dsL^AlltCuAj
1 tjflUEURS
BOVEN-HMtMMfVElB
VÜK
H RIJVERS
Men is van meening, dat twee zaken hem ervan
terughielden.
Allereerst deze: Het passief blijven was een
beginsel bij Kohlbrügge. Later schreef hij aan
Ds. de Cock: „Passief moeten wij zijn in alles;
daarmede verwerven wij ons wel geen vrienden,
maar dat doet er niet toe. Die er op in willen
6laan, zijn helpers van den duivelGij blijft
passief. Latende na ingediend protest, waar zulkr
behoort, kerk en preekstoel staan, waar ze
staanDe gemeente handelt evenzoo, en ver
der geheel passief. Nooit vergetende, dat wij tot
lijden gezet zijn. Bezit uwe zielen in lijdzaam
heid. Mijne is de wraak, Ik zal het vergelden. Het
Lam zal overwinnen, geen stok of geweer. En
wie hier een andere weg zou willen inslaan, maakt
het erger dan Uza, die de arke Gods met eigen
hand overeind wilde houden." In 1860 schreef hij
nog aan Ds. G. J. Gobius du Sart: „Hoewel op
onrechtmatige wijze geschorst, niet verzetten,
maar passief blijven; niet preeken, slechts gebed
en smeeking opzenden tot den Heere."
Ten tweede, Kohlbrügge beschouwde zich zelve..,
slechts proponent-hulpprediker, niet in een amb
telpen dienst. Aan denzelfden Ds. H. de
Cock luidde zijn advies: „Ware ik predikant ge
weest en had ik de handoplegging ontvangen ge
lijk gij, dan was ik blijven preeken, waar men
mij had willen hooren. Wie op wettige wijze in
zijn herdersambt bevestigd is, blijft leeraar, om
dat niemand wie hy ook zij, gij zelf niet, u uit
den dienst des Huizes Gods zetten kan, of uit
gezet verklaren kan."
In hoeverre Kohlbrügge met deze zienswijze gelijk
had, zullen we thans niet onderzoeken.
Kohlbrügge in armoede. Naar Utrecht.
Promotie en Huwelijk
Kohlbrügge kwam dus niet in verzet. Hy bleef
passief, maar nu was hij dan ook zonder eenig
middel van bestaan: In kommer en druk ging hij
straks zijn doornig pad. Zelf be2at hij niets; het
weinige, dat hy had, teerde hij langzaam, maar
zeker in. Ook kon hij geen vrijmoedigheid vinden
aan anderen zijn bittere armoede te openbaren.
Zoo had hij in langen tijd geen warmen maaltijd
genoten, ten slotte ontbrak het hem zelfs aan
brood. Zijn vrienden lieten hem ook schier allen
in den steek. In dien toestand riep hij uit: „O
God, Gij weet, dat ik om Uwe waarheid lijde;
wilt Gij mij van honger laten sterven, zoo ge
schiede Uw wil, maar wilt Gij mij tot Uw eer
nog laten leven, Uwer is beide het zilver en het
goud." Toen las hij tot zijn bijzondere vertroos
ting Lukas 12, en nog dienzelfden dag ontving
hy van een hem toen onbekend persoon 25.
bankpapier, een weinig te voren had hij een ver
bazend grooten zak met allersmakelijkste tabak,
ontvangen. Zoo had hy een aaneenschakeling van
de treffendste uitkomsten. God verliet hem dus
niet.
Om redenen van gezondheid (sterk is hij nimme.
geweest) en vooral om aan de aan zijn vader ge
dane belofte (hij zou een dissertatie schrijven) U.
voldoen, toog hij naar Utrecht. „Ik moest dit ge
heel in 't geloof doen. hebbende nauwelyks zoo
veel geld over om de reiskosten goed te maken",
zegt hij zelf. In Utrecht werd hij met de groot
ste teederheid en zorgvuldigheid, als een broeder
behandeld. Hij woonde in Utrecht in bij den
mandenmaker Serton, wonende in de Donkere
Gaard, tegenover den Dom. Ook hier had hij met
veel nood en zwarigheid te kampen, maar hij
leefde uit de hand des Heeren. „Gemeenlijk ont
ving ik juist zooveel als ik behoefde en de Heere
heeft ook bij my Zijn Woord vervuld, hetgeen wij
lezen in Markus 10 2930, zoodat ik na mijn
afzetting meer inkomen had, dan voor dezelve".
