JUfTJi ml een afstand van 45 K.M. en Franco heeft daar de zee bereikt Zal het hem lukken, hier door te zetten en het linksche Spanje als het ware in twee stukken te knippen? Worden Valencia en Barcelona door rechtsche kolonnes van elkander gescheiden, dan zal het bijvoorbeeld Madrid zwaar vallen, nog langer den weerstand vol te houden. Intusschen is een oorlog een onberekenbaar ding; de kans is reeds meermalen gekeerd. Wie kan voorspellen, dat niet opnieuw de republikeinen door een afleidingsmanoeuvre hun positie kunnen versterken? Bij hebben daartoe reeds een nieuw initiatief begonnen, ten zuid-westen van Teruel, dat met aanvankelijk succes is bekroond. Hoe lang nog burgeroorlog in Spanje? In een groote rede voor het Italiaansche parle ment heeft Mussolini heel de Italiaansche weer macht de revue laten passeeren en haar kracht geprezen. Ook onderstreepte hij met nadruk, dat de Alpengrens ondoordringbaar is. Was het wel licht zijn bedoeling, de Italianen, na den An schluss, ten opzichte van Duitschland gerust te stellen? Ook heeft hij over den oorlog der toe komst gesproken en openlijk verklaard, dat het teisteren der burgerbevolking, om deze in paniek te brengen, een van zijn strijdmiddelen zal moe ten zyn. Macht kent heden ten dage blijkbaar recht meer noch genade; met schoone parades, ti tels en unformen, de duce is nu evenals Goe- ring in het bezit van den maarschalkstaf kan men deze gruwelijke vooruitzichten niet beman telen. BINNENLAND OPNIEUW teistert een crisis de wereld. De beurs is lusteloos, de produotie vliegt achter uit, de groothande'.sprijs daalt, de werkloosheid neemt weer hand over hand toe. Behalve dan in ons land, mogen we er met dankbaarheid aan toevoegen. Hier zit er nog steeds een dalende lijn in. Want aan het einde van de vorige maand waren er 420.790, het vorig jaar Februari waren er 439.553 en eind Januari van dit jaar 439.278. Evenals einde Januari 1938 het geval was, kan ook voor het einde van Februari 1938 waargeno men worden, dat het aantal geregistreerde werk- loozen in alle groepen van gemeenten lager was dan op het einde van de overeenkomstige maand van 1937. Uit bovenstaand overzicht blijkt, dat er rond 18.800 minder werkloozen waren ingeschre ven dan op het einde van Februari 1937. Voorts ziet men, dat er op ultimo Februari 1933 rond 18.500 minder werkloozen waren ingeschre ven dan op ultimo Januari 1938. In verband daar mede zij opgemerkt, dat ook in vorige jaren de. maand Februari een daling te zien gaf. In 1937 waren er 26.700, in 1936 10.460 en in 1935 14.800 minder werkloozen ingeschreven dan ultimo Januari. Zeker, het is nog een verbijsterend groot aantal en een percentage van ruim 25 pet. der verzeker de arbeiders is ook verschrikkelijk, maar b e- trekkelijk, vergeleken met vroeger en ver geleken met andere landen, waar de toename der werkloosheid sneller gaat dan hier, mogen we dankbaar zijn Hier worden nog steeds nieuwe orders, bv. in de scheepsbouw, geboekt en Phi lips kreeg nog pas de vereerende opdracht een P.T.T.-zender voor België te maken voor het internationaal telegramverkeer. Het is jammer dat daar heel wat sociale onrust tegenover staaf. De rechtmatigheid van de sta kingen in de bouwvakken betwisten we niet en we verdedigen ze evenmin hier is meestal „neutraliteit" geboden maar de conflicten betreuren we wel; want het maatschappelijk leven kan zoo iets thans toch eigenlijk niet hebben. We hopen daarom, dat b.v. in de sigarenindusirie nog een oplossing gevonden mag worden en het elders tot vrede mag komen. Hoe duidelijk blijkt nu de waarde van bedrijfsvrede, zooals deze in de typografie met of zonder veel moeite, dat weten wij niet toch maar gehandhaafd blijft, doordat patroon en arbeiders elkander tydig weten te vinden. Ondanks