JUfTJi
ml
een afstand van 45 K.M. en Franco heeft daar de
zee bereikt Zal het hem lukken, hier door te
zetten en het linksche Spanje als het ware in
twee stukken te knippen? Worden Valencia en
Barcelona door rechtsche kolonnes van elkander
gescheiden, dan zal het bijvoorbeeld Madrid zwaar
vallen, nog langer den weerstand vol te houden.
Intusschen is een oorlog een onberekenbaar ding;
de kans is reeds meermalen gekeerd. Wie kan
voorspellen, dat niet opnieuw de republikeinen
door een afleidingsmanoeuvre hun positie kunnen
versterken? Bij hebben daartoe reeds een nieuw
initiatief begonnen, ten zuid-westen van Teruel,
dat met aanvankelijk succes is bekroond. Hoe
lang nog burgeroorlog in Spanje?
In een groote rede voor het Italiaansche parle
ment heeft Mussolini heel de Italiaansche weer
macht de revue laten passeeren en haar kracht
geprezen. Ook onderstreepte hij met nadruk, dat
de Alpengrens ondoordringbaar is. Was het wel
licht zijn bedoeling, de Italianen, na den An
schluss, ten opzichte van Duitschland gerust te
stellen? Ook heeft hij over den oorlog der toe
komst gesproken en openlijk verklaard, dat het
teisteren der burgerbevolking, om deze in paniek
te brengen, een van zijn strijdmiddelen zal moe
ten zyn. Macht kent heden ten dage blijkbaar
recht meer noch genade; met schoone parades, ti
tels en unformen, de duce is nu evenals Goe-
ring in het bezit van den maarschalkstaf kan
men deze gruwelijke vooruitzichten niet beman
telen.
BINNENLAND
OPNIEUW teistert een crisis de wereld. De
beurs is lusteloos, de produotie vliegt achter
uit, de groothande'.sprijs daalt, de werkloosheid
neemt weer hand over hand toe. Behalve dan in
ons land, mogen we er met dankbaarheid aan
toevoegen. Hier zit er nog steeds een dalende lijn
in. Want aan het einde van de vorige maand
waren er 420.790, het vorig jaar Februari waren
er 439.553 en eind Januari van dit jaar 439.278.
Evenals einde Januari 1938 het geval was, kan
ook voor het einde van Februari 1938 waargeno
men worden, dat het aantal geregistreerde werk-
loozen in alle groepen van gemeenten lager was
dan op het einde van de overeenkomstige maand
van 1937. Uit bovenstaand overzicht blijkt, dat er
rond 18.800 minder werkloozen waren ingeschre
ven dan op het einde van Februari 1937.
Voorts ziet men, dat er op ultimo Februari 1933
rond 18.500 minder werkloozen waren ingeschre
ven dan op ultimo Januari 1938. In verband daar
mede zij opgemerkt, dat ook in vorige jaren de.
maand Februari een daling te zien gaf. In 1937
waren er 26.700, in 1936 10.460 en in 1935 14.800
minder werkloozen ingeschreven dan ultimo
Januari.
Zeker, het is nog een verbijsterend groot aantal
en een percentage van ruim 25 pet. der verzeker
de arbeiders is ook verschrikkelijk, maar b e-
trekkelijk, vergeleken met vroeger en ver
geleken met andere landen, waar de toename
der werkloosheid sneller gaat dan hier, mogen
we dankbaar zijn Hier worden nog steeds nieuwe
orders, bv. in de scheepsbouw, geboekt en Phi
lips kreeg nog pas de vereerende opdracht een
P.T.T.-zender voor België te maken voor het
internationaal telegramverkeer.
Het is jammer dat daar heel wat sociale onrust
tegenover staaf. De rechtmatigheid van de sta
kingen in de bouwvakken betwisten we niet en
we verdedigen ze evenmin hier is meestal
„neutraliteit" geboden maar de conflicten
betreuren we wel; want het maatschappelijk leven
kan zoo iets thans toch eigenlijk niet hebben. We
hopen daarom, dat b.v. in de sigarenindusirie nog
een oplossing gevonden mag worden en het
elders tot vrede mag komen. Hoe duidelijk blijkt
nu de waarde van bedrijfsvrede, zooals deze in
de typografie met of zonder veel moeite, dat
weten wij niet toch maar gehandhaafd blijft,
doordat patroon en arbeiders elkander tydig
weten te vinden.
