NEERLANDS JEUGD BELOOFT TROUW AAN ORANJE Koningin Wilhelmina heeft Haar 40-jarig regeringsjubileum herdacht. En heel het Neder landse volk heeft dit feest blijde en dankbaar met Kaar meegevierd. De radio zorgde er Dinsdag voor, dat ook Oost en West-Indië, Curagao en zelfs Zuid-Afrika het feest van Neerlands jubilerende Vorstin konden meeleven, en jullie hebt zeker ook in de krant gelezen hoe overal in 't buitenland de Nederlan ders samen kwamen om, ook al waren ze ver van 't kleine landje aan de zee verwijderd, het grote feest toch mee te vieren. Dinsdagavond was de avond voor Neerlands jeugd. En daarvan moet natuurlijk wat in de Kinder krant staan. Vooral als je 't Zondagsblad laat in binden en 't zijn er velen, die dat doen! is 't later zo prettig weer eens te kunnen lezen van een gebeurtenis, die de belangstelling van heel 't vaderland had. Deze huldiging door Neerlands jeugd had plaats voor het paleis op de Dam te Amsterdam. Boven de hoofden van de tienduizenden deelnemers verhief zich een woud van vlaggen, welker kleu ren schitterden in het scherpe licht van de schijn werpers. Een oorverdovend gejuich steeg op, toen de Ko ningin op het balcon verscheen. En toen even later ook de Prinses en de Prins zichtbaar werden, daverde weer een nieuw gejuich over de Dam. Het muziekkorps zet het bekende Valerius' lied „Wilt heden nu treden" in en ontroerend schoon en plechtig klinkt dit prachtige lied uit tiendui zend jonge, frisse kelen door de avond. Roerloos en getroffen luisteren H. M. de Koningin en hot Prinselijk Paar naar deze zang, die als koraal- muziek ruist over de Dam. Wanneer 't gezang ge ëindigd is, breekt wederom een geestdriftig ge jubel los, dat klatert tegen de hoge grijzen gevel van de Dam, waarin achter vele vensters licht brandt. De vanen, boven de hoofden geheven, nijgen zich ten groet en het is alsof een plotseling opgestoken bries ze doet ontplooien en hun bonte kleuren doet uitwaaien over 't geweldige plein. Even is het dan stil en van de Dam af ziet men hoe drie vrouwelijke leden van het comité, dat deze grootse hu'debetoging heeft georganiseerd, op het balcon door de Koningin worden omvan gen en haar een oorkonde overhandigen, waarin de belofte van trouw, die nu door Nederlands jeugd gezamenlijk en met luider stem zal worden afgelegd aan de jubilerende Landsmoeder staat beschreven. KON1NG1NNE-JUBILEUM De vlaggen in beweging! Oranje overal! Heel Nederland één jübeU Blijluid trompetgeschal, 't Is Koninginne-feesttij, Omdat Zij jubileert. Zij heeft met Godes hulpe Veertig jaren geregeerd Haar volk. Haar land, met wijsheid Door al dje jaren heen. Zij gaf zich voor ons allen, Wij hebben Haar alleen. Zijt dankbaar, volk van Neerland, Dat nog in vrede leeft, Brengt dank den Groten Gever, Die ons dit alles geeft. Als eens de Hoge Vrouwe De kroon geeft aan Haar Kind, Dan zullen wij Ha&r dienen, Oranje blijft bemind! Geen land heeft groter rijkdom Dan 't landje aan de zee. Wij willen Holland houwen! Dat is ons aller beê. God, Neerland en Oranje, Die eeuwenoude band Blijve hecht en onverbroken. Tot heil van *t Vaderland! Hare Majesteit neemt de oorkonde in ontvangst en zegt met ontroerde stem, hoezeer het Haar verheugt op deze avond de Nederlandse jeugd rond zich verzameld te zien. De drie dames worden door de Koningin uitgenodigd op het balcon te blijven en zy nemen bescheiden haar plaatsen in op enige meters afstand van de Ko ninklijke Familie. Uil tienduizend stemmen klinkt het nu tegelijl;: ..Majesteit. Trouw aan U, Oranje-Vorstin betuigen wij met blijdschap op Uw feest, ook ons feest, wij, de jeugd van Nederland." Magnesiumfakkels ontbranden op de Dam. Hun scherp, wit schijnsel zet geheel het plein in laaien de gloed. Het licht van de schynwerpers lost zich daarin op en ook de feestverlichting schijnt flauw en zwak. Het volgend