Hermannus Boerhaave OVERLEDEN 23 SEPTEMBER 1738 Hermannus Boerhaave OP 27 September 1738 werd in de Pieterskerk te Leiden begraven het stoffelijk overschot van Prof. Dr. Herman Boerhaave, aldaar op 79-jarigen leeftijd gestorven op den 23sten van die maand. In sobere bewoordingen maakte een krant uit den jare 1738 dit sterven ruchtbaar: „Leyden, 23 September. Dezen ochtend omtrent drie uuren is de Heer Hermannus Boerhaave, A. L. M. Philosophiae et Medicinae Doctor, hujusque et Collegii Pract. Professor, Collegii Chirurgici Praeses en Lid van de Koninglyke Academiën der Weetenschappen te Parijs en Londen, in den ouderdom van omtrent 70 Jaaren overleden, zynde gebooren den 31 December 1668 te Voor hout, omtrent een uur van deze Stad en door de Heeren Curateuren almede de Edele Groot Agt- baare Heeren Burgemeesteren dezer Stad den 20 Maart 1709 tot Professor van deze Universiteit benoemd: Het verlies van dezen zoo hooggeleer den en vermaarden Heer word in 't algemeen, maar wel voornaamentlyk by de Republiek der Geleerden, ten hoogsten betreurd". Herman Boerhaave .vas een zoon uit het tweede huwelijk van Ds. Jacobus Boerhaave, die even eens aan Leiden verknocht bleef. Verscheidenen van zijn kinderen immers zijn in een van de kerken in de sleutelstad gedoopt. Waar de groot vader van dezen predikant zich omstreeks 1580 aldaar vestigde, kan men wel zeggen, dat de woorden- Boerhaave in Leiden nauw verbonden zijn. Het was in deze stad, dat Herman op 10 Juli 1682 als student in de wijsbegeerte werd inge schreven, en aan deze zelfde Universiteit heeft de afgestudeerde geleerde lauwer na lauwer be zorgd. Zoon van een predikant legde tiij reeds vroeg liefde voor de theologie aan den dag, een liefde, die hem niet meer heeft losgelaten, ook niet, toen de geneeskunde het terrein, waarop hij zich bij uitstek bewoog zijn denken in voortdurend grooter mate in beslag nam. Een jeugdig dqkter Een verraderlijke beenziekte deed zijn intuïtieve inzichten in de wijde wereld der medicijnen hel der aan den dag treden, toen hij, 12 jaar oud, na een vruchtelooze behandeling der dokters, ge dachtig aan het „Medicijnmeester, geneest Uzel- ven", nog onbewust van eigen meesterschap zich zelf geheel en al wist te doen herstellen. Maar voorloopig werd door den student gestreefd naar een dubbelen doctorstitel. Was de jonge Geboortehuis van Boerhaave te Voorhout 418 Boerhaave op 13 Juli 1693 te Harderwijk gepro moveerd in de geneeskunde, hierop zou de pro motie in de theologie volgen. Onverwacht kwam aan dit bedoelen een einde. In de philosophische twistingen uit die dagen werd de jeugdige geleer de ten onrechte aangezien voor een verdediger van den door alle rechtzlnnigen verworpen Spi noza, dien toegespitsten brilleslijper, en voortaan zou het min raadzaam zijn, zoo Boerhaave zich bleef toeleggen op de practische beoefening van de godgeleerdheid. De beteekenis van het „zien" Zijn kennis van de medicijnen maakte hem in 1701 tot lector aan de Leidsche Universiteit, een lector, die aan de studenten leerde, van welk een eminente waarde de waarneming is voor begrip van de onderscheidene verschijnselen. Hierbij sluit nauw aan het geven van demonstra ties aan de leerlingen, welke richting door hern als door een der eersten werd ingeslagen. En ook toen hij in 1709 het professoraat aan deze zelfde Universiteit verwierf, werd de eisch tot waarne ming opzettelijk scherp onderstreept. De roem, welken hij voortdurend meer te