Clkm (wekm, eM_g£6<^vdftML Nederlandsche Volkskarakters Een Reportage-Roman? DINSDAG ig APRIL 1938 De karakterologie, de wetenschap, welke zich toelegt op ontleding en verklaring van het menschelijk karakter, staat nog ge-heel in de kinderschoenen. Dit nu is niet het ge- yal met de karakterb eschrijving. Deze dateert reeds vanaf het moment,' waarop men, eerst in primitieven vorm en met gemarkeerde lijnen, zich erop ging toe leggen, het leven van een gefingeerden of werkelijk bestaanden mensch in een boek of geschrift neer te leggen. Daarbij werd de psychologie niet veronachtzaamd, doch zij was veeleer een product van scherp en cri- tisch aanschouwen alsmede intuïtief aan voelen dan van redelijk overleg en verstan delijk afleiden van bepaalde stellingen uit een geheel van voor-onderstellingen. Bijzonder treft het bestaan van zielkundig inzicht in de kunst b.v. in schijnbaar slechts epische schrijvers als Homerus, niet mis schien zoozeer in breed uitgesponnen psy chologische conflicten hoewel die zeker niet ontbreken als wel in kleine, op het eerste gezicht gemakkelijk te verwaarloozen trekjes, die evenwel aan den loop van het verhaal de vereischte fleur en warmte ver schaffen. Legde de karakterbeschrijving zich langen tijd toe o«p markante figuren, later kwamen er nog een tweetal groepen bij. De eene specialiseerde zich op de teekening van ïiguren, die een of andere ziekelijke afwij king vertoonden, 't „Complex" werd gescha pen en gecultiveerd. Deze complexbeschrij ving, hoe ook uitgewerkt, duidt op een pri mitief standpunt, wijl het steunpunten zoekt in het buitengewone en het mooie in het „gewone" niet voldoende vermag te on derscheiden en onder woorden te brengen. De „misdadiger in de kunst", als ,.de goede moordenaar" en dergelijke, was favoriet. Sindsdien echter is de Wetenschap van karakter ontleding toch wel voor waarts geschreden, hechter gefundeerd dan het met de kunst, die zich baseert op ge voelsoverwegingen, het geval kon zijn. Ook •deze wetenschap heeft zich in den eersten ifcijd vrijwel beperkt tot experimenteering op lieden, die eenigerlei afwijking vertoonen, welke afwijking echter veelal niet dan een zeer ontwikkelden vorm is van een Idem, aan elk mensch eigen. In dier voege is deze cultiveering van uitwassen een bewijs van een wetenschap in een primitief stadium Van groei. Elk kennen, dat met de uitwas sen niet tevreden kan zijn, klimt op tot het wezen zelf en maakt den mensch, en niet slechts den misdadiger of den krankzinnige, tot voorwerp van behandeling. Dit nu achten we een van de voordeelen 'te zijn van het werk, dat een beschrijving wil geven van ons volkskarakter, zooals thans het lidht heeft gezien Het ver schijnen van een dergelijk boek bewijst, 'dat de wetenschap der karakterontleding langzamerhand de belangstelling, maar ook 'de beteekenis verkrijgt, die haar toekomt. Intusschen neemt een uitgave als deze nog een plaats in tusschen een analytische behandeling en een loutere beschrijving. Een verhalende uiteenzetting is zij niet, 'daar zij bewust de karaktertrekken ont leent aan historische lijnen, geografische toestanden en wat dies meer zij. Doch een scherp-wetenschappelijke bewerking is zij evenmin, daar z,ij het beschrijvende ele ment invoert, wanneer een ondergrond van geschiedkundigen of anderen aard mocht ontbreken. Dit bewust tweeslachtige karak ter beschouwen we niet als een nadeel, aan gezien op deze wijze het boek buiten twij- .fel de aandacht verkrijgt, die het verdient. Er zijn, behalve de reeds genoemde, nog andere voordeelen, welke aan de verschij ning- van dit werk in dezen vorm gebon den zijn. We denken daarbij aan de waarde, welke men in onze dagen gelieft toe te kennen aan wat men „ras" pleegt te noe men. Nu heeft „ras" minstens twee betee- kenissen. De