BOVEN-HAROINXVEID ten dienste van de lezers der Vijf Samen werkende Christelijke Dagbladen. Voorwaarden: 1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en plaatjes. 2 Tot 500 pt. betaalt U 15 ct. tot 1000 pt. 20 ct (aan postzegels). 3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest U het antwoord in het Zondagsblad. 4 Van éér soort mag niet meer dan tot een waarde van 500 pt. per maand aangevraagd worden. 5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij ven tot een volgende zending. 6 Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken. 7 Vraagt U van een album speciale nummers, M. B. te Vlaardingen. Saldo 1032 pt. 100 Rivieren genoteerd. M. B. te Eindhoven. Dank u! Mej. S. L. te Oud-Beyerland. 94 D. E. genoteerd. Scholten 10 pt. H. en S. worden nu niet gevraagd. W. B. te Vlaardingen. U hebt ze nu wel ontvangen? J. H. te Ridderkerk. Wilt u een advertentie a 20 cent? K. te Ooltgensplaat. Alles is verzonden. Dames R. te Driebergen. U krijgt voor die Smith- plaatjes 90 D. E. P. M. G. te Stevensweert. 52 Rivieren genoteerd. Albumruil De Ruilbeurs heeft de volgende albums te koop: Verkade: Cactussen, Vetplanten, Paddenstoelen, Bloemen en haar Vrienden, Zeewater Aq. en Terarium. Pette: Cactussen. Dobbelman: Japan. Paul Kaiser: Twee Zwervers door de groote wereld. Compleet vanaf 0.751.50 franco huis. Postadres: DE RUILBEURS, HARDINXVELD Voorloopig mogen geen Klok-bons aangevraagd worden. De waarde der bons is als volgt: Buss ink 8, Coe- lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4, H-O 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, Holl. Zw. Weegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok- zeep 15, Kwatta 3. Lever's zeep 20, van Nelle 4. Patria 10, Pette 6, Pleines 3, Rademaker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Rivieren 4, Wascholine 2. Wie helpt aan: v. Rossum, Kwatta winkelierstroo- ken, Haas en Van Brero, Oranje Stamboom bons, Scholten. Verder nemen we aan: Pleines duifmerken, Sodex bons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys, Stark, Scholten, IJzendyk, Vergulde Hand, Kanis en Gunnink punten. Winkeliersbons van Sickesz, Pax. Kan iemand ons helpen aan bons van H. Smith te Groningen, voor het album „Voetbalglorie" door Han Hollander? CORRESPONDENTIE: J. v. d. M. te Maasdijk. U kreeg 56 Hille. De Paula- bons waren waardeloos. P v. E. te Gouda. 123 Vim genoteerd. U stuurde 122 verloopen Paula-bons zie art. 2, zendt u nog 20 cent? J. H. te Vlaardingen. U zondt 217 pt. Porto was niet ingesloten. R. J. M. te Brunssum. U krijgt nu totaal 400 -f 157 Rivieren. Wil s.v.p. porto zenden. J. J. te Hank. U moogt zooveel Rivieren-bons zen den als u wilt Wat waardeloos was kwam retour. EEN van onze deelnemers vraagt naar de be- teekenis van de perforatie in den vorm van een driehoek in verschillende zegels van Hon garije. Waar er allicht meerdere verzamelaars zijn die dit zal interesseeren, laten we volgen wat we hier over konden vinden. De officieele verklaring van de Hongaarsche Pos terijen is aldus: Tijdens de inflatie kochten speculanten van som mige waarden bijna de geheele oplaag op, zoodat er voor het niet-verzamelende publiek niets meer overbleef. Omdat de posterijen meenden, dat der gelijke geperforeerde zegels niet