incas- seeren kreeg, vond zijn directe aanleiding in het geen Boerhaave in zijn klinisch onderricht te be reiken wist. Weliswaar moge het aantal door hem ontdekte ziektebeelden op zichzelf gering zijn, geringer althans, dan men van een man met zijn vermaardheid verwachten zou, zijn groote beteekenis moet gezocht worden in het pei^ waarop het medisch onderwijs werd gebracht en Tulpenboom op Oud-Poelgeestgeplant door Boerhaave die haar waarde demonstreerde in een doorluchte schare van dankbare volgelingen. Vorstelijke per- sonen stelden zich gaarne onder zijn behandeling. i'rotest per advertentie Evenwel, niet steeds ging zijn weg op rozen. „Die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart", zegt het Bijbelwoord. Van een op zichzelf misschien klein, maar voor een wetenschappelijk figuur gansch niet onbedenkelijk verdriet maakte hij melding in een advertentie: „Dewijl eenige baat- suchtige boekdrukkers, so hier te lande, als el ders, mij ten uijterste beleedigen, en het gemeen schandelijk bedriegen, daar mede dat sij uijt- geven op mijn naam verscheijde Boeken, naar afschriften van Lessen, dien ik heb gedaan, de welke sjj voorgeeven te krijgen van mijne gewe- sene toehoorders; die waarlijk, indien sulks waar is; sig wel onbetamelijk hierin gedraagen teegen mij; die mij altijd heb bevlijtigd tot haar voor deel. Soo vind ik mij gedwongen te betuijgen, dat ik geene van die erkenne voor mijne wer ken, maar dat die sijn uijtgegeven gantsch be drieglijk buijten mijn kennisse, teegen mijne wille, en vol van soo grove, en schandelijke mis slagen; dat deselve niet alleen mijn Naam tot schande, maar ook den lezer, die an suks gehoor mogt geeven, tot groote schade strekken. De Leidsche Academie „Waarom ik ook nasoek met vlijt de Daders de- ser onbehoorlijkheden, in de hoop van te sullen verkrijgen daar over regtmatige voldoening, tot .voorkoming van sodanige Misdrijven". „Mijn Naam tot schande". Twee eeuwen later kunnen we zeggen, dat zijn discipelen, die zijn dictaten gebrekkig publiceerden, hem wellicht ongerief hebben bezorgd, maar dat zijn naam, verre van te schande te zijn gemaakt, met gul den letteren gegraveerd staat in het historieboek der wetenschappen. Het belangrijkste echter is, dat Boerhaave een Naam kende, die wijduit ging boven zijn eigen naam, den Naam van Hem, Die de wereld, door den geleerde onderzocht, geschapen had. Hij be leed de beklemmende waarheid in het woord van God tot Job: „Wie heeft de wijsheid in het binnenste gezet? Of wie heeft den zin het ver stand gegeven?" Het is deze Godsvrucht, die openbaar werd, toen Boerhaave in 1718 bij het aanvaarden van een professoraat in de scheikunde te velde trok te gen die chemici, die zich zelfs niet ontzagen, dc Het Boerhaave-monument te Leidert Drieëenheid in dadelijk verband te brengen met de leer der transmutatie. Het is deze Godsvrucht ook, die zijn geheele leven, ook zijn arbeid in de wetenschap heeft beheerscht. Ook hierin zal zijn nagedachtenis tot vrede zijn. EEN PRAATJE !N ons dierbare landje hebben we zoowaar niet 'te klagen over het ontbreken van wolken en de daarmee vaak samenhangende regen. Hoe vaak hebben we niet een uitgaansdagje zoo ver drietig in het regenwater zien vallen of hoorden we met een bedrukt gezicht het „zwaar bewolkt tot betrokken" uit de radio komen. Toch behoeven wolken ons niet altijd met een min of meer boos gezicht te doen rondloopen. Denk maar eens aan dat vacantiedaagje, dat niét in het water viel. Wat kwamen die hooge witte wattentorens statig over de zee aandrijven of wat weerspiegelden die „Hollandsche sneeuw bergen" zich prachtig in het blauwe water van de Kagerplassen. Of herinnert u zich die heer lijke zonsondergang nog, waarbij dat landelijke kerkje met zijn hooge boomen zich zoo fijntjes afteekende tegen de purper wordende avond wolkjes? En wat staat zoo'n bolle wolk helder boven het frissche groen van onze weiden-met molentjes of wat kunnen ze machtig aan komen jagen over de bukkende heidedennetjes. Neen, Holland met zijn altijd blonde duinen, zijn wijde zee en zijn breede weide- en heidevlakten zou geen Holland zijn wanneer het niet zijn wol ken had, zyn wolkenburchten maar ook zijn regenwolken al kunnen we en dat geef ik dadelijk toe van die laatsten wel eens wat te veel krijgen. Maar nu iets anders: Wat zijn eigenlijk wolken? Wel, heel kort gezegd luidt het antwoord: Water! Natuurlijk wist u dat al; het zou al raar gesteld zijn met onze lezers wanneer ze nog nooit ont dekt hadden, dat mist vochtig is en dat een regenwolk water verliest. Maar daarmee is niet alles gezegd. IJs of sneeuw is óók water, alleen heeft het onder invloed van de temperatuur een ander aanzien gekregen, is het bevroren. Er zijn echter ook wolken, die uit louter ijs bestaan. Maar daarover straks. Laten we eerst over nóg iets anders praten en wel over: hoe ontstaat zoo'n wolk? Een wolk heeft zijn ontstaan te danken aan het feit dat soms de lucht meer waterdamp bevat dan de temperatuur toelaat. We weten n.l. dat warme lucht meer waterdamp (denk eraan, die is onzichtbaar) kan bevatten dan koude lucht. Koelt nu door een of andere oorzaak een deel van de dampkring af, dan zal het teveel aan water damp zich omzetten in vloeibaar water, dat zich als heel kleine druppeltjes in de lucht zal vertoonen. Denk maar eens aan het be slaan van uw bril (als u tenminste gedwongen bent zoo'n ding te dragen) wanneer u uit de koude buitenlucht een warme kamer binnen stapt. De eerst onzichtbare waterdamp in de om geving van de koude brilleglazen wordt zicht baar en zet zich als een veel te goed zichtbare laag er óp af. Evenzoo zal de heete water- d a m p uit een op de kachel staande waterketel in de koudere kamerlucht komend spoedig in een nevel overgaan. Dat dit in de ketel zelf nog nie. het geval was ziet men vlakbij de tuit. Daar ziet men nog geen „stoom". Welnu, op de zelfde manier ontstaat een wolk. Warme lucht met dus betrekkelijk veel water damp stijgt op (een eigenschap van alle warme gassen en vloeistoffen, die immers bij verwarming lichter worden), koelt al stijgende af en moet op zeker moment een deel van zijn waterdamp af staan: de wolk. die uit fijne waterdruppeltjes bestaat, die zoo klein zijn, dat ze blijven zweven. Wanneer dit z.g.n. condensatieproces zich in sterke mate voordoet vereenigen die kleine waterdeeltjes zich tot druppeltjes totdat tenslotte de regen als groote druppels of als men wil pijpestelen op ons neerklettert. Wanneer er zich onder die regenende wolk een koude luchtlaag bevindt, kunnen de druppels bevriezen. Het resultaat is hagel. Dat wil nog niet zeggen, dat wij die hagel- steenen op ons hoofd zullen krijgen, want onder weg kunnen ze best wel Weer /smelten. Wanneer de wolk zélf bevriest, ontstaat sneeuw, maar ook daarvoor geldt, dat die niet als zoodanig op de aarde behoeft neer te komen. Dat zien we in het hooggebergte. Uit eenzelfde wolk valt op de hooge toppen sneeuw, maar