eene duidt op historische af komst en laat den aard van het karakter in het midden. De tweede beteekenis doelt op het karakter en laat de historische afkomst rusten. De fout van velen in onzen tijd nu is, dat z,ij de twee beteekenissen van het woord „ras" elkaar doen dekken. Af komst bepaalt dan het karakter en wan neer men tot het „arische" ras behoort, is men van den „Übermensch" niet ver jverwijderd. Tegen een dergelijk stand punt kan men op tv/eeërlei manier optre den. Men kan een egaliseering tusschen de rassen-in-historisch en-zin prediken en zeg gen, dat het er in geen enkel opzicht toe doet, tot welk ras men behoort, maar men kan ook het bestaan van bepaalde rassen erkennen, zonder daaruit, tevens te conclu- 'deeren, dat de aard van het mensohelijk karakter nu tevens is bepaald. Doet men 'dat, dan wordt men er wellicht voor be hoed, aan het eene ras alle goede, en aan het andere allo kwade eigenschappen toe te kennen. Men verwaarloost dan het ras niet, maar vergoddelijkt het evenmin. Een nuchtere beschouwing van deze materie zal een betere bestrijding van excessen zijn dan een botte afwijzing. En bij een dergelijke nuchtere beschou wing komt men tot merkwaardige conclu sies. Zoo laat de hier behandelde bewer king van de Nederlandsch volkskarakters zien, dat, hoe wij ook van Germaansch ras mogen zijn, in deze karakters een gansche rij van denkbare eigenschappen gevonden wordt, goede, maar ook kwade. De een heeft iets meer van het goede en de andere van het kwade. Gelijkschakeling is nu een maal een werkmethode, die bij de Schep ping niet is toegepast. Maar juist daarom is het niet mogelijk, een alles omvattende verhandeling te ge ven over „het Nederlandsche volkskarak ter", samengesteld als het is uit heterogene elementen. Men zou moeten volstaan met het aangeven van enkele trekken, die als grootste gemeene deeler aan het geheel zijn te ontleenen. De schrijvers en samenstellers van het genoefnde boek hebben dat blijk baar scherp aangevoeld, toen zij als titel gebruikten. „De Nederlandse volkskarak ters", dus in het meervoud. Na een e meene uiteenzetting van Dr. Th. van Schel ven volgen dan de Groningers, de Friezen, de Drenten, enz., enz. Inderdaad wordt zoo een belangrijk deel van ons volk om vat. Maar deze behandeling heeft het na deel, dat zij zich opzettelijk beperkt tot hen, die de karaktertrekken uit het ver leden ongerept hebben gehandhaafd, tot hen, die zich niet met lieden uit andere streken hebben vermengd. Door deze vermenging is in de constellatie van het karakter zeker een- wijziging ingetreden, zonder dat de be treffende personen ophielden. Nederlander te zijn. Deze personen nu, die hun volks karakter ontleenen aan een vermenging van enkele groepen, vinden in het werk geen behandeling, tenzij zij mochten be- hooren tot de stedelingen, waarvan dient te worden toegegeven, dat hun karakter zich niet slechts door historische of geogra fische factoren laat bepalen. Nu deze mengde Nederlanders niet zijn behandeld het is trouwens de vraag, of zij zich i hun algemeenheid behandelen laten - moet men in het boek zien een verzameling van Nederlandsche volkskarakters, waarbij het woordje „d e" niet geheel juist is. En wat de inhoud zelf aangaat, elk der schrijvers heeft een bepaalde groep voor zijn rekening genomen. Er is een veelheid van auteurs en ieder van hen heeft natuur lijk een eigen opvatting van de wijze, waarop hij de menschen .het best kan be naderen. Vergoelijkt wordt er niet veel. We kunnen ons voorstellen, dat deze of gene misschien denkt, dat zijn eigen volkje er niet steeds al te best is afgekomen. Doch evenzeer kan men uit elke bladzijde lezen, dat de schrijvers er op uit zijn geweest, elk aan zijn eigen groep geen karakter eigenschappen toe te schrijven, die deze groep niet