Clkm (wekm, eM_g£6<^vdftML
Nederlandsche Volkskarakters
Een Reportage-Roman?
DINSDAG ig APRIL 1938
De karakterologie, de wetenschap, welke
zich toelegt op ontleding en verklaring van
het menschelijk karakter, staat nog ge-heel
in de kinderschoenen. Dit nu is niet het ge-
yal met de karakterb eschrijving.
Deze dateert reeds vanaf het moment,'
waarop men, eerst in primitieven vorm en
met gemarkeerde lijnen, zich erop ging toe
leggen, het leven van een gefingeerden of
werkelijk bestaanden mensch in een boek
of geschrift neer te leggen. Daarbij werd de
psychologie niet veronachtzaamd, doch zij
was veeleer een product van scherp en cri-
tisch aanschouwen alsmede intuïtief aan
voelen dan van redelijk overleg en verstan
delijk afleiden van bepaalde stellingen uit
een geheel van voor-onderstellingen.
Bijzonder treft het bestaan van zielkundig
inzicht in de kunst b.v. in schijnbaar slechts
epische schrijvers als Homerus, niet mis
schien zoozeer in breed uitgesponnen psy
chologische conflicten hoewel die zeker
niet ontbreken als wel in kleine, op het
eerste gezicht gemakkelijk te verwaarloozen
trekjes, die evenwel aan den loop van het
verhaal de vereischte fleur en warmte ver
schaffen. Legde de karakterbeschrijving zich
langen tijd toe o«p markante figuren, later
kwamen er nog een tweetal groepen bij. De
eene specialiseerde zich op de teekening van
ïiguren, die een of andere ziekelijke afwij
king vertoonden, 't „Complex" werd gescha
pen en gecultiveerd. Deze complexbeschrij
ving, hoe ook uitgewerkt, duidt op een pri
mitief standpunt, wijl het steunpunten
zoekt in het buitengewone en het mooie in
het „gewone" niet voldoende vermag te on
derscheiden en onder woorden te brengen.
De „misdadiger in de kunst", als ,.de goede
moordenaar" en dergelijke, was favoriet.
Sindsdien echter is de Wetenschap van
karakter ontleding toch wel voor
waarts geschreden, hechter gefundeerd dan
het met de kunst, die zich baseert op ge
voelsoverwegingen, het geval kon zijn. Ook
•deze wetenschap heeft zich in den eersten
ifcijd vrijwel beperkt tot experimenteering op
lieden, die eenigerlei afwijking vertoonen,
welke afwijking echter veelal niet dan een
zeer ontwikkelden vorm is van een Idem,
aan elk mensch eigen. In dier voege is deze
cultiveering van uitwassen een bewijs van
een wetenschap in een primitief stadium
Van groei. Elk kennen, dat met de uitwas
sen niet tevreden kan zijn, klimt op tot het
wezen zelf en maakt den mensch, en niet
slechts den misdadiger of den krankzinnige,
tot voorwerp van behandeling.
Dit nu achten we een van de voordeelen
'te zijn van het werk, dat een beschrijving
wil geven van ons volkskarakter, zooals
thans het lidht heeft gezien Het ver
schijnen van een dergelijk boek bewijst,
'dat de wetenschap der karakterontleding
langzamerhand de belangstelling, maar ook
'de beteekenis verkrijgt, die haar toekomt.
Intusschen neemt een uitgave als deze nog
een plaats in tusschen een analytische
behandeling en een loutere beschrijving.
Een verhalende uiteenzetting is zij niet,
'daar zij bewust de karaktertrekken ont
leent aan historische lijnen, geografische
toestanden en wat dies meer zij. Doch een
scherp-wetenschappelijke bewerking is zij
evenmin, daar z,ij het beschrijvende ele
ment invoert, wanneer een ondergrond van
geschiedkundigen of anderen aard mocht
ontbreken. Dit bewust tweeslachtige karak
ter beschouwen we niet als een nadeel, aan
gezien op deze wijze het boek buiten twij-
.fel de aandacht verkrijgt, die het verdient.