in de dalen regen. Eenige jaren geleden heeft de „regenmaker" Ver aart geprobeerd zelf regen te fabriceeren. Hij strooide daartoe ondergekoeld dus heel koud ijs of papier op niet-regenwolken uit. Hij hoopte dat daardoor het condensatie-verschijnsel zoo sterk zou gaan optreden, dat dc neveldeelitjes zich tot grootere druppels gingen vereenigen. Het „zon maken" geschiedde op dezelfde manier; immers wanneer een wolk in regen omgezet was, had de zon gelegenheid zijn stralen op het aardrijk af te sturen. Inderdaad is hem dit, zij het op betrek kelijk kleine schaal, ook gelukt. Later is hij ook mist gaan verdrijven door er voortdurend water in te spuiten. Die waterdruppels moesten dan de fijne mistdruppeltjes meenemen of er toe over laten gaan zich tot grootere mies-regendruppels te vereenigen. Mist. ...tja, hoe komen we aan die „vieze mist"? Mist ontstaat óók op bovengenoemde wijze, dus door condensatie. Eigenlijk is het dus een op de aarde liggende wolk. Hij ontstaat daar waar twee laag liggende luchtstroomen van verschillende temperatuur elkaar ontmoeten. Ze zullen zich vermengen en daarbij zal de warmste afkoelen en OVER WOLKEN zijn teveel aan waterdamp moeten afstaan, die zich als mist openbaart. Daarom hadden de Oceaan vliegers, die de Noordelijke route over de Atlantische Oceaan namen, zoo'n last met de om geving, van New-Foundland. Daar loopen n.l. de warme golfstroom en de koude Labrador stroom, die beide lucht van sterk verschillende tempera tuur boven zich hebben, tegen elkaar op. Wanneer die luchtstroomen (boven die zeestroomen) in el kaar overgaan ontstaat de beruchte New Found- landmist. Een optrekkende mist kan een lage wolk op leveren, die een groote uitgestrektheid kan be reiken. Men noemt deze wolkvorm: Stratus wat zooveel beteekent als laag, of dek. Maar ook kunnen andere soorten wolken zich tot een stra tus vereenigen, die dan op verschillende hoogter voor kan komen. Vaak kan een stratus gevormd worden uit kleine wolken, die ontstaan in opstijgende luchtstroomen, de cumulus- of stapelwolken, die heel vaak langs onze zomerhemel drijven, 's Morgens ontstaan ze wanneer de zon de aarde begint te verwarmen en de aarde de warmte aan de er boven liggende lucht afgeeft. Niet alle deelen van het aardoppervlak geven op gelijke wijze die zomerwarmte terug. Een zand- of heidevlakte zal de lucht erboven heel wat sterker verhitten dan een weiland of een bosch. Daardoor ontstaan stijgende en dalende luchtstroomen. Komt nu zoo'n stijgende luchtstroom op een hoogte waar de temperatuur zoodanig is. dat er waterdamp moet condenseeren, (op 1500 a 2000 m. hoogte) dan ontstaat zoo'n zomerwolkje, dat rustig weg zal drijven zonder iemand kwaad te doen. Tegen den avond, als de zon zijn kracht verloren heeft, lost de wolk weer op en we kunnen 's nachts van een heerlijke sterrenhemel genieten. Deze cumuli kunnen, zooals boven reeds gezegd werd, wanneer ze veel voorkomen, een stratusdek vormen, maar meestal blijven er dan hier en daar dunne of zelfs open plekken, waardoor het blauw nog te zien is. Cumulus kan op een erg warmen dag een cu- m u 1 o-n i m b u s vormen (nimbus regenwolk) En die is heel wat onheilspellender dan de vorige Hij verschijnt als een dreigende tot 7500 meter hooge wolkenprop aan de horizon en men kan er dan van op aan, dat er een onweer met hagel of regenbuien en rukwinden op komst is. De naam donderkop is dan ook in 't geheel niet misplaatst. De cumulus- of stapelwolken