden wij de hoogste autoriteiten bij onze land- en zeemacht bereid, in dit her denkingsnummer den breeden lezerskring onzer Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen op 't hooge belang van 's lands defensie voor 's lands onafhankelijkheid te wijzen. De hoop en de verwachting, dat deze uitgave den band mag versterken tusschen alle ECHTE Nederlanders en de waardeering voor onze weer macht doe groeien, vergezellen haar bij den gang naar onze lezers. HOOFDREDACTIE. 'sLands defensie - 'sLands onafhankelijkheid HET jaar 1938 is wel een zeer belangrijk in de jongste geschiedenis van ons Vader land. Cp den laatsten dag van de eerste maand werd heel ons volk verblijd door de geboorte van Prinses Beatrix, door welke blijde gebeurtenis de hoop op 't blijven voortbestaan van ons ge liefd Oranjehuis vasten grond verkreeg. In 't begin van September mochten we de 40- jarige zegenrijke regeering van Koningin Wil helmina herdenken, en 't Nederlandsche volk gaf daarbij een eenheid en geestdrift te zien als wel zelden werd aanschouwd. En straks, op den laatsten dag van de op één na laatste maand, zal 't een en een kwart eeuw geleden zijn. dat de Erfprins van Oranje weer voet op Nederlandschen bodem mocht zetten en daarmee onze herwonnen onafhankelijkheid na jarenlange vreemde overheersching werd bezegeld. Alzoo drie gebeurtenissen, die de eenheid van Nederland en Oranje demonstreeren op tref fende wijze. De twee eerst genoemde feiten werden door het geheele Rijk, hier en over zee, op vaak uit bundige wijze gevierd. En de derde gebeurtenis, die wij, zoo God wil, straks hopen te herdenken? 'Al zal 't uiterlijk feestbetoon ongetwijfeld heel wat minder zijn het feit van onze herwonnen onafhankelijkheid is in 't leven van ons land en volk van zóó geweldige beteekenis, dat herden king niet alleen eisch van piëteit maar natio- nalen plicht moet worden genoemd. Ook hier geldt inderdaad: 'k Zal gedenken hoe vóór dezen ons de Heere heeft gunst bewezen! Honderd vijf en twintig jaar. Een periode, die ïn 't leven van een volk van beslissende betee kenis kan zijn. Blijven we slechts bij onze eigen landshistorie. Hoevele belangrijke gebeurtenissen zijn niet te vermelden uit het tijdvak 1438 1563: de regee ring van Philips van Bourgondië, de ontdekking Van Amerika en den zeeweg naar Indië, het be wind van Karei V en de opvolging door zijn zoon Philips II. De volgende 125 jaar (1563— 1688) omsluit den 80-jarigen oorlog en den heldenstrijd van den Eersten en Derden Wil lem voor de onafhankelijkheid van de Neder landen. En roepen we ons de volgende 125 jaar [(1688—1813) voor den geest, dan denken we vooral aan 't tijdperk van verval, dat op de roemrijke gouden eeuw volgde, aan het droeve vertrek van Willem V naar Engeland en aan de bange jaren der Fransche overheersching. We deden maar een- greep om aan te toonen van hoeveel gewicht een periode van een en een kwart eeuw in de geschiedenis van een volk kan zijn. En wat de laatste 125 jaar betreft als we, al is 't ook maar in vogelvlucht, overzien wat de jaren 18131938 a^u Nederi^nd brachten, dan denkeu we onwillekeurig aan de karakte-. ristiek, die onlangs onze minis ter-president van de laatste veertig jaren gaf: Het woord van den Psalmist, waarin wordt gewaagd van gedachten, die zich binnen in ons verme nigvuldigen, geeft wellicht beter dan iets anders uitd voelens, die ons vervullen. H.M. KONINGIN WILHELMINA wier handen het opperbevel berust van de Nederlandsche Land- en Zeemacht. itdrukking aan de ge- De laatste eeuw bracht zulk een veranderinq te weeg, dat *t beeld, hetwelk de wereld en ook ons vaderland in 1813 vertoonde, thans niet meer te herkennen is. Die metamorphose was alzijdig en radicaal. Niet één levensterrein is aan te wijzen, waarop die verandering zich niet voltrok. Letten we op de verkeersmiddelen van toen en nu. In de plaats van trekschuit en diligence za gen we stoomboot, spoortrein en vliegmachine komen, t Is zoo: reeds Napoleon begon met eenige groote wegen aan te leggen, maar wat beteekent dit bij het prachtige wegennet, dat thans heel ons land overdekt? Een vergelijking van de volkshuisvesting van thans en een eeuw terug doet een evolutie zien, die moeilijk onder woorden is te brengen. Tóen alles nog samengeperst binnen de wallen van steden, die in menig opzicht nog 't stempel der middeleeuwen vertoonden nü buiten onze steden en dorpen moderne woonwijken, die zelfs de bewondering ver buiten