voor verzame laars in aanmerking kwamen, liet zij de aan de gewone kantoren verkochte vellen van de drie hoeks-perforatie voorzien. Aan het verzamelaars- loket, waar de Hongaarsche zegels slechts met een opslag verkrijgbaar zijn, werden ongeperforeerde vellen verstrekt. Men koos de eenvoudige ken merking met drie gaatjes om deze zegels niet als afwijkingen te doen beschouwen, omdat deze per foratie gemakkelijk zelf aan te brengen was. Gedurende 2y2 jaar is deze maatregel volge houden. In totaal werden een honderdtal verschil lende zegels op deze wijze uitgegeven. NIEUWE UITGIFTEN Hieronder een afbeelding van de in een van ue vorige nummers beschreven weldadigheidszegels van Danzig. BELGIE. Hier verscheen een zegelvelletje in de waarde van frs 2.45 met een toeslag van 7.45 bruinlila. De toeslag is bestemd voor een op te richten monu ment ter eere van wijlen Koning Albert. Binnen kort hopen we een afbeelding van dit velletje op te nemen. Verder verschenen hier een drietal nieuwe pak- ketpost-zegels met een waarde-opdruk van: 5 francs op 3 frs 50 donkergroen, 5 francs op 4 frs 50 lila, 6 francs op 5 frs 50 roodbruin. EGYPTE Ter gelegenheid van het te Caïro gehouden radio- congres verschenen een drietal frankeerzegels in de waarden: 5 m. roodbruin, 15 m. donkerviolet, 20 m. blauw. CORRESPONDENTIE C. B., Leerdam. U is ingeschreven onder no 119. A. C. H., Bruinisse. U is ingeschreven onder no 120 A. K. G. Sliedrecht. U is ingeschreven onder no 121 No 94. Wacht u nog maar even met het inplakken van de genoemde zegels. Momenteel zijn er meer dan genoeg voorhanden. No 77. De volgorde verspringt telkens, zoodat ieder op zijn beurt no 1 wordt. Nu was u no 4, de vol gende keer no 3, enz. No 88. Wij zouden gaarne aan uw verzoek vol doen, maar u is de eenige in A. No 115. Drukwerk moet open verzonden worden, en waar een boekje met zegels toch altijd eenige waarde heeft, moeten wij u ten sterkste ontraden dit als drukwerk te verzenden. Het zal nog wel eenigen tijd duren voor u het boekje terug ontvangt. WAARDEOPGAVEN VAN ONTVANGEN BOEKJES Boekjes ontvangen van: No 2 620.50; No 63 426.65; No 33 64.45 No 46 18.80 24.25; No 47 33.65; No 83 66.90; No 82 494.75 488.25; No 52 48.40 38.90 35.35 29.50 32.55; No. 95 143.95 -f 157.10; No 7 94.40 -f 20.25 19.35 73.25 42.90 48.20 34.15 27.90 99.35; No 67 45.95 49.45. In de week van 22 t.e.m. 28 Maart hebben we ont vangen: van No 47 2 boekjes, van No 36 5 boek jes, van No 94 1 boekje, van No 77 1 boekje, van No. 110 1 bpekje, van No. 22 1 boekje, van No. 92 2 boekjes, van No 19 2 boekjes, van No 8 1 boekje. Ons postadres is: Postzegelruilbeurs. Voorstraat 166 zwart, Dordrecht. Wij zien: Kohlbrügge is in zeker opzicht een pro bleem en daarom nadere bestudeering meer dan waard. Ook was hij een geleerd man. In de Se mitische taalwetenschap was hij zeer bedreven en ook kende hij Arabisch, Chaldeesch, Samari- taansch en Syrisch. Een professoralen katheder had hy dubbel en dwars verdiend. Kohlbrügge schatte den Heidelbergschen Catechis mus zeer hoog en een zijner laatste woorden was: „De Heidelberger! De eenvoudige Heidelberger Houdt daaraan vast, kinderen!" Over dezen Kohlbrügge zullen we vertellen, zijn geschiedenis en zijn leer. Van dezen man Gods te lezen is loonend en