kdOD HALVE EEUW CHRISTELIJK FRONT Tweede Kamer over Kweekschoolopleiding DINSDAG 17 MEI 1938 Het kabinet-Cort v. d. Linden Wij hebben aan de voorgeschiedenis en de eerste tijden der coalitie veel arbeid en veel plaatsruimte besteed; er is meer dan één reden om niet op die wijze door te gaan Het is goed voor ons allen om nog eens op te halen, wat er voor 60 en 50 jaar op poli tiek gebied gepasseerd is; het zal de jonge ren goed doen nog eens volle aandacht te schenken aan de dagen van Kuyper, Heems kerk en Lohman; maar het heeft geen zin thans uit te weiden over de ministeries der laatste jaren. Daarom vindt men in dit korte slotartikel slechts enkele aanteeke- ningen. Het Kabinet-Cort v. d. Linden, dat in 1913 optrad, omdat de rechterzijde verloor en de linkerzijde tooh eigenlijk ook onmachtig was een stevig kabinet te vormen vooral door de weigering der S.D.A.P. om aan de regee ring deel te nemen heeft zijn taak op voortreffelijke wijze vervuld. In de eerste plaats als oorlogskabi net, dat met wijs beleid onze neutraliteit wist te handhaven en met kracht optrad om ons volk door de economische moeilijk heden heen te helpen. Voorts door de school kwestie principieel tot beslissing te bren gen, zij het ook, dat daarmee gepaard ging een Kiesrechtoplossing, welke wij in wezen niet konden toejuichen, al behoefde men tecen de praktijk geen bezwaren te hebben. Was het om het Christelijk volksdeel be scheidenheid te leeren, dat noch Kuyper, noch Lohman, noch Schaepman het bijzon der onderwijs gelijkstelling mochten bren gen, doch dat God dit overliet aan een libe raal, wiens zin voor rechtvaardigheid reeds .voor zijn optreden spreekwoordelijk was? Hoe het zij: het Nederlandsche volk is groote dankbaarheid verschuldigd aan Gsrt v. d. Linden en zijn mannen en het Christe lijk volksdeel heeft dat duidelijk getoond, want 't heeft den stembusstrijd in 1918 niet ontsierd door een campagne, zooals we die tegen Kuyper en Heemskerk en ook later tegen Colijn en Ruys gekend hebben. Dat de rechterzijde echter jprincipieel, om der wille van het beginsel tegen het vrijzinnige kabinet stelling nam, spreekt van zelf en kon niemand euvel duiden. Het resultaat was niet schitterend, maar toch zóó, dat 9 September 1918 weer een rechtsch Kabinet kon optreden, De rechtsche kabinetten tot heden Het was een versplinterde stemming als nooit te voren; in de Kamer waren niet minder dan 17 partijen vertegenwoordigd. De groote drie rechtsche partijen telden 50 leden, nl. 30 R.K., 13 A.R. en 7 C.H. De coali tie stond dus, vergeleken met de andere partijen, toch tamelijk sterk. Dus kon het vierde coalitie-ministerie met vol vertrou wen optreden; ditmaal onder Roomsch- Kath. signatuur: Jhr Mr Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck werd kabinetsfor mateur. Naast hem stonden mannen van erkende bekwaamheid, zooals Jhr v. Kar- n e b e e k, Mr T h. H e e m s k e r k, Dr J. T h. de Visser en Mr A a 1 b e r s e. Fortuinlijk met zijn leden was dit eerste ministerie-Ruys niet. Aan Marine zetelden achtereenvolgens, hetzij ad interim (tijde lijk) of voor „vast" maar zoolang het duurde: Alting van Geusau, Naudin ten Cate, Ruys zelf, Mr Bijleveld, Van IJssel- steyn, Pop en J. J. C. van Dijk. Bij Finan ciën trad na drie-jarig bemind Mr S. d e Vries C.zn af en daarna kwam Jhr de Geer; Oorlog zag Alting van Geusau, Ruys, 'Jhr. Mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck Jhr. Mr. D. J. de Geer Pop en J. J. C. van Dijk; bij Koloniën moest Idenburg aftreden. Prachtig werk heeft dit Kabinet gedaan; op bestuursgebied in de revolutionaire periode van Troelstra; op wetgevend gebied de uitvoering van de financieele ge lijkstelling tusschen openbaar en bijzonder onderwijs; op sociaal gebied de voltooiing grootendeels van Talma's sociale wetgeving. Tenslotte kwam de herziening der Grond wet met name ook de Kiesrechtwijziging en de indruk van allen was zoo goed, dat in September 1922 het Kabinet aan het be wind kon blijven, steunend op 59 leden der rechterzijde. Het tweede kabinet-Ruys de Beeren brouck, waartoe sinds Augustus 1923 ook C o 1 ij n behoorde, trad 4 Augustus 1925 af, omdat „het zijn taak als geëindigd be schouwde". Op rozen was dit kabinet trou- vens niet gegaan. Het had reeds op 26 Oc tober 1923 ontslag gevraagd, omdat de Vlootwet was afgestemd met behulp van 10 ontevreden Roomsch-Kath. Kamerleden onder aanvoering van Mr Van Schaik. Eigenlijk was het daarmee ook uit met de coalitie, want slechts noodgedwongen kwam 'het ministerie op zijn ontslag-aan vrage terug: er was niemand om het bewind over te nemen. Ook in 1925 bleef rechts in de meerder heid en C o 1 ij n, die door zijn financieel be leid sterk naar voren was getreden, werd Kabinetsformateur. Hij kwam met zijn eer- ste ministerie voor het front en, het mocht er zijn. Maar het mocht niet lang blijven. Het coalitie-cement scheen verpulverd. Wierpen in 1923 eenige Roomsch-Katho- lieken roet in het eten, in 1925 konden de Christelijk-Historischen en een paar Anti- Revolutionairen zioh niet aan de zuigkracht van 't anti-papisme onttrekken. Kersten .ingbeek zaten beiden op het vinke touw om het ministerie dwars te zitten en eerste was den tweede juist met een neuslengte voor bij de indiening van een amendement om het gezantschap bij den Paus af te schaffen. Dit voorstel kreeg met behulp der linkerzijde, die zuiver politieke bedoelingen had, de meerderheid en het Kabinet vroeg ontslag op 11 November 1925. Na velerlei strubbeling gelukte het pas op 8 Maart 1926 aan Jhr de Geer om nieuw kabinet te vormen, een zoogena< extra-parlementair, doch in wezen Christe lijk ministerie, al zaten er ook mannen in als Kan en Van Royen. Ruim drie jaar hield De Geer het uit; vóór de periodieke verkiezingen in 1929 bood het zijn ontslag aan en op 10 Augustus werd dit aanvaard; toen kon het derde ministerie-Ruys deBeerenbrouckqp treden; sterk door mannen als Mr Dr J. Donner, Mr J. Terpstra, Jhr de Ge en Dr Deckers. Het bleef aan tot 26 Mei 1933, toen Dr C o 1 ij n weer een kans kreeg. Hij vormde toen zijn tweede Kabinet. Wat de samenstelling betreft was het geenszins een coalitie-Kabinet. Dr Colijn achtte de nood zoo abnormaal, dat hij een beroep deed op alle partijen, uitgenomen de S.D.A.P., wier trouw en betrouwbaarheid nog moesten blijken, om hem te steunen. Wel koerste het Kabinet, waarin twee anti revolutionairen, twee christelijk-historischen en vier roomsoh-katholieken zitting hadden in Christelijke, laat ons zeggen algemeen Christelijke richting, maar ook vrijzinnigen als Marchant, Oud en Kalff maakten er deel van uit. De werkzaamheden van het Kabinet- Colijn van 1933 tot 1937, liggen nog versch I in het geheugen. Menigeen denkt nog met i smart of wrevel aan de loonsverlagingen, 1 belastingverzwaringen en andere onaange- name maatregelen. Maar wie eerlijk is zal met dankbaarheid erkennen, dat een schoon j doel nagestreefd en tot heden bereikt is: ermindering der staatsuitgaven en daar door handhaving van het staatscrediet: een zegen voor gansch de bevolking. Een vergelijking met andere landen moet tot waardeering van het werk van Colijn en de zijnen leiden. Helaas dacht de Roomsch-Kath. Kamer fractie er begin 1935 anders over, want haar leider, Mr Aalberse, verklaarde geen ver trouwen meer te hebben in het kabinet en dit trad daarom op 31 Juli af. Doch daar het, evenmin als natuurboter, niet te ver vangen bleek te zijn, trad hetzelfde kabi net (het derde ministerie-Colijn), na eenige wisseling van personeel, weer op. Zijn werk was nog niet af. Blijkbaar dacht ons volk er in zijn ge heel in 1937 ook zoo over, want Colijn bracht 17 partijgenooten in de Kamer rechterzijde was ver in de meerderheid. Hoe ook aangevochten, het was duidelijk, dat Dr. Co 1 ij n de teugels voor de vier- aal in handen moest houden. Het geen dan ook geschiedde, al kwam er weer eenige wisseling van portefeuilles. Een coalitie-kabinet? Net zoo gij het ten wilt. In elk geval is het vierde Mi nisterie-Colijn een Christelijk kabinet. He laas is thans zijn voornaamste taak gelijk aan die, welke Colijn in 1911 bij zijn eerste ODtreden te vervullen had: versterking der weermacht wegens dreigend oorlogsgev Toen kwam na drie jaar de vreeselijke •ereldoorlog van 1914. Laat ons God bidden, dat een nóg vreeseTjker catastrofe ons gespaard blijft; dat we wel geld offeren ze veiligheid, maar dat er geen i schenoffers van ons volk gevraagd worden. Zwaar blijft toah overigens de taak van het Kabinet, want de schrijnende werkloos heid knaagt al sinds jaren aan de econo mische en geestelijke weermacht van volk. Behoudens intermezzo's, welke wel deu ken in het front brachten, maar tooh in feite de lijn niet konden breken, zijn we thans gezegend met een halve eeuw Chris telijk regeeiïngsbeleid. Gezegend, door God, teleurgesteld vaak in en door menschen. God voegè er nog vele jaren aan toe en H,ij bekwame hen, die tot regeeren geroe pen worden, om trouw en met energie de geestelijke en stoffelijke belangen van ons volk te dienen. „Gezonde pendant van Bartje". „Hielko is een gezonde pendant van Bartje. Gelijk Anne de Vries met één publicatie zijn reputatie als schrijver vestigde, zoo heeft thans Wolf Meesters bewezen auteur van capaciteiten te zijn. Een bekend recept, zijn roman? Wat praat Ge ervan alsof men volgens een recept een zoo frisschen, dartelen jongen met een eigen ziel en een eigen hart zou kunnen samenstellen en laten leven! De verleiding is groot hier nog meer voorbeelden aan te halen van het zeer bij zondere talent van dezen nieuwen schrijver." Dit zegt H. BURGER in De Standaard over „Hielko van Oaltje." ROTTERDAM LLOYD RAPIDE De firma Ruys en Co., hoofd-agente v_. N.V. Rotterdamsche Lloyd, meldt, dat de boottrein, rijdende in aansluiting op het 17 aezer te Marseille verwacht wordend m.s. „Baloeram" den lSden dezer om 6.16 te Roo sendaal, om 7.09 te Rotterdaim D.P. en 7.33 te Den Haag H.S. zal aankomen. Aankomst Amsterdam C.S. 8.45. De verkoop der postzegels. ten bate van cultu- reele en sociale doeleinden is weer begonnen. Het verkoop- tentje op het. hoofdpostkan toor te Rotter-, dam. Voorloopig Verslag over het wetsontwerp tot wijziging van de L.O.-wet 1920 Onrustig beleid van den Minister Wettelijk recht op rijksvergoeding volkomen illusoir? Verschenen is het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer over het wetsont werp tot wijziging van de L.O.