alle beroering op economisch en sociaal gebied gaat minister Romme maar ijverig voort met de voorbereiding van sociale wetten. Nu heeft hy weer een voorontwerp gereed over de verdce- ling van beschikbare arbeid, wat hierop neer komt, dat vrouwenarbeid in bepaalde fabrieken verboden zal worden. Om meer dan één reden is dit onderwerp de belangstelling der overheid waard, al zal zij ook hier met groote behoed zaamheid moeten optreden. Een man die in dit verband wel genoemd mag worden is Dr H. Polak, in hart en nieren sociaal democraat, doch die van meetaf heeft ingezien, dat een gezonde arbeidersbeweging niet de „na tuurlijke vijand" van de patroons mag of kan zijn, zooals in zijn kring vroeger geleeraard werd. De klassenstrijdleer had zijn liefde niet. Nu hy 70 jaar geworden is, hebben zijn politieke vrien den hem hartelijk gehuldigd; wij behooren daar niet toe, maar erkennen gaarne zijn groote ver diensten. Hij heeft veel voor sociale gerechtig heid en vrede gedaan. Echter, in onze zondige samenleving kan de ge rechtigheid niet alle jammer wegnemen. Ook voor de liefdadigheid blijft een groote plaats over. En ons volk heeft zijn sporen in dat opzicht verdiend. We zagen dat nog de vorige week, »ve konden er ook deze week van lezen: Neerbosch bestaat 75 jaar. Dat is driekwart eeuw gezegende, Christelijke arbeid. Zonder fouten? Geen sprake van. De laster zal waarlijk wel eens aanknoo- pingspunten gehad hebben. Maar groot is de zegen door Neerbosch verspreid! Wilt ge dit waardeeren, weet dan dat het gironummer is 52000. Doch niet alleen, dat we landgenooten willen helpen: we vergeten ook hen niet, die in den vreemde vervolging en druk lijden. Vandaar de oprichting van een Prof. Hulpcomité voor uitge wekenen wegens ras of geloof, onder voorzitter schap van Prof. Mr V. H. Rutgers. Zou dit comité misschien de maatregelen, welke de re- geering nam om een invasie van vluchtelingen te keeren, willen en kunnen verzachten? Bij een groot vluchteling is deze week onze aan dacht bepaald: Mr Willem Bilderdijk: die van 28 Maart 1795 tot 26 Maart 1806 ook banneling in den vreemde was: in het huis Rapenburg 37 te Leiden, waar hij niet boven zijn stand, maar wel boven zijn financiën leefde, is een gedenksteen onthuld. En hij is gehuldigd, ook als de misschien wat excentrieke grondlegger der anti-revolutionaire of christelijk-historische party. Wat is er een kwaad van Bilderdijk gesproken en wat was hy een groot man Maar kwaad sprekers zijn er altijd. Ook nu. Dat heeft de directeur-generaal van den Landbouw onder vonden. Van welke zijde de laster kwam, be hoeft men niet te vragen, als men weet, dat de pamfletten geteekend waren met Geus I, II en Hl. 't Is de vraag of de echte geuzen zich voor zulk minderwaardig gedoe leenden. De tegenwoordige exemplaren zijn in elk geval voorbeeldig ge straft. Critiek is best, ook als het hooge amb tenaren geldt, maar eerste eisch is. rechtvaardig en billijk zyn. Het spijt ons zeer, dat de regee ring, waarschijnlijk ook uit solidariteit met vroe gere ambtsdragers, aan den oud-ryksbouwmeester geen genoegdoening wil schenken. Niemand zou hieruit afleiden, dat hooge ambtenaren ge spaard worden. Voor deze gedachte zijn andere voorbeelden aanwezig. Natuurlijk is het zeer goed te bedenken, dat het hart van hooggeplaatsten even verdorven is als dat van geringen. We moeten dat helaas wel concludeeren uit het feit, dat, volgens bevoegde personen, de borrelgewoonten weer toenemen, doch nu niet onder arbeiders, maar in hoogerc kringen. Dat is een veeg teeken. Principiis obsta: waak tegen het booze begin. Zoo dacht er ook over het gemeentebestuur, al thans B. en W. van Enkhuizen, die zich verzet ten tegen het bewaren van urnen op de be graafplaats; waarmee echter de moeilijkheden