Zoo leerde hy bij zijn God te schuilen als in een
vasten toren.
Ondertusschen naderde zijn dissertatie haar vol-
looiing. Het onderwerp van zijn proefschrift was:
Psalm 45. Den 4den Juni 1829 werd hy tot
doctor theologiae bevorderd. Dank zij de vele
ontberingen had hij een langdurige ziekte moeten
doorstaan, die zijn studiën had vertraagd. Deze
zware krankheid had hem echter geestelijke winst
gebracht. Het Oude Testament kreeg ongekende
waarheid voor hem. Als vrucht daarvan legde hij
nu in zijn dissertatie grooten nadruk op het Mes-
siaansch karakter van Psalm 145. Prof. H. J.
Royaards was zijn promotor. Zijn proefschrift ge
tuigde van zijn ^norrae belezenheid. Zijn kennis
van talen en vooral van Oostersche talen was
buitengewoon. Iemand zegt: „Wat wetenschappe
lijkheid betreft, en wat aangaat den moed, waar
mede Kohlbrügge zijn geloof er in uitspreekt, is
het een stuk om jaloersch te maken."
Aanvankelijk stuitte hij bij zijn professoren wel
op eenigen tegenstand. Zijn opvatting van Psalm
45 als het geestelijk Echtverbond van Christus en
Zijn Bruid (van den Messias en Zijn Kerk) von
den ze te opgesmukt. „Maar", zegt Kohlbrügge,
„één ding hadden zij vergeten, dat ik als kind
reeds boven alles en boven alle andere boeken
gelezen heb Gods Woord, daarin waren zij
niet thuis, en zoo vielen zij als baksteenen, en ik
werd Theol. Doctor".
Was dus deze promotie voor Kohlbrügge een
zoete verkwikking op zijn anders zoo donker le
venspad, de weg tot het predikambt bleef niette
min voor hem gesloten, ook al wenschte hij dien
weg met heel zijn ziel.
Toch bracht zyn promotie een ommekeer in zijn
levenslot.
Waarschijnlijk sedert 1825 was Kohlbrügge ver
loofd met Catharina Louise Engelbert.
Zij was een wees, een nichtje van een zekere J.
H. Scholte, die aanvankelijk in den strijd voor de
rechten der gemeente te Amsterdam vooraan
stond en later haar voogd werd. Zij was niet ge
heel onbemiddeld. Hij had haar innig lief. De
voogd trachtte later de gelukkige verloofden te
scheiden en elk uitzicht op een huwelijk af te
snijden. Toen Kohlbrügge gepromoveerd was,
werd het huwelijk toegestaan. Grootmoeder, bij
wie Catharina later in huis was gekomen, zei tot
haar: „Wanneer hij (K.) komt, kunt gij hem feli-
citeeren en hem vertellen, dat gij moogt huwen,
want waar hy Christus en Zijne Bruid zoo ver
dedigt en zich dit niet schaamt, dan schaam ik
mij ook zyner niet."
Welk een blijdschap nu voor beiden! Zij kan nu
Kohlbrügge spoedig de vele ontberingen doen ver
geten. Den 30sten Juli 1829 huwden zij en ze
gingen wonen eerst te Amsterdam en kort daar
na te Utrecht.
De jong-gehuwden hadden een reisje gemaakt
naar den ouden Bilderdijk te Haarlem. Daar
na gingen zij naar Twent van Rozenburg op den
huize Raaphorst bij Den Haag. Bij Willem de
Clercq (ook een Réveil-man) kreeg hij echter
belet. „Ik mocht het niet aannemen en voelde er
ook hoegenaamd geen lust in," schrijft De Clercq
in zijn bekend Dagboek.
Wordt vervolgd
ten dienste van de lezers der Vijf Samen
werkende Christelijke Dagbladen.
POSTADRES VOORSTRAAT 166 zw.
DORDRECHT GIRO 114240
NIEUWE UITGIFTEN
Zweden
Wij hebben nog te vermelden de
verschijning in nevenstaande
teekening van twee zegels ter
gelegenheid van de 250ste her
denking van den geboortedag
i den filosoof Emanuel Swe-
denborg in de waarden:
10 öre violet
100 öre violet
België
Hier verscheen een serie toeslagzegels, waarvan
de extra opbrengst is bestemd voor het nationaal
luchtvaartfonds. De teekening geeft Koning Leo
pold Hl weer als bestuurder van een vliegma
chine. De waarden zijn:
10 5 c. bruinlila
35 -f 5 c. groen
70 -f- 5 c. grijszwart
1 fr. iS 4- 25 c. ultramarijn
2 fr. 45 4- 2 fr. 55 violet
Ecuador
Herinneringszegels ter gelegenheid van het 150-
jarig bestaan van de Noord-Amcrikaansche grond
wet in de waarden 2, 5, 10, 20, 50, centavos, 1 en
A sucres, tevens een serie luchtpostzegels in de
zelfde waarden.
Deze zegels hebben 4, 5, 6 en één (de 2 centavos
luchtpost) zelfs 7 verschillende kleuren.
Noorwegen
In nevenstaande teekening, por
tret van koning Haakon VII
verschenen de frankeerwaarden
1 kr. 50 blauw
2 kronen rood
5 kronen violet
Verdèr verschenen hier in het
nieuwe (kleinere) type dienst-
zegels de waarden:
5 öre roselila 40 öre groen
20 öre rood 60 öre blauwgroen
25 öre bruin 100 öre blauw
35 öre lila
Mauritius
Frankeerzegels met portret van Koning George VI
in de waarden:
2 cents grys
4 groen
5 violet
10 rood
25 cents bruinrood
1 rupee donkerbruin
2 rup 50 lichtviolet
5 rupees olijf
10
lila
20 blauw
WAARDEOPGAVEN VAN ONTVANGEN
BOEKJES
Boekjes ontvangen van:
No. 75: 201.50.
No. 2: 93.25; 179.45; 34.10; 44.90.
No. 82: 712.15; 212.80.
No. 78: 108.15; 76.50; 56.25; 64.70; 69.25.
No. 73: 49.30.
No. 93: 14.55; 48.15; 45.20; 32.85; 39.75.
No. 100: 120.10.
No. 63: 992.20; 145.00; 247.95; 179.10.
No. 70: 26.15.
i:o. 27: 37.75; 108.30.
Verder ontvingen wy tot en met 18 April nog
boekjes van:
No. 10: 2 stuks No. 113: 1 stuks
No. 74: 2 No. 21: 1
No. 87: 1 No. 121: 1
No. 38: 1 No. 81: 2 w
No. 72: 6 No. 5: 2
No. 94: 1 No. 47: 1
No. 108: 1 No. 79: 1
No. 104: 1 No. 42: 1
CORRESPONDENTIE
W. A. K., Ede. U is ingeschreven onder No. 123.
A. B., Goor. No. 124.
No. 104. U kunt inzenden zooveel als u zelf wilt.
No. 35 en No. 70. Wilt u voortaan de rondzen-
dingskaarten frankeeren met 4 cent. Wij hebben
al eenige keeren strafport moeten betalen, doch
we kunnen dit niet blijven doen.
No. 115. Uw boekje is niet vergeten, doch nog
niet aan de beurt.
Tenslotte nog een afbeelding van het in een der
vorige nummers beschreven zegel vellet je, waar
van de toeslag is bestemd voor een op te richten
monument ter eere van wijlen Koning Albert I.
ten dienste van de lezers der Vijf Samen
werkende Christelijke Dagbladen.
Voorwaarden:
1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en
plaatjes.
2 Tot 500 pt. betaalt U 15 ct tot 1000 pt. 20 ct
(aan postzegels).
3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest
U het antwoord in het Zondagsblad.
4 Van éér soort mag niet meer dan tot een
waarde van 500 pt. per maand aangevraagd
worden.
5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij
ven tot een volgende zending.
6 Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door
de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken.
7 Vraagt U van een album speciale nummers,
dan betaalt U 2 pt. per plaatje meer.
0 Oude Verkade Klaverblad, van Houten,
Wascholine, Coelingh, Patria, Radr-mnker,
Pette nemen we niet meer aan.
De waarde der bons is uls volgt: Bussink 8, Coe
lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4,
H-O 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, Holi. Zw.
Weegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok-
zeep 15, Kwatta 3. Lever's zeep 20, van Nelle 4,
Patria 10, Pette 6, Pleines 3, Rademaker 3,
Sickesz 3, Verkade 4, Rivieren 4, Wascholine 2.