Ondanks alle beroering op economisch en sociaal
gebied gaat minister Romme maar ijverig voort
met de voorbereiding van sociale wetten. Nu heeft
hy weer een voorontwerp gereed over de verdce-
ling van beschikbare arbeid, wat hierop neer
komt, dat vrouwenarbeid in bepaalde fabrieken
verboden zal worden. Om meer dan één reden is
dit onderwerp de belangstelling der overheid
waard, al zal zij ook hier met groote behoed
zaamheid moeten optreden.
Een man die in dit verband wel genoemd mag
worden is Dr H. Polak, in hart en nieren sociaal
democraat, doch die van meetaf heeft ingezien,
dat een gezonde arbeidersbeweging niet de „na
tuurlijke vijand" van de patroons mag of kan
zijn, zooals in zijn kring vroeger geleeraard werd.
De klassenstrijdleer had zijn liefde niet. Nu hy
70 jaar geworden is, hebben zijn politieke vrien
den hem hartelijk gehuldigd; wij behooren daar
niet toe, maar erkennen gaarne zijn groote ver
diensten. Hij heeft veel voor sociale gerechtig
heid en vrede gedaan.
Echter, in onze zondige samenleving kan de ge
rechtigheid niet alle jammer wegnemen. Ook
voor de liefdadigheid blijft een groote plaats over.
En ons volk heeft zijn sporen in dat opzicht
verdiend. We zagen dat nog de vorige week, »ve
konden er ook deze week van lezen: Neerbosch
bestaat 75 jaar. Dat is driekwart eeuw gezegende,
Christelijke arbeid. Zonder fouten? Geen sprake
van. De laster zal waarlijk wel eens aanknoo-
pingspunten gehad hebben. Maar groot is de
zegen door Neerbosch verspreid! Wilt ge dit
waardeeren, weet dan dat het gironummer is
52000.
Doch niet alleen, dat we landgenooten willen
helpen: we vergeten ook hen niet, die in den
vreemde vervolging en druk lijden. Vandaar de
oprichting van een Prof. Hulpcomité voor uitge
wekenen wegens ras of geloof, onder voorzitter
schap van Prof. Mr V. H. Rutgers. Zou dit
comité misschien de maatregelen, welke de re-
geering nam om een invasie van vluchtelingen
te keeren, willen en kunnen verzachten?
Bij een groot vluchteling is deze week onze aan
dacht bepaald: Mr Willem Bilderdijk: die van
28 Maart 1795 tot 26 Maart 1806 ook banneling
in den vreemde was: in het huis Rapenburg 37
te Leiden, waar hij niet boven zijn stand,
maar wel boven zijn financiën leefde, is een
gedenksteen onthuld. En hij is gehuldigd, ook als
de misschien wat excentrieke grondlegger
der anti-revolutionaire of christelijk-historische
party.
Wat is er een kwaad van Bilderdijk gesproken
en wat was hy een groot man Maar kwaad
sprekers zijn er altijd. Ook nu. Dat heeft de
directeur-generaal van den Landbouw onder
vonden. Van welke zijde de laster kwam, be
hoeft men niet te vragen, als men weet, dat de
pamfletten geteekend waren met Geus I, II en Hl.
't Is de vraag of de echte geuzen zich voor zulk
minderwaardig gedoe leenden. De tegenwoordige
exemplaren zijn in elk geval voorbeeldig ge
straft. Critiek is best, ook als het hooge amb
tenaren geldt, maar eerste eisch is. rechtvaardig
en billijk zyn. Het spijt ons zeer, dat de regee
ring, waarschijnlijk ook uit solidariteit met vroe
gere ambtsdragers, aan den oud-ryksbouwmeester
geen genoegdoening wil schenken. Niemand zou
hieruit afleiden, dat hooge ambtenaren ge
spaard worden. Voor deze gedachte zijn andere
voorbeelden aanwezig.
Natuurlijk is het zeer goed te bedenken, dat
het hart van hooggeplaatsten even verdorven is
als dat van geringen. We moeten dat helaas wel
concludeeren uit het feit, dat, volgens bevoegde
personen, de borrelgewoonten weer toenemen,
doch nu niet onder arbeiders, maar in hoogerc
kringen. Dat is een veeg teeken. Principiis obsta:
waak tegen het booze begin.
