DE VERJAARDAG VAN TOOS door ONNI \A/AT verlangde Toos naar haar verjaardag. Dan mochten er vriendinnetjes komen spelen. Ook mocht ze dan met haar mooie ser viesje spelen. Weken van te voren had ze lopen bedenken, wat ze graag hebben wilde. En iedere avond voor ze naar bed ging vertelde ze het aan moeder. De vriendinnetjes van Toos vonden het ook heerlijk, want Toos had zulk mooi speelgoed. Eindelijk kwam de dag. De avond te voren was Toos direct na het eten naar bed gegaan, want de volgende morgen wilde ze vroeg opstaan; gelijk met vader die om acht uur op kantoor moest zijn. Toen ze wakker werd was haar eerste gedachte: „Jarig, ik ben jarig vandaag!" Tegelijk sprong ze uit bed en liep zo vlug als ze kon, zo maar op haar blote voetjes, naar de slaapkamer van vader en moeder. Vader en moeder waren al wakker. Ze vloog moeder in de armen, die zei: „Lieverd, gefeliciteerd!" En daarna nam vader haar in de armen en zei: „Wat een grote dochter heb ik nu. Toosekind, gefeliciteerd met je zesde verjaardag". Toos kroop even bij vader en moeder in bed. Maar niet lang. Ze wilde veel te graag naar beneden. Naast haar bordje op tafel lag im mers altijd op haar verjaardag een cadeautje. Een half uur later kwamen ze met z'n drieën naar beneden. Toos op vaders rug. Toen zij de kamer in kwamen, keek Toos ver langend naar haar bordje. Maar wat raar, er lag niets naast. Zouden vader en moeder het vergeten zijn? Vader, die het verwonderde gezichtje van zijn meisje wel zag, zei: „Ja Toos, ik heb het niet naast je bordje gelegd. Daar is het wel wat te groot voor. Maar ik geloof dat er iets in de keuken staat". Toos vloog naar de keuken. Doch nauwelijks had ze de deur open gedaan of ze bleef staan. Wat? Was dat voor haar? Een fiets! Maar dat Verder dacht ze niet. Ze holde terug naar de kamer. „Pa, Moe, kom toch gauw!" en ze trok vader en moeder mee naar de keuken. Samen bekeken ze het fietsje. O, prachtig was dat! Ze had wel een fiets gevraagd, maar, zo had ze gedacht, die krijg ik toch niet. dat is een veel te groot cadeau. Daarom was ze nu dub bel verrast. Ze omhelsde vader en moeder, zoals ze nog nooit gedaan had. Er zat ook een fietstas aan. Ze vond hem precies eender als die van Moe. Alleen, de hare glom meer. 't Viel niet mee voor haar om weer naar de kamer te gaan en te eten. 't Liefst zou ze bij de fiets willen blijven. Na het eten mocht dat ook. 's Middags zat ze voor het raam naar de vrien dinnetjes uit te kijken. Wat zouden die er wel van zeggen? Om twee uur kwamen de meisjes. Geheimzin nig nam Toos hen mee naar de keuken. Wat keken die meisjes op! Nee maar, verbeeld je toch, zo'n leuk fietsje. Geen van hen had er een. En samen bekeken ze het fietsje eens goed. Gelukkig had moeder het serviesje al klaar ge zet, zodat ze daar mee konden gaan spelen. Omdat Toos jarig was, mocht zij moeder zijn. Een van de vriendinnetjes zou haar dienst meisje zijn en een paar anderen dames, die op visite kwamen. De poppen waren de kindertjes, en als echte moedertjes praatten ze er over. Eén van de dames had een ziek kindje. Ze vroeg aan Toos: „Mevrouw, weet u misschien niet iets, waarvan ze zou opknappen?" ,,Ja, ja," zei Toos. „weet u wat u moet doen? U moet ze erg veel laten slapen en 's middags met haar in 't zonnetje gaan wandelen." „Dank u, mevrouw. Dat zal ik eens proberen. Maar ze groeit ook niet," zei de dame weer. „Groeit ze niet?" vroeg Toos verwonderd. „Dat is raar. Eet ze wel altijd haar brood op en cok de korstjes? Want die zijn juist erg gezond." „Nee, de korstjes wil ze nooit opeten. Die gooit ze op de grond. Maar als u denkt, dat ze niet groeit, omdat ze de korstjes niet opeet, zal ik ze niet meer van tafel laten gaan, voordat alles, ook de korstjes, op is." Zo gaf Toos haar bezoeksters raad. De bezoeksters hielpen op hun beurt Toos, met het trommeltje met koekjes leeg te eten. En als besluit van die fijne middag kregen ze allen een stukje cake, dat moeder zelf gebak ken had. Nadat ze nog even naar het fietsje gekeken hadden, gingen ze weg. Bij de deur riep Toos hen na, dat ze misschien ook eens fietsen mochten. „Fijn!" riepen