Wie helpt aan: v. Rossum, Kwatta winkelierstroo-
ken, Haas en Van Brero, Scholten.
Verder nemen we aan: Pleines duifmerken, Sodex
bons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys,
Stark, Scholten, IJzendijk, Vergulde Hand,
Winkeliersbons van Sickesz, Pax.
Kan iemand ons helpen aan bons van H. Smith te
Groningen, voor het album „Voetbalglorie" door
Han Hollander?
Lucifersbons voor het luchtvaartalbum 1000 PK?
CORRESPONDENTIE
J. Q., te Hilversum. Nu staat nog open 46 Oranje
Stamboom -f 760 punten. Wat van de gevraagde
soorten in voorraad was, is U gezonden.
B. K., te Den Helder. 125 Rivieren volgen.
C. J. C. K., te Harderwijk. 64 Rivieren genoteerd.
Niemeyer plaatjes vroegen we niet.
H. ten B., te Rijnsburg. U krijgt 246 Rivieren.
Mej. S. V., te Den Haag. Zie art. 6. 24 Vim ge
noteerd.
Mevr. A. C. v. d. B.J., te Bergschenhoek. Zie
art. 6. U krijgt in totaal 194 van Rossum. Ze komen
sporadisch binnen, U zult dus wel geduld moeten
hebben.
ALBUMRUIL
Te koop aangeboden 160 Patriabons (deel I) vol
doende voor een complete serie „de Vliegende
Hollander" voor 40 cent.
Postadres: De Ruilbeurs, Hardingsveld
188
ROMAN VAN DE
AFRIKAANSCHE TREK
STUART CLOETE, „Wentelende
Wielen", geaut. vertaling .1.
Maschmeyer. Buekers, Service.
Den Haag.
TOEN aan de Kaap Engelsche in
vloeden en overwicht te sterk
waren geworden, begonnen de Boeren
de wildernis
in té trek
ken, om
zich een
nieuw va
derland te
stichten,
waar zij vrij
zouden zijn
van Brit-
#sche wille
keur en
machts
usurpatie.
Naar alle
kanten
zwermden
troepen Boe
ren uit met
ossenwagens, al hun bezittingen en hun
gezinnen meevoerend. Onder die trek
kers was ook het commando van Hen
drik van den Berg en Johannes van
Reenen, waarover Cloete ons verhaalt
in zijn „W entelende Wielen"
Met machtig beeldend vermogen schil
dert de auteur ons de lange, moeilijke
reis langs ongebaande wegen, getee-
kend door de graven van mannen, vrou
wen en kinderen, die waren omgeko
men of gestorven en bestrooid met het
gebeente van hun vee. Talloos waren
de gevaren, waardoor zij werden om
ringd; teekens (platte, groengouden
korrels), kaffers, die zich tegenover
blanken schuldig maakten aan de af
grijselijkste wandaden, boschbranden,
die alle voedsel voor de kudden ver
teerden, steile bergranden, honger en
dorst.
Maar onverzettelijk was de wil dezer
trekkers, de moeilijkheden te overwin
nen, vooral in den leider Hendrik van
den Berg was de zekerheid, dat God
hun worsteling zou bekronen met over
winning en zij eenmaal Kanaan zou
den vinden. Iets heroisch lag er in dat
streven, een het eigen geluk onderge
schikt maken aan de toekomst van het
geslacht, gelijk Paul Pieters het uit
drukte: „De knapen zullen mannen
worden, de oude mannen zullen ster
ven, maar de mare, hoe Paul Pieters
met zyn commando uittoog, zal ten
eeuwigen dage blijven rondgaan en zij
zal blijven leven in liederen
Hendrik van den Berg smaakte de vol
doening, zijn volgelingen 30 gezin
nen te brengen in een uitermate
vruchtbaar land. Groote terreinen van
dat „Kanaan" werden ontgonnen, hui
zen en kralen gebouwd, werkplaatsen
aangelegd: „De ploegscharen trokken
lange nieuwe voren door het maagde
lijke land, bunder na bunder, in recht
hoekige akkers, van buitenaf naar bin
nen werkend, tot eindelijk alles een
beurt gehad had".
En toch Kanaan ging onder.