uiterst leerzaam. We zullen trachten hem zooveel mogelijk recht te doen. Kohlbrügge was een profeten-figuur, man van zijn tijd en tegelijkertijd zijn tijd vooruit. Hij moge in zekeren zin een probleem zijn, maar een sympa- thetisch indringen in Kohlbrügge's gedachten- wereld kan den weg wijzen. De tijd van Kohlbrügge Een man, die van 1803 tot 1875 geleefd heeft, is getuige geweest niet van een stille eeuw, maar van een eeuw van bange worsteling. De negen tiende eeuw was een van elkaar bestrijdende geesten. Het begin dezer eeuw kenmerkte zich door een dweepen met verlichting, vrijzinnigheid en ver draagzaamheid. Een slap conservatief liberalisme gaf den toon aan. Hier heerscht een oppervlakkig supranaturalisme. Natuurlijk, de bekrompenheid onzer Gereformeerde Vaderen schuwde men. De oude Gereformeerde schrijvers vonden nog lezers by het eenvoudige volk van God, vooral in het midden des lands, maar meestal glimlachte men om dat domme, achterlijke volkje en heette het straks smalend „de nachtschool". Men geloofde aan God, deugd en onsterfelijkheid, maar inzonderheid aan eigen voortreffelijkheid. De levensleuze was: „De mensch is een voortreffelijk wezen". De Gereformeerde Religie moest plaat3 maken voor een Protestantisme, dat alle gezindten omvatten en zou vereenigen wat verstandig en braaf was. Tegen alle formulier-rechtzinnigheid werd gewaarschuwd. Men gevoelde zich bij uitstek veilig op den middenweg. Men had gebroken m?t wat men oudwijfsche fabelen heette. Feitelijk kon men niet begrijpen, dat er nog altijd duisterlinger. waren, die geloofden in de Drie-Eenheid, de God heid van Christus, in de verlossing door Zijn bloed en in de wonderen van den Bijbel, die immers in strijd kwamen met de grondstellingen der gezonde rede. Met innerlijk genoegen zong men Gezang 53: Mijn God! wat ooit in mij verdoov', Dat ik altijd aan U geloof, -Aan deugd en eeuwig leven. Willen wij Kohlbrügge eenigszins verstaan, dan moeten wij den boven geschetsten tijd goed in het oog vatten. Dr Kohlbrügge behoorde aanvankelijk tot de zoo genaamd Hersteld-Luthersche Kerk te Amsterdam een gemeente aan die der Laodicenzen gelijk. Men ging er met de neologische stroomingen mee. Van het echte Lutheranisme vond Kohlbrügge in zyn Kerk bitter weinig terug. Naar den geest van den tijd sprak men veel van zedelijke verbetering en volmaking. Na zijn afzetting als proponent en hulpprediker aldaar deed hij stappen om toegelaten te worden tot de Hervormde Kerk. Noch te Amsterdam noen te Utrecht slaagde hij daarin. Maar ook de Her vormde Kerk stond, zooals men weet, in die dagen niet op hoog peil. Ook met het Réveil kwam Kohlbrügge in nauw contact. Het Réveil in Nederland wilde terugkee- ren tot de oude waarheid, met verwerping van de verlichting als logen. De „voorlooper" van het Réveil was Ds N i c o- laas Schotsman (17541822). De „ijsbreker" van het Réveil was B i 1 d e rd ij k, bij wien wijsbegeerte en godsdienst samenvielen. Er is een lijn van Bilderdijk naar Kohlbrügge. Dr Haitjema zegt: „In meer dan één opzicht geldt inderdaad, dat de profeten-mantel van den grijzen Bilderdijk straks op den vurigen Kohlbrügge ge vallen is. Hun beider levenshartstocht was: den nietigen, zondigen mensch in relatie te stellen met den heiligen, levenden God, Die oordeelt èn be houdt, ja door Zijn gericht henen met Zichzelven verzoent." De „held" van het Réveil was Da C o s t a, met minder vermaard dan Bilderdijk, eerst diens gees telijke zoon, straks zijn medestander. Dit Réveil telde voorts nog tal van beteekenis- volle mannen, met wie Bilderdijk aanvankelijk in nauwe relatie stond. Kohlbrügge verkeerde veel in hun kring. Hij was bevriend met Da Costa en Capadose, kende Koenen en maakte gaandeweg ook nader met De Clercq, Messchert, de Westen dorpen, Henri Gildemeester en anderen kennis. Met Baron Twent van Rozenburg was hij zelfs zeer bevriend. Bleef Bilderdijk tot zijn dood toe de geweldige aanvaller op den geest van verlichting, rede-ver- hcer'.ijking en revolutie, Kohlbrügge werd weldra de heftige aanvaller op Réveil en Afscheiding. Ja, ook met de Afscheiding kwam Kohlbrügge in contact. Hoewel hij oorspronkelijk met Ds H. de Cock van Ulrum sympathiseerde en daarvan ook onbetwistbare blijken gaf, bracht Kohlbrügge's passieve levenshouding hem later juist met de Af scheiding in conflict. Zoowel in het heiligmakings- dryven van het Nederlandsche Réveil, als in net streven der Afscheiding zag Kohlbrügge eigenwil lige godsdienst .waarbij God niet komt tot Zijn eer. In deze fel-bewogen tijd heeft Kohlbrügge du3 krachtig en zelfs hartstochtelijk medegeleefd met al de roerselen op religieus terrein. Er was wis selwerking tusschen Kohlbrügge en zijn gewel digen tijd. 162 t>E LIJDENDE KONING Is dat een koning, die zyn hand Niet opheft in den rossen brand Van wilde vijandschap en nijd, Maar als een machtelooze lijdt? Is dat een Koning, die zijn bloed Verzetteloos vergieten doet, En onder 's vijands wreede haat Stil als een lam ter slachting gaat? Is deze fel-geplaagde mensch Een Koning naar myn zielewensch? En moet ik knielen voor een vorst, Die zulk een leed geduldig torst? Is dato ja, Gy zijt het, Heer'! Een Koning, Dien ik knielend eer, Omdat Gy, Heiland, als een vorst Des Satans macht bekampen dorst. Welk aardsche Koning is gelijk Aan U, Die uit Uw hemelrijk Ter aarde kwaamt, en met Uw dood Uw volk het eeuwig leven bood? Heer', neem my op Uw kruisweg mee, Met myn ellendigheid en wee, En doe my door gena verstaan, Dat Gy voor my aan 't kruis woudt gaan. Dat Gij, o Koning, hebt geleên, Opdat Uw volk, op zyn gebeên, Verlost word' uit het zondeslijk, En plaats krijg' in Uw Koninkrijk. A. VAN ATTEN Haar boodschappen haalde ze altijd by z'n con current op de hoek. Was nog zoo'n beetje familie. Goed, moest ze zelf weten, maar ze moest hem ook niet voor voetveeg gebruiken. Wat ze echter gisteren had uitgehaald, had de emmer doen overloopen. Daar komt ze me met d'r strakke gezicht de zaak binnen, een tasch boodschappen aan d'r arm bij z'n concurrent gehaald en vraagt dan zoo heel gewoontjes, of hij haar niet eventjes kon helpen met d'r koffieboonen: d'r molen was stuk en ja, 't was voor hem toch een kleine moeite, of hy ze niet even voor d'r malen wou. Hij had toen van alles willen zeggen, maar hij zei natuurlijk niets: hij kende haar scherpe tong, die achter z'n rug kwaad zou spreken. Hij deed daar om, wat ze vroeg, ook al omdat nog meer klanten in den winkel stonden Maar een brandende wrevel was in hem op gekropt: Hij moest een knechtje wezen! Hy, Janszen, die in verschillende artikelen grossierde, bestuurslid van de Middenstandsvereeniging, een man, waar een opgevoed mensch Menéér Janszen tegen zei, kortom een man met een gepast gevoel van eigenwaarde. Je zou, je zouOch ja, wat zou je eigenlijk? En in het hoofd van den beleedigden winkelier warrelden allerlei wraakzuchtige fantasiebeelden rond. Hóe moest hy het haar eens betaald zetten! En toen 's avonds z'n vrouw al lang sliep, lag hij nog rondwoelend het eene plan na het andere te bedenken en te verwerpen. Al honderdmaal had hy zich in 't sigaren- zaakje van juffrouw Bogaars zien staan. Goed, daar stond hij danDaar kwam juffrouw Bogaars binnen. Of het kon ook haar man zijn. Die was kleermaker maar hielp ook wel eens in het winkeltje. Maar nee, hij zou gaan, als hij juffrouw Bogaars thuis wist. Dus daar kwam ze dan. Hij had een kistje sigaren onder z'n arm, verpakt en wel. En dan zou hij zoo droogj-j vragen: „Juffrouw, hebt u niet zoo'n doosje reclamelucifers voor me?" Wat zou ze dan Of anders: hij ging naar boven, naar den kleer maker. Hij had een groote cartonnen doos by zich. Hij zag Bogaars al verwonderd over z'n bril kijken. Dan zou hij de doos opendoen en er een costuum uithalen. Een nieuw confectiepakje. Eu dan zou hy zoo droogjesweg vragen, of Bogaars daar de knoopen eens van vast kon zettenEn als Bogaars het dan niet begreep, zou hy vertellen van de koffieboonen Of anders: hij zou z'n loopjongen sturen en laten vragen, hoe het met de koffiemolen ging OfMaar langzaam dommelde Janszen in en had vele droomen, waarvan de laatste even voor z'n wakker worden in herinnering bleef Juffrouw Bogaars kwam z'n zaak binnen. Het was nog z'n oude winkeltje van tien jaar geleden. De doos met z'n confectiepakje droeg ze styf onder den arm. Dan haalde ze wat uit haar boodschappentasch: een pak koffie en een groot pak lucifers. Ze zei niets maar wees met een lange vinger naar de koffie. Dan ging hy malen. Dat was met twee keer draaien ineens klaar. Wacht! Hij zou ze even nemen! Hij greep een handvol zout en wilde dat in de gemalen koffie gooien. Maar dan parelde plotseling het zweet op z'n voorhoofd. Hij zag op en keek in de stekende oogjes van juffrouw Bogaars. Hij wou een verontschuldiging stamelen maar z'n tong was styf Toen werd hy wakker. Z'n oogen uitwrijvend in de prozaïsche nuchter heid van het grauwe morgenlicht, vond Janszen z'n wraakzuchtige droomfantasieën nu toch wel wat ridicuul en toen hij aan 't ontbijt z'n droom vertelde, moest z'n vrouw er hartelijk om lachen. Vijfjarig Jantje had met groote oogen zitten luisteren en zei toen: „Smaakt dat raar, Pa, zout in de koffie?", waarop er nog harder gelachen werd. „Mensch van Bogaars is stout", zei hij een uur later tegen z'n teddybeer, maar jammer genoeg hoorden z'n vader en moeder dat niet. 