de meisjes terug. „Daaaaag!" DE KIDANG EN DE OTTER (Javaanse fabel) IV OM NA TE TEKENEN OF TE KLEUREN Zij vindt de kikvors in het riet, En roept „Zeg, groenjas, staak je lied. Jij bent door jouw gezang de schuld, Dat zich mijn hart met droefheid vult. Jouw zingen doet de glazenmaker Steeds dansen! Hou je groene kwaker! Zijn dansen en zijn trotse zwieren, Maakt, dat de spin gaat aan 't versieren, De kidang raakt in grote nood, En trapt mijn arme kindje dood! Maar 'k zal je krijgen gruwlijk dier, 'k Gebied je: kom nu dad'lijk hier, Ik zal je met mijn kiezen kraken, Voordat my meerder leed zal naken!" ,,'t Is mijn schuld niet, 't komt door de slak Die maakt, dat ik steeds zing: Kwak, kwak! Ik kan 't niet hebben, dat zij haar huisje met zich draagt, En al haar krachten er aan waagt! Dat doet mij zingen van verdriet. Ik moet wel, of ik, wil of niet!" ,,'t Is goed! Ik spreek je vrij van straf En ga dadelijk op dat slakje af. Zij is de schuld en zij alleen. Ik knauw en breek haar ieder been. Ik dood haar zeker en gewis, Dat is 'n ding dat zeker is!" (Wordt vervolgd) ZATERDAG 11 JUNI No. 23 JAARGANG 1938 De Rotterdammer, Nieuwe Haagsche Courant Nieuwe Utrechtsche Courant, Nieuwe Leidsche Courant en Dordtsch Dagblad Donderdagavond BUITENLAND DE oorlogen Ln China en in Spanje kenmerken zich den laatsten tijd steeds minder door militaire vorderingen en successen, welke hun einde in het zicht zouden kunnen brengen, dan wel door het veelsoortige gerucht, het welk zij in de buitenwereld verwekken. Europa en Amerika zien van verre naar de slagvelden, de gebombardeerde havens, de in puin geschoten steden, en geven zich rekenschap ervan, dat deze tooneelen van verwoesting, wanhoop en ellende als een spiegel zijn, waarin men zijn eigen toe komst schouwt, zoo men namelijk niet erin zou slagen, zich tegen het losbreken van een nieuwe volkeren-razernij te beveiligen. Het is meermalen betoogd, dat met name Duitschland, Rusland en Italië het Iberische schiereiland heden ten dage gebruiken als een reusachtig proefterrein of malie-veld, om er de deugdelijkheid na te gaan van het luchtafweergeschut, de gepantserde strijd wagens, de bombardementsvliegtuigen, die men oorspronkelijk ontworpen en gebouwd heeft met het oog op eigen nationale defensie. Spanje biedt de gelegenheid theorie en practijk der bewape ning aan elkander te toetsen, om aan de uit komst te weten of de eigen bewapening inder daad efficient is. Dit alles moge waar zijn, niet minder steek houdend is de bewering, dat de minder militante mogendheden uit de verschrikkelijke Spaansche en Chineesche leerscholen een andere les mee naar huis brengen .namelijk hoe hemeltergend en menschonteerend het is, den krijg op „totale wijze", dat wil zeggen niet slechts tegen vestin gen, forten, vloten en legers, doch tegen een ge- heele bevolking, ook van grijsaards, invaliden, vrouwen en kinderen te voeren. De wereld ontzet zich! Onlangs heeft een verschrikkelijk bombardement, door Spaansch-nationaldstische vliegtuigen op de Middellandsche Zeehaven Alicante uitgevoerd, gelijk men zich wel zal herinneren honderden dooden gemaakt. Er waren nauwelijks handen genoeg, om het bergingswerk te verrichten, de puinen ter zij te ruimen, de ongelukkige slachtoffers aan den kant te brengen. Doodkisten kon men niet in voldoende aantal produceeren; ieder die tim mergereedschap kon hanteeren, moest mede helpen om binnen korten tijd alles voor de massa- begrafenis gereed te hebben. Inmiddels heeft bo ven andere Spaansche steden eenzelfde ver woesting gewoed; de genera alp hebben blijkbaar niet den tijd zich met menscnlievende beschou wingen bezig te houden. Deze koelbloedige wreed heid heeft een verzet gewekt, niet slechts in de zielen der menschen, doch evenzeer in regeerings- kringen. De Britsche regeering, die reeds meer malen in het verloop van het onheilig conflict optrad met pogingen, de uitspattingen der belli- gerenten binnen zekere grenzen te beperken, wij herinneren o.a .aan proeven, bedreigde ge bieden door de bevolkingen te doen ontruimen, en aan de bemiddeling ten bate van