ogenblik ziet men op het balcon van het paleis de uit vier man bestaande deputatie van de gemeente Anlo uit de provincie Drente verschijnen met het vaandel, waarop het ge meentewapen is afgebeeld. Eigenhandig hecht de Koningin een oranjewimpel met blauwe letter W en op hetzelfde moment worden deze wimpels ook op het hele Dafiiplein aan de duizenden vaan dels vastgehecht en omhoog geheven in het ver blindende licht der magnesiumfakkels. Een geestdriftig gejuich breekt los, dat pas ver stomt wanneer het muziekcorps het volkslied inzet, dat met vuur door de duizenden wordt medegezongen. De magnesiumfakkels branden nog altijd en dikke rookwolken drijven over de Dam, maar het gezang is er niet minder om en al prikkelt de rook de kelen, de jeugd laat zich niet van de wijs brengen en zingt verder. Hcewel het programma slechts het zingen van twee natiohale liederen aangeeft, kan de uitvoe ring daarvan alleen de jeugd niet volkomen be- vicdigen. Achtereenvolgens klinken nog: ,,'t Is plicht, dat ied're jongen", „Piet Hein" en „Lang zal Zij leven!" over de Dam. Het laatste wordt besloten met een drievoudig daverend: Hoeral 'k Had er best bij willen zijn, bij deze huldebe tuiging van Neerlands jeugd. Jullie zeker ook wel? Maar dat kon natuurlijk niet. Slechts een klein gedeelte was uitverkoren om op dit historische ogenblik de jeugd van Neder land te vertegenwoordigen. Maar wat daar op de Dam plechtig beloofd is, dat is ook namens ons allen gedaan: Wij betui gen trouw aan Oranje, aan onze geliefde Ko ningin Wilhelmina! JUBILEUMRAADSEL is een stad in is een stad in 52, 1, 53, 16, 25 is een plaats in Friesland. 5, 11, 2, 17, 22, 34, 26, 43, 28, 7, 35 ontvangen jullie elke week thuis. 38, 53, 56, 8, 39, 12, 29 en 54, 18, 47, 49, 27, 29, 43, 17 zijn twee namen die vaak in één adem genoemd worden. 10, 6, 20, 16, 46, 57, is een eiland in Zuidholland. Van een 13, 24, 16, 25, 12, 48, 37, 14, 2, 42 zyn vele jongens en meisjes lid. 23, 32, 44, 9, 33, 2 is een bekende stad in Oosten- We moeten jong leren 3, 58, 36, 9, 41, 50 te zijn. 21, 4, 31, 15, 2, 35, 55, 45 is de leeftijd van sterke mensen. OPLOSSING RAADSELS in de kinderkrant van 27 Augustus I. Penn; Wilna; Genua; Udinë; Barmen. II. Hortensia, Begonia, Dotterbloem, Speenkruid, Kamperfoelie, Klaproos. III. Ren, aren. arend, Barend, IV. Pa pier, papier. AARDRIJKSKUNDIG RAADSEL Heb je 't kaartje in onze vorige Kinderkrant goed bekeken? En de stad gevonden? 't Kaartje gaf een stukje van Noord-Brabant weer. En de bedoelde stad was Tilburg. Leuke wedstrijd tussen een Amsterdamse politieman en jongens en meisjes wie 't eerst 't Paleis bereiken zal. HET LEVENSOFFER 1VAN SIMSON Toen riep Simson tot den Heere en zeide: Heere, Heere, gedenk toch mijner en sterk mij toch alleenlijk ditmaal, o God, dat ik mij met een wrake voor mijne twee oogen aan de Filistijnen wreke. Richteren 16 28. IN Simson, de raadselachtige bijbelfiguur uit het Ricliterenboek, is wel héél sterk openbaar geworden de strijd tusschen den Geest en het vleesch. Naar den Geest, die over hem vaardig wordt, is Simson in zijn eenzamen strijd voor het volk des Heeren: „knecht des Heeren" geweest en dat heeft hij geweten en beleden. Naar den Geest, die hem bekrachtigt in zijn conflicten met de Filistijnen, is hij zelfs type van den grooten „Knecht des Heeren", den Messias: onzen Heere Jezus Christus. Maar tegen dien Geest in woelt zoo ongeloofelijk sterk in Simson de macht van het vleesch. waar door hij zich laat overheerschen. En naar Itet vleesch is hij type van het volk des Heeren, dat altijd weer van den Heere af- hoereert en de grenzen niet eerbiedigtin Gods verbond gesteld. Gelijk Israël de Kanaanierten spaarde en in levensgemeenschap met deze vijanden Gods ver wereldlijkte, zocht Simson telkens het gezelschap van Filistijnsche vrouwen en liet