JUWr ^SCHRIJVERS BOVENHAROIN HAROINXVEID ten dienste van de lezers der Vijf Samen werkende Christelijke Dagbladen. CORRESPONDENTIE L. J. v. S. te Leiderdorp. Ze kwamen traag bin nen, we konden dus niet vlugger zenden. H. de G. te den Haag. 57 Rivieren genoteerd. B. A. S. te Hillegersberg. 58 Rivieren genoteerd. Mej. E. van K. te Leiden. Voor oude Verkade nummers stond u niet meer geboekt. Alles is verzonden. Mej. T. B. te Vinkeveen. U komt die bons zen den a 2 punt per stuk. Leverszeep is 20 pt. D. J. H. te Ede. Op 14 Mei werd uw aanvraag verzonden. G. de H. te Rotterdam. 100 Droste 2000 pt. We hebben dus nog 500 punten van u te goed. E. v. M. te Leiden. Everlasting is in voorraad. Kwatta stroaken kunt u zenden, ze zijn zeer welkom. B. B. te Utrecht. Voor Dobbelman zie art. 8. Niemeyer plaatjes worden niet gevraagd. W. E. te Nederhemert. 288 Rivieren genoteerd. ALBUMRUIL Dobbelman Japan albums te koop 0.60 per stuk, bijbehoorende albumplaatjes a 4 punt ver krijgbaar. Verkade: Bloemen en haar Vrienden, Paddenstoe len, Vetplanten en Cactussen a 1.10 te koop, franco huis. De Verkade-albums zijn compleet en In zeer goeden staat. Wil s.' .p. gratis ruilformulier zenden aan: Woonplaats: Naam: Adres- Datum: Voorwaarden: 1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en plaatjes. S Tot 500 pt betaalt U 15 ct tot 1000 pt 20 ct (aan postzegels). 3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest U het antwoord in het Zondagsblad. 4 Van éér soort mag niet meer dan tot een waarde van 500 pt. per maand aangevraagd worden. 5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij ven tot een volgende zending. 6 Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt doo: de Ruilbeurs 5 pet afgetrokken. 7 Vraagt U van een album speciale nummers, dan hefaalt U 2 Dt per plaatje meer. 8 Oude Verkade, Klaverblad, Wascholine, Coe- lingh, Patria, Rademaker, Pette nemen we niet meer aan. Voorloopig mogen geen Klok-bons aangevraagd worden. De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe- lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4, of een uur later zijn ze fijn-vermengd met de modderige aarde of wel liggen in stukken gereten nog uren te kermen. Op zulke oogenblikken van afscheid wordt het hart opstandig en eischt: ik mag hen niet verlaten, ik ben hun broeder, ik moet hen zooveel mogelijk bijstaan. Het is mijn plicht als Christen. Maar de discipline is hard. Op den duur werkt dit eeuwige bevolen uit wijken van den dood verlammend en geestdoo- dend. Ik had het tenminste in 1918 misschien niet lang meer uitgehouden. Dikwijls heb ik tot den regimentscommandant gezegd: „Nu ja, 't is goed, dat ik geen wapens draag. Maar laat mij in de ure des gevaars met mijn broeders zijn". Ook was gedurende eenigen tijd mijn zoon luite nant in mijn regiment. Dan is 't wel uiterst pijn lijk om de loopgraven te moeten verlaten naar achteren. Zoo werd me na zoo'n bevolen vlieden van het gevaar, eens medegedeeld: „Uw zoon is zwaargewond". Nu, dacht ik, dat is de gewone manier om iemand voor te bereiden op den dood van een geliefd wezen. Ik kon niet huilen, ik kon niet denken, wezenloos liep ik rond, steeds her halende: „Uw wil geschiedeUw wil geschi- de. Ik kon zelfs niet een gebed formuleeren. Mijn hoofd scheen geheel leeg. Eindelijk viel ik op mijn bed in een diepe slaap. Ik droomde, dat mijn zoon inderdaad slechts gewond was. En ziet! Ik werd gewekt door een roode kruis-soldaat, die me toevoegde: „Snel, Monsieur l'aumónier, snel! Zoo meteen komt de stoet brancard-dragers voor bij, die de gewonden naar het hospitaal brengen en ook uw zoon is daarbij!". Eerst wilde ik 't nog niet gelooven. Maar ik zeide nu: „De genade onzes Heeren is onuitputtelijk" en zoo vond ik mijn zoon levend terug. Hij is geheel hersteld en thans doctor in de Arabische letteren te Beyrouth. U kunt U voorstellen, dat ik dien avond lang en innig gebeden heb". JAN RESSING H-0 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, HolL Zw. Veegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok- zeep 20, Kwatta 3, Lever's zeep 20, van Nelle 4, Patria 10, Pette 6, Pleines 3, Rademaker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Rivieren 4, Wascholine 2. Wie helpt aan: v. Rossum, Kwatta winkelierstroo- ken, Haas en Van Brero, Scholten. Verder nemen we aan: Pleines duif merken, Sod ex bens, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys, Stark, Schol ten, IJzendijk, Vergulde Hand, Winkeliersbons van Sickesz, Pax. Kan iemand ons helpen aan bons van H. Smith te Groningen, voor het album „Voetbalglorie" door Han Hollander? Lucifersbons voor het luchtvaartalbum 1000 PK? Postadres: De Ruilbeurs, Hardinxveld. ten dienste van de lezers der Vijf Samen werkende Christelijke Dagbladen. POSTADRES VOORSTRAAT 166 zw. DORDRECHT GIRO 194240 Deze week hebben wij te vermelden de verschij ning in Nederland van de serie Zomerpostzegels 1938. Zij bestaat uit 5 zegels in de waarden: l'/2 cent bruin, portret van Marnix v. St Alegonde 3 groen, Ds O. G. Heldring 4 rood, Maria Tesselschade 5 donkergroen Rembrandt 1214 blauw, Boerhave In Zweden verscheen een serie van vijf zegels ter herinnering aan de vestiging in 1638 van de Zweedsche kolonie „Nieuw Zweden" aan de oevers van de Delawara-rivier, in de waarden 5, 10, 20, 30 en 60 öre. Wy hopen binnenkort een afbeelding van deze zegels te geven. Panama Ter gelegenheid van de Olympische spelen varf Centraal-Amerika verschenen de lucht postzegels: 1 c. rose, 2 c. groen, 7 c. grijs, 8 c. bruinrood en 15 c. blauw. Bovendien verschenen deze 5 zegels in dezelfde kleuren op een speciaal velletje, waarop in het midden het wapen der republiek is afgebeeld en in vergulde letters de namen der Midden-Ame- rikaansche republieken zijn verme'd. Dominikaansche Republiek Ter gelegenheid van de herdenking van het 150- jarig bestaan van de Noord-Amerikaansche grond wet, verschenen de frankeerzegels: 1 centavo groen. 3 centavos violet. 10 centavos oranje. Britsch Honduras Ook hier verscheen de nieuwe serie met portret van Koning George VI in medaljon en verder verschillende teekeningen en in de waarden: 1 c. groen en lila. c. rood en zwart. 10 c. bruin en geelgroen. 15 c. blauw en bruinrood. 25 c. groen en ultramarijn. 50 c. violet en zwart. 1 d. olijf en - karmijn. 2 d. bruinrood en blauwgrijs. 5 d. bruin en karmijn. CORRESPONDENTIE No. 53. Dat is moeilijk te zeggen. Als een boekje b.v. reeds na èèn of twee rondzendingen zoo goed als leeg is, duurt het maar kort, doch moet het alle deelnemers langs, dan kan het misschien wel een jaar duren. Bovendien zijn lang niet alle boek jes tegelijk in omloop. Regelmatig circuleeren ongeveer 150 boekjes, de overigen moeten dus wachten. No. 81. 21.95 en 34.10, de andere zijn nog niet geprijsd. No. 64. De door u bedoelde boekjes zijn opge geven in het Zondagsblad van 30 April jl. No. 47. De laatste rondzending die u ontving was u No. één, de volgende No. laatst, hierdoor duurt het langer. Er is veel vraag naar goede zegels van Nederland en Koloniën. Hen die hiervan wat te missen hebben, verzoeken wij, zoo spoedig mogelijk te zenden. Geen Jamboree of 6 cents driehoek. Tot en met 16 Mei ontvingen wij boekjes van: No. 109 2 stuks No. 81 2 stuks No. 53 1 No. 100 2 No. 110 1 No. 116 4 No. 85 1 No. 36 4 