Er zijn, behalve de reeds genoemde, nog
andere voordeelen, welke aan de verschij
ning- van dit werk in dezen vorm gebon
den zijn. We denken daarbij aan de waarde,
welke men in onze dagen gelieft toe te
kennen aan wat men „ras" pleegt te noe
men. Nu heeft „ras" minstens twee betee-
kenissen. De eene duidt op historische af
komst en laat den aard van het karakter
in het midden. De tweede beteekenis doelt
op het karakter en laat de historische
afkomst rusten. De fout van velen in onzen
tijd nu is, dat z,ij de twee beteekenissen van
het woord „ras" elkaar doen dekken. Af
komst bepaalt dan het karakter en wan
neer men tot het „arische" ras behoort,
is men van den „Übermensch" niet ver
jverwijderd. Tegen een dergelijk stand
punt kan men op tv/eeërlei manier optre
den. Men kan een egaliseering tusschen de
rassen-in-historisch en-zin prediken en zeg
gen, dat het er in geen enkel opzicht toe
doet, tot welk ras men behoort, maar men
kan ook het bestaan van bepaalde rassen
erkennen, zonder daaruit, tevens te conclu-
'deeren, dat de aard van het mensohelijk
karakter nu tevens is bepaald. Doet men
'dat, dan wordt men er wellicht voor be
hoed, aan het eene ras alle goede, en aan
het andere allo kwade eigenschappen toe
te kennen. Men verwaarloost dan het ras
niet, maar vergoddelijkt het evenmin. Een
nuchtere beschouwing van deze materie
zal een betere bestrijding van excessen
zijn dan een botte afwijzing.
En bij een dergelijke nuchtere beschou
wing komt men tot merkwaardige conclu
sies. Zoo laat de hier behandelde bewer
king van de Nederlandsch volkskarakters
zien, dat, hoe wij ook van Germaansch ras
mogen zijn, in deze karakters een gansche
rij van denkbare eigenschappen gevonden
wordt, goede, maar ook kwade. De een
heeft iets meer van het goede en de andere
van het kwade. Gelijkschakeling is nu een
maal een werkmethode, die bij de Schep
ping niet is toegepast.
Maar juist daarom is het niet mogelijk,
een alles omvattende verhandeling te ge
ven over „het Nederlandsche volkskarak
ter", samengesteld als het is uit heterogene
elementen. Men zou moeten volstaan met
het aangeven van enkele trekken, die als
grootste gemeene deeler aan het geheel zijn
te ontleenen. De schrijvers en samenstellers
van het genoefnde boek hebben dat blijk
baar scherp aangevoeld, toen zij als titel
gebruikten. „De Nederlandse volkskarak
ters", dus in het meervoud. Na een e
meene uiteenzetting van Dr. Th. van Schel
ven volgen dan de Groningers, de Friezen,
de Drenten, enz., enz. Inderdaad wordt
zoo een belangrijk deel van ons volk om
vat. Maar deze behandeling heeft het na
deel, dat zij zich opzettelijk beperkt tot
hen, die de karaktertrekken uit het ver
leden ongerept hebben gehandhaafd, tot hen,
die zich niet met lieden uit andere streken
hebben vermengd. Door deze vermenging
is in de constellatie van het karakter zeker
een- wijziging ingetreden, zonder dat de be
treffende personen ophielden. Nederlander
te zijn. Deze personen nu, die hun volks
karakter ontleenen aan een vermenging
van enkele groepen, vinden in het werk
geen behandeling, tenzij zij mochten be-
hooren tot de stedelingen, waarvan dient
te worden toegegeven, dat hun karakter
zich niet slechts door historische of geogra
fische factoren laat bepalen. Nu deze
mengde Nederlanders niet zijn behandeld
het is trouwens de vraag, of zij zich i
hun algemeenheid behandelen laten -
moet men in het boek zien een verzameling
van Nederlandsche volkskarakters, waarbij
het woordje „d e" niet geheel juist is.
En wat de inhoud zelf aangaat, elk der
schrijvers heeft een bepaalde groep voor
zijn rekening genomen. Er is een veelheid
van auteurs en ieder van hen heeft natuur
lijk een eigen opvatting van de wijze,
waarop hij de menschen .het best kan be
naderen. Vergoelijkt wordt er niet veel. We
kunnen ons voorstellen, dat deze of gene
misschien denkt, dat zijn eigen volkje er
niet steeds al te best is afgekomen. Doch
evenzeer kan men uit elke bladzijde lezen,
dat de schrijvers er op uit zijn geweest,
elk aan zijn eigen groep geen karakter
eigenschappen toe te schrijven, die deze
groep niet mocht bezitten, en om de
eigenschappen, die inderdaad aanwezig zijn,
zoo duidelijk mogelijk en' zonder praal van
woorden neer te leggen in schrift.
Bij het lezen van deze bevindingen
wordt men elk moment weer getroffen door
de verscheidenheid, waarin de onderwerpen
tot .hun recht komen. We geven tot slot
enkele voorbeelden.