mocht bezitten, en om de eigenschappen, die inderdaad aanwezig zijn, zoo duidelijk mogelijk en' zonder praal van woorden neer te leggen in schrift. Bij het lezen van deze bevindingen wordt men elk moment weer getroffen door de verscheidenheid, waarin de onderwerpen tot .hun recht komen. We geven tot slot enkele voorbeelden. De bekende schrijver Anne de Vries be handelt de Drenten. Hij zet uiteen, dat de Drent er moeilijk toe komen kan, om op zichzelf te staan, 'n oorspronkelijk oordeel uit te spreken, of onafhankelijk van ande ren een besluit te nemen. Hij polst voor zichtig naar eens anders meening, vóór hij zich uitspreekt. ,,'t Is waarm genog", zegt hij, als een Hollander uitroept, dat hij „bezwijkt van de hitte". Of vragenderwijs: ,,'t Is waarm, niet? Vooral dat „niet' is karakteristiek. De toe hoorder mocht er eens anders over denken. Het tekort aan persoonlijk verantwoorde lijkheidsgevoel brengt mee dat des Drenten ja niet altijd ja. noch zijn neen neen is, zonder dat daarbij van bewuste oneerlijk heid gesproken mag worden. Het is slechts dan ja of neen, als de gemeenschap er ook zoo over denkt Hierover weten allen, die in Drente g telijke leiding hebben moeten geven, alle burgemeesters en predikanten b.v. mee te Links: Vrouw uit Laren (,'t Gooi). Midden: Boer uit Enter (Oost-Overijsel) Rechts: Meisje uit Zoutelande Zeel spreken. Het is zeer gevaarlijk, een voor stel, dat nog niet eerder ter tafel is geweest, de eerste de beste avond af te willen han delen. De raadsleden moeten er zich eerst, niet in het bijzijn van „vremden' onder ling over verstaan. Houdt de niet-Drentse voorzitter hier geen rekening mee, dan is het mogelijk, dat het grootste deel van de aanwezigen ja-ja knikt op zijn woorden en na afloop der vergaderingen sommigen zeg gen: „Ik was 't er eigenlieks niet heelendal met eens, maar ik wol er de zegsman niet van wezen"Waarna het zelfs gebeu ren kan dat op de volgende bijeenkomst het voorstel van den president met alge mene stemmen wordt verworpen. Het ja-ja op de vorige vergadering heeft dan niet anders betekend als: „Wij luisteren en zul len uw woorden ernstig in overweging nemen". Iemand van „eigen volk" zou dat niet licht hebben# misverstaan. Tot zoover Anne de Vries. De Hagenaars krijgen een beurt van Emmy van Lokhorst. Zij wijst o.m. op de omstandigheid, dat een van de Haagsche wijken zeer karakteristiek is gedoopt „De koude-aardappelen-buurt". „Hier wonen de menschen, die niet de middelen bezitten om zich dagelijks een behoorlijk diner te verschaffen, maar die toch fraai aangedaan de concerten in het Kurhaus of de gala voorstellingen in den Koninklijken Schouw burg of in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen bezoeken. Zij hebben soms niet het geld om de zolen van hun avond schoenen te laten herstellen en zitten met doorweekte zijden kousen in de feestzaal, tevreden dat zij het mondaine leven van de Hofstad niet van hun aanwezigheid hebben doen verstoken blijven. Men zou kunnen zeggen, dat de Hagenaar begint zich aan te kleeden met een me daille, voor hij zijn eenvoudige, meestal nogal schamele plunje daarvoor als achter grond aanbrengt". Gelukkig weet de schrijf ster ook geheel andere dingen van de Hof- stedelingen te zeggen. B. Stroman behandelt de Rotterdammers. Hij zegt van hen o.m.: „Zij leven in groo- ten materieelen welstand, maar met uiter ste soberheid. Zij hebben van de gemeen zaamheid een distinctiemiddel gemaakt, want op de groote Rotterdamsche kantoren onderscheidt men van den jongsten bediende af tot den oudsten procuratie houder toe de patroons door hun voor namen. In den Rotterdamschen handel heeft men zijn besprekingen te voeren met „meneer Rudolf', „meneer Jan", „meneer Kees", de oude of de jonge „meneer Ber nard". Deze Rotterdammers vormen het