KLEUTERS ft Chrisfnen, heft een loflied aan! DE VERRASSING Door CORINA 2) LJANNIE speelde liever met haar poppen. Daar kon je mee do.en wat je wou. Die huilden niet, als je ze te hard beetpakte en als je geen zin meer had om met ze te spelen, stopte je ze maar gauw in de poppenwagen. Kijk nu maar eens, ze had visite en de poppen hadden de hele middag zoet geslapen. Hè wat was het warm. De zon brandde op de bomen en bloemen. Je begreep niet, dat die in die grote hitte niet verdorden. De meisjes zaten maar lekker onder de kastanje boom. ..Hoe oud denk je wel, dat die boom is?" vroeg Hannie. „Misschien wel vijftig jaar," raadde Greetje. „Nee, wel honderd, want toen mijn grootvader klein was, stond hij er al," zei Hannie triom fantelijk. „Honderd jaar, wat lang", zei Greetje „dat is nog ouder dan een mens". Opeens klonk er aan de andere kant van de hoge heg een stem: „Greetje, Tineke, waar zitten jullie?" „Hier, bij Hannie", riep Greetje terug. „Kom eens gauw hier. Jullie moeten een bood schap doen", riep zus. „Even naar de kruide nier". „Ga, je mee, Hannie, we zijn zo terug?" vroeg Greetje. „Even aan moeder vragen", zei Hannie. Ja, 't mocht. Daar gingen de drie meisjes. Het was zo warm op de weg, dat ze haast geen zin hadden om te lopen. Het duurde een hele tijd voor ze weer terug waren. Toen ze weer in de tuin kwamen, zat klein Jantje in zijn loophek onder de boom lief te spelen. „Zo, kleine dikzak", zei Greet. De kleine Jan- neman kende haar wel. Hij kraaide van plezier. „Hij is blij, dat hij je ziet", zei moeder. „Hoor hem maar eens". Greetje lachte. Ze was er trots op, dat Hannie's moeder dat zei. Hannie en Tineke keken samen in een pren tenboek. Maar het duurde niet lang of Greetje en Tineke moesten gaan eten. Nu was Hannie weer alleen. „Kom jij eens hier, Hannie" zei moeder. „Wat heb jij vanmiddag tegen Greetje gezegd? Weet je wel, over haar moeder. Ik hoorde het net". Hannie dacht even na. Toen zei ze vlug: „Wel dat zij nooit met thee mag spelen in de tuin. Dat is toch waar?" „Zo, is dat waar", zei moeder streng. „Nu ik vind het heel erg, dat jij dat tegen Greetje ge zegd hebt. Je weet best, dat Greetje niet zo veel mag als jij, omdat haar moeder ziek is. Hé, wat lelijk van je. Zou jij het fijn vinden, als moeder altijd zo ziek was, als Greetjes moeder?" Zo ver had Hannie er niet over gedacht. Stel je voor, moeder ziek. De tranen sprongen haar in de ogen. Zij sloeg haar armen om moeders hals. ,,'k Zal 't nooit meer doen. Is U dan niet boos meer?" fluisterde ze. Moeder schudde het hoofd. ,,'k Zal morgen erg lief voor Greet en Tineke zijn, als ze komen spelen zei Hannie verder. „Dat is goed" zei moeder. „Maar wie heeft nog meer gehoord wat jij over Greetje's moeder zei? Weet je dat wel?" „De Heere", zei Hannie verlegen. „Zal mijn meisje daar ook vanavond om den ken, als ze naar bed gaat?" vroeg moeder nog. Hannie knikte van ja. „Dan gaan we nu samen de tafel dekken, hé, zei moeder. Hannie bracht het tafeltje en de poppenwagen naar binnen. 180 I PAASLIED X Christus leeft, is opgestaan! ft Zingt Hem, die aan 't kruishout stierfX X En ons 't eeuwig heil verwierf. ft Onzen Koning, Christus, zij a Dank en lof en heerschappij, ft Die door 't bloedig kruis en graf ft ft Zondaars Gods genade gaf. ft ft Ja, Zijn lijden, dood en strijd ft Geeft ons d' eeuw'ge zaligheid.' ft X Aard en hemel buigt u neer! ft Eng'len, mensen, juicht den Heer! ft X Hem, die zit op 's Hemels troon, ft ft En het LamGods groten Zoon, X ft Met den Geest, zij heerlijkheid, x X Lof en eer in eeuwigheid! Daar stond nog meer nieuws in. Oom was nu al op de boot naar Holland. Maar weet je, wat het mooiste uit die brief was? Oom Henk schreef, dat hij een verrassing zou meebrengen. Wat het was, schreef hij natuurlijk niet. Anders zou