-wet 1920 en van daarmee verband houdende be palingen der Pensioenwet 1922. Vele leden gaven uiting aan hun te leurstelling, dat in dit wetsontwerp wordt voorgesteld de invoering van een vierjarige Kweekschool met behoud van de afzonderlijke akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer. Zij gaven de voor keur aan een driejarige vooropleiding, gevolgd door een vijfjarige kweekschool met als eindresultaat de eene onderwijs bevoegdheid zonder afzonderlijke hoofd- Versoheidene van deze leden zouden er bovendien de voorkeur aan geven, als de toekomstige onderwijzers eerst een H.B.S. of gymnasium doorliepen. De huidige kweek schoolopleiding verengt hun gezichtskring en daarom achtten deze leden de huidige opleiding een ramp. Verscheidene andere leden vonden het be leid van den Minister onrustig. Zonder zelfs de resultaten van het eerste eindexamen der driejarige kweekschool af te wachten, wordt deze kweekschool onbevredigend genoemd, hoewel zij kort tevoren niet onvoldoende werd geacht. T.a.v. het pleidooi voor een vijf-jarige op leiding voerden vele leden aan dat deze van de schatkist aanzienlijk hoogere offers zou vragen. Waarschijnlijk zouden ook. door de te hoog gestelde eischen, tal van goede op voeders van het anderwij zensambt worden uitgesloten. Deze leden meenden, dat de kweekschool juist een bij uitstek gunstige 6feer schept, waarin de a_s. onderwijzers niet alleen zich de noodige kennis en be kwaamheid voor hun toekomstige taak kun nen eigen maken, doch waarin ook aan de vorming van hun geheele persoonlijkheid tot een goed onderwijzer bijzondere zorg kan worden besteed. Dat hun gezichtskring in die omgeving te eng zou worden, is niet waar. Deze leden wezen er bovendien op, onderwijzersopleiding, aansluitende aan H.B.S. of Gymnasium, te langdurig en te zwaar zou zijn. Langs dezen weg zou op den duur niet kunnen worden voorzien in de aanvulling van een korps van bijna 40.000 personen. Wel achtten deze leden de uitbreiding van den cursusduur tot vier jaar een nood zakelijkheid. Met betrekking tot de behartiging van de practische oefening, merkten de hier aan het woord zijnde leden op, dat de practische opleiding thans inderdaad zeer veel te wen- gere school de theoretische kennis der on derwijzers in het algemeen wel voldoende kan worden geacht, laat de practische ge schiktheid van vele leerkrachten te wen- schen over. Verscheidene dezer leden waren echter an oordeel, dat het ontwerp in deze rich ting nog niet ver genoeg gaat, omdat noch bij het onderwijs, noch bij het examen aan de practijk der opleiding een voldoende plaats is ingeruimd. De financieele gelijkstelling T.a.v. de financieele gelijkstelling van bij zonder en openbaar kweekschool-onderwijs wezen vele leden er op, dat het voldoen aan al de voorwaarden, in art, 156 genoemd, aan op te richten en thans bestaande, doch niet gesubsidieerde bijzondere kweek scholen geen enkel recht op rijksvergoeding geeft, doch deze volkomen afhankelijk stelt van het subjectieve oordeel van de Kroon, of de oprichting en instandhouding va kweekschool al dan niet door de behoefte aan onderwijzers wordt gevorderd en of 's lands financiën de rijks vergoeding van de kosten daarvoor gedoogen. Niet kan worden ontkend, dat hier door het wettelijk recht op rijksvergoe ding, in art. 156 belichaamd, voor nieuw te stichten en thans niet gesubsidieerde bijzondere kweekscholen volkomen il lusoir wordt. Om dit te ontgaan, zouden in de wet i> objectieve normen voor het bepalen van de behoefte aan een bijzondere kweekschool moeten worden geformuleerd, óf zoodanige regelen voor de beoordeeling der behoefte moeten worden gesteld, dat de objectiviteit