bindend bestanddeel, het fundement van de stad als economisch organisme". De lust is groot, om meer markante aan halingen te doen. Beter echter kunnen we vervijzen naar het boek zelf. We volstaan nog met de mededeeling, dat het keurig verzorgd is uitgegeven en dat het verlucht is met een collectie bijzonder fraaie foto's van Willem van Malsen. Dr E. DIEMER De Nederlandse volkskarakters, onder redactie van P. J. Meertens en Anne de Vries. Uitgegeven door J. H. Kok te Kam pen, 1938 schuldig te maken. De oorzaak hiervan ligt elders. Gelukkig behoeft dit niet te betee kenen, dat er geen goede dingen zouden zijn opgeteekend. We denken aan de be hoefte, welke werd uitgesproken aan een uitgewerkte calvinistische economie. We zouden het op prijs stellen, als de heer Nederbragt zijn beschouwingen, die hoe men er ook over denke belang wekkend genoeg zijn, eens, zooals hij vroe ger reeds deed, bewondering hebben we voor zijn mooie werk over de economie in kortere pakkende geschriften het licht doet zien. Om te adstrueeren, dat een ka rakteriseering van een bepaald tijdperk toch wel mogelijk is, mits goed opgezet, verwijzen we naar het schoone werkje, dat Prof. Anema in het begin van de twintiger jaren publiceerde. EEN BEELD VAN ONZEN TIJD De Wereld een chaos?, dc^r Dr. J. A. Nederbragt Uitg. J. H. Kok, Kampen. In dit werk geeft de heer Nederbragt, die zich steeds als een vaardig schrijver heeft onderscheiden, een karakteriseering van onzen tijd, of liever hij biedt een uit eenzetting van zijn visie op het wereld- I\r J. A. Nederbragt gebeuren, en dit dan genomen in den meest ruimen zin van het woord, want hij vat er tevens de kerk onder. Dergelijke publicaties hebben als zooveel dingen een voordeel en een nadeel. Het voordeel is, dat men mag kennis nemen van het inzicht, dat een bekend man heeft in een gansche reeks van omstandigheden en gebeurlijkheden. Het nadeel is, dat het gevoelselement in zulke geschriften een belangrijke plaats inneemt, met het gevolg dat er wel lezenswaardige en bovendien behartigenswaardige opmerkingen en mee ningen worden neergeschreven, maar dat ze niet meer hebben dan de kracht en de zwakheid van een persoonlijk oordeel. Bovendien bevat het wereldgebeuren wil men het breed zien, althans er zooveel mogelijk onder vangen tegenwoordig zoo ontzettend veel, dat men na het lezen van een boek, hetwelk hiervan een over zicht wil geven, tot de verzuchting komt, dat de wereld wellicht geen chaos is, maar dat het hoek er zelf. toch wel eenigermate op gaatt gelijken. Het gevolg van deze com pilatie van uitingen ie, dat nu eens ner gens diep genoeg gegraven wordt. We zul len er ons van onthouden, te wijzen op punten, die door deze behandeling niet ter. volle tot hun recht kwamen, al erkennen jve zoodoende onszelf aan onvolledigheid KORTE VERKLARING DEK H. SCHRIFT MET NIEUWE VERTALING RICHTE- REN—RUTH, door Dr. C. J. Go sl inga. J. H. Kok, te Kampen. In de welbekende Serie „Korte Verklaring" vcnscheen thans bovengenoemd weTlc, dat Rich- teren 1321 en het boek Ruth opnieuw uit den grondtekst vertaalt en exegetlseert. Het behoeft zekeT geen betoog, van hoeveel waarde het ls. dat bij Sohriftgedeelten als Rich- teren en Ruth voorlichting van theologen, die bulgen voor de autoriteit der Schrift, niet ont breekt. Dr. Gosllnga toont o.m. duidelijk aan, hoe men vanuit tweeërlei standpunt de figuur van Simson kan bezien. Let men uitsluitend op Sim- sons wijze van optreden, dan is het te begrij pen, dat men er toe gekomen is, hem een plaats in de rij der richters te ontzeggen en te mee- nen, dat Rlchteren 13, waarin zün goddelijke roeping wordt vermeld, niet oorspronkelijk ls en daarom uit den BUbel moet verwijderd, om de origlneele Slmson-gesohledenls en den ech ten Simson to leeren kennen. Maar wie als