No. 125 1 No. 47 1 M No. 124 2 No. 19 2 56.20; 73.05. No. 75 2 163.70; 397.45. Wellicht ten overvloede, willen wij de deelnemers nog eens wijzen op de wensohelijkheid hun cor respondentie en de rondzendingen z.g.n. philate- listisch te frankeeren, thans b.v. met de boven vermelde zomerzegels. EEN KUNSTSTUKJE Uit Rijssel (Noord-Frankrijk) meldt men een kunststukje van een artist, dat alles, wat tot nog toe op dit gebied verricht werd, verre overtreft. Fréderico, een bekend acrobaat, sloot met zijn vrienden een weddenschap, dat hij een kunst stukje zou vertoonen, dat tot heden aan niemand was gelukt. Met behulp van de noodige reclame had men een reusachtige menschenmassa op de been gebracht, die zich tegen het middaguur rond een kerkgebouw schaarde. Niet minder dan 50.000 nieuwsgierigen stonden vol spanning te wachten op de dingen, die zouden komen. Einde lijk na lang wachten zag men hoe van het hoogste topje van den toren een lang dik koord werd neergelaten. Aan het einde hiervan was een metalen ring bevestigd. Fréderico nam den ring in zijn mond en liet zich toen met over den rug gekruiste armen aan zijn tanden optrekken tot aan het honderd en zeven meter hooge topje van den toren. De toeschouwers stonden reeds te huive ren van de geweldige opwinding, doch hun adem stokte, toen ze zagen, wat er daarna gebeurde. Toen Fréderico boven was aangeland, hield hij zich aan de torenspits vast, sloeg het koord om zijn voeten en liet zich toen met het hoofd naar beneden weer naar den beganen grond zakken. De gemeenteraad van Rijssel woonde deze voorstel ling bij en verleende den artist de groote eere medaille der stad. DE DOOP VAN PRINSES BEATRIX Kei'kfc, _.si Spreekuren de kostery dag 3—4; Ds. H. A. ten Bn.. 23; Zuster Draayer, Dinsdag 3—4 (adiea. Duyckstraat 105, tel. 550806); Zuster Schag. de Lutherkapel (Haverschmidtstraat 67), Do. dag 23 (adres: Laan van N. O. I. 104) Predikanten belasten zich gaarne met de inschrij ving van nieuwe leerlingen. D DRIJVER Dunklerstraat 8 Telef. 390343 Giro 37991 H. A. TEN BRUGGENCATE Groot-Hertoginnelaan 126 Telef. 116436 Girc 219352 Gedoopt Op Donderdag 12 Mei 1938, in-de Groote Kerk? Hare Koninklijke Hoogheid Beatrix Wilhelmina Armgard, dochter van Zijne Koninklijke Hoogheid Bemhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karei Godfried Pieter, Prins d.er Nederlanden, Prins van Lippe-Biesterfeld en Hare Koninklijke Hoogheid Juliana Louise Emma Marie Wilhel mina, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, Hertogin van Mecklenburg, Prin ses van Lippe-Biesterfeld. Op Zondag 8 Mei 1938, in de Groote Kerk: Eduard Richard Alexander, zoon van J. Kooij en Elisabeth Veldhuizen van Zanten. Johannes Jan, zoon v. H. J. den Otter en S. N. Ossewaarde. Rir»*- V-' pdft, zoon van J. A. Raasveldt °"rben Paulus, zoon van Krul. Juli "fey en C. Bovenstaand stukje werd gescheurd uit de Haag- sche Kerkbode, het orgaan van de Ned. Herv. Gemeente in de Residentie. Tusschen de gewone berichten door wordt mel ding gemaakt van den doop van H.K.H. Prinses Beatrix. Een „doopbericht", dat door zyn eenvoud sym pathiek aandoet, en dat vele lezers ongetwijfeld wenschen te bewaren. Daarom nemen we dit „uitknipsel" in ons Zon dagsblad op. CHRISTELIJK IDEALISME G. Mulder. Tjallings Jubeljaar. J. N. Kok N.V., Kampen (1938) TOEN, ongeveer vijftien jaar ge leden, de bekende criticus G. G. van As (G. Schrijver) in De Neder lander naar aanleiding van eén debuut van een der jongeren de ver wachting uitsprak, dat deze jonge schrijver eenmaal de christelijke lite ratuur zou verrijken met een roman over het moderne leven zoals dat is, of, zoals dat zou kunnen zijn heb ik niet onmiddellijk begrepen, wat Van As met dat laatste bedoelde. Van As was uit de realistische school hij stond midden in het politieke leven, en klaagde, ten tijde van zijn lidmaatschap der gemeenteraad, dat zijn vermogen om poëzie te genieten er onder geleden had. De laatste roman, door hem geschreven, bleek een toekomst-roman te zijn het ver haal werd gepubliceerd in een week blad en is om onbegrijpelijke redenen nimmer in boekvorm verschenen. „Zoals het zou kunnen zijn". Aan die woorden werd ik wel héél sterk her innerd, toen ik het derde deel van Mulder's friese triologie las, waarin aan 't eind een boer zijn boerderijen verdeelt als correctie op zijn verkre gen bezit. Van de honderd lezers zul len er zeker honderd zeggen: Zo'n boer ken ik niet: Zo'n boer bestaat niet. Is de zaak hiermee afgedaan? Voor velen wel. Zij vergenoegen zich met de boeiende vertelkunst van Mulder, zij lachen om IJge, de marskramer en de wonderlijke vertellingen van Romke Slachter. En hun eind-oordeel luidt: Mulder kan het. Hier is dan geen woord teveel gezegd: het derde deel van de triologie, waar voor de schrijver de verzamel-naam: '„Tjalling van Hidde-Kee" gebruikt heeft, dit derde deel, waarin 't eerste huwelijksjaar van Tjalling en His be schreven wordt, vertoont na „Tjalling wil wat anders" een opmerkelijke stij ging. Mulder heeft zich „laten gaanzowel als schrijver èn als christen. Als schrijver, want er zit vaart in dit boek. En humor. Lees bijvoorbeeld de wijze, waarop Mulder beschrijft hoe Tjalling in de vroege morgen een nat pak haalt. De reactie van His èn van den boer en niet in 't minst van Tjal ling zelf! Tjalling, die als zoon van den visser Hidde-Kee iets in zijn bloed heeft, dat hem opzet tegen het knechtschap. Dc verhouding boer-knecht heeft Mulder scherp getekend. Hij heeft zich ook „laten gaan" in de verhalen van Rom ke Slachter, en van den marskramer. I Jge-met-het-hart. Het is voor een stedeling toch altijd een weldaad een boek als dit te lezen. Wat zou het leven veel armer zijn als wij geen schrijvers hadden, die ons zo nu en dan uittilden boven het eigen leven en ons een blik gunden in een geheel ander milieu dan het onze. W\j zitten in een trein en zien een boer derij in het land. Wat weten wij van deze mensen? Niets. Mulder laat ons hun leven zien. Tot in het hart. Mulder verstaat de kunst ons in con tact te brengen met levende mensen. Ik denk aan Hidde, Tjallings vader. Hoe vaak moet Kee, zijn vrouw, hem, den ouderling, remmen! Een typische figuur als Joeke Zeldenrust, die na lange afwezigheid weei naar Fries land komt. Wij bekijken door zijn verwonderde ogen „het land en zijn Een knap staaltje van Mulders be schrijvingskunst is zeker de zware tocht van Tjalling, wanneer hij na ijn wegblijven bij rijke Nanne, in dienst van den armen Haye Kruze, op een zeer koude vroege wintermorgen op een open wagen, van heinde en ver, jonge stiertjes moet ophalen. Deze bladzijden zijn psychologisch, zoowel als plastisch zeer sterk. Gelukkig is His, de ideale vrouw in deze cyclus, een mens onder de men sen. De schrijver heeft haar niet ge ïdealiseerd. „Ze probeerde van een ar beiders-inkomen een boerenbestaan te leven" zegt hij. Ook de beschrijving van de bruiloft in het ouderlijk huis, wanneer Hidde een slager (Romke slachter) tot schoon zoon krijgt, getuigen van een forse streek". Er trilt in deze bladzijden een sterke ontroering. De aardse weldaden vallen hier weg bij de hemelse. Het is geen profanie, doch een fijne humor, wanneer wij lezen: „Maar al les eindigde dan toch in psalmen". Ook het sterven van Hidde, medege deeld in de laatste bladzijden