niet opgelost zijn. De lijkverbranding wordt een brandend vraagstuk. Hetzelfde geldt van de bescherming van vee by brandgevaar. Blijkbaar worden daartegen nog geen afdoende maatregelen genomen. Elke week lezen we dat met hooi en stroo ook allerlei levende have verbrandt. Nu lazen we weer van 300 kippen en in Dwingelo van 23 stuks vee. Het is ontzettend. Men zegge toch niet: het zijn maar beesten. Zoo goed als God ons het recht gaf het dier te gebruiken als voedsel, even zoo duidelijk vermaande Hij ons het dier elke onnoo- dige marteling of hardheid, zelfs elke verwaar- loozing te sparen. Moge ook dit probleem nog eens behoorlijk opgelost worden. We mogen dit overzicht niet sluiten, zonder er aan herinnerd te hebben, dat de stroom van giften voor Defensie maar steeds doorgaaf; en dat in verscheiden plaatsen nieuwe garnizoenen met groote vreugde door autoriteiten en bevolking zijn binnengehaald, 't Is te hopen, dat de garni zoenen enkel de welvaart der gemeenten ver- hoogen. Boekenweek, 2—9 April Botsingverzen van Jan H. de Groot. Uitgegeven voor eigen reke ning. DAT deze voornaam verzorgde uit gave niet voor rekening van de drukkerij der bekende Weesinrichting blijkt uit het ontbreken van haar naam op het titelblad. Achterin staat de volgende colophon: „Deze bundel werd gezet uit de Eg mont-letter en is gedrukt op Simili Japan in de Boekdrukkerij der Wees- inrichting te Neerbosch, in het jaar 1937. De oplaag bleef beperkt tot 200 exemplaren, waarvan honderdvflftig werden genummerd 1 tot 150 en 50 exemplaren I tot L. Deze uitgave is voor rekening van den dichter." „Botsing". 't Is een gek geval met die titel; zooals dat vaak het geval is als een verzamelbundel wordt gedoopt met de naam van een de bundel ope nende schets, zoodat de titel de inhoud niet dekt. „De Botsing" heet het begin-vers, ge dicht naar aanleiding van een kran tenbericht de inzitende pate-- missionnaris is aan de bekomen ver wondingen overleden". Het is een bliksemsnel wegspringen uit de droom van leven naar de sluimer van de dood. (1/20 seconde afstand van weg tot boom) Hij hangt in 't wrak. Gestold. Zijn hoofd bloedrood. In prikkeldraadversperring stort een trouw soldaat. Plotsling geschotenaan een doodstil front. Geen aanval, geen bevel, geen huilende granaat. Hij slaapt zwaar ademend en bloed gutst uit zijn mond. Een blank signaal van vrede is zijn witte pij. Boven de dood opstekende naar de zon. Uitjuichende tot het leven over de woestenij van staal en glas en d' om hulp schreeuwende claxon. U vindt, lezer, dat het moeilijk leest; vanwege het springerig en versprin gend rhythme. 't Is een z.g.n. vrij vers. In zoo'n springerig vers is de dich'.er van „Sprongen" (Jan de Gr.'s eerste bundel) in zijn kracht. Zoo'n tijdvers, verkeers-vers is lang niet verkeerd: het is het filmisch-plastisch uit-beelden van wat voor oogen is als bliksemsnel ver-keer, waarbij het verkeerd gaat: botsing. Dat botsende is ook in „Nood landing" en het daarop volgende „Doo- dehrit", waarin de vaart (een tweede bundel van Jan de Gr. heet „Vaart") gevat is in het abrupt-gebroken rhythme: Wij rijden snel. Elke kuil geeft mij een bonk in rug en zy In de verte slaat op hol een ry boomen. Een molen lijkt een uil. En hoe gedurfd de plastiek is, zeggen deze regels: Onze lichamen zyn saamgegroeid met de machine, De weg is stil en breed en recht, maar beestachtig slecht. En mijn broer stinkt naar olie en benzine. Wie Jan de Gr. kent, weet, dat hij geen blad voor de mond neemt: hij is altoos raak. Zoo'n vers voor te dragen ligt niet iederen declamator. Zijn spot met de „Bokser' (dat vers wordt toch ook door de titel gedekt) is meer geslaagd dan de vorm die hij er aan geeft qua vers, als het heet: Want louter kracht is God, jaloers en immer wrekend meer dan drievoudig het aangedane leed, God-Beest. Rondom zich slaand en leven brekend, die schaterlachend gaand, zijn ruigde daad vergeet. Taalkundig juist en duidelijk lijkt me deze finale niet. Ik weet er geen weg mee. De wellust en het verraad van Delila kregen in het sonnet van die naam een heel aanvaardbare gestalte: daar zit de spanning in van het mysterieus ver bond van wellust tusschen den Gods man en de vrouw. Nog enkele verzen willen we noemen omdat ze ons het meest toespraken: Het Ontslag, een tijdvers, raak, eigen lijk ook een soort botsing: de macht hebber, hard als een rots en de weer- looze werklooze. Bizonder goed lykt me Kelderdroom, vooral om de symboliek: de kelder werd in de droom tot ca tacombe. De lang uitgesponnen Bal lades konden me niet bekoren; te vlot werden de gewijde historie's hier berijmd, al zijn er gelukkige strofen bij. Onjuiste zegging: Gods eer wordt vervuld te Bethlehem, of gebrek kigheden als: het juist der wegen loop. Hoe vreemd klinkt in de Ballade der drie koningen: Want wat gij zoekt en zeer bemint te hebben, komt in 't vlees; Je moet eerst even prakkezeeren: o ja, hebben krijgt het accént. Beter zijn de natuurliederen; hier is Jan de Gr. weer in zyn kracht; niet te vergeten is ook: Doornroosje's eer ste ridder. Dat moet je hem hooren de- clameeren: dat kan Jan alleen zoo dat het inslaat. Jan houdt veel van „Het Kalf"; hier springt het weer. Zijn herinneringen aan Polen vindt ge in een vijftal verzen vertolkt, waar van we vooral noemen: Matka Boska Czestochowska; een tweegesprek van een pelgrim en een Maria-beeld met We kunnen niet zeggen dat deze bun del een kant van den dichter naar vo ren brengt die als een verrassing of openbaring ons aandoet; dat hoeft ook niet, zult ge zeggen. Neen, maar van een jongen dichter verwacht je dat toch bij elke nieuwe vormgeving die hij publiceert en met name als hij zoo'n exquis verzorgde bundel ter perse legt. Neerbosch drukkerij heeft; hiermee getoond dat haar het aesthetisch ver-_ zorgen van een boek is toevertrouwd, a46 een scharnier en een haakje, die beide van stevig gegalvaniseerd ijzerdraad zijn vervaardigd. De omgebogen einden a en b in fig. 3 worden in het hout vastgeslagen. Hierna wordt het deksel be kleed, waarbij we denken aan de 6 c.M. lange neklap bij het uitknippen van het asfaltpapier en aan de overstekende randen die met spijkertjes vastgezet worden (fig. 4). Nu wordt de achterwand met twee schroeven op de ophanglat vastgezet en dan worden zij- en voorwanden vastgespijkerd. De bodem wordt nu pas gemaakt zó dat zij omsloten wordt door de voor-, achter- en zijwanden; dus niet er onder tegenaan gemaakt. Om het naar binnen drukken van de bodem te voorkomen, worden aan de bin nenkant 4 latjes boven de bodem aangebracht (fig. 5). Nu worden nog schroefhaken (fig. 6) liefst van koper, op de in fig. 5 met a, b, c en d aangegeven plaatsen gedraaid en na het op de plaats brengen van de bodem met een tangetje vastgedraaid zodat de bodem niet naar beneden kan vallen. Eventueel kunnen we nu nog een ring van ijzer- draad om de vliegopening aanbrengen, zodat de eekhoorns deze niet verder kunnen openknagen en het broedsel uithalen, (fig. 7) Nu wordt het kastje geverfd met een mengsel van gele en zwarte verf en we zijn klaar! Nu het ophangen nog! Hierbij moet er voor ge zorgd worden dat de vliegopening niet naar het Noorden hangt en het kastje niet achterover helt, waardoor toch nog kans op inregenen zou be staan. Ook de krammen niet te vast slaan, anders raken ze door het uitzetten van het hout vanzelf weer los. Men hange de kastjes zo vroeg mogelijk in het voorjaar op zodat de vogels voldoende tijd heb ben om aan hun nieuwe woning te wennen voor het broeden. LENTEKLANKEN De klokjes, ze kling'len zo'n aardig geluid. Ze kleppen zo blijde hun vreugdelied uit, Ze zingen en juichen, dat het klinkt in het rond. Ze jub'len hun vreugde met koperen mond. Die klokken, zo hoog boven beemden en bos, Zy maken hun koperen tongetjes los, En brengen een boodschap, een tijding zo zoet, Dat Lente weer blijde haar intrede doet. Ze kleppen heel anders als gist'ren nu weer, Hun lied klinkt zo helder, hun klanken zo teer. We kennen dit lied van d' ontwaakte natuur, Het lied van de klok in 't maanlichte uur. Maar zachtjes van onder het dorrende blad, Daar klept en daar klingelt ook anders nog wat, Het zijn er die klokjes, die klokjes omlaag, Die klokejs, verscholen als onder de haag. Die nedrige bloempjes, zo wit en zo fijn, Zij beng'len, hoe 't straks weder blijdschap zal zijn, Als Lente weer juichend haar intrede doet, Ons brengt weer de bloemen, de bloemen zo zoet. REBUS I. Welke naam is dat? 8, 4, 5 zo fijn 5, 4, 3, 2 zo bros 2, 3, 4 zo mals 3, 4, 1 zo lang 2, 6, 7, 8 zo ver 8, 4, 1 zo slim. De acht letters vormen een persoonsnaam. II. Wie weet dat? Wat staat midden in Transvaal? III. Eén letter verschil Met z een vis zeer fijn, Met k kan 't rustig zijn, Met p in 't warme land, Met h ge op 't land mij ziet. Wie vindt ons vieren niet? IV. Vier stromen Onder studenten „Kerel jy mag wel eens 'n nieuw pak laten maken, je moet er om denken, dat de kleren den man maken". „Alles goed en wel, maar eerst moet de man voor mij kleren willen maken" Zo bedoelde hij het niet Tussen een student, die aan het einde van de maand geld nodig had en zijn vader, werden de volgende telegrammen gewisseld: Student: Vader, waar blijft het geld? Vader: By mij! EEN AVONTUUR VAN BLAFFIE, DE HOND 13) ALS hij daarentegen geduld had en voorzichtig was, wie weet hoe veel hij er dan later zou kunnen van gen. Heel langzaam aan sloop hy rond de schuur op het erf toe. Aan de kant van het erf lag een stapel oude plan ken. Roodhaartje kroop er voorzichtig achter en hield zich zo stil mogelijk. Vroeger of later zou een van de kip pen wel deze kant uitkomen. Dan kon hy haar pakken en geen van de ande ren zou er iets van merken. Zwartveertje zat in een hoge boom te kijken hoe het zou afloopen. Hij was net zo ongeduldig als Roodhaartje geduldig was. „Waarom gaat die rode rakker nu niet het erf op en grijpt een van de kip pen?", mompelde hy. „Wat is er eigen lijk met hem aan de hand! Hij zal toch niet bang zijn? Het is zo gemakkelijk als het maar kan om een van de kip pen te vangen en hy ligt daar maar te wachten alsof hij denkt, dat ze hem in de mond zullen vliegen. Ik kan hier niet de hele dag blijven zitten En toch moet ik wachten tot hij een kip pakt." Zo wachtte Roodhaartje geduldig en Zwartveertje wachtte ongeduldig en de kippen liepen argeloos rond en in een lange tijd gebeurde er niets. XXXV. Roodhaartje's schrik Het toneeltje dat de zon vanuit de blauwe heldere hemel te zien kreeg, was zo vredig als het maar zijn kon. De koeien stonden tevreden te her kauwen. Een stuk of wat kippen lie pen om hem heen en pikten en knab belden in wat stro. Op het erf voor de schuur liepen nog veel meer kippen rond. Achter een stapel oude planken ontdekte zij een rood vlekje. Uit de schoorsteen steeg een dun rookwolkje langzaam kron kelend omhoog. Er was bijna geen vrediger plekje te bedenken. Een van de kippen dwaalde van de anderen af en bedacht, dat ze wel eens wilde zien, wat er aan de andere kant van die stapel planken was. Ze hipte er boven op. En toen gebeurde het! Het rode vlekje achter de stapel oude planken, werd plotseling levend. Een vlugge sprong en daar had hij de kip al gegrepen, zó vlug, dat ze geen geluid meer kon geven. Op hetzelfde ogenblik kwam het zwarte vlekje in de houthoop in beweging en Zwart veertje vloog op het