daarvan voldoende is verzekerd. Een open oog hebbend voor de groote moeilijkheden, aan een zoodanige wettelijke regeling verbonden, en aannemende, dat, althans voorloopig, door de thans bestaande en voor rijksvergoeding on aanmerking ko mende bijzondere kweekscholen, op vol doende wijze in de behoefte wordt voorzien, wilden de hier aan het woord zijnde leden dusdanige regeling thans niet aan dringen, maar gaven zij dan tooh in over weging, het eerste lid van art. X zoo te re- digeeren, dat het inderdaad het karakter van een overgangsbepaling zal verkrijgen. uitkomst is Koffie Hag, wan neer U hart en zenuwen de prikke- lende werking der coffeïne wil$ besparen, want Hag is coffeïne- vrij! Het gedurende 30 jaren be proefde Hag-procédé waarborgt bovendien de volle 100% van bet kostelijke aroma, het kenmerk van öitgezochte hooglandkoffie. j Ook de tweede soort, „Sanka", fa beel goed en kost slechts 44 ets. per pakje. M. NCRV-U1 tzen- wUafc leren. 6.51 •iftlezing. me<übatle, ge wijde muziek (gr.pl.). (Om 8.15 Berichten). 8.30 GTfwn.muzlek. 9.30 Gelukwenschen. 3.48 Gram.muziek. 10.30 Morgendienst. 11.00 Gram, muziek. 11.15 Zang met pianobegeleiding, :n gram.muziek. 12.15 Gram.muziek. 12.30 Solis tenconcert. en gram.muziek. 2.00 Gram.pla ten. 2.25 Utrechtsoh Strijkkwartet, muziek. 3.30 Gram.muziek. 3.45 Zan_ 4.45 Felicitaties. 5.00 Voor de klnderei Gram.muziek. 6.30 Taallessen en causerie over het binnen-aanvarlngsreglement. 7.00 Berichten. 7.15 Land- en tuinbouwpraatje, 7.45 Reportage. 8.05 Berichten ANP., herha ling SOS-Berlahten. 8.15 Orgelspel. 9.00 Cam serie: „Toerisme en kunst". 9.30 NCRV-Salon«| orkest. 10.00 Berichten ANP. 10.05 Causerlai voor amateur-fotografen. 10.20 Vervolg con cert. 10.45 Gymnastiekles. 11.00 Vervolg con cert 11.30 Gram.muziek. ca. 11.50—12.00 Schriftlezing. HILVERSU 301.5 M. VARA-ritzendlng, en 7.30.8.00 n.m. VPRO, k. (Om 8.16 Beriohten). 9.3Ö Ie keuken. 10.00 Morgenwm ending voor Arbeiders in de i. 11.30 Causerie: „De besteJ 6.55 Reportage.17.00 Gra ng. 7.30 Cyclu: Reportage. 6.30— ik. 7.0( i ons geloof", i 03 Berichten '-Amusements i „Ois 8 00 Herhali: ANP. VARA-Varia orkest 8.45 Radio Oké". 10.30 BerlCil eert 11.16 Fragmenten uit de operette' „Dae 1 Ministertutn 1st beleidlgt". 11.4512.00 Gram, 8.15 „Sylvla' toneel. 9.15 en ANP. 10.35 Harpv. nd Rhythi iziek. 0.00 Orgel, 10.30 Opera. ETJLEN 456 M. 6.30 Orkest 8.50 Orkest. 12.20 1 Militair concert. 2.30 Concert 4.50 Orkest en pianoduo. 5.50 Cembalo. 7.30 Symphonle-or- kest. 9 20 Koor. 9.50 Strijkkwartet 10.50 OrJ l kest, 12.20 Orkest. Orkest. 5.20 Piano. 7.20 Orl< Kostenberekening onjuist? Velschillende groepen van leden betwij felden, of de kostenberekening wel juist is. Men had den indruk gekregen, dat de re geering vijf nadeelige factoren over het hoofd heeft gezien: de vermindering van den jeugdaftrek, de vermoedelijke toeneming van het aantal lesuren in de kweekscholen, de kosten van de afdeeling B en C, de ver goeding van een zeker percentage der aan- schaffingskosten van het gebouw en de noodzakelijkheid van hot toekennen van een z.g. leerschoolmarge. Naar de meening van verscheidene leden leidt dit wetsontwerp aldus tot een verhoo ging der onderwijsuitgaven met meer dan een half millioen gulden, een verhooging, welke in het rijksbudget tot uitdrukking zal komen, juist als na 1940 de verzwaarde sohen overlaat. Terwijl immers voor de la- defensie-lasten volledig op de begrooting 12.50 en l.Sfl 8.20 Symphoj I 484 M.: 12.50 en 1.30 Orkest. 5.20 Orkest. 