De bekende schrijver Anne de Vries be
handelt de Drenten. Hij zet uiteen, dat de
Drent er moeilijk toe komen kan, om op
zichzelf te staan, 'n oorspronkelijk oordeel
uit te spreken, of onafhankelijk van ande
ren een besluit te nemen. Hij polst voor
zichtig naar eens anders meening, vóór hij
zich uitspreekt.
,,'t Is waarm genog", zegt hij, als een
Hollander uitroept, dat hij „bezwijkt van
de hitte".
Of vragenderwijs: ,,'t Is waarm, niet?
Vooral dat „niet' is karakteristiek. De toe
hoorder mocht er eens anders over denken.
Het tekort aan persoonlijk verantwoorde
lijkheidsgevoel brengt mee dat des Drenten
ja niet altijd ja. noch zijn neen neen is,
zonder dat daarbij van bewuste oneerlijk
heid gesproken mag worden. Het is slechts
dan ja of neen, als de gemeenschap er ook
zoo over denkt
Hierover weten allen, die in Drente g
telijke leiding hebben moeten geven, alle
burgemeesters en predikanten b.v. mee te
Links: Vrouw uit Laren (,'t Gooi). Midden: Boer uit Enter (Oost-Overijsel)
Rechts: Meisje uit Zoutelande Zeel
spreken. Het is zeer gevaarlijk, een voor
stel, dat nog niet eerder ter tafel is geweest,
de eerste de beste avond af te willen han
delen. De raadsleden moeten er zich eerst,
niet in het bijzijn van „vremden' onder
ling over verstaan. Houdt de niet-Drentse
voorzitter hier geen rekening mee, dan is
het mogelijk, dat het grootste deel van de
aanwezigen ja-ja knikt op zijn woorden en
na afloop der vergaderingen sommigen zeg
gen: „Ik was 't er eigenlieks niet heelendal
met eens, maar ik wol er de zegsman niet
van wezen"Waarna het zelfs gebeu
ren kan dat op de volgende bijeenkomst
het voorstel van den president met alge
mene stemmen wordt verworpen. Het ja-ja
op de vorige vergadering heeft dan niet
anders betekend als: „Wij luisteren en zul
len uw woorden ernstig in overweging
nemen". Iemand van „eigen volk" zou dat
niet licht hebben# misverstaan. Tot zoover
Anne de Vries.
De Hagenaars krijgen een beurt van
Emmy van Lokhorst. Zij wijst o.m. op de
omstandigheid, dat een van de Haagsche
wijken zeer karakteristiek is gedoopt „De
koude-aardappelen-buurt". „Hier wonen de
menschen, die niet de middelen bezitten
om zich dagelijks een behoorlijk diner te
verschaffen, maar die toch fraai aangedaan
de concerten in het Kurhaus of de gala
voorstellingen in den Koninklijken Schouw
burg of in het Gebouw voor Kunsten en
Wetenschappen bezoeken. Zij hebben soms
niet het geld om de zolen van hun avond
schoenen te laten herstellen en zitten met
doorweekte zijden kousen in de feestzaal,
tevreden dat zij het mondaine leven van
de Hofstad niet van hun aanwezigheid
hebben doen verstoken blijven.
Men zou kunnen zeggen, dat de Hagenaar
begint zich aan te kleeden met een me
daille, voor hij zijn eenvoudige, meestal
nogal schamele plunje daarvoor als achter
grond aanbrengt". Gelukkig weet de schrijf
ster ook geheel andere dingen van de Hof-
stedelingen te zeggen.
B. Stroman behandelt de Rotterdammers.
Hij zegt van hen o.m.: „Zij leven in groo-
ten materieelen welstand, maar met uiter
ste soberheid. Zij hebben van de gemeen
zaamheid een distinctiemiddel gemaakt,
want op de groote Rotterdamsche kantoren
onderscheidt men van den jongsten
bediende af tot den oudsten procuratie
houder toe de patroons door hun voor
namen. In den Rotterdamschen handel
heeft men zijn besprekingen te voeren met
„meneer Rudolf', „meneer Jan", „meneer
Kees", de oude of de jonge „meneer Ber
nard". Deze Rotterdammers vormen het
bindend bestanddeel, het fundement van de
stad als economisch organisme".
De lust is groot, om meer markante aan
halingen te doen. Beter echter kunnen we
vervijzen naar het boek zelf. We volstaan
nog met de mededeeling, dat het keurig
verzorgd is uitgegeven en dat het verlucht
is met een collectie bijzonder fraaie foto's
van Willem van Malsen.
Dr E. DIEMER
De Nederlandse volkskarakters, onder
redactie van P. J. Meertens en Anne de
Vries. Uitgegeven door J. H. Kok te Kam
pen, 1938
schuldig te maken. De oorzaak hiervan ligt
elders. Gelukkig behoeft dit niet te betee
kenen, dat er geen goede dingen zouden
zijn opgeteekend. We denken aan de be
hoefte, welke werd uitgesproken aan een
uitgewerkte calvinistische economie.
We zouden het op prijs stellen, als de
heer Nederbragt zijn beschouwingen, die
hoe men er ook over denke belang
wekkend genoeg zijn, eens, zooals hij vroe
ger reeds deed, bewondering hebben we
voor zijn mooie werk over de economie
in kortere pakkende geschriften het licht
doet zien. Om te adstrueeren, dat een ka
rakteriseering van een bepaald tijdperk
toch wel mogelijk is, mits goed opgezet,
verwijzen we naar het schoone werkje, dat
Prof. Anema in het begin van de twintiger
jaren publiceerde.
EEN BEELD VAN ONZEN TIJD
De Wereld een chaos?, dc^r
Dr. J. A. Nederbragt Uitg. J. H.
Kok, Kampen.
In dit werk geeft de heer Nederbragt,
die zich steeds als een vaardig schrijver
heeft onderscheiden, een karakteriseering
van onzen tijd, of liever hij biedt een uit
eenzetting van zijn visie op het wereld-
I\r J. A. Nederbragt
gebeuren, en dit dan genomen in den meest
ruimen zin van het woord, want hij vat er
tevens de kerk onder.
Dergelijke publicaties hebben als zooveel
dingen een voordeel en een nadeel. Het
voordeel is, dat men mag kennis nemen
van het inzicht, dat een bekend man heeft
in een gansche reeks van omstandigheden
en gebeurlijkheden. Het nadeel is, dat het
gevoelselement in zulke geschriften een
belangrijke plaats inneemt, met het gevolg
dat er wel lezenswaardige en bovendien
behartigenswaardige opmerkingen en mee
ningen worden neergeschreven, maar dat
ze niet meer hebben dan de kracht en de
zwakheid van een persoonlijk oordeel.
Bovendien bevat het wereldgebeuren
wil men het breed zien, althans er zooveel
mogelijk onder vangen tegenwoordig
zoo ontzettend veel, dat men na het lezen
van een boek, hetwelk hiervan een over
zicht wil geven, tot de verzuchting komt,
dat de wereld wellicht geen chaos is, maar
dat het hoek er zelf. toch wel eenigermate
op gaatt gelijken. Het gevolg van deze com
pilatie van uitingen ie, dat nu eens ner
gens diep genoeg gegraven wordt. We zul
len er ons van onthouden, te wijzen op
punten, die door deze behandeling niet ter.
volle tot hun recht kwamen, al erkennen
jve zoodoende onszelf aan onvolledigheid
KORTE VERKLARING DEK H. SCHRIFT
MET NIEUWE VERTALING RICHTE-
REN—RUTH, door Dr. C. J. Go sl inga.
J. H. Kok, te Kampen.
In de welbekende Serie „Korte Verklaring"
vcnscheen thans bovengenoemd weTlc, dat Rich-
teren 1321 en het boek Ruth opnieuw uit den
grondtekst vertaalt en exegetlseert.
Het behoeft zekeT geen betoog, van hoeveel
waarde het ls. dat bij Sohriftgedeelten als Rich-
teren en Ruth voorlichting van theologen, die
bulgen voor de autoriteit der Schrift, niet ont
breekt.
Dr. Gosllnga toont o.m. duidelijk aan, hoe
men vanuit tweeërlei standpunt de figuur van
Simson kan bezien. Let men uitsluitend op Sim-
sons wijze van optreden, dan is het te begrij
pen, dat men er toe gekomen is, hem een plaats
in de rij der richters te ontzeggen en te mee-
nen, dat Rlchteren 13, waarin zün goddelijke
roeping wordt vermeld, niet oorspronkelijk ls
en daarom uit den BUbel moet verwijderd, om
de origlneele Slmson-gesohledenls en den ech
ten Simson to leeren kennen.
Maar wie als Dr. Goslinga het gezag der H.
Schrift erkent, slaat een geheel anderen weg
in. Bij het licht van Hobr. 11 ls en blijft Sim
son een geloofsheld, al wordt daarmee zijn
zonde allerminst vergoelijkt.
En merkwaardig ls. dat de Sohrlftcrltiek in
haar waan van onbevooroordeeld te zijn, menig
maal door haar wonderbaarlijke conclusies zich
berooft van den onbevangen blik op het voor
werp van zün onderzoek.
Dr. Gosllnga wüst erop. hoe men gepoogd
heeft, in het boelc Ruth een protest te zien
tegen het optreden van Ezra en Nehemla
tegen huwelüken met nlet-Israëlietische vrou
wen, alleen op grond van de mededeeling. dat
David afstamde van een Moabletische. hoewel
het boek Ruth geen enkel spoor vertoont van
een polemisch geschrift, en bovendien er ganscn
geen tegenstelling bestaat tusschen Boaz'
huwelijk met Ruth en het verbod van Ezra en
Door erkenning van het Messiaansch karak-
;er van het Oude T 1j|B
johappelüke studie
Christusprediking.
DE BARMHARTIGHEID GODS. EEN
JAAR MET HET OUDE TESTAMENT,
samengesteld door N. Stuf ken s, met
medewerking van Dr. W. Ten Boom, Ds.
J. B. Groenewegen, Ds. B. ter Haar Ro-
meny, Dr. J. Koopmans, Ds. A. van Selms.
Ds. J. C. Slckesz, Dr. H. C. Slotemaker
de Bruine, Ds. H. C. Touw en Dr. R. C.
G. Troelstra. G. F. Callenbach N.V. te
Nijkerk.
In October 1933 begon de Ned. Christen-Stu-
dentenvereenlging de uitgave van een maan
delijks verschijnenden „Gids voor het (dage-
lijksche) Bijbellezen". Uit de afgeloopen
vier jaargangen heeft de heer Stufkens nu een
bloemlezing samengesteld van Schriftoverden
kingen, welke bedoelen een jaar lang de lezers
dageliiks met het Oude Testament ln aanra
king te brengen.
Gaarne bevelen we dit keurig uitgevoerde
dagboek ter lezing aan.
Reeds het enkele feit, dat met deze uitgave
getracht is aan te toonen, dat ook het Oude
angelle" mag genoemd worden,
is van de b'elof'
aardeerlng.
jdlen geven deze Korte Schriftoverden
kingen inderdaad opening des Woords. Ze
dringen tol een luisteren met ontsloten hart
en gespannen verstand naar wat God ln het
Oude Testament openbaart van Zün genade en
barmhartigheid. En hlerbü zün de soms duis
tere Schriftgedeelten niet overgeslagen.
Zulk een behandeling sluit het praktisch
element niet uit. We denken hierbü o.a. aan
de in dit dagboek voorkomende overdenking van
Psalm 32, büzonder over de woorden: „Wien
de Heere de ongerechtigheid niet toerekent, ln
:ht, bedriegt God en 1
Toch heboen we een enkel bezwaar niet kun
nen onderdrukken. De Samensteller zegt in zün
Inleidend woord, dat de schrüvers dezer over
denkingen lang niet van éénzelfden huize stam
men. Dit heeft o.i. wel eenlge afbreuk gedaan
aan de eenheid van dit overigens zoo uitne
mend book. Zoo lazen we o.a., dat we de ont
vangenis van Jezus uit den Heiligen Geest
moeten lezen als een belüdenis, niet als een
biologisch feit. Die biologische vorm is antiek
dat het
brekelb'ken band tusschen de Oud-
Testamentische Godsopenbaring.
DE BIJBEL IN HET GEZIN door Dr
A. van Selms. Uitgave Ploegsma,
Zeist.
Voor eenigen tijd beluisterden wij de over
peinzing van pater Henry Greeve, over het le
zen van den bijbel in huls. Hü prees de ge
woonte der Protestanten om na eiken maaltüd
een gedeelte uit den BUbel te lezen. Wie dit
boek van Dr. van Selms leest, zal bemerken,
dat hü het noodlg oordeelt de Protestanten tot
h'et ware bijbellezen ln den huiselijken kring
op te wekken. Niet uit humanistische overwe
ging. om kunst en letteren te verstaan, doch
omdat het bübellezen behoort tot de huiselijke
godsdienst. De vader treedt op als prie s-
ter. Doel' ls om allen tot God te leiden. Daar
om moeten de kinderen tegenwoordig zijn. Groo
ten zoowel als kleinen. Natuurlük sluit 't de ge
dachte in dat de priester zich bewust moet
zijn te staan ln dienst van God, en als priester
het offer moet brengen, het gelezene te onder
zoeken, zoodat als vrouw of kinderen Iets vra
gen. hü weet te antwoorden, 't Is waar dat ln
gezinnen der protestanten de bübel
den bijbel niet hebben. Vruaht van het ratio
nalisme.
Het warm pleidooi op bevattelijke wijze ge
schreven, zien wij gaarne in Ieders handen, zoo
dat deze woorden er toe medewerken, dat a 1 -
Ontspanningslectuur
DE NEBUKADNEZAR VAN HET DORP,
door Jan Kabbelaar. Drukkerij
Edecea te Hoorn.
als ouderen.
:aande
srlcje, dat als
23 ln de*
ditle verscheen, ls uitsluitend
ten bestemd.
De auteur voeTt ons ln gedachten naar een
dorp. dat deels van landbouw, deels ook van
visscherü bestond. Hij brengt ons In kennis met
eigenaar van een boerenhoeve, die steeds
er stijgt op (Jen maatschappelijken ladder.
hij ls tegelijk iemand, die God niet vreest
;e«n mensch ontziet. Naast zijn boerderij
hij ook door opriohblng van een reederü,
zijn vermogen gedurig te vergrooten.
DELISTRAAT, De Chineezenwijk in
Katendrecht, door G. J. PEELEN.
Uitgave van J. H. Kok N.V. te Kam-
ipen. (193S),
„Zou je nog wel uitgaan met dit weer?"
vraagt mevrouw Pronk, zacht remmend.
Ze staat in de erker, en kijkt onthutst naar
buiten.
„Je ziet geen kip op straat. En dan die
dichte natte mist. 'k Ben niks gerust, jij zoo
alleen door die lugubere buurten. Je zegt zelf,
dat ze je nog niet vertrouwen. Je moet altijd
oppassen met die menschen, en je leest zoo
veel akeligheden
„Kom, kom, moeder. Niet zoo somher.
'k Moet nog even naar m'n zieke ouwe man
netje kijken, 'k Ben zoo terug. Houd de thee
maar warm voor mu", zegt Dominee Pronk
vastberaden.
Met dit specifiek ge-ijkte aanloopje van
een „christelijk verhaal" begint Peelen zijn
reportage-roman over de Pinda-chinezen.
De vraag rijst direct op: waarom heeft
de heer Peelen hier een „verhaaltje" van ge
maakt? Hij kon toch van te voren wel uit
rekenen, dat dit literair op een mislukking
moest uitlopen. Want wat de ene auteur
straffeloos doet, wordt den anderen aange
rekend.
De heer Peelen, die in verschillende let
terkundige tijdschriften enige zeer felle ver
zen heeft gepubliceerd, kiest (onbegrijpelijk)
voor zijn proza een totaal versleten volks
procédé.
Dominee Pronk, de zendeling onder de
Chinezen, is dan ook een „figuur" gebleven,
door de soherven met enkele gemeenplaat
sen benaderd.
De verschillende Chinezen zijn voor een
„buitenstaander" niet te onderscheiden.
Daar komt nog bij, dat het een m.i. onmoge
lijke opgave is voor een Westerling, deze
mensen psychologisch te benaderen.
En dit alles was de schrijver door zijn
eenmaal gekozen roman-vorm toch min of
meer verplicht
Wanneer ik dus ook boven dit artikel de
titel „Een reportage-roman" heb geplaatst,
moest daar een vraagteeken achter.
De schrijver hód ons een „reportage" kun
nen geven, een brok goede journalistiek, als
hij, bijvoorbeeld ronduit had verteld („ge
rapporteerd") wat hij, in gezelschap van den
predikant, op diverse tochten had meege
maakt. Dan had hij zich talloze moeilijk
heden bespaard. Hij zou dan ook de nodige
„afstand" hebben kunnen bewaren, en uit
sluitend als „reporter" zijn opgetreden, wat
zeker niet minder „boeiend" zou behoeven
te zijn.
Het begin en het slot van dit boek, bijv.
de bl.z. 1928 en 177178 bewijzen, dat de
schrijver hiervoor talent heeft
Hij heeft eohter méér willen geven.
Hij is den Chinezen een Chinees willen
worden om ons te „overtuigen".
En juist dit is hem, kon het anders?, niet
gelukt
Hij heeft ongetwijfeld door een goede
waarneming een aardige kijk öp de pinda
mannen, doch hij is er niet in geslaagd de
Chinezen van binnen-uit te beschrijven.
Daar is de heer Peelen nu eenmaal te
weinig Chinees voor.
Maar hü waagt menschenlevens eraan om
m hoogo verze-kerlngaultkeering machtig te
orden door het feitelijk meewerken aan het
ergaan van een zijner schepen.