gijzelaars en krijgsgevangenen ondernomen, heeft ook ditmaal weder het initiatief. Zij heeft uitnoodi- gingen gericht tot dc regeeringen van enkele neutrale landen, namelijk tot de Vereenigde Sta ten, Zweden en Noorwegen, om een internationale commissie te vormen inzake de luchtbombarde menten. Deze commissie zou telkens wanneer op Spaansch territoir een bevolkingscentrum door luchtbommen is verontrust, daarheen haar ver trouwenslieden moeten zenden, om uiit te maken, onder welke omstandigheden zulk een bombar dement had plaats gevonden. Zou daarbij aan den dag treden, dat zich in zulk een stad geen enkel militair of strategisch object bevond, het welk een overval zou kunnen verontschuldigen, dan zou men door de publicatie van zijn oordeel over zulk een geval de wereld-opinie moeten be ïnvloeden. Geen enkele oorlogvoerder immers kan op den duur zich de weelde veroorloven, zijn reputatie te verliezen en een sympathie te ver spelen, die men telkens weder noodig heeft. Het Britsche plan beoogt derhalve de waarheid over de luchtbombardementen in het licht te stellen, om op deze manier, zij het indirect, aan beide zijden de strijdenden tot een meer humaan op- treden te nopen. Merkwaardig is ,dat ook dit nobele streven niet algemeen schijnt te worden gewaardeerd. In Italië is men niet gunstig ten opzichte ervan ge stemd. Vermoedelijk is men bevreesd, dat Franco, die in de lucht een zekere overmacht bezit, dit overwicht door het internationale toezicht, het welk tot scherper opletten zou nopen, voor een deel zou inboeten. Anderen maken de opmer king, dat men niet goed doet met zich op -Spanje blind te staren. Het geteisterde China is er óók nog, een land dat niet in een onderlingen oorlog is verdeeld, in een broederstrijd, doch dat door een vreemdeling koelbloedig wordt overweldigd. Indien ergens, dan zou men hier door toezicht en openbare afkeuring van misdaden tot inperking der gruwelen moeten trachten te geraken. Doch China is ver. Inderdaad heeft ook het Hemelsche Rijk den ont- zettenden gruwel der luchtaanvallen weer in ver hevigde mate moeten ondervinden. De zuidelijke havenstad Kanton, achter het Britsche Hongkong gelegen en tot voor kort aan den oorlogsgeesel vrijwel ontsnapt, is door de Japansche luchtmacht in de verderfzóne getrokken, en in raid na raid worden er de ëxplosiestoffen en de brandbommen over uit gestrooid. De dagbladen hebben het lamentabele nieuws gebracht over de honderden en nog eens honderden slachtoffers, die hier te betreuren vallen. In de dichtbevolkte wijken van een Chineesche stad is ook op een normalen werk dag al niet overvloedig ruimte. Doch hoe perst en wringt het, als de schrik-aanjagende Japansche vliegmachines boven deze nauwe straten ver schijnen, en dood en verderf beginnen te zaaien. De oogst van den dood bedroeg in negen dagen tijds vijfduizend mannen, vrouwen en kinderen. Geheele huizenblokken waren één laaiende vlam menzee; overdekte galerijen stortten in en maak ten rijen slachtoffers. De electriciteitsvoorziening moest worden onderbroken, toen de electrische centrale werd getroffen; water heeft men thans ook al niet meer. In Sjamien, het stadsdeel waar de internationale zóne is, heerscht beklemmend afwachten onder de talrijke vreemdelingen. Waartoe heeft de Japansche staf den oorlog naar dit meest zuidelyke China verplaatst? De reden is voo. de hand liggend. Het nog ongekwetste Zuid- China, dat in Kanton een uiterst belangrijke haven bezit, en een spoorlijn, welke vandaar naar het binnenland voert, is een geweldige ruggesteun voor Tsjang Kai Sjek, die er zijn munitie, zijn verbandstoffen, zijn financiën betrekt. Maar tus- schen Noord en Zuid is in China altijd een contro verse geweest, voortgesproten uit verschillen in taal, karakter en levensomstandigheden. Noord- China is overwegend landbouwstaat, het Zuiden daarentegen lag open voor buitenlandsche invloe- Donderdag defileerden ouden van dagen uit Hilversum, gezeten in plm. 50 auto's, voor het prinselijk paar. Ook prinsesje Beatrix was hierbij tegenwoordig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 11