„Wentelende Wielen" is het
epos van dien ondergang. Men voelt
de vreeselijke dreiging van het nood
lottig einde reeds door de eerste tafe-
reelen jagen en al meer tastbaar en
onafwendbaar worden.
Kanaan ging onder, maar door de
fouten der trekkers zelve! Het maakt
de tragiek des te feller en mensche
lijker.
De leider had de plaats voor de nieuwe
nederzetting slecht gekozen. Het land
bracht veel op, maar.er waren geen
markten om de producten te verkoo-
pen! De koorts sleepte velen ten grave.
Er was strijd en verdeeldheid. Er was
gruwelijke ontaarding, zoodat Hendrik
van den Berg zich zelfs niet ontzag, 'er
wille van een meisje zijn eigen zoon
als een hert neer te schieten.
Er was ontactisch optreden tegenover
de Kaffers van de streek, die men te
veel vertrouwde. Er was zelfs zoo
groote zorgeloosheid, dat alle blanken
van Kanaan op een keer de nederzet
ting uittrokken en alle bezittingen
achterlieten onder de hoede van
eenige kaffers. Het was van deze zor
geloosheid, dat de Zoeloe's gebruik
maakten en alles verwoestten.
Wel weet Zwarte Piet, de Jager, een
deel van het vee terug te veroveren,
maar in de daarna volgende bloedige
worsteling gaat heel het Boerencom-
mando, na een wanhopige verdediging,
onder. Toen Lemden aankwam om
hulp te bieden, was alles voorbij.
„Zij waren allen dood, hun lichamen
staken zoo vol speren als een stekel
varken vol stekels. Er was niets
meer over, de wagens waren ver
brand, kapot geslagen en omver ge
gooid. De wielen waren eronder in
eengezakt, wan; de Kaffers had
den alles wat van ijzer gemaakt was
er af gehaald om er speerpunten van
te maken. Onze menschen hadden
tot het laatst toe stand gehouden,
om hen heen lagen de dooden zoo
hoog opgestapeld, dat onze paarden
3r over heen moesten stappen. Niets
is er meer over. Kanaan is met den
grond gelijk gemaakt. Het is gewor
den tot een plaats, waar weening is
en knersing der tanden, waar de
jagers met een boog omheen zullen
trekken en waar de Kaffers zelfs
overdag niet meer durven komen."
„Wentelende Wielen" is een
machtig brok literatuur over een gran
dioze poging van nietige menschen om
de overwinning te behalen op de
krachten der natuur, ten einde voor
het nageslacht een nieuwe, lichte *oe-
komst te grondvesten.
Cloete toont zich een schrijver iet
beeldend talent, een geest met
speelsch vernuft en gedegen kennis
van het onderwerp, dat hij behandelt.
Tal van grootsche natuurbeschrijvingen
bevat het boek, ik denk bijv. aan de
vreeselijke onweersbui vlak na de
moord op Herman van den Berg en óe
ongelijke strijd tusschen Sara du Ples-
sis en den buffelstier.
In vele, levendige jachttafereelen voe
len we ons volkomen verplaatst in
Afrikaansche sfeer en milieu.
De beschrijving van het heele leven
der Boeren in de wildernis en de neder
zetting, de moeizame ontginning der
woeste gronden, het maken van zwee-
pen, het verzorgen van het vee, de ge
heimenis van woud, en beek en
hemel, de volle weelde van dieren- en
plantengroei maar ook de huiver der
gevaren van de woestenij en de wreede
dreiging van de zwarte belagers houdt
den lezer in ongebroken spanning.
Ook de karakteriseering der personen
is indringend en geslaagd. Cloete's
Boeren zijn geen boekenfiguren, maar
werkelijke, levende menschen, zooals
zij moeten geweest zijn.
Het beeld van Hendrik van den Berg,
de patriarchale leider van de trek, de
zienersnatuur, maar de toch binnen in
diep verworden, harde tyran, staat on
uitwisbaar in de geest gegrifd. En is
het zoo ook niet met zijn zoon Herman,
die door hem vermoord wordt?
En Sannie, die door hem tot vrouw,
beter te zeggen tot slavin genomen
wordt? En Zwarte Piet, de God-noch-
menschen-vreezende jager en slaven
handelaar? En Rinkals, de oude too-
vermeester, van wiens lippen de schrij
ver woorden van diepe wijsheid en
levenskern.is doet vloeien? En tante
Anna, figuur van gewicht, in eigen
lijken en figuurlijken zin, onder de
trekkers?