Dr. Goslinga het gezag der H. Schrift erkent, slaat een geheel anderen weg in. Bij het licht van Hobr. 11 ls en blijft Sim son een geloofsheld, al wordt daarmee zijn zonde allerminst vergoelijkt. En merkwaardig ls. dat de Sohrlftcrltiek in haar waan van onbevooroordeeld te zijn, menig maal door haar wonderbaarlijke conclusies zich berooft van den onbevangen blik op het voor werp van zün onderzoek. Dr. Gosllnga wüst erop. hoe men gepoogd heeft, in het boelc Ruth een protest te zien tegen het optreden van Ezra en Nehemla tegen huwelüken met nlet-Israëlietische vrou wen, alleen op grond van de mededeeling. dat David afstamde van een Moabletische. hoewel het boek Ruth geen enkel spoor vertoont van een polemisch geschrift, en bovendien er ganscn geen tegenstelling bestaat tusschen Boaz' huwelijk met Ruth en het verbod van Ezra en Door erkenning van het Messiaansch karak- ;er van het Oude T 1j|B johappelüke studie Christusprediking. DE BARMHARTIGHEID GODS. EEN JAAR MET HET OUDE TESTAMENT, samengesteld door N. Stuf ken s, met medewerking van Dr. W. Ten Boom, Ds. J. B. Groenewegen, Ds. B. ter Haar Ro- meny, Dr. J. Koopmans, Ds. A. van Selms. Ds. J. C. Slckesz, Dr. H. C. Slotemaker de Bruine, Ds. H. C. Touw en Dr. R. C. G. Troelstra. G. F. Callenbach N.V. te Nijkerk. In October 1933 begon de Ned. Christen-Stu- dentenvereenlging de uitgave van een maan delijks verschijnenden „Gids voor het (dage- lijksche) Bijbellezen". Uit de afgeloopen vier jaargangen heeft de heer Stufkens nu een bloemlezing samengesteld van Schriftoverden kingen, welke bedoelen een jaar lang de lezers dageliiks met het Oude Testament ln aanra king te brengen. Gaarne bevelen we dit keurig uitgevoerde dagboek ter lezing aan. Reeds het enkele feit, dat met deze uitgave getracht is aan te toonen, dat ook het Oude angelle" mag genoemd worden, is van de b'elof' aardeerlng. jdlen geven deze Korte Schriftoverden kingen inderdaad opening des Woords. Ze dringen tol een luisteren met ontsloten hart en gespannen verstand naar wat God ln het Oude Testament openbaart van Zün genade en barmhartigheid. En hlerbü zün de soms duis tere Schriftgedeelten niet overgeslagen. Zulk een behandeling sluit het praktisch element niet uit. We denken hierbü o.a. aan de in dit dagboek voorkomende overdenking van Psalm 32, büzonder over de woorden: „Wien de Heere de ongerechtigheid niet toerekent, ln :ht, bedriegt God en 1 Toch heboen we een enkel bezwaar niet kun nen onderdrukken. De Samensteller zegt in zün Inleidend woord, dat de schrüvers dezer over denkingen lang niet van éénzelfden huize stam men. Dit heeft o.i. wel eenlge afbreuk gedaan aan de eenheid van dit overigens zoo uitne mend book. Zoo lazen we o.a., dat we de ont vangenis van Jezus uit den Heiligen Geest moeten lezen als een belüdenis, niet als een biologisch feit. Die biologische vorm is antiek dat het brekelb'ken band tusschen de Oud- Testamentische Godsopenbaring. DE BIJBEL IN HET GEZIN door Dr A. van Selms. Uitgave Ploegsma, Zeist. Voor eenigen tijd beluisterden wij de over peinzing van pater Henry Greeve, over het le zen van den bijbel in huls. Hü prees de ge woonte der Protestanten om na eiken maaltüd een gedeelte uit den BUbel te lezen. Wie dit boek van Dr. van Selms leest, zal bemerken, dat hü het noodlg oordeelt de Protestanten tot h'et ware bijbellezen ln den huiselijken kring op te wekken. Niet uit humanistische overwe ging. om kunst en letteren te verstaan, doch omdat het bübellezen behoort tot de huiselijke godsdienst. De vader treedt op als prie s- ter. Doel' ls om allen tot God te leiden. Daar om moeten de kinderen tegenwoordig zijn. Groo ten zoowel als kleinen. Natuurlük sluit 't de ge dachte in dat de priester zich bewust moet zijn te staan ln dienst van God, en als priester het offer moet