van het boek, is met vaste hand geschreven. Dergelijke bladzijden tékenen den schrijver. Daarentegen is, meen ik, de figuur van rijke Nanne te zeer een „type" geb'e- ven. De auteur is er m.i. niet geheel in geslaagd Nanne psychologisch te door lichten. Dat is jammer, omdat hij een der hoofdfiguren is. Hieruit valt ook voor een deel te verklaren dat de le zers en critici het slot van het boek niet voetstoots accepteeren. Niet alleen als verteller, maar ook als christen heeft Mulder zich „laten gaan". Hoe deze volksschrijver worstelt met het probleem van het bezit, weten we reeds uit zijn vorige boeken: „Geeft Gij hun te eten" en „Batig slot" Toen Mulder onlangs op een literaire bijeenkomst van de openbare christe lijke leeszaal te Scheveningen uit „Tjallings Jubeljaar" voorlas, vertelde hij in 't kort, wat hij met dit boek bedoelde. Bereffende het kern-conflict zeide hij o.m. „God is dè Eigenaar. De aarde zij den menschenkinderen gegeven, om die te bezitten. Het duidelijkst komt dat uit, als God Zijn volk Israëls uit Egypte naar Kanaan brengt, en hen onderweg leert hoe ze moeten wonen: elke stam krijgt een deel van het be loofde land toegewezen, en iedere fa milie een onderdeel. Zoo wil God het. Evenwel, open blijft de mogelijkheid, dat God hen zegent of slaat met rijk dom of armoede. Volgens Agur zijn deze beide om af :e bidden; hij smeekt: armoe of rijkdom geef mij niet. God heeft niet alleen de landpalen der volkeren gesteld, maar ook de grenzen van ieders bezit. Het „akker aan akker trekken" is van God vervloekt. En niemand mag de huizen der weduwen en wezen opeten. Bovendien is er dan nog het jubeljaar. Ik zie, aldus Mulder, dat jubeljaar als een correctie op alle bezit. Eens in de vijftig jaar moet alles naar zijn oor spronkelijke bezitter terug. Ieders be zit wordt opnieuw met Gods maat ge meten. Christenen kunnen geen vrede hebben met het gewordene of het bestaande: zij beleven alleen vrede door de ijk van God in hun maat. Christus heeft de grote correctie aangebracht. Wij moeten ons kruis Hem nadragen, elke dag ons zelf corri geren, ook in ons bezit. Er zit veel scheef. De bodem bevindt zich voor een groot deel in handen van het groot-kapitaal. Een boerderij van den naaste heet „een rustige geldbelegging". En chris tenen hebben daar geen moei te mee, dat is mijn kritiek. In Tjal lings Jubeljaar heb ik de bezitlozen willen troosten: Gods Koninkrijk, waarin gerechtigheid woont. kómt. Het gro'.e jubeljaar van onzen Here J^zus Christus moet zichtbaar worden onder de mensen die Zijn naam belijden. Dit is zo ongeveer de onderstroom van mijn boek." Ook als christen heeft Mulder zich dus „laten gaan". Hij heeft niet een beetje gepeuterd aan karakterfouten, doch nij heeft laten zien, dat een aan zijn be zit verkleefde boer, na zijn bekering overgaat tot een „nieuwe gehoorzaam heid". Rijke Nanne verdeelt zijn boerderijen en beperkt zijn eigen aandeel tot het houden van toezicht, wat dan ook wel nodig is. Tjalling en His krijgen zijn eigen hof stede. Hier zijn wij geneigd te glim lachen, want Tjalling en rijke Nanne zijn het gehele boek door, „water en vuur". Doch vergeten we niet dat Tjallings vrouw. His, verwant i aan Nanne. Zó onlogisch is het dus niet. En Nanne heeft Tjalling ellendig be handeld. Hij wil dat goed maken, om Gods wil. Al geef ik een ieder, die bij het slot van dit verhaal een vraagteken zet in zoverre gelijk, dat ons leven van dit daadwerkelijke christendom weinig +e zien geeft, toch lijkt het mij verkeerd, daarom deze oplossing „zwak" te vin den. Deze oplossing is door en door christelijk. En Mulder heeft in dit hoek de zaak van het privaat