het geen verrassing meer zijn. Alleen wou hij nog vertellen, dat 't erg lief was. Hannie vertelde het 's middags direct aan Greetje en Tineke. Die wisten ook niet, wat het wel zijn kon. „Misschien is 't wel een hondje", zei Hannie. „Nee, ik weet het, zei Greetje", ,,'t is natuurlijk een poesje. Die kun je in Indië zo maar vangen. Die lopen daar in 't bos net als hier de konijn tjes". Hannie begon hard te lachen. „Nee hoor, dat zijn wilde katten, die daar lopen. Die kun je zo maar niet in huis hebben. Nee, misschien is 't wel een papegaai. Dan ga ik hem leren praten". „We zullen wel zien, hoor," zei Greet. „Mis schien wou je oom maar een grapje maken". „Nee hoor, 't heus waar. 't Staat zelf in de brief", zei Hannie. „Nog drie weken en dan is oom al hier. Dan kun je 't zien". „Ga je mee, nog even verstoppertje spelen?" vroeg Greetje. ,,'t Is dadelijk donker en dan moeten we naar bed, hé Tineke? „Ja, ik zal 'm zijn", zei Tineke en ze begon al te tellen: „Een, twee, drie, vier, vijf (Volgende week verder) Klein Jantje mocht nog even buiten blijven tot vader thuiskwam. Een paar dagen later kwam er weer een brief van oom Henk. Jong leeuwtje uit de Diergaarde OM TE KLEUREN OF TE TEKENEN I ZATERDAG 16 APRIL No. 15 JAARGANG 1938 BUITENLAND HET is van zeer groot belang zijn tijd te be grijpen, want hoe zal men anders daarin zijn weg vinden? Maar was er wel ooit tevoren een historische periode, waarin schier de geheele menschheid zich in een soort van opmarsch be vond, gelijk in de onze? De volken welke wij naar Europeeschen maatstaf als „onbeschaafd" plegen aan te duiden, worden in het beste geval de ze geningen van zending en onderwijs deelachtig, zoo zij er minder gunstig voorstaan ontvangen zij slechts de middelen, makkelijk verdiend geld, drank, slechte soorten van vermaak, die hen tot een caricatuur van den blanke maken, met inboeting van eigen primitieve cultuur. Zij worden als het ware uit hun achterlijkheid opge commandeerd. Wat wij half-beschaafde rassen noemen, Syriërs Arabieren, etc. en als zoo danig, door middel van den Volkenbond, onder mandaat-toezicht plaatsten, worstelt om de poli tieke volmondigheid, dus ook hier is geen stil stand. De volkeren, welke den toon aangaven in het statenleven, worden allengs gewaar, dat heel de wereld in nieuwe wording is. Koloniën worden een onzeker bezit; markten gaan verloren; de hegemonie van het blanke ras en zijn taak over de broeders van andere kleur te gebieden, blijken meer en meer on houdbare dogma's. Besluiten wij deze x opsomming met te verwijzen naar de verwording van het beginsel der democra tie en naar den snel len opbloei van dic tatuur en autarkie, dan zien wij hier een groei als van Jona's wonderboom, zonder het uitzicht dat deze even spoedig zal ver welken en verschrom pelen. De gebeurtenissen, welke zich in Duitsch- land en Oostenrijk afspelen brengen ons het besef bij, dat het niet zoo heel eenvou dig is op de hoogte van zijn tijd te blijven; de dingen die zich rond de Groot-Duitsche verkiezingen hebben voorgedaan lijken in derdaad, voor wie ze als buitenlander be kijkt, weinig anders dan psychologische raadselen. Toen op 13 Maart de aaneensluiting van Duitschland en Oos tenrijk een feit werd, meende men vry al gemeen te kunnen aannemen, dat hier Van een brutale over weldiging zonder Donderdagavond meer sprake was; de kracht der Duitsche troepen zou hebben verhoed, dat in Oostenrijk de wel degelijk aanwezige werstand tegen het Hitier- regiem in bloedige daden zou zijn uitgebarsten. Wat hebben wij echter vervolgens zien geschie den? Enthousiaste volksbetoogingen voor den „Führer", massaal bezochte verkiezingsvergade ringen, een breed opgezette propaganda-campagne die iets als een algemeenen overgang van allerlei rangen en standen tot het