■iio^nKer de oorl(>SsJaren veeteelt noch vls-
--herlj hem de gewensohte vermogens vermeer-
huVmF b?°ï.Se^ tracht hli door ®«n geheime
distllleerderü schatten te verdienen en zet daar-
bü alles zóó handig ln elkaar, dat hü bij de ont-
tw Haüf 21in geheim bedrü'f zelf bulten
boeten Gn onschuldige knechts moeten
Zonder rust en vrede voor zijn hart zwaar
door God getuchtigd door het verlies van vrouw
kinderen, is en blijft hij de verharde, die voor
God niet buigen wil. En zóó eindigt nog vrü
onverwacht zijn mislukt leven.
iJf boe!end geschreven verhaal, dat op
esterlüke woze ons teekent de armoede van
i mensch buiten God. al hoopen zün schatten
°P> waarvoor schier allea ln breede om
geving zich moet bulgen.
DE FAMILIE KNIPPERDING, door
F. C. von Rechenberg. Uit het Duitsch
vertaald door H. van Meeuwen. Druk-
kerü Edecea te Hoorn.
Deze roman verscheen als no. 22 van de
bekende Edecea-editle. De hoofdpersoon ln dit
verhaal Is Antonio Knlpperdlng. Antonio was
aanvankelük onderwüzer, maar zün onmanne-
lük optreden maakt hem geheel ongeschikt
voor zün taak, zoodat hü noodgedwongen zün
werk moet opgeven en zich tevreden moet
stellen met een organistbaantje ln een dorps
kerk.
Knipperdlng ls een echte sukkel. Men zou
soms denken, dat hü wat achterlük ls. Zoekt
hü een vrouw, en laat hü het oog vallen op
een jongedochter, dan weet de moeder van het
meisje hem zoo te suggereeren, dat hü de
moeder neemt In plaats van de dochter. Zün
huwelü'k wordt een echte mislukking. Hü zit
onder de pantoffel, moet koffie zetten, bood
schappen doen, wordt een oude Idioot geschol
den en krügt zoo nu en dan van zün vrouw
tot belooning voor zün hulselüken fa'ver een
volle emmer water over het hoofd.
De maat der huwelüksellende wordt overvol
wanneer Knlpperdlng nog het vaderschap be
schoren wordt, want de opvoeding laat v<
te wenschen over bü zulk een huwelfkslevt
Nog vrü onverwacht komt Knlpperdlngs
vrouw te ovorlüden en sterft als een Christli
En Markus, de zoon van Knlpperdlng. vindt n
veel bewogen jeugdjaren, een journalistieke
loopbaan, waarin hij een groot fabrlekspei
neel geestelijke en zedelijke leiding mag geven
ln Christ-elü'ken geest.
Dit verhaal la onderhoudend, soms zelfs s
tig geschreven en van zeer goede strekking,
vooral waar gewezen wordt op het gevaar var
de z.g.n. neutrale pers.
Maar „Knlpperdlng" lijkt ons wel wat al t<
veel als een onnoozele geteekend, en de bekee
ring van Mathllde ls wel zeer oppervlakkig ge
schetst.
„De familie Knlpperding" is oorspronkelijk
een Duitsch verhaal. Dat men bü vertaling
Dultsche munten door Nederlandsche vervangt,
is op zichzelf geen bezwaar be achten. Maar dal
moet men niet elders ln het verhaal het bulten-
landsch karakter blüven handhaven. Wannee:
Knipperdlng vanaf het orgel tot zün schril
merkt, dat zün vrouw niet met het kind ter
doop verschenen is. dan verlaat hij zijn instru
ment, om zelf het kind te halen en ten doop
te houden.
„De familie Knipperdlng" ls een prettig ge
schreven verhaal met uitnemende strekking,
maar de opzet en de vertaling dragen zwakko
plekken. De tweede helft, waarin ons de worste
ling ln Markus' zieleleven wordt geteekend,
lijkt ona beter geslaagd dan de eerste helft,
versterkt£
iwoon intej
Chineesch type
I
Het is daarom jammer, dat de schrijve!**
er een „verhaal" van gemaakt heeft. Hij iê
daardoor zijn doel m.i. voorbij geschoten?
ondanks de goede bedoeling. L
Wat wij in 1908 van Penning accepteerden^
nemen wij in 1938 van den heer Peelen niejg
meer aan. t
Bovenstaande recensie was reeds geschrei
ven, toen ik den schrijver een lezing hoordé
houden over zijn boek.
Mijn indruk is sindsdien nog
Immers de, lezing was buitengewoon
ressant en was blijkbaar een samenvatting»
van reeds eerder gepubliceerde artikelen ii^
verschillende bladen.
Deze artikelen vertelden op boeiende wijzu
van het leven in Katendrecht. Hier behoed
de de schrijver niets te camoufleren terwilta
van de verhaalvorm, doch was zijn toon onii
middellijk en overtuigend.