6.51 C Viool. 6.05 Concea-t. 8.20 Orkest. 8.50 RadioJ 6 toon eel. 9.35 Concert. y DEUTSCHLANDSENDER 1571 M. 7.30 Orkest 8.20 Orkesten. 9.20 Koor. 10.50 Kamerorkest!® 11.20 Orkest. 12.20 Orkest. |g zullen gaan drukken en zal moeten worden voorzien in de gevolgen van den achterstand t in de stortingen in sommige rijksfondsenj„. Daarnaast legt het ontwerp, zooals reeds eerder werd betoogd, op de ouders der kwee«P kelingen den last van een jaar langer doe opleiding hunner kinderen te bekostigen,T Geschat op 400,per jaar, krijgt de volks huishouding dientengevolge 1600 maal 400,is 640.000,per jaar te dragen, op te brengen hoofdzakelijk door ouders met smalle beurzen. Verscheidene leden verklaarden aan deze verhooging van uitgaven en ver- zwaring van lasten niet te kunnen me dewerken en daarom aan dit ontwerp hon stem niet te zullen geven. te Vele leden meenden, dat in dit ontwerJM veel te veel aan de Kroon of aan den Minispv ter is overgelaten. fc< Vele leden drongen er op aan, dat in d^w- Wet worde gewaarborgd het bestaan van eeijtv afzonderlijke inspectie voor de onderwijzers^ opleiding, rechtstreeks aan den Minister on»( dergeschikt is. Zij merkten op dat sinds 1 Jaij- 1933 de onderwijzersopleiding een eigen ii*ve specteur bezit. Dit centrale toezicht heer zeer bevredigend gewerkt. Zij achtten tijd rijp, deze instelling in de Wet vast U#, Jf Een matte of gebruinde teint staat altijd charmant Amilda-crême, die tevens zoo goed is voor de huid, is verkrijgbaar in deze twee begeerde teinten. Mat en Bruin. Doos 50 en 25 c* Jong was ze nog, hopeloos jong, voor het leven, dat wachtte. Geen uitzicht meer, geen hoop. Gekluisterd aan een man, dien ze nooit meer zou kunnen vertrouwen en dien ze zoo liefhad, ook nü nog. Angstig helder herleefde het verleden. De straat bij school, Ella van Rees, Ger Wolters. de stille uren van denken aan de toekomst, het eerste bezoek aan mevrouw Wayboer, en dan moeder, moeder, die verslagen is, als ze hoort, hoe haar kind de toekomst wenscht, vader, die zijn teleurstelling niet .verbergen kan en dan Hans. O, had ze hem toch nooit ontmoet, dan was ze alleen gebleven, stellig, geen ander zou ze hebben liefgekregen, ook Ko niet. alléén, maar dat zou 'duizendmaal beter geweest zijn dan dit. „God, o God, waarom toch!" 'Alles had ze voor Hans gedaan, haar ouders zelfs verzaakt om hém. Had ze soms niet geweten, hoe graag vader en moeder haar bij zich hadden gezien, dat laatste studiejaar? Had ze niet gevoeld, hoe de oude menschen hadden gehoopt op samenwonen? Om Hans had ze het gelaten en nü Hoe had ze voor hem gebeden! Hoe had ze na dat van Ella gesmeekt om te kunnen vergeven en-vergeten». om nooit ineer zooiets te hoeven beleven. Niet verhoord! Was er wel een God van liefde, die regeerde? Of was er een macht ten kwade, waaraan je niet ontkomen kon? Ko! wat een trouwen, besten man zou ze aan hèm hebben gehad. Die jongen zou ook gebeden hebben, die jongen was ook niet verhoord. God, de Almachtige, had toch kunnen maken, dat ze dien jongen liefkreeg? En nu nu waren er twee lévens vernield. „God, hou me vast, ik ga U loslaten", kreet ze in uitersten zielenood. Moeder had dit niet geweten! Het eenige lichtpunt. Vader mocht het niet weten. Voor vader zou ze de gelukkige moeten blijven spelen. Haar verscheurde ziel zou ze moeten verbergen achter een lachend gelaat. Morgen zou ze in deze kamer weer moeten praten met allerlei menschen, zou ze klachten moeten hooren over lichamelijke pijntjes, zelf met zielepijn, die niet te stillen