nationaal-socialisme ten gevolge had. Wij vroegen ons daarbij steeds weer af: Wat is echt bij dit alles? Hoe zal de kiezer, die in gesloten enveloppe op tien April zijn stembiljet in de bus werpt, tenslotte beslis sen? De resultaten zijn reeds spoedig bekend ge worden! De uitslag was, wat het oude Duitsche territoir betreft, weinig verrassend. Huim 9'J vc der Duit sche kiezersmassa gaf door zijn stembiljet te kennen, het geheel en al met den Anschluss eens te wezen en het huidige regiem te willen steunen door het te helpen aan een verhoogd prestige Wij hadden ook niet anders verwacht. Vijf jaren van nationaal-socialistisch bewind hebben het eens zoo verdeelde Duitsche volk de voordeelen aangetoond van een eendrachtige politieke en economische koers. Het wegwerken van het tekort aan arbeid; het herstel van de Duitsche weer macht; het hernemen van de volledige souverei- Ook in de Betuwe heeft Lente haar intocht gehoudend« vruchtboe niteit over het Rijnland en het terugvoeren van het Saarland tot de Heimat; tenslotte de aaneen sluiting van Duitschland en Oostenrijk tot een vergroot en versterkt Ryk; dit alles tezamen moest een geweldige zuigkracht ontwikkelen, waartegen nog slechts weinigen zich konden vel zetten. Voor het publieke besef moest het „mass- rcgeln" en het tekort aan persoonlijke vrijheid daardoor in aanzienlijke mate worden gecompen seerd. Heeft Oostenrijk, ondanks zichzelf, voor al deze verlokkingen gecapituleerd of waren er in het Donauland ook nog andere factoren in net spel? Een Engelsch persorgaan was door het ge weldig percentage ja-stemmen in dit land zoozeer verbluft, dat 't het nut van deze stembus verge leek met de bruikbaarheid van een thermometer, die niet met kwik werkte, doch met de hand werd bediend. De eerste factor, waarmee wij in het Oostenrijk- sche geval moeten rekening houden is het groote aantal menschen, dat van deelneming aan de stemming was uitgesloten, waaronder moeten worden geteld de Joden, zij, die door een vonnis „eerloos" waren geworden en uit dien hoofde niet mee mochten doen, en dan de duizenden leden van het Vaderlandsche Front, die aan hun groote activiteit een plaats in een der concentratiekam pen hebben te danken. Al deze menschen zouden tot de neen-stemmers hebben behoord. Eveneens tot de neen-stemmers had men mogen rekenen al die geloofs-getrouwe Roomsch-Katholieken die desnoods Rome boven Berlijn zouden hebben ge steld, omdat zij meer waarde hechten aan de vrijheid der Kerk dan aan de éénwording van een vaderland, waartoe zij onder voor de Christelijke religie gunstiger omstandigheden, volgaarne zou den hebben meegewerkt. De zacht gesproken merkwaardige houding van hun geestelijk hoofd, kardinaal Innitzer, heeft hen vermoedelijk en bloc op een dwaalweg gevoerd. Nu eenmaal deze aarts bisschop het „Heil Hitler" in den mond nam, meenden zij hem te moeten volgen. Van de tegen dezen kardi naal gekeerde Vati- caansche radio-rede hebben zij, dank zij de dagblad-censuur, slechts heel weinig vernomen, en ook al hadden zij dit, het Vaticaan heeft zoo ge weifeld stelling te nemen, dat er geen peil op te trekken Naast de Roomschen was er de sterke groep der sociaal-de mocraten en commu nisten, van welke men een papieren protest mocht ver wachten. Doch in de roode gelederen was al evenmin eendracht en strijdlust. Het roode regiem heeft voor deze menschen, zoolang het te Weenen zetelde, geen vervulling van heilstaat-droomen ge bracht; de Schusch- nigg-staat kon even min door lotsverbete ringen op hen beko ring uitoefenen; het ging hen onder den „standenstaat" al even slecht Is het wonder, dét men by zichzelf zeide, dat men het nu wel eens met het nazi systeem zou kunnen probeeren? staan in bruidstooi. 16»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 13