„Machtig, aangrijpend stuk literatuur
plaatst zich met „Wentelende
Wielen" voor ons. Het doet ons op
recht leed, het '.esondanks niet te kun
nen aanbevelen. Er zijn twee dingen,
die „Wentelende Wielen" ma
ken tot een voor het Christelijk gezin
onaanvaardbaar boek.
Allereerst de voorstelling van het reli
gieuze leven dezer Boeren. Het zou
zeker niet in overeenstemming zyn met
de werkelijkheid, indien wij hen voor
stelden als heiligen. Maar de voorstel
ling van Cloete kan toch ook niet juist
zijn. De eenige, die als Bijbelsch Chris
ten wordt voorgesteld, Hendrik van
den Berg, een hypocriet van de
grofste soort. Zwarte Piet is een vol
slagen vrygeest. Sannie wordt gedre
ven door zuiver fatalisme, zij volgt de
stem van hart en bloed als „onvermij
delijk". In Cloete's Boerenkolonie is
geen enkel nobel, godsdienstig mensen,
als hoofdfiguur een plaats toegekend.
Er is daarentegen wel een overvloed
van moreele ongebondenheid en sexu-
aliteit. Het is alsof de schrijver zich
daartoe bij voorkeur heeft aangetruK-
ken gevoeld en er zich zelf in vermeit.
Naar onze meening is de gaafheid van
het boek, ook als kunstwerk, daardoor
in hooge mate geschaad, en moet het
daardoor als lectuur voorbehouden
voor de slechts enkele lezers met rijp
oordeel, die het buitengewoon belang
wekkend onderwerp, waarover net
handelt, nader wenschen te bestu-
deeren.
Stuart Cloete
der, nu moet je eens goed naar me luisteren: die
tante is erg lief en houdt heel veel van je
Hoe kan dat nou? interrumpeerde de wijsneus
ad rem, ze heeft me nog nooit gezien!
Ze houdt nu eenmaal van alle lieve en gehoor
zame kindertjes, verklaarde Frans, maar tante
heeft een heel groote neus
Waarom, vroeg Karei belangstellend.
-—Ja, waarom weet ik niet, en dat doet er ook
niet toe, en op die groote neus zit nog een groote
wrat ook
Wat is dat, paps, een groote.dinges.ho?
zei U ook weer?
Een groote wrat; een puistje, hm, een bob
beltje
Pappie, hoe komt ze daaraan?
Die heeft ze gekregen, vulde Truus aan.
Van wie, mams? bleef Kareltje vragen.
Dat weet ik niet, vent, vervolgde Truus, maar
ze hééft 'm, dat is voldoende, en dat staat een
beetje vreemd
iWaarom houdt ze 'm dan, als-ie zoo vreemd
staat? was Karel's logische vraag.
Nu moet je eens ophouden met dat vragen
Karei! zei Frans, die zijn geduld begon te verlie
zen, ik wil je alleen maar streng verbieden, da',
je iets ervan zegt: zie je, tante hoort dat nie.
graag!
Dat begrypt m'n verstandige jongen ook we',
moedigde Truus aan.
Begrijpen deed Karei het niet, maar dat zijn moe
der hem verstandig noemde, wekte in niet geringe
mate zyn trots op! Het was dus van Truus psy
chologisch zeer juist gezien!
En als je nu heel lief en gehoorzaam bent, e..
zult doen, wat we van je verlangen, krijg je van
middag een heeleboel lekkers, deed Frans er een
schepje op, dat van paedagogisch standpunt be
zien, minder juist was! En nu lekker je boterham
metjes opeten, vervolgde Frans, om van het onder
werp af te stappen.
Na de koffietafel hield Truus nog eens een kleine
repetitie: Karei beloofde plechtig heel lief en ge
hoorzaam te zullen zyn en geen woord over tan
tes neus te zullen zeggen. Toch was Truus er nog
niet heelemaal gerust over, toen zij Kareltje naar
den tuin zond om daar te gaan spelen. Ze beloofde
hem te zullen roepen, zoodra de visite gekomen
zou zyn!
Lang behoefde Karei zijn nu eenmaal opgewekte
nieuwsgierigheid niet te bedwingen. Vroeger dan
ze verwacht werd, kwam de „bezienswaardigheid"
haar opwachting maken.