brengen, het gelezene te onder zoeken, zoodat als vrouw of kinderen Iets vra gen. hü weet te antwoorden, 't Is waar dat ln gezinnen der protestanten de bübel den bijbel niet hebben. Vruaht van het ratio nalisme. Het warm pleidooi op bevattelijke wijze ge schreven, zien wij gaarne in Ieders handen, zoo dat deze woorden er toe medewerken, dat a 1 - Ontspanningslectuur DE NEBUKADNEZAR VAN HET DORP, door Jan Kabbelaar. Drukkerij Edecea te Hoorn. als ouderen. :aande srlcje, dat als 23 ln de* ditle verscheen, ls uitsluitend ten bestemd. De auteur voeTt ons ln gedachten naar een dorp. dat deels van landbouw, deels ook van visscherü bestond. Hij brengt ons In kennis met eigenaar van een boerenhoeve, die steeds er stijgt op (Jen maatschappelijken ladder. hij ls tegelijk iemand, die God niet vreest ;e«n mensch ontziet. Naast zijn boerderij hij ook door opriohblng van een reederü, zijn vermogen gedurig te vergrooten. DELISTRAAT, De Chineezenwijk in Katendrecht, door G. J. PEELEN. Uitgave van J. H. Kok N.V. te Kam- ipen. (193S), „Zou je nog wel uitgaan met dit weer?" vraagt mevrouw Pronk, zacht remmend. Ze staat in de erker, en kijkt onthutst naar buiten. „Je ziet geen kip op straat. En dan die dichte natte mist. 'k Ben niks gerust, jij zoo alleen door die lugubere buurten. Je zegt zelf, dat ze je nog niet vertrouwen. Je moet altijd oppassen met die menschen, en je leest zoo veel akeligheden „Kom, kom, moeder. Niet zoo somher. 'k Moet nog even naar m'n zieke ouwe man netje kijken, 'k Ben zoo terug. Houd de thee maar warm voor mu", zegt Dominee Pronk vastberaden. Met dit specifiek ge-ijkte aanloopje van een „christelijk verhaal" begint Peelen zijn reportage-roman over de Pinda-chinezen. De vraag rijst direct op: waarom heeft de heer Peelen hier een „verhaaltje" van ge maakt? Hij kon toch van te voren wel uit rekenen, dat dit literair op een mislukking moest uitlopen. Want wat de ene auteur straffeloos doet, wordt den anderen aange rekend. De heer Peelen, die in verschillende let terkundige tijdschriften enige zeer felle ver zen heeft gepubliceerd, kiest (onbegrijpelijk) voor zijn proza een totaal versleten volks procédé. Dominee Pronk, de zendeling onder de Chinezen, is dan ook een „figuur" gebleven, door de soherven met enkele gemeenplaat sen benaderd. De verschillende Chinezen zijn voor een „buitenstaander" niet te onderscheiden. Daar komt nog bij, dat het een m.i. onmoge lijke opgave is voor een Westerling, deze mensen psychologisch te benaderen. En dit alles was de schrijver door zijn eenmaal gekozen roman-vorm toch min of meer verplicht Wanneer ik dus ook boven dit artikel de titel „Een reportage-roman" heb geplaatst, moest daar een vraagteeken achter. De schrijver hód ons een „reportage" kun nen geven, een brok goede journalistiek, als hij, bijvoorbeeld ronduit had verteld („ge rapporteerd") wat hij, in gezelschap van den predikant, op diverse tochten had meege maakt. Dan had hij zich talloze moeilijk heden bespaard. Hij zou dan ook de nodige „afstand" hebben kunnen bewaren, en uit sluitend als „reporter" zijn opgetreden, wat zeker niet minder „boeiend" zou behoeven te zijn. Het begin en het slot van dit boek, bijv. de bl.z. 1928 en 177178 bewijzen, dat de schrijver hiervoor talent heeft Hij heeft eohter méér willen geven. Hij is den Chinezen een Chinees willen worden om ons te „overtuigen". En juist dit is hem, kon het anders?, niet gelukt Hij heeft ongetwijfeld door een goede waarneming een aardige kijk öp de pinda mannen, doch hij is er niet in geslaagd de Chinezen van binnen-uit te beschrijven. Daar is de heer Peelen nu eenmaal te weinig Chinees voor. Maar hü waagt menschenlevens eraan om m hoogo verze-kerlngaultkeering machtig te orden door het feitelijk meewerken aan het ergaan van een zijner schepen. ■iio^nKer de oorl(>SsJaren veeteelt noch vls- --herlj hem de gewensohte vermogens vermeer- huVmF b?