daarin toe, dat het vleesch over zijn leven heerschappij heeft gevoerd. In Gaza is Simson nog gewaarschuwd, toen hij in de kracht des Geestes de stadspoorten kon wegdragen. Bij Delila blijft die waarschuwing uit en wordt in het spel met de zonde ook het spel met de genade uitgespeeld tot het vreeselijk einde. Ook voor Simson geldt, wat de Heilige Geest eeuwen later een apostel schrijven laat: ,J)waalt niet, God laat zich niet bespotten, want zoo wat de mensch zaait, dot zal hij ook maaien, want wie in zijn eigen vleesch zaait, zal uit het vleesch verderfenis maaien!" De Geest des Heeren wijkt van Simson. En hij wordt gevangen en verblind en veroor deeld tot den molen: het cirkeltje rand, en altijd weer en eiken dag: het cirkeltje rond! Op het vroolijke feest ter eere van Dagon is nu de Geest, die om Simsons zonden wil van hem geweken is, weer door de belemmeringen van het vleesch heengebroken in het gebed, dat Simson heeft gebeden daar tusschen de zuilen van het feestgebouw. We kunnen dat gebed onbarmhartig becritiseeren, gelijk er, zoo we dat zouden willen, geen enkel menschelijk gebed is, of we kunnen er critiek op oefenen. Maar we zullen hier niet vergeten, dat dit gebed door den Geest der genade en der gebeden in dezen richter is ontwaakt, want het is op het zelfde oogenblik verhoord. We kunnen zeggen, dat we niets bemerken van eenig berouw in Simsons hart over zijn schuldige spel met het Nazireeërschap. Laat ons maar niets zeggen, we weten immers niet, wat er in Gaza's gevangenis bij dien eentonigen gang in den molen geestelijk is doorleefd! We kunnen zeggen, dat hier in dit gebed toch wel héél sterk de persoonlijke wraakgedachte spreekt en dat we toch alle wraakgierigheid moe ten afleggen. Laat ons maar niets zeggen; de Geest wordt tot in ons bidden toe nog zoo vaak door ons vleesch tegengestaan! Wie weet daar niets van? Indien alleen in onze volkomen zuivere gebeden de drang des Geestes werken kon, wat kwam er dan van ons gebedsleven terecht? Er zijn ook vele bevlekte en bezoedelde gebeden. Al onze gebeden zijn onvolmaakt en veront reinigd. De heiligheden Gods openbaren zich in ons door de zonde ontredderde leven slechts in vermenging met onze ongerechtigheden. De Schrift gebruikt zelfs de uitdrukking: „de ongerechtigheid der heilige dingen". En wij ken nen wel allen de zegswijze: ,^onde tot in onze heiligste verrichtingen". Laat niemand zeggen, dat hij niet meer bidden mag of kan. De drijving des Geestes mag ons drijven, ook al komt ons gebed er soms wat krom uit. Want ook in onze kromme gebeden is de weg des Geestes recht. En Hij, die de harten door zoekt, weet welke de meening des Geestes in ons bidden is. Dat gebed wordt verhoord in Simsons levensoffer. Zóó moeten we zijn tragische levenseinde noemen, zóó en niet anders: levensoffer! Er zijn onder de bijbellezers wel vaak zeer vlakke naturen geweest, die in allen ernst een discussie wilden over de vraag, of dat levenseinde van dezen richter ook te rubriceeren zou zijn onder het hoofd: zelfmoord. Stel u voor! Wie die vraag ook maar opwerpen kan, moet wel niets weten van de hoogten en de diepten in den dienst van den levenden God. Voor zoo iemand staat zelfs het kruis van Christus waar aan de Zoon van God vrijwillig Zijn leven in den dood heeft afgelegd, nog in den grauwen nevel. Hier is het offer. Hier brengt de Geest, die in het leven van dezen richter zoo dikwijls door het vleesch is tegen gestaan, dat vleesch voor goed ten onder. In de catastrofe daar in Gaza, waar Simsons levensoffer méér dooden heeft geveld dan hij in zijn leven verslagen heeft, is een praefiguratie van Golgotha. Maar de Geest laat hier Simson brengen het offer van zijn vleesch voor den naam des Hee ren, opdat die groote naam geheiligd zou wor den, dien hij zelf in zijn vleeschelijkheid zoo schandelijk voor de oogen der heidenen onthei ligd heeft. In Johannes' Openbaring hooren we engelen zin gen van hen „die hun leven niet liefgehad heb ben tot den dood toe". Daartoe heeft ook Simson behoord. In zijn sterven heeft de Geest Christus verheer lijkt in de schaduwen der oude bedeeling. Inderdaad, in dat levensoffer is deze Simson, die naar het vleesch type is geweest van het afhoe- reerende Israël, ondergegaan, opdat deze Simson naar den Geest zou blijven als type van den grooten Knecht des Heeren". Simson is er, opdat de Christus er zou zijn. Daarom moest hij in de conflicten met de Filistij nen door den Geest worden bekrachtigd. Gelijk Israël er is. enkel opdat in dat volk de Christus zou worden voorbereid, straks ontvangen van den Heiligen Geest en geboren uit de maagd Maria. In dezen grooten „Knecht des Heeren", die de Zoon van God is, is enkel de Geest. Geen vleesch heeft in Hem tegen dien Geest be geerd noch kon ook maar tegen den Geest be- geeren. Méér dan Simson is hier. Daarom moet het volk van God van vandaag, hetwelk Nazireërvolk is, afgezonderd onder de volken en gemerkt met het merkteeken van Gods verbond, altijd weer in geloof op Hem zien, die onze Verlosser is. Hij heeft door den eeuwigen Geest zichzélven Gode onstraffelijk opgeofferd. In Zijn levensoffer is het r\jk der duisternis in beginsel verpletterd en door Zijn kruis heeft Hij over Satan en al diens hellemachten getriomfeerd. Wie houdt zich in zijn eigenwilligheid nog van Hem ver? Er is voor niemand eenig behoud dan in Zijn zelf offerande, waarin de door ons ontheiligde naam des Heeren in alle sferen van het heelal is verheerlijkt! Zie, wij zijn zoo vaak aan dat oude Israël gelijk, dat zijn bijzondere positie in deze tegenwoordige booze wereld niet verstond en niet wilde verstaan. Wij vinden het zoo héél gewoon, dat wij ver wereldlijken in onzen levenskijk en onze levens houding. Wat zou er van ons worden, indien de Heere ons deed naar onze zonde en ons naar onze ongerechtigheden vergold! We zien in Simsons levensontreddering wat wij waard zijn: dat de wereld, ja de hel. om ons gnuift en ons kunstjes laat verrichten ter ver hooging van demonischen pret! Wat moest er van ons worden, indien onze Heere Jezus Christus er niet was? Dan waren we weg! Maar Hij is onze groote Verlosser, die in het offer van heilig leven Satan en zijn rijk de macht over Zijn volk heeft ontnomen. In Zijn dood is voor ons het leven! En H\j heeft ons den Geest verworven, den levendmakenden Geest, die in Hem, als het Hoofd, en in Zijn gemeente, als het lichaam, woont. Op dat wij door dien Geest zouden inworstelen tegen ons vleesch en in dien geestelijken strijd niet zouden onderliggen, maar altijd sterken weder stand zouden doen, totdat wij eindelijk ten eenenmale de overhand zullen behouden. Amen, Jezus Christus, amenja, Gy zult in 't groot heelal 't rijk der duisternis beschamen, tot het niet meer wezen zal! Woon, o Heiland in ons midden, onder Uwe heerschappij zijn wij zalig, zijn wij vrij! Leer ons strijden, leer ons bidden! Amen, heerlijkheid en macht worde U eeuwig toegebracht! bij het bestormen van de trams te Scheveningen, waarbij het op enkele plaatsen ook even haperde met de orde. Het doorbreken der afzetting is niet prijzens waard, ook al is het nog zoo goed te verklaren; evenmin als het vernielen van de versiering in Brielle, al begrijpen we ook daar de teleurstel ling en al schijnt de Burgemeester daar minder taktisch opgetreden te zijn dan de autoriteiten in de groote plaatsen, waar ontelbare volksmassa's door de straten voortschoven en waar voor- zoover wij konden constateeren de politie een en al gemoedelijkheid was en zich zoo soepel ge droeg als met een behoorlijke orde-handhaving te vereenigen was. Een harmonischer feestviering dan van dit jubileum herinneren we ons niet. De prettige stemming is natuurlijk ook altijd voor een groot deel afhankelijk van het weer en dat was, als steeds op Oranje-dagen subliem. Het kon niet mooier. Trouwens, over Augustus viel niet te klagen, al waren er volgens de Bilt maar 158 uren met zonneschijn tegen 190 normaal. De vacantiegangers en feestvierders hebben van het weer geprofiteerd. Wat zou er van wapen schouw en vlootrevue, van verlichting en vuur werk terecht gekomen zijn, indien September in gezet was met kletterende regen en rumoerige windvlagen? Voor zakenmenschen van het soort, dat bij de feesten betrokken is, zijn het ongetwijfeld goede dagen geweest. De ijswagentjes, de kramen met oliebollen, gebakken haring, patat frites, choco lade, fruit en dranken waren evenzeer in trek éls de café's, cafétaria's en lunchrooms, waar meermalen geen plaatsje te bemachtigen was. Zóó rolde het geld. En de wagers van allerlei soort rolden ook. Spoor en tram, de auto's en autobussen deden goede zaken. Vooral de laatste hebben onnoemlijk veel passagiers vervoerd en deden daarmee de spoorwegen, die ook steeds soepeler worden met de tarieven, zware concur rentie aan. Men rydt voor 1.50 in een mooie bus van den Helder naar Rotterdam en voor twee kwartjes van Amsterdam naar den Haag: het is meer dan een mensch verlangen mag en men moet vreezen, dat het op den duur geen stand kan houden als het materiaal afgeschreven moet worden. Maar, neem het de menschen met smal'e beurzen eens kwalijk, dat zij van de gelegenheid om ook eens wat te zien, profiteeren? Trouwens, de regeering doet het zelf ook. Na derden tot heden de marechaussees de „wilde bussen" slechts om het vervoer van personen te bele'.ten of althans te be'emmeren; de vorige week vulden zij twee bussen om van den Haag naar Amsterdam vervoerd te worden; terwijl de paarden in eenige vrachtauto's volgden. „Defen sie" schijnt meer aan de eigen rekening dan aan het tekort der Spoorwegen te denken, anders zou men niet van de oude gewoonte afgeweken zijn. Mensch en dier waren blijkbaar te zeer vermoeid om een militaire marsch te maken; het zou anders een indrukwekkend gezicht geweest zijn, wanneer zestig van deze fiere ruiters door de Hollandsche landouwen ge'.rokken waren. Met de zorg voor het dier is het weinig in over eenstemming, dat de Hooge Raad het coupeeren van hondenooren uit winstbejag toelaat. De die renbeschermers zyn hier terecht verontwaardigd over. Dit wreede bedryf is reeds 43 jaar in Engeland verboden; waarom komen wy zoo achteraan? In Indië schijnt het met de dierenmishandeling nog honderden procenten erger te zijn dan hier. De echtgenoote van den voor'.aatsten landvoogd, Jhr J. C. de Jonge, heeft er onlangs een roerend boekje over geschreven, vrij van dwaze senti- menta'ï'eiten, maar warm gevoeld en geheell overeenkomstig de zorg voor het dier, welke de Heilige Schrift van ons verlangt. Dezer dagen werd toevallig herdacht, hoe groote zorg in Nederland besteed wordt aan de redding van schipbreukelingen, want vorige week werd de 6000ste, we zouden haast zeggen, met jubi'eumgejuich uit het water gehaald door de N.Z.H. Reddingmaatschappij. Soms kostte het den redders het leven, zooals bij den laatsten tocht van de „Brandaris", toen de schipper, de reus Cupido, ziek te bed lag en de reddingboot met de dappere bemanning voor altijd verdween. Een paar jaar te voren had een lid der bemanning ons nog verklaard: a's Cupido niet mee gaat, is het mis. En zoo was het ook. Cupido leeft nog, maar hij is blind; het ergste wat een zeeman overkomen kan. Och, het gaat met hem als met iedereen: we worden misschien zeventig jaar, of als we zeer sterk zyn, tachtig jaren; doch juist daarom is „Veertig jaren wijs beleid" ook met zooveel dank en ongewone harmorvie door gansch het volk herdacht. 39U

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 13