onze grenzen heb ben gewekt. Als we denken aan den economischen vooruit gang, die de laatste honderd jaar bracht, ver rijst vanzelf voor ons oog 't beeld van Willem I, wel eens de „köopman-koning' genoemd, en inderdaad, deze eeretitel komt hem ten volle toe. De toestand van ons land vlak na den Napoleon- tischen tijd was in alle opzichten treurig. Om daarin verbetering te kunnen brengen was noo- dig een helder hoofd en een vaste hand twee eigenschappen, die onze eerste Koning in hooge mate bezat. Willem I was er van overtuigd, dat de vroegere bloei van ons land te danken was aan zijn han del en scheepvaart, en dat eerste voorwaarde, om die vroegere welvaart te doen terugkeeren, was te trachten den kwijnenden handel en de vervallen scheepvaart weer op de been te helpen. Daartoe is hij rusteloos in de weer ge weest en aan de kloeke voortvarendheid van dezen vorst heeft Nederland dan ook zeer veel te danken. Hij is de oprichter geweest van de Nederlandsche Handelmaatschappij en gaf de belofte persoonlijk te zullen zorgen, dat er ge durende twintig jaar voldoende rente werd uit betaald. Voor deze grootsche poging werd 12 millioen gevraagd en voor 70 millioen inge schreven. Om Amsterdam te helpen werden plannen ge- jnaakt, die later door 't graven van 't Noord zeekanaal werden verwezenlijkt. Voor Rotter dam liet de Koning het Voornsche Kanaal graven, dat hij' geheel uit eigen middelen be taalde. 't Was ook in dezen tijd, dat een water weg naar Weesp, het Zederikkanaal en de Zuid-Willemsvaart tot stand kwamen. Aan goede landwegen werd eveneens alle zorg besteed, en toen in 1839 de eerste spoorlijn in ons land werd geopend (van Amsterdam naar Haarlem) was daarmede een vooruitgang be reikt als waarvan men vóór 1813 niet had dur ven droomen. Vooral ook voor landbouw en veeteelt heeft Koning Willem I zijn initiatief en volhardende arbeidskracht gegeven, terwijl het ook voor een groot deel aan hem te danken is, dat in Twente en Noord-Brabant een bloeiende nij verheid ontstond, die steeds grooter vlucht nam. De regeeringsperiode van onzen eersten Koning (1813'1840) is voor de economische vooruit gang en maatschappelijke ontwikkeling van ons vaderland van de grootste beteekenis ge weest. En als we bedenken, dat de scheiding van België met alles wat aan deze onverkwik kelijke geschiedenis vooraf ging en als nasleep "kwam, toch ook nog in deze periode viel, dan verbaast het nog meer, dat op zooveel vooruit gang kan worden gewezen. Wij schrijven hier geen geschiedenis. En aller minst ligt 't dan ook in onze bedoeling een volledig uitgewerkte schets te geven van de 125 jaar, waarop we thans mogen terugzien. Onder de regeering van Koning Willem II kwam (in 1848) de Grondwetsherziening tot stand, waardoor veel van de macht van den Vorst op de Volksvertegenwoordiging over ging, en de overgang naar den nieuwen tijd zonder revolutie verliep. Slechts negen jaar (1840—1849) heeft de held van Quatre-Bras den schepter gevoerd: bij zijn dood werd hij opgevolgd door zijn zoon, die als Koning Willem III meer dan veertig jaar zich de regeering zag opgedragen. Onder zijn bewind kwamen vele goede wetten tot stand, vooral ook in verband met de uitbreiding van spoorwegen, post en telegraaf en met de ont wikkeling van het onderwijs. In 1853 kwam de Haarlemmermeer droog; Rotterdam kreeg zijn Waterweg naar zee, Amsterdam zijn Noord zeekanaal. Over de acht jaar, dat Koningin Emma regen tes was, en over de 40-jarige regeering van Koningin Wilhelmina kunnen we hier kort zijn. Pas ligt dat regeeringsjubileum achter ons en in ons Gedenknummer ,,Ik zal handhaven" zijn op uitvoerige >vijze geschetst de vele zege ningen, die ons volk onder dit bewind werden geschonken. Hoeveel veranderingen brach ten de laatste 125 jaar! En wie denkt dan voorts niet aan de ontwikkeling der din gen op kerkelijk terrein en op schoolgebied: aan de sociale wetgeving, die vele tienduizen den ten zegen werd: aan den strijd op staatkundig en maat schappelijk erf; aan het opko mend vereenigingsleven, dat thans allerwege bloeit; aan de dagbladpers, die aan invloed en beteekenis zooveel won, dat ze zich de naam van „koningin der aarde" verwierf. Wie aandachtig naspeurt en vergelijkt, denkt vanzelf aan 't oude woord van den ge wij den zanger: Het is een wonder in onze oogen. We zien het maar doorgronden 't niet! In zijn eerste proclamatie aan het Nederlandsche volk schreef de Prins van Oranje in 1813: „De oude