De schrijver heeft wellicht gedacht: als il|d
er geen „verhaal" van maak, lezen de menc
sen het niet. Deze vrees was m.i. ongegrond*
Wie enigermate bekend is met de behoed
ten van het lezend publiek van heden, weet«
dat „reportage-boeken", mits goed -geschrei
ven, er grif ingaan.
Enfin het is gebeurd. En terwille vaai
het moeilijke werk der „zending" in Katenjl
drecht, hoop ik, dat „Delistraat" veel ge^
lezen zal worden. P
Het is een goede gedachte, dat in dezfr
kolommen een boek, dat door zijn vorm ge'
rekend wil worden tot de Christelijke belled
trie, met literaire maatstaf wordt gemeterv
Juist omdat „Delistraat" door den heer
Peelen is geschreven, wiens optreden ir-
bladen als Opwaartsche Wegen, De G^
meenschap e.a. literaire verplichtingen mee£
brengt, is de yraag niet overbodig, hoe hek
proza van dezen auteur zich zal ontwiklr
kelen. e,
Zal hij een streep zetten onder zijn oveiL
productie tot nu-toe en een ernstige poginK
wagen een volgend maal met een werkstir
te komen, dat op hetzelfde peil staat af
enige zijner sociale verzen?
Het is zeker nog niet te laat het roer onf
te gooien! jk
Pt Ji RISSEEUW t
Varia
FRANSCHE LECTUUR La dangei)
euse traversée, par Marie Girarflet
Ed. J. B. Wolters.
Dit werkje laat zich niet al te moeilijk
lezen en is geschikit voor leerlingen, die dl
eerste beginselen in de praotijk mogen toe
passen en toegepast zien. De heer A. J
Drewes Jr. heeft het boekje geannoteerd.
RANNEFORTHS SCHACHKALENi
DER 1938. Uitgave van Hans Hedej
wigs NacMolger, Curt Ronmigeij
Perthestrasze l'O, Leipzig C 1. Prjj|
R-M. 1,50 (geb. R.M. 2,—).
Reeds jaren lang verschijnt aIIt jaa'
prompt bij het begin van het jaar Ranne
forths Schaakkalender, thans reeds voor dl
28ste maal. Een handig boekje in zakformaa(
hetwelk in ongeveer 130 bladzijden eej
groote hoeveelheid wetenswaardigs biedt, ooi
voor Nederlanders. Uit den rijken inhouj
noemen wij o.a. een artikel aangaande dl
toepassing van de Turton-idee in het prakt»
sche spel, een verzameling van fraaie eind
spelen en combinaties uit in 1937 giespeeldjl
partijen, een beschrijving van een nieu«
systeem om wedstrijdtabellen samen tl
stellen, enz.
Natuurlijk ontbreekt de hoofdschotel, hd
jaaroverzicht over 1-937 niet. Hier vinden w
een weergave van de belangrijkste toui||
nooien, wedstrijden, zoowel pereoneele aü
massaontmoetingen, necrologie, enz. Juist da
gedeelte van het boekje verleent het eei
waarde, welke ver uitgaat boven die van eei
gewone zakkalender. Degene, die dez»
schaakkalender van jaar tot jaar aanschaf
en bewaart, heeft daardoor tevens een chro
nologisch overzicht van alle belangrij;
schaakgebeurtenissen. Ditmaal zijn daarl
zelfs enkede interessante partijen opg-enome
Ten gerieve der schaakspelers is bovendier
nog een aantal blanco dia-grammen, notatié
formulieren, wedstrijdroosters, enz., opgeno
men, zoodat men er desgewenscht eigen ver
richtingen in kan noteeren.
Een handig boekje, waarvan men pleizid,
kan beleven. Sr
UITGAVEN VAN DE GRONDWET
De Grondwet van 1938, supple^
ment op Grondwetten van Neg
derland, uitgegeven door Mr. GL
W. Bannier. N.V. Uitgevers-Mijjéi
W. E. J. Tjeenk Willink, Zwolle
In April 1936 hebben we in ons blai
onze blijdschap uitgesproken over het we rif
van Mr. Bannier, dat een chronologisch^'
verzameling bood van alle staatsregelingefl
en Grondwetten, welke ons land heeft ge,\
had. Daarom kunnen we thans gevoegelijly
volstaan met de mededeeling, dat nu he
supplement verschenen is, te weten d(?
Grondwet van 1938. Het supplement ken
merkt zich door dezelfde zorgvuldige af
5verking<