Zoo dacht er ook over het gemeentebestuur, al
thans B. en W. van Enkhuizen, die zich verzet
ten tegen het bewaren van urnen op de be
graafplaats; waarmee echter de moeilijkheden
niet opgelost zijn. De lijkverbranding wordt een
brandend vraagstuk.
Hetzelfde geldt van de bescherming van vee by
brandgevaar. Blijkbaar worden daartegen nog
geen afdoende maatregelen genomen. Elke week
lezen we dat met hooi en stroo ook allerlei
levende have verbrandt. Nu lazen we weer van
300 kippen en in Dwingelo van 23 stuks
vee. Het is ontzettend. Men zegge toch niet: het
zijn maar beesten. Zoo goed als God ons het recht
gaf het dier te gebruiken als voedsel, even zoo
duidelijk vermaande Hij ons het dier elke onnoo-
dige marteling of hardheid, zelfs elke verwaar-
loozing te sparen. Moge ook dit probleem nog
eens behoorlijk opgelost worden.
We mogen dit overzicht niet sluiten, zonder er
aan herinnerd te hebben, dat de stroom van giften
voor Defensie maar steeds doorgaaf; en dat in
verscheiden plaatsen nieuwe garnizoenen met
groote vreugde door autoriteiten en bevolking
zijn binnengehaald, 't Is te hopen, dat de garni
zoenen enkel de welvaart der gemeenten ver-
hoogen.
Boekenweek, 2—9 April
Botsingverzen van Jan H. de
Groot.
Uitgegeven voor eigen reke
ning.
DAT deze voornaam verzorgde uit
gave niet voor rekening van de
drukkerij der bekende Weesinrichting
blijkt uit het ontbreken van haar
naam op het titelblad. Achterin staat
de volgende colophon:
„Deze bundel werd gezet uit de Eg
mont-letter en is gedrukt op Simili
Japan in de Boekdrukkerij der Wees-
inrichting te Neerbosch, in het jaar
1937. De oplaag bleef beperkt tot 200
exemplaren, waarvan honderdvflftig
werden genummerd 1 tot 150 en 50
exemplaren I tot L.
Deze uitgave is voor rekening van den
dichter."
„Botsing". 't Is een gek geval met
die titel; zooals dat vaak het geval is
als een verzamelbundel wordt gedoopt
met de naam van een de bundel ope
nende schets, zoodat de titel de inhoud
niet dekt.
„De Botsing" heet het begin-vers, ge
dicht naar aanleiding van een kran
tenbericht de inzitende pate--
missionnaris is aan de bekomen ver
wondingen overleden".
Het is een bliksemsnel wegspringen
uit de droom
van leven naar de sluimer van de dood.
(1/20 seconde afstand van weg tot
boom)
Hij hangt in 't wrak. Gestold. Zijn
hoofd bloedrood.
In prikkeldraadversperring stort een
trouw soldaat.
Plotsling geschotenaan een doodstil
front.
Geen aanval, geen bevel, geen
huilende granaat.
Hij slaapt zwaar ademend en bloed
gutst uit zijn mond.
Een blank signaal van vrede is zijn
witte pij.
Boven de dood opstekende naar
de zon.
Uitjuichende tot het leven over de
woestenij
van staal en glas en d' om hulp
schreeuwende claxon.
U vindt, lezer, dat het moeilijk leest;
vanwege het springerig en versprin
gend rhythme. 't Is een z.g.n. vrij vers.
In zoo'n springerig vers is de dich'.er
van „Sprongen" (Jan de Gr.'s eerste
bundel) in zijn kracht. Zoo'n tijdvers,
verkeers-vers is lang niet verkeerd:
het is het filmisch-plastisch uit-beelden
van wat voor oogen is als bliksemsnel
ver-keer, waarbij het verkeerd gaat:
botsing. Dat botsende is ook in „Nood
landing" en het daarop volgende „Doo-
dehrit", waarin de vaart (een tweede
bundel van Jan de Gr. heet „Vaart")
gevat is in het abrupt-gebroken
rhythme:
Wij rijden snel. Elke kuil
geeft mