Door Lapland naar de Noordelijke IJszee
Radio in den dienst der Propaganda
DE RUILBEURS
TOEN Finland in 1918 zijn zelfstandigheid
bevochten had, kreeg het een doorgang naar
de Noordelijke IJszee. Weinig werd toen ver
moed, dat dit feit binnen enkele jaren nieuwe
perspectieven zou openen voor het toerisme in
het uiterste Noorden van ons werelddeel.
De onbekendheid met Finsch-Lapland is dan ook
grootendeels te wijten aan de afgelegenheid en
Waiterval Jamikoski bij Holttaköngös
de moeilyke bereikbaarheid van deze schoone
streek. Toch zal de eenzame zwerver, die zich de
moeite getroost de lange reis te ondernemen,
ruimschoots beloond worden.
Dit land, dat een oppervlakte heeft van pl.m.
80.000 K.M.2, behoeft niet langer terra incognita
te blijven voor hen, die de natuur in al haar
schakeeringen van bosschen en meren, bergen en
rivieren willen leeren kennen en die tevens be
hoefte hebben aan modern comfort. Sinds eenigen
tijd is Lapland ingesteld op de ontvangst van
toeristen uit alle deelen der wereld. Is het 's win
ters de ijssport, die talrijke beoefenaars naar het
Noorden lokt, 's zomers is het de majestueuze
natuur in al haar ongereptheid, die bij den on-
dernemenden toerist onvergetelijke indrukken
achterlaat.
Rovamiemi, gelegen aan de Kemijski, is een be
kend wintersportcentrum. Hier begint nu de Lap
landweg, de eenige autoweg ter wereld, die naar
de Noordelijke IJszee en het gebied van de
middernachtzon leidt. Geregelde autobusdiensten
onderhouden 's zomers de verbinding tusschen
Rovamiemi en Lunahamari aan de Finsche
Noordkust. Langs deze 531 K.M. lange route heeft
de Finsche toeristenbond in verschillende plaat
sen hotels laten bouwen, welke den vermoeiden
reiziger alle mogelijke comfort bieden. Meisjes
studenten in autochthone kleederdracht zorgen
voor de bediening, die hier zoomin als in het
Zuiden des lands iets te wenschen overlaat.
Drie K.M. boven Rovamiemi kruisen wij de
Poolcirkel, een spannend oogenblik. Door vaak
dichte dennenbosschen gaat het nu over heuvels
en door dalen in steeds afwisselend natuurschoon
met verrassende effecten. Eerst 220 K.M. boven
de Poolcirkel treffen wij het eerste Lappendorp
aan. Daar wonen de oorspronkelijke bewoners
van het land in hun typische houten hutten; als
echte Mongoolen zijn ze klein en gespierd en
hun tanige gezichten hebben over 't algemeen
iets vriendelijks.
Na den ruim 500 M. hoogen Kaunispaa, waar een
uitzichtpost is voor het melden van eventueele
branden komen we in Ivalo. Hier voert een zij
tak van den weg naar Inari langs het Inari-meer
Rondom Ivalo, dat in een vlakte ligt, verheffen
zich de hoogten van het land tot bergen, die van
alle kanten het pittoreske dal insluiten. Bij Sal-
mijani splitst de Laplandweg zich. De hoofdtak
voert over een afstand van 80 K.M. naar de
Noordkust, een zijtak voert naar Holttaköngös,
dicht aan de Noorsche grens gelegen. Tusschen
de stijle bergen baant de woest bruisende
Paatsjohi zich hier een doorgang tot zij uitmondt
in een fjord. Holttoköngös is de nederzetting
van een Lappenstam, die v.n. leeft van visscherij
(zalm en forellen) en jacht. Deze Holtten zijn
nog Grieksch-Kath. Per motorboot varen we nu
verder stroomafwaarts naar Kirkenes, een
Noorsch fabrieksstadje aan het begin van de
fjord. Van hieruit kan men met een Finsch mo
torschip Lunahamari bereiken over de N. IJszee;
déke tocht langs het imposante, kale kustge-
bergte vormt voor den toerist het hoogtepunt
van de reis. Aan de voet van de hooge bergen
(Van onzen Duitschen Correspondent).
NAUWELIJKS zijn we eenigermate op ons
verhaal gekomen van de sensationeele
verrassingen, welke de Automobiel-Tentoonstel
ling ons onder meer met de aankondiging
van de volkswagen bereidde, of we worden
opnieuw naar den Kaiserdam ontboden, om er
een voorbezichtiging mee te maken van de
„15 Grosse Deutsche Rundfunkausstellung" en
in den ondergrondschen spoorweg zitten we
niet slechts te transpireeren van de volle
Augustushitte, maar minstens evenzeer van het
beangstigende voorgevoel, dat ons ook nu wel
weer de een of andere verrassing te wachten
'staat!
En inderdaad, nauwelijks hadden we Halensee
bereikt, of de sensatie was er: de „Kleinempfan-
ger", een toestel, dat voor 35 rijksmark verkrijg
baar gesteld wordt voor de kleine luiden en dat
slechts weinig onderdoet voor den eertijds zoo
bewonderden „Volksempfanger" 301", die aan
vankelijk 76 en thans nog slechts 65 mark kost.
Beide toestellen bewijzen, tot welke enorme tech
nische prestaties men tegen een door vrijwel iede-
ren burger te betalen bedrag kan komen, wan
neer men slechts over een enorm afzetgebied be
schikt.
En dat is in dezen immers het geheim, welks op
lossing men in het buitenland met spanning tege
moet ziet. Een paar weken hield de halve wereld
zich bezig met het probleem van de volksauto,
en nu is het de „Kleinempfanger*, welke vooral
de bevolking van kleinere staten versteld doet
staan over zulke verrassingen. Vergeten mag hier
bij niet worden, dat de staat in al deze ddngen
van de Petsamofjord ligt Lunahamari, het-eind
station van den Laplandweg.
Op het Noordelijkste punt van Finland ligt het
dorpje Vaitslahti, dat slechts éénmaal per week
over zee te bereiken is. Midden door het dorp
loopt de grens, die van weerszijden scherp be
waakt wordt. In het Russische gedeelte leven de
menschen gezamenlijk onder één dak.
Van 22 Mei tot 23 Juli is de middernachtzon aan
de Noordkust te zien.
Behalve aan natuurschoon is Finsch-Lapland rijk
aan rendieren. Men schat hun aantal wel op
100.000. Minder rijk is het land aan bewoners.
Van het totaal der 20.000 Lappen wonen er in
Finland slechts 2000 en dan nog v.n. in het
Westen. In het Oosten langs de Russische grens
kan men soms 15 k 20 K.M. loopen zonder een
hut of woning te ontdekken.
In Ylaluostari bevindt zich het meest noordelijke
klooster ter wereld, in 1556 door Grieksch-ortho-
doxe monniken gesticht.
Finsch-Lapland met z'n uitgestrekte dennenwou
den, kale hoogten, snelstroomende rivieren, een
zame meren en verlaten moerassen is een land,
dat ieder in een betooverende ban slaat. De rust
uitgaande van zijn onbedorven, wondersohoone
natuur, bekoort in hooge mate. Hier zingen de
bosschen hun eeuwig lied.
Hier ruischt de eeuwige stilte.
J. H. L.
Het nieuwe toestel voor den televisie-radiodienst
het initiatief neemt en dat men over voldoende
kapitaal vrije beschikking binnen het eigen land
heeft.
Reeds eerder hebben wij eraan herinnerd, dat
vroegére staatslieden ervoor terugdeinsden, om
het radiotoestel in dienst van den staat en dus
ook van de propaganda te stellen. In den na-
tionaal-socialistische eenheidsstaat denkt men
daar anders over. Alle beschikbare middelen
zoo redeneert men moeten in dienst van den
staat, van de „Volksaufklarung", van de propa
ganda gesteld worden. En hierby neemt de radio
een allereerste en zeer ingrijpende plaats in. Se
dert de partijen werden ontbonden en de NSDAP
de macht in handen heeft, is men begonnen met
de politieke en cultureele opvoeding van het Duit-
sche volk. Natuurlijk zijn er nog velen, die daar
weinig sympathie voor koesteren, maar zij zullen
er wel voor zorgen, dat niemand iets van hun af
keer merkt, want kritiek op het staatsbeleid
Holttaköngös. Op de achtergrond de fjord
372
Pontje in IvaUè
Het goedkoope volks-radiotoestel
wordt uitsluitend in positieven, bevestigenden,
dus niet langer in af wij zenden vorm geduld!
En om nu de gansche bevolking van het Derde
Rijk deelachtig te maken aan deze educatie van
staatswege, heeft men een „Kleinempfanger" ont
worpen, die voor een uiterst billijken prijs des
noods nog bij afbetaling, voor de groote massa
verkrijgbaar wordt gesteld. De Berlijner typeert
dit apparaat als „Einfach Puppe-" Wij zouden
zeggen: ,,'n Dotje". Het weegt dleohts 1.5 Kg. en
werkt in zijn eenvoudigen vorm sympathiek. Hoe
veel overleg en technische ervaring is ertoe noo-
dig geweest, om zulk een product met een voor-
loopige oplage van 700.000 stuks in den handel
te brengen! Elk onderdeel, ieder pennetje en
veertje moest veranderd en aangepast worden
om tot het gewenschte eindresultaat te komen.
Zooiets zouden wy waarschijnlijk ook wel bij
ons kunnen gebruiken!
De „Reichsrundfunkkamer" is op een origineele
gedachte gekomen. Een honderdtal van de oudste
radioluisteraars uit alle deelen van 't Grootduit-
sche Rijk zyn naar Berlijn uitgenoodigd om nu
eens vast te stellen, wat er op dit gebied in een
betrekkelijk korten tijd is gepresteerd. De rond
wandeling begint bij een afdeeling, waar de eer
ste gramofoontóestelflen zijn neergezet en plotse
ling waant men zich terug in den gulden tijd van
voor den oorlog. Men luistert naar lang vergeten
melodieën, naar den „Slag bij Sedan", hoort
kanonnen knallen, hoera brullen en de hilariteit
bereikt haar hoogte punt bij een gramofoonplaat,
die ons „Bij den tandarts" binnenleidt, waar een
hevige strijd ontstaat tusschen den kiezentrekker
en den doodsbenauwden patiënt!
Het is in toonaangevende kringen weliswaar ge
bruikelijk geworden, om met een zekere minach
ting over de mannen uit den zoogenaamden
„Systeemtijd" te spreken en daarmee doelt men
op hen, die het Duitsche volk door de moeilijke
jaren van na den oorlog naar hun beste' kunnen
hebben heengeholpen doch bij een historisch
overzicht van de radiogeschiedenis moet men
tegen wil en dank erkennen, dat juist die moei
lijke jaren voor het radiobedrijf van enorme en
blijvende beteekenis zijn geweest.
In het huidige Duitschland heeft men de radio
geheel en al in dienst gesteld van de „volks
opvoeding", van de politieke propaganda en juist
derhalve is men er met alle middelen op uit, om
in ieder gezin zoo'n toestel geplaatst te krijgen.
Voorloopig heeft de staat zoo hoorden wij
dr Goebbels vertellen een bedrag van 10.000
mark beschikbaar gesteld, waardoor het ook
onder de minder bemiddelden mogelijk zal wor
den, aan dit „volksgenot" deel te nemen.
Tenslotte vestigen wij nog even de aandacht op
de aangekondigde uitbreiding van den televisie
radiodienst, waarmede wy twee jaar geleden op
de Leipziger Messe voor het eerst kennis hebben
gemaakt. Men toonde ons toestellen, waarbij het
beven der opnamen reeds veel geringer geworden
is, waardoor natuurlijk de duidelijkheid van
ieder beeld en ook die der contrasten bevorderd
De televisie-radio-industrie exposeert thans een
toestel, dat binnen afzienbaren tijd voor 800
mark verkrijgbaar zal worden gesteld en doo?
"net in werking nemen van meerdere zenders
hoopt men het dan mogelijk te kunnen maken,
dat de luisteraar niet slechts kan hooren, doch
terzelfder tijd ook in de huiskamer kan 'ie.n,
wat er zoo hier en daar gaande is!
Berlijn, Augustus 1931 (Nadruk verboden)
DE WEG
door Bas van Rijn
TINTELBLAUW, als een reuzenkoepel,
strakte de lucht over het brabantsche land.
Hoog stond de zon, héél de dag, stovend het gele
graan tot volle rijpheid. De klavervelden geur
den zwaar, groen-paars opplekkend in de
wijde zee van zongerijpt koren.
De mannen en vrouwen op het veld, héél de
lange Augustusdag hebben ze gewerkt in deze
schroeiende hitte, gezwoegd om 't koren bin
nen te krijgen in de hooge, donkere schuren.
Maar nu valt de avond. Vèr weg, door 't wes
ten, zinkt de zon. Stil komen grijs-zwarte nacht
wolken uit al duisterende verten, verdrijvend de
laatste schroeiïng van scheidend zonlicht, don
kerrood dat zachtvloeiend heenweekt door goud-
violette strakheid. En één voor één staken ze
het werk, ze gaan huiswaarts, zwijgend, met ver
moeide, bijna slepende tred.
Alleen Vollenberg, de boer van „Ruimzicht"
blijft achter. Onvermoeit zwaait-ie z'n zicht en
zacht ruischend valt het ranke graan. Dan bindt
hij het tot schoven, aar bij aar langen
tijd nog.
Eindelijk houdt ook hij op, en steunend op z'n
zicht staart hij over het korenveld. Hij zucht als
hij denkt aan 't vorig jaar. Toen had hij ook hier
gestaan, maar niet zooals nu alléén. Nee, toen
was z'n vrouw nog bij hem. Hoe vróólijk, hoe
blij hadden hun liedjes geklonken door de vre
dige stilte van de avondZe hadden hard
moeten werken, maar wat gaf dat? Ze waren
jong., en., hoe gelukkig waren ze samen....
En nu? Nu is ze er niet meer. Nu is-ie alléén.
Alléén.
Z'n Anneke was ziek geworden.
„Och jongen, maak je toch niet ongerust; 't is
heusch zoo erg niet. 't Zal wel weer overgaan".
Ze zei het in haar groote liefde voor hem. Om
hem te tróósten. Eerst had hij het geloofd. Hij
had z'n vrees teruggeduwd. Maar het was érger
geworden, al érger. Ja, in 't begin had ze nog
wel het noodige, het hóóg noodige kunnen doen.
De kinderen wasschen en kleeden, zorgen, dat
ze op tijd naar school kwamen. Maar ook dat
had ze tenslotte op moeten geven.
De dokter was gekomen, had bedenkelijk het
hoofd geschud.... en na 't langdurig onderzoek
oogenblikkelijk volkomen rust, liefst in de bui
tenlucht en gebruik van versterkende middelen
bevolen.... Maar érger was het geworden,
stééds érger....
En weer doorleeft Vollenberg de lange, moeilijk
doorwaakte nachten in de tent, als de uren zich
rijden tot de bijna oneindigheid van de nacht.
Vaak had hij de wekker op 't nachtkastje stilge
zet om z'n tergend jachtig getik, terwijl toch de
wijzers zoo traag voortkropen. En wéér voelt hij,
dat angstige, dat benauwende van die doodstille,
dónkere nachten, als er geen ander geluid in de
tent was, dan de moeilijke ademhaling van z'n
Anneke
Op een dag was de dokter weer gekomen, had
hem terzijde genomen en gefluisterd: „Vollen
berg, ik mag het niet langer voor je verzwij
gen. 't Zou wel eens spoedig sterven kunnen
worden.
En 't was zoo geweest, 't Ging met haast naar
het einde.
Dominé was ook nog een paar maal gekomen,
had met hen gebeden. Gebeden om beterschap,
om sterking van het lichaam als 't konmaar
als Góds weg ónders was,„als Gij, Heere, in
Uw ondoorgrondelijke raad hebt besloten, dat
het sterven worden moetHeere geef dan
eenswillendheid, geef dan kracht om met blij
moedigheid de weg te gaan, die Gij wijst.En
geef, kon het zijn een ruime ingang in Uw Ko
ninkrijk.
O, die laatste dagen, wat had hij doorleeft
Gebéden had hy, geworsteld, in angstige, sméé-
kende woorden, dwingend haast. Maar ver-
gééfs. Onverhoord bleven ól z'n gebeden. Z'n
vrouwke, z'n Anneke stierf.
„Jaap, had ze nog gefluisterd, jóngen, wéés
nou niet zoo bedroefddenk om onze kinders
ze hebben je nog zoo noodigJe wéét toch
waar ik heengaen., de wég, die ken jij
toch ook, Jaap.
Hij had geknikt. Hij had niet anders gekund, met
haar groote, sméékende oogen op z'n gezicht.
Maar diep achter z'n breede borst was 't gaan
knagen aan z'n ziel: „Waarom, waarom Gód?!"
Hij wist, dat was zónde. Dat was opstand tegen
den Almachtige. Dat was rekenschap vragen aan
den Rechtvaardige.
Hij duwde z'n harde, ruwe knuisten diep in de
wijde broekzakken, zóó, dat z'n afgevreten na
gels in z'n vereelte handen drongen, en probeer
de die stem in 'm te dooden, te berusten en stil
te zijn. Maar hij kón niet. Héél diep, in z'n in
nigst zieleven bleef daar z'n liefde, z'n gróóte
liefde, die niet sterven kón. Telkens wéér bruiste
daar op z'n leed, z'n gróót verdriet: 't Viel hem
zoo zwaar, te zwaar, de weg te gaan, die God
hem wees. Hij kón niet stil zijn onder de druk
van 's Heeren hand, de Hand, die hem dwóng die
weg te gaan.
En toch: God is liefde, en trouw. Boer Vollen
berg kon 't niet rijmen. „Gód is ondoorgronde
lijk im Zijn Majesteit" en „Rondom 's Heeren
ALZOO STIERF MOZES
Hij klom alleen de Nebo op,
Daar riep hem God tot eerzaam sterven:
Het eindpunt van zijn moeizaam zwerven
Op gindsche hooge, verre top.
Hij had zich 't slot zoo schoon gedroomd:
Een intocht met de dapp're vaderen
In' t heilig land. Gods berg benaderen
Met 't volkMaar nu staat hij beschroomd.
Hij durft niet langer God te vragen.
De les is kort: „Vraag Mij niet meer".
,,'k Bepaalde uw straf, die neemt geen keer.
Gij hebt u tegen 't volk misdragen."
„Bereio u voor op 't naderend eind.
„Ik ga met u tot de frontieren
„En toon u 't land met zijn rivieren.
„De verre zee: het gindsch en 't heind."
Hij richtte fier het grijze hoofd,
De rug gestrekt. Met forsche passen
Steeg hij naar 't doel, bewust, in krasse
Houding, niet twijfelend: 't was beloofd.
Bij aankomst ziet hij 't wonderschoone
Gezicht op 't land. Hij staat verstomd.
Hij ziet vervuld zijn stoutste droomen
En sterft getroost aan 's Heeren mond.
JOHAN GOOSSEN
troon zijn wolken en donkerheid" las hij in
de bijbel, ja dat begreep hij. Maar dat andere.
Toen probeerde hij z'n gevoelens hermetisch af
te sluiten voor hetgeen er om hem heen ge
beurde, z'n hart met onverschilligheid te pant
seren tegen elke indruk. Hij probeerde iedere ge
dachte aan God en mensch uit z'n denken te
bannen. En voor een tijd is er toen werkelijk
rust gekomen in z'n ziel, maar geen vrede,
't Leek een soort doffe gevoelloosheid.
Maar nu vandaag is ook die rust weer weg. Ter-
wijl-ie daar staat op 't eenzaam oogstveld, waar
over de avond daalt, leunend op z'n zicht, grijpt
het verleden zich met onweerstaanbare greep
aan hem vast. Hij kan er zich niet aan ontwor
stelen langer. Zijn zicht glijdt uit z'n bevende
handen. Op z'n knieën valt hij neer, zóómaar
tusschen de zacht ruischende, buigende aren. En
dan, in de stille eenzaamheid van 't veld, snikt
de stérke, stoere boer z'n groot verdriet uit voor
z'n God. Z'n onmacht, om te leven uit e i g e n
leven ,uit eigen kracht Z'n onmacht, nee, z'n
onwil om dit zware kruis te dragen in onder
worpenheid, blijmoedig achter den Heiland aan.
Z'n gansche rauw-gereten ziel ligt in openheid
voor God, als een geploegde akker.
„Héére.. ik kan niet meerhèlp me
spréék tot memaak me stilLeidt me
maar aan Uw Hand.... op de weg.... op de
eeuwige weg...."
Uit het dorp, in de groenwazige verte, verklinkt
in zacht, droomig ruischen de avondklok,
vredig.
Boer Vollenberg staat op. Hij gaat de weg op,
de weg, die daar voor hem ligt, omzoomd door
stoere eiken, langs wier stammen nu ernstig de
schemer opschuift van de aarde. Een rust aan
brengende dekking, eindeloos, stil, zónder klank.
Boven hem stralen de eerste stille sterren zacht
en zóó hóóg, zoo eindeloos wijd en hóóg, dat het
is of héél die hóógte en gansch die wijdte hem
opneemt. Met vochtige oogen staart hij omhoog.
Een nietig menschenkind onder de machtige on
eindigheid van de wijde, wijde wolkenlucht
Hij voelt zich los van al de ellende en het ver
driet van z'n aardsche leven. Onwillekeurig vou
wen zich z'n handen. In z'n hart daalt vrede. Z'n
leed krimpt terug voor z'n berusten, z'n stil zijn
in God.
Want Christus spreekt tothem„Ik ben de
WegNiemand, komt tot den Vader, dan door
Mij. Die in Mij gelooft, hij zal léven, al ware hij
ook gestorven. En, die leeft en in Mij gelooft, hij
zal niet meer stervenin der eeuwigheid! Ge
looft gij dat, boer Vollenberg?"
Dan jubelt het in z'n ziel: „Ja Héére, ik gelóóf.
Ik gelóóf. Ik geloof de wederopstanding des
vleesches! Ik gelóóf een ééuwig Léven". Maar
tegelijk rijst daarnaast z'n ootmoedige bede.
„Héére, kom Gy maar mijn ongeloovigheid te
hulp.
De Weg.
Boer Vollenberg gaat die met blijdschap.
GOUDSCHÊSINGEL 105, R'DAM
ten dienste van de lezers der Vijf Samen
werkende Christelijke Dagbladen.
CORRESPONDENTIE
G. K ,K. te Zwijndreaht. 70 ark gen.
H. v d. V. te Poortvliet. 80 ark gen.
Henk T. te Almkerk. 55 Vim gen.
Mej. T L. te IJselmonde. 90 Niemeyer gen.
Vanaf heden nemen we geen Verkade-bons voor
plaatjes meer aan, waarop staat aangegeven:
geldig tot 1 September 1938.
373