°ï.Se^ tracht hli door ®«n geheime distllleerderü schatten te verdienen en zet daar- bü alles zóó handig ln elkaar, dat hü bij de ont- tw Haüf 21in geheim bedrü'f zelf bulten boeten Gn onschuldige knechts moeten Zonder rust en vrede voor zijn hart zwaar door God getuchtigd door het verlies van vrouw kinderen, is en blijft hij de verharde, die voor God niet buigen wil. En zóó eindigt nog vrü onverwacht zijn mislukt leven. iJf boe!end geschreven verhaal, dat op esterlüke woze ons teekent de armoede van i mensch buiten God. al hoopen zün schatten °P> waarvoor schier allea ln breede om geving zich moet bulgen. DE FAMILIE KNIPPERDING, door F. C. von Rechenberg. Uit het Duitsch vertaald door H. van Meeuwen. Druk- kerü Edecea te Hoorn. Deze roman verscheen als no. 22 van de bekende Edecea-editle. De hoofdpersoon ln dit verhaal Is Antonio Knlpperdlng. Antonio was aanvankelük onderwüzer, maar zün onmanne- lük optreden maakt hem geheel ongeschikt voor zün taak, zoodat hü noodgedwongen zün werk moet opgeven en zich tevreden moet stellen met een organistbaantje ln een dorps kerk. Knipperdlng ls een echte sukkel. Men zou soms denken, dat hü wat achterlük ls. Zoekt hü een vrouw, en laat hü het oog vallen op een jongedochter, dan weet de moeder van het meisje hem zoo te suggereeren, dat hü de moeder neemt In plaats van de dochter. Zün huwelü'k wordt een echte mislukking. Hü zit onder de pantoffel, moet koffie zetten, bood schappen doen, wordt een oude Idioot geschol den en krügt zoo nu en dan van zün vrouw tot belooning voor zün hulselüken fa'ver een volle emmer water over het hoofd. De maat der huwelüksellende wordt overvol wanneer Knlpperdlng nog het vaderschap be schoren wordt, want de opvoeding laat v< te wenschen over bü zulk een huwelfkslevt Nog vrü onverwacht komt Knlpperdlngs vrouw te ovorlüden en sterft als een Christli En Markus, de zoon van Knlpperdlng. vindt n veel bewogen jeugdjaren, een journalistieke loopbaan, waarin hij een groot fabrlekspei neel geestelijke en zedelijke leiding mag geven ln Christ-elü'ken geest. Dit verhaal la onderhoudend, soms zelfs s tig geschreven en van zeer goede strekking, vooral waar gewezen wordt op het gevaar var de z.g.n. neutrale pers. Maar „Knlpperdlng" lijkt ons wel wat al t< veel als een onnoozele geteekend, en de bekee ring van Mathllde ls wel zeer oppervlakkig ge schetst. „De familie Knlpperding" is oorspronkelijk een Duitsch verhaal. Dat men bü vertaling Dultsche munten door Nederlandsche vervangt, is op zichzelf geen bezwaar be achten. Maar dal moet men niet elders ln het verhaal het bulten- landsch karakter blüven handhaven. Wannee: Knipperdlng vanaf het orgel tot zün schril merkt, dat zün vrouw niet met het kind ter doop verschenen is. dan verlaat hij zijn instru ment, om zelf het kind te halen en ten doop te houden. „De familie Knipperdlng" ls een prettig ge schreven verhaal met uitnemende strekking, maar de opzet en de vertaling dragen zwakko plekken. De tweede helft, waarin ons de worste ling ln Markus' zieleleven wordt geteekend, lijkt ona beter geslaagd dan de eerste helft, versterkt£ iwoon intej Chineesch type I Het is daarom jammer, dat de schrijve!