's Maandagsavonds daarop, stond Janszen stroop af te wegen, toen juffrouw Bogaars binnenkwam. Juist stond Jantje voor de glazen deur met net gordijntje te kijken, de deur, waarmee je uit de zaak in de gang kwam. Jantje mocht daar niet komen, maar hij had kans gezien te ontsnappen. Hy zag juffrouw Bogaars binnenkomen. „Moe!" De roem van Hollands bollenvelden riep hij met z'n hooge stemmetje, „moe, kom es kijken!" Moe kwam niet. Die was heelemaal achter in de keuken. Het rimpelde boven Pa's neus, maar hy durfde niet opkijken van de stroopkan op de weegschaal. Toen weer het hooge stemmetje: „Moe, daar is net mensch van Bogaars!" Jansen voelde zich warm worden, keek schichtig even naar het „mensch". Dat stond met een stra<£ gezicht naar een oude reclameplaat te turen. Ze moest het vast gehoord hebben. Dan, het stemmetje heel hoog: „Moe, gaat Pa nou koffie malen voor het mensch van Bogaars en doet Pa er dan écht zout bij?" Juist even te laat kwam Moe aanhollen, sleepte Jantje weg, die een keel opzette als een varken. Toen het meisje met de stroopkan weg was, vroeg juffrouw Bogaars om tien gaspenningen. ,,'t Zijn de laatste, die ik haal Janszen." „O, juist.... eh.zóó...." zei Janszen wat verward. „Nee, het is niet hier of daar om hoor, zei zo venijnig, maar we kry'gen nu metergas." Een der volgende Zondagen is Cor by Wims ouders. Ze lijkt stil en neer slachtig. Na kerktijd loopen ze samen een eindje rond. Nu praat ze wel. En bijzonder hartelijk. Soms is ze afge trokken. Maar even later doet ze weer haar best. Ze houdt Wims arm stevig vast. Hij vindt het prettig, dat ze zoo aanhankelijk is, maar is onrustig door het vreemde van haar doen. Thuis heeft ze moeilijkheden gehad. Vader en moeder kregen een brief van de poeslieve tante, waarin ze schreef over dien werkloozen school meester, dat boerekereltje. Is dat nu een partij ^oor de dochter van een postdirecteur? Vader informeert bij Cor naar de re sultaten van Wims laatste sollicitatie. „Nog niets van gehoord? Dan is liet natuurlijk mis. Dat kan zoo niet blijven." „Nee, dat kan het niet. Maar hy zoekt wat anders. Slaagt hij daar in, dan gaat hij van 't onderwijs af." „Laat hij zijn vader maar helpen en boer worden." „En ik later boerin," lacht Cor. „Natuurlijk niet." „Wat dan?" „Je moet dien jongen laten loopen." Cor kijkt een oogenblik verbaasd. Dan zegt ze nadrukkelijk: „Dat doe ik nooit." „Niet?" „Nee, nooit." „Ben je daar zoo zeker van?" „Daar ben ik absoluut zeker van." „Luister eens en gebruik je verstand. Zoolang hij buiten betrekking blijft, kan er van trouwen niets komen." ,,'t Heeft geen haast." „Goed. Veronderstel, dat hij een of andere betrekking vindt, dat jullie trouwen en hij dan weer zonder komt, wat dan?" „Dan zullen we samen met vereende krachten ons daar doorheen werken." „Ben je zeker, dat je daar in slagen zult?" „Zeker? Zeker zijn we van geen enkel ding. We zijn geen uur van de dag zeker van ons leven!" Ze valt haar vader aan met zyn eigen woorden, zooals ze al meer gedaan heeft. „Natuurlijk zal het ons gegëven moeten worden, anders kunnen we niets." „Kind, misbruik die woorden niet. Je begrijpt ze niet, dat blijkt uit je spreken." Tegenover haar voelt vader zich zwak. Zijn dochter is krachtiger dan hy. Zijn machteloosheid maakt hem kregel. Zij staat daar maar onverzettelijk als de vleeschgeworden vastbaradenheid. Maar ze heeft het niet zoo gemakkelijk als het lijkt. Vader staakt zijn poging. Hij kijkt wat hulpeloos. En dat juist blijft haar hinderen. Het is niet mooi van me, denkt ze, vader zoo te bestoken, hy bedoelt het goed. Maar zij bedoelt het zelf ook goed. Ze kan Wim niet los- la'.en.Samen met hem wil ze de levens strijd aanvaarden, schouder aan schouder en hart aan