De begroeting was allerhartelijkst! Truus meende
te constateeren, dat neus en uitwas beiden, zoo
mogelijk, nog in omvang waren toegenomen, zoo
dat ze met angst en vreeze het oogenblik van de
kennismaking met haar zoon tegemoet zag. De ge
dachte daaraan maakte haar van minuut tot mi
nuut zenuwachtiger.
En waar is de kleine Karei? vroeg tante reeds
na enkele oogenblikken, toen zij zich van hoed en
mantel ontdaan had en in de voor haar bestemde
gemakkelijke leunstoel van Frans had plaats ge-
Hij speelt in de tuin, tante, ik zal hem even
roepen
Met kloppend hart begaf Truus zich tuinwaaris,
nog een laatste herinnerende waarschuwing: denk
er goed aan, wat paps en ik je gezegd hebben,
Karei en het groote, angst-aanjagende oogen
blik was aangebroken. Vrijmoedig kwam Karei
op tante toeloopen en stak zijn handje ter begroe
ting uit; tante kuste hem op beide wangen, waar
bij een lichte aanraking met tantes neus-annex-
behaarde wrat onvermijdelijk was. Een kriebelig
gevoel op zijn wang, deed Karei onwillekeurig
retireeren!
Dat is voor Kareltje! zei tante vriendelijk, ter
wijl ze hem een mooie speelgoed-auto met mek^-
niek overhandigde.
O! Karei! Hoe prachtig! riep Truus met lichte
lijk overdreven bewondering in haar stem, en wat
zeg je nu?
Dank u wel, tante, zei Karei prompt, ging daar
na aan de tafel zitten, recht tegenover tante, zette
het zoo juist ontvangen geschenk neer op de tafel
en hield geen oog van tante af, hetgeen de angst
bij Truus ten top deed stijgen.
Ga je er niet mee spelen, vent? vroeg za
geagiteerd.
Dadelijk, mams, antwoordde Karei doodkalm,
terwyl hij zijn verbaasden blik strak op tantos
voorgevel gevestigd hield.
Truus poogde door druk doen en praten Karei
af te leiden, om zoodoende de gevaarlijke klip te
omzeilen.
Kind, kind, zei tante, die natuurlijk de oorzaak
niet kende, wat ben jij zenuwachtig! Het stads
leven schijnt jouw rust en kalmte van vroeger,
toen je nog dat onschuldige dorpsmeisje was, al
heelemaal opgeslokt te hebben!
Ach ja, tante, dat drukke stadslevenzij
voleindigde den volzin niet. Karei opende half zijn
mond, alsof hij op het punt stond om iets te gaan
zeggenTruus was een onmacht naby!
Nu zullen we eerst maar eens een lekker kopje
thee gaan drinken, zei ze, druk heen en weer loo
pend, om Karei maar zooveel mogelyk af te lei
den. Pareltjes zweet bevochtigden haar voor
hoofd.... als Karei nu toch maar zou denken
aan
Tante, gebruikt u suiker en melk in uw
neusvroeg ze opgewonden. Ze schrok van
liaar eigen woorden en hield plotseling op!
O! Mams, vroeg Karei buitengewoon geïnteres
seerd, drinkt tante thee uit haar neus?
Tantes gelaat verfde zich vuurrood; beurtelings
keek ze naar Truus en naar Karei, stond zwijgend
op, deed haar mantel aan, zette haar hoed op en
vertrok, zonder ook maar één woord te zeggen.
Truus voelde tranen van schaamte in haar oogen
opwellen.
Waarom gaat tante al weg? vroeg Karei, die er
hoegenaamd niets van begreep. En waarom huilt
u nou, mams? Ik ben toch gehoorzaam geweest.
Ik heb heelemaal niets gezegd, mams
Neen kind, lachte Truus door haar tranen heen,
jij bent niet ongehoorzaam geweest, maar ik....!
Tja! Waar het hart vol van is.
Losse Nummers Zondagsblad
Gaarne zijn wij bereid, voor zoovet dt
voorraad strekt, onze lezers aan losse
nummers Zondagsblad te helpen.
Wij brengen daarvoor 5 ct. per nummer
in rekening en verzoeken vriendelijk het
bedrag gelijk bij de bestelling te voldoen.
DE ADMINISTRATIE
185.