** er een „verhaal" van gemaakt heeft. Hij iê daardoor zijn doel m.i. voorbij geschoten? ondanks de goede bedoeling. L Wat wij in 1908 van Penning accepteerden^ nemen wij in 1938 van den heer Peelen niejg meer aan. t Bovenstaande recensie was reeds geschrei ven, toen ik den schrijver een lezing hoordé houden over zijn boek. Mijn indruk is sindsdien nog Immers de, lezing was buitengewoon ressant en was blijkbaar een samenvatting» van reeds eerder gepubliceerde artikelen ii^ verschillende bladen. Deze artikelen vertelden op boeiende wijzu van het leven in Katendrecht. Hier behoed de de schrijver niets te camoufleren terwilta van de verhaalvorm, doch was zijn toon onii middellijk en overtuigend. De schrijver heeft wellicht gedacht: als il|d er geen „verhaal" van maak, lezen de menc sen het niet. Deze vrees was m.i. ongegrond* Wie enigermate bekend is met de behoed ten van het lezend publiek van heden, weet« dat „reportage-boeken", mits goed -geschrei ven, er grif ingaan. Enfin het is gebeurd. En terwille vaai het moeilijke werk der „zending" in Katenjl drecht, hoop ik, dat „Delistraat" veel ge^ lezen zal worden. P Het is een goede gedachte, dat in dezfr kolommen een boek, dat door zijn vorm ge' rekend wil worden tot de Christelijke belled trie, met literaire maatstaf wordt gemeterv Juist omdat „Delistraat" door den heer Peelen is geschreven, wiens optreden ir- bladen als Opwaartsche Wegen, De G^ meenschap e.a. literaire verplichtingen mee£ brengt, is de yraag niet overbodig, hoe hek proza van dezen auteur zich zal ontwiklr kelen. e, Zal hij een streep zetten onder zijn oveiL productie tot nu-toe en een ernstige poginK wagen een volgend maal met een werkstir te komen, dat op hetzelfde peil staat af enige zijner sociale verzen? Het is zeker nog niet te laat het roer onf te gooien! jk Pt Ji RISSEEUW t Varia FRANSCHE LECTUUR La dangei) euse traversée, par Marie Girarflet Ed. J. B. Wolters. Dit werkje laat zich niet al te moeilijk lezen en is geschikit voor leerlingen, die dl eerste beginselen in de praotijk mogen toe passen en toegepast zien. De heer A. J Drewes Jr. heeft het boekje geannoteerd. RANNEFORTHS SCHACHKALENi DER 1938. Uitgave van Hans Hedej wigs NacMolger, Curt Ronmigeij Perthestrasze l'O, Leipzig C 1. Prjj| R-M. 1,50 (geb. R.M. 2,—). Reeds jaren lang verschijnt aIIt jaa' prompt bij het begin van het jaar Ranne forths Schaakkalender, thans reeds voor dl 28ste maal. Een handig boekje in zakformaa( hetwelk in ongeveer 130 bladzijden eej groote hoeveelheid wetenswaardigs biedt, ooi voor Nederlanders. Uit den rijken inhouj noemen wij o.a. een artikel aangaande dl toepassing van de Turton-idee in het prakt» sche spel, een verzameling van fraaie eind spelen en combinaties uit in 1937 giespeeldjl partijen, een beschrijving van een nieu« systeem om wedstrijdtabellen samen tl stellen, enz. Natuurlijk ontbreekt de hoofdschotel, hd jaaroverzicht over 1-937 niet. Hier vinden w een weergave van de belangrijkste toui|| nooien, wedstrijden, zoowel pereoneele aü massaontmoetingen, necrologie, enz. Juist da gedeelte van het boekje verleent het eei waarde, welke ver uitgaat boven die van eei gewone zakkalender. Degene, die dez» schaakkalender van jaar tot jaar aanschaf en bewaart, heeft daardoor tevens een chro nologisch overzicht van alle belangrij; schaakgebeurtenissen. Ditmaal zijn daarl zelfs enkede interessante partijen opg-enome Ten gerieve der schaakspelers is bovendier nog een aantal blanco dia-grammen, notatié formulieren, wedstrijdroosters, enz., opgeno men, zoodat men er desgewenscht eigen ver richtingen in kan noteeren. Een handig boekje, waarvan men pleizid, kan beleven. Sr UITGAVEN VAN DE GRONDWET De Grondwet van 1938, supple^ ment op Grondwetten van Neg derland, uitgegeven door Mr. GL W. Bannier. N.V. Uitgevers-Mijjéi W. E. J. Tjeenk Willink, Zwolle In April 1936 hebben we in ons blai onze blijdschap uitgesproken over het we rif van Mr. Bannier, dat een chronologisch^' verzameling bood van alle staatsregelingefl en Grondwetten, welke ons land heeft ge,\ had. Daarom kunnen we thans gevoegelijly volstaan met de mededeeling, dat nu he supplement verschenen is, te weten d(? Grondwet van 1938. Het supplement ken merkt zich door dezelfde zorgvuldige af 5verking<

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 8