dak van de schuur, schreeuwend, zo hard hij kon. Iedereen die Zwartveertje goed kent weet wat het betekent als hij zo hard Ka-Ka-Ka! roept. Dat betekent: Vos- Vos-Vos! In een oogwenk vloog de deur van de boerderij open en een man rende naar buiten gevolgd door een hond. De man keek naar Zwartveertje en hij zag aan Zwartveertje's bewegingen, dat er iets gaande was aan de andere kant van de schuur. Hij raadde onmiddellijk, dat het een Vos moest zijn, en met de hond rende hij de schuur rond om te zien wat er gebeurd was. Roodhaartje hoorde hem natuurlijk komen en met een nijdige snauw naar Zwartveertje, greep hij de kip wat steviger vast en rende zo vlug als zijn poten hem dragen wilden naar het moeras toe. Juist toen hij de kant van het moeras bereikte, werd zijn oor ge troffen door een luide stem achter hem. Hij kende die stemDat was de stem van Blaffie! Het moest de stem van Blaffie zijn, niemand anders kon zo blaffen. Roodhartje stond ver slagen van schrik. Hij zou al zijn aan dacht en vlugheid nodig hebben, als hij Blaffie wilde ontlopen. Met die kip in z'n bek zou het hem nooit ge lukken weg te komen! Had hij daar nu zo ver voor gelopen? XXXVI. Roodhaartje verstopt de vette kip Roodhaartje zat in de klem! Hij zat héél erg in de klem. Daar liep hij nu met z'n heerlijke kip; uren had hij er voor gelopen om haar te krijgen en nu had hij niet eens gelegenheid haar op te peuzelen, want Blaffie zat hem achterna. Gewoonlijk kon Roodhaartje veel vlugger lopen dan Blaffie, maar het maakt een groot verschil of men niets te dragen heeft, of dat men zo'n zware kip moet meedragen. Roodhaartje's gedachten gingen net zo vlug als z'n poten. „Ik kan die kip niet verder dragen", overdacht hij, „want dan zal Blaffie me zeker pakken. Toch wil ik haar ook niet laten vallen, ik heb er te veel moeite voor gedaan, en wie weet, wan neer ik ooit weer zo'n kip vang. Tk moet zien dat ik een veilig plaatsje vind, waar ik haar kan verstoppen, dan kan ik later, als ik van die ver velende hond af ben, wel terugkomen om haar te halen. Lieve help, wat gaat hij te keer!" Terwijl hij voörtrende, keek Rood haartje scherp zoekend rond naar een plaatsje om de kip te verstoppen. Hy hoopte dat hij gauw een geschikt plek je vond, want de kip begon al aardig zwaar te worden. Daar zag hy een holle boomstronk, tenminste hy dacht wel, dat de boomstronk hol zou zijn. Roodhaartje ging op z'n achterpoten staan om te kijken of het was zoals hij dacht. Ja, hoor, gelukkig! Met een vlugge blik om zich heen of hy ook bespied werd, gooide hij de kip in het gat en holde met een zucht van ver lichting verder. Nu hij de last van de kip en de zorg erover van zich had afgeworpen, kon Roodhaartje al zijn aandacht aan Blaffie besteden. Hij was niet van plan harder te lopen dan nodig was. In de eerste plaats had hij die dag al zo'n verre tocht achter de rug, dat hy er niets voor voelde nog langer te rennen, en in de tweede plaats wilde hij zo gauw mogelijk naar zijn kip terug. Het was niet gemakkelijk Blaffie om de tuin te leidèn.Blaffie liet zich niet door zulke gewone listen als: plotse ling een grote sprong maken om het spoor te onderbreken, van de wijs brengen. Over een omgevallen boom stam lopen en vandaar een grote sprong nemen, hielp ook niet. Rood haartje probeerde al deze listen, maar Blaffie vond altijd het goede spoor weer terug. Roodhaartje kende de streek waar ze liepen, helemaal niet, en langzamer hand be£ón hij te beseffen, wat dat betekende. Dicht bij huis kende hij ieder plekje grond, en wist hij precies hoe hij Blaffie op een dwaalspoor kon brengen. Maar hier^ was dat heel iets anders. Het enige wat hij doen koii was lopen, zo hard hij maar kon. (Wordt vervolgd) 155

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12