hart. Maar haar ouders wil ze ook behouden. Misschien komt er spoedig uitkomst. Daar zal ze om bidden. Ja, dat zal ze doen. En met Wim overleg plegen. „Heb je nog niets gehoord van je sollicitatie?" vraagt ze die Zondagmid dag op de wandeling. „Ze hebben niets van zich laten hoo- ren," antwoordt hy en hapert dan even. „Maar ze plaatsten een adver tentie met de mededeeling aan alle sollicitanten, dat in de vacature voor zien is. Ze hebben dus een ander be noemd." „Och! Wat jammer. Hoe komt dat zoo. denk je?" „Ik begrijp er niets van Ik weet niet, wat daar achter zit. Het hoofd deed wel geheimzinnig, maar de bestuurs leden leken allen op mijn hand. Ik zoek nu maar wat anders." ,.'t Is te hopen, dat je gauw slaagt." „Dat is zeker te hopen." „We moeten er om bidden, Wim." „Er om bidden," peinst hij hardop. „Ja zeker, Bidt en werkt, zegt die oude spreuk." „Ja, je hebt gelyk. We moeten bid den." Zijn hart wordt week. „Wil jij voor me bidden?" „Dat doe ik toch iedere dag! We zullen samen bidden en samen ons door alle bezwaren heen werken." Wim voelt plotseling, hoe rijk hij is. Wat kan hem op 't oogenblik de pol der schelen? Het dorp, de boeremen- schen? Hij is rijk in het bezit van haar. Met zulk een steun naast zich is de toekomst ineens niet zoo bezwaar lijk meer. Hun afscheid is vanavond hartelijker dan anders, dieper, inniger. XVIII. Als de zes weken voorbij zijn, wacht boer Brandwijk nog een week en gaat dan naar „Licht en Schaduw". Maar 't is een vergeefsche tocht. Hij wordt te woord gestaan door een kordaat oud heertje, die hem kort en militair toebijt: „Mijn zoon is getrouwd en woont hier niet meer. Hij wist, dat je komen zou en daarom is hij zoo goed geweest te beloven, aanstaande Zaterdagmiddag tusschen vier en vijf uur hier te zijn. Wil je dan maar terug komen?" Hij doet een stap terug en tegelijk de deur al half dicht. Dat bevalt Brandwijk volstrekt niet. „Mijnheer, mag ik u beleefd opmer ken, dat ik niet loop te bedelen? Ik ben een fatsoenlijk mensch en wil als fatsoenlijk mensch behandeld worden." „Behandel ik u dan niet fatsoenlijk?" De toon, waarop deze vraag gesteld werd, ligt een halve octaaf beneden de hoogte van de vorige woorden. „Het is maar erg op het kantje," ant woordt Brandwijk droog. „Kunt u Zaterdag?" -„Tusschen vier en vijf heel moeilijk. De beesten moeten gemolken worden. Kan het niet om zes uur?" „Goed, zes uur dan. Goeien dag." Mijnheer Van Lode knikt, doet twee pasjes achteruit en sluit de deur. Karei heeft in tusschen vertrouwelijk advies gevraagd bij een bevriend ad vocaat. ,,'t Is zoo lang geleden", heeft Karei gezegd. „Dat doet niet ter zake. 't Gaat om de vraag of u schuldig staat en of zulks bewezen kan worden." „Bewijzen zal moeilijk gaan, maar de mogelijkheid ontkennen eveneens". „Zoo is het. Hij kan een aanklacht in dienen, teneinde een gerechtelijk on derzoek uit te lokken en daaraan ver binden een eisch tot schadeloosstel ling. Leidt de aanklacht tot een vonnis, dan volgt daarop hoogstwaar schijnlijk een veroordeeling tot ver goeding van schade." „Dat laatste heb ik liever dan een „Dat kan niet, tenzij u vrijwillig een bedrag betaalt in overleg met die Brandwijk." „Wat adviseert u?" (Wordt vervolgd) 149

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 15