tijden zullen weldra herleven en wij zullen aan onze kinderen de dierbare pan den kunnen overmaken, die wij van onze voorouders ontvan gen hebben". Door 's Heeren gunst mocht deze belofte in heerlijke ver vulling gaan. Terwijl we dit schrijven drij ven sombere wolken over Europa en vragen we ons met angst af: wat zal de toekomst brengen, ook aan ons vader land? Hoe moeilijk 't velen thans ook hebben toch zijn we nog een rijk begenadigd volk. Wie een zorgvuldige vergelij king maakt tusschen den toe stand van ons vaderland van toen en nu, die denkt vanzelf weer aan de woorden waar mede onze minister-president onlangs de laatste veertig ja ren karakteriseerde. En die woorden gelden ook voor wat de laatste een en een kwarteeuw aan Nederland bracht: „Wie eenig begrip heeft van de krachten, die weerstaan moesten worden om te kunnen blij-* ven wat we waren, om te behouden en te ver werven wat we thans als natie ons geestelijk en stoffelijk bezit mogen noemen, die zal ook al houdt hij rekening met schaduwen, die b.v. in den vorm van ernstige werkloosheid, over de laatste jaren vallen moeten toe-' geven, dat deze periode tot de meest gezegen de uit onze rijke historie behoort: die wordt ook gedwongen tot de erkenning, dat zij de vergelijking met wat elders, onder vergelijk bare voorwaarden en omstandigheden, geboek staafd kan worden, met glans kan doorstaan. De uitkomsten mogen elders wellicht ge ëvenaard worden, wanneer men het geheele veld en het geheele tijdperk overziet, worden ze nergens overtroffen." Getrouw aan onze gewoonte aandacht te wijden aan belangrijke herdenkingen in ons volks leven, besloten wij een speciaal nummer uit te geven naar aanleiding van Neerlands 125- jarige herwonnen onafhankelijkheid. Wij willen in dit nummer vooral de aandacht vestigen op 's lands defensie, op ons leger en onze vloot. Die twee zaken: 's lands onafhankelijkheid en 's lands defensie stonden altijd en staan nog met elkander in onlosmakelijk verband. In een van de vele proclamaties in 1813 uit gevaardigd „uit naam van Zijne Hoogheid den Heere Prince van Oranje" werd 't in deze gespierde taal gezegd: x Nederlanders! Wij roepen u op om u een- dragtig om den standaard te scharen die wij geplant hebben; wij roepen u op om de wapens als mannen op te vatten, en den vijand, die nog op onzen bodem ons schijnt te trotseren, doch reeds sidderd voor onze verééniging, van onze grenzen te verdrijven. Elk onzer zij gedagtig aan het geen onze brave Voorvaderen deeden, toen de on sterfelijke Eerste Willem Hollandsch moed in laaie vlam ontstak, en laat het edele voorbeeld van Spanjes Volkeren, die na den hachelijksten strijd met opzet ting van goed en bloed, het gehate juk verbrijzeld hebben, en thans den heerlijk sten dageraad van Verlossing en Zegen, zien aanbreken, laat dit voorbeeld ons leeren, dat de uitkomst niet faalen kan. door ZExc. J. J. C. VAN DIJK, Minister van Defensie HET doen verschijnen van een nummer, gewijd aan Leger en Vloot, op een tijdstip, waarop onze gedachten worden teruggeleid naar de dagen, waarop onze onafhankelijkheid werd herwonnen na drukkende overheersching, mag reeds uit dien hoofde waardeering vinden. Temeer is dat het geval, nu we leven in een tijd van internationale spanningen, waarin de beteekenis van een krachtige weermacht als instrument tot behoud van ons onafhankelijk volksbestaan scherp voor oogen komt te staan. De preventie, daarin gelegen, kan mede het middel zijn, dat land en volk ge- spaard blijven voor een verwoes tenden krijg. De versterking van onze weermacht te land en ter zee is in gang. Moge ook daardoor de belangstelling en liefde voor en het vertrouwen op die weermacht bevestigd en versterkt worden. Daartoe kan in belangrijke mate medewerken eene uitgave als deze, waarin door bekwame hand geschreven artikelen zijn opge nomen, die de kennis van ons weermachtsapparaat vermeerde ren. Het is onze vurige hoop, dat de beschermende taak, die aan leger en vloot is toevertrouwd, zal kunnen worden vervuld door waakzaam te zijn en te blijven. Mocht het anders zijn, wat God verhoede, dan mogen wij ver trouwen, dat in een opgedrongen strijd met inzetting van alle krachten de vaderlandsche plicht ten volle zal worden vervuld. Bij den voortduur zij het onze bede, dat de bewarende hand van onzen God over land en volk uitgestrekt moge blijven. Z.Exc. Mirti6tei J. J. C. van Dijlc

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 11