bezit héél sterk gesteld. Hij heeft natuurlijk niet bedoeld dat iedere christen nu precies zo als Nanne moet handelen. Eigen'ijk overbodig, om dit er bij te zeggen, doch ik zeg het erbij omdat „men", lezers zowel als critici, zo spoedig genera liseert. Laten wij ook dit verhaal lezen zoals het hier voor ons ligt! Toen ik in dit blad Mulders eerste boek „Deining" besprak, heb 'k een mogelijkheid gezien, dat Muld#r een onzer beste volksschrijvers zou kunnen worden. Mulder heeft sinds dien hard gewerkt. Hij is op de leef tijd der productieven, want hij is be trekkelijk laat begonnen, met een grote levenservaring en diepe menschen- kennis. Mulder heeft zijn belofte ingelost. Hij is de schrijver voor het grote publiek zoals wij die nodig hebben. Met het derde deel van zijn friese trio logie wensen wij hem van harte geluk. P. J. RISSEEUW. N.B. „Deining", het le deel der trio logie is uitverkocht, en dient spoedig herdrukt te worden, voor wie de trio logie compleet wil hebben. In haar ziel is een stil gebed. „Jó, jongen zegt ze dan, en haar stem klinkt héé'sch, „de mènschen kunnen niets vor t zeggen, 't Is érg héél erg met je.... maar ons levenis in Gods handdaar is het veilig." Ze snikt. Ze kan zich niet sterk houden, nu Hij begrijpt. Angst komt in z'n oogen. Hij wil zich opheffen. Anneke's hand houdt hem mit zachten dwang in de kussens. Hij schreeuwt het uit. „Ik toil niet sterven, ik durf niet sterven! Anneke, hèlp me tooh, ik ben zoo bang!" Z'n oogen zijn groot en donker van angst. Z'n handen in krampachtige wringing houden 't wit gelakt ijzer van het ledikant. Z'n nagels wonden de palmen van z'n handen. Hij hijgt: „Anneke, zég toch dat ik léven zal léven....! Ik durf niet sterven! Waarom moet ik sterven. ik ben nog zoo jóng Héél z'n gezicht drukt uit z'n onzègbare angst. Hij grijpt haar handen. „Anneke ik zalik zal verlóren gaan 't Is 'n kréét uit z'n door angst geréten zied. Voor Annie 't zelf weet is ze néérgegleden voor het ledikant. En met zijn handen nog in de hare bidt ze. Bidt ze met woorden, die in hun wankel heid hulpeloos tegen elkaar leunen, in brok kelige zinnen „Gód spaar z'n leven.... als 't kan geef beter schap gééf genezing.... maar alsals Uw wegandersisneem dan die vréés. die angstige vréés voor den.... dóód weg.... Héére Jezus, Ge kwam op aarde om ons te rédden van den doodgééf hem gelóóf.... in U rèd z'n ziel.... hèlp hem.... hèlp ons.... uit genade horizont als die avond, een jaar geleden, de zón in 'n wijde poort van juichend licht! Er is verschil. Toén: een ondergaande zon. Een zon, die goud paleizen tooverde in paarse oranjeroode wolken! Een licht, dat sterven ging. Een hemel, die zich aan den verren einder te sluiten begon.... Nu: Jóng! Machtig! Overwinnend licht! Opstandingslicht! Toen: de hoop op een blije aardsche toekomst, die hen ontnomen werd. De hoop op huwelijksgeluk, oudervreugde, die met één slag den bodem werd ingeslagen door de wreede werkelijkheid: T.B.C. Nó: de hóóp van een nieuw léven! Licht van een nieuwe toekomst. Eeuwigheidslicht In 't huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins, zoo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En, zoo wanneer Ik héén zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zoo kom Ik weder en zal U tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben. Getweeën zitten ze roerloos in de overgieting van het nog vochtige, blanke licht van den nieuwen dag! Met gevouwen handen zitten ze, en wachten. Als ze opzien is daar vóór hen weer die open Panorama van Napels met den achtergrond de rookende Vesuvius 333

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 17