kunnen ook nog in andere combinaties voorkomen. Zoo kennen we de al to-cumul is, de bekende groote scha penwolken, die zich op 36 km. hoogte bevinde' en de kleine schapenwolkjes, die den naam vc. c i r r o-c u m u 1 i dragen. Deze fijne vlokjes ko men op 6 k 7000" m. hoogte voor. Ze kunnen, evenals veel andere typen, als golfwolken op treden. Dan vormen ze lange rijen, die als golven achter elkaar liggen. Die vorm ontstaat wanneer twee boven elkaar gelegen luchtlagen van ver schillende temperatuur zich in verschillende richtingen voortbewegen. Dit is trouwens het zelfde principe volgens welk de golven in water ontstaan wanneer het waait. De naam van deze schapenwolkjes is afgeleid van de cumulus en de cirrus, de vederwolk of windstreep. Deze cirri, die op 911 km. hoogte voor kunnen komen, zijn de hoogste wolken, die in onze dampkring te vinden zyn en bestaan uit louter ijsnaaldjes, die steeds maar vallen en als waterdamp weer naar boven komen. Als men erdoor heenvliegt merkt men niet, dat men in een wolk zit; men ziet alleen het glinsteren van de fijne ijskristalletjes, die tusschen de vleugels van het vliegtuig door schieten. Ook deze yle cirrus kan een stratus (dek) vormen en heet dan cirrostratus. De hemel is dan bedekt met een fijne, floersachtige witte sluier, die de beruchte kringen, om de zon en maan veroorzaken. Men zegt, dat het zich vormen van cirri uiit cirro stratus wijst op naderenden storm, omdat ze zoo'n RAAD! „Draag met God uw zware lasten, Draag ze kalm en met geduld," Goede raad en wijze lessen 't Is maar, of Ge 't volgen zult. Gij hebt ook een last te dragen, 't Is een kleine, weegt niet veel. 't Gaat, zoo en passant, gemakkelijk Och, een ieder heeft zij n deel. 'k Zal de mijne hier niet Och, waarom? Elk voelt de zijn. Medicijn neemt men bij druppels, Maar met glazen drinkt men wijn. Gaat 't u als mij bij tijden? Zijn de druppels u te veel? Kunnen daarom de enkele nauwlijks, Of onmogelijk door uw keel? Kom dan maar me weer bezoeken En bedenk u goed op raad; Mogelijk is een andere dit keer. Die me dan te wachten staat. Spreek maar zacht, 'k Zal 't wel hooren, 't Is misschien van tranen stom, Dat ge stamelt: „Och, nu snap 'k U, Morgen kom ik wel weerom." Zal 't dan morgen wellicht wezen: ,,'k Was te barsch met goede raad"? Laten we nu samen zeggen: „Wat God zond was goede daad." JOH AN GOOSSEN.i verwaaide vorm vertoonen. De naam windvegen of -streepen houdt al in. Dat stormachtige voor komen is echter niet het gevolg van groote windsnelheden op die hoogte, maar van het feit, dat de cirrus zich van een bepaalde langzaam bewegende luchtlaag -tot een hoogere uitstrekt, die dan meestal een tegengestelde, of in ieder geval verschillende voortbewegingsrichting heeft. Boven de cirruswolken strekt zich het gebied uit van de stratosfeer, die we kennen als de wolken- looze en windlooze laag boven de troposfeer, waarvan we dagelijks onze portie in- en uit ademen. Een artikel, dat over wolken wil han delen, moet hier dus noodzakelijker wijze een eind nemen. JAN Z. GROOTVADER VAN NOVELLEN Alexander Dumas père was eens tegenwoordig bij het vooriezen van eenige door zijn zoon geschre ven novellen. Natuurlijk gebeurde het op een theevisite. „Mijnheer Dumas", zei een allercharmantste dame: „Ik moet u geluk wenschen met uw werk. Dus u bent de vader van deze prachtige verhalen". „Pardon mevrouwtje", zei Dumas, „ik ben de grootvader!!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 14