was, zelf met een ongeneesbare hartewond. Die menschen maar wisten ze misschien al iets? Zoo bijzonder sterk toonden ze hun medegevoel, sterker dan men verwachten kon bij het verlies van een bejaarde moeder. Jo! Zou zij het zijn? Schuilde daarin de antipathie van de patiënten? Was daaruit de nauw verholen haat van Emma te verklaren? Maar dat kón toch niet Jo, een meisje van Christelijke richting Onze menschen! „Wat ben je naief", had Ger Wolters gezegd. Zou dan tóch De uren vergleden. Emma was thuisgekomen. Had na tuurlijk gevraagd, of er nog iets voor haar te doen was, was met een groet ook voor deze kamerdeur naar bed gegaan. Hans zou haar wel met een stalen gezicht te woord hebben gestaan. Dat kón hij. Dat moest zij ook kunnen. Dat zóu ze kunnen. Met de tanden op elkaar zou ze het leven weer ingaan, niemand doen zien, hoe ze leed. Ze wenschte geen meelij, ze wenschte zichzelf te handhaven, desnoods in onverschillig heid. Ze vreesde minder zich den vreemde te toonen, dan samen te zijn met hèm. Dezelfde betuigingen te hooren, als verleden jaar ze kón het niet. Weer te moeten hooren, dat zij toch nummer één was, ze walgde er van. En dan dat berouw, dat schelden op zijn zwakheid Kwam hij de trap op? Ja, hij probeerde de deur open te doen. Mis. Die was op slot. „Willy?" Ze gaf geen antwoord. „Willy. mag ik niet bij je komen?" „Nee. liever niet. Ga maar naar bed. Ik blijf hier." Hij ging naar beneden. Het werd twee, drie, vier uur Weer kwam hij naar boven. „Willy, er zijn dingen, die we moeten bespreken." Dat was helaas waar, dus opende ze de deur. Rood om rand én gezwollen stonden zijn oogen. Hij had gehuild. Bah, zoo'n slappeling. „Kind ik „Ga asjeblieft zitten en raak me niet aan." „Wil je dan naar me luisteren?" „Dat zal wel moeten." „Ik héb financieele moeilijkheden gehad, Willy! Ik heb goede stukken moeten verkoopen, die op dat oogenblik erg laag stonden." „Wanneer was dat?" Hij antwoordde niet. „In dien tijd» dat ik in Woudewijk was?" „Nee, eerder al. Maar het een is oorzaak van het andere.P* „Het geld van het boekje heb je toch zeker met Jo opL gemaakt. Het geld, dat ik verdiend had." L Hij kromp ineen. Dus töch.Jo. hf „Ik zal je eerlijk alles vertellen, Willy, je moet dan maal weten wat je doen wilt. Ik verdien je haat, je afschuw^ o ik „Asjeblieft niet meer van die praatjes. Daarmee bereik jl niets. Geef het boekje. Ik wil zien, wat er nog is." Nog veertig gulden stond er op. „Zoo. En deze week heb ik minstens zeshonderd noodig De huur voor April moet ook met enkele dagen wordel betaald." ,,'k Zal een stuk van duizend verkoopen, waarvoor ik o| het oogenblik nog geen achthonderd krijgen kan." „Dat zal het beste zijn. Beter nog was het geweest, als jl daar je dame van had betaald." „Schei nóu uit, zeg! Ja, ik ben een paar keer met Jo ulr geweest, nou ja, dat spijt me bar, maar hoe was mijn level) die twee maanden? Je wilt dan ook wel eens een beetjl - gezelligheid. Dat heele uitgaan bestond trouwens in eet concert, een bioscoopje, een goed tooneelstukIk hier geestelijk dood in dit gat. Duizenden mannen doen hed* zelfde, zonder dat hun vrouwen er aanmerkingen ovd maken, maar jij valt overal over. Het grootste deel van he geld had ik noodig om oude schulden af te doen. Natuurlijl dacht ik het van mijn eigen geld terug te betalen, maar kaL ik helpen, dat die papieren zoo gekelderd ^jn? Als diT notaris me even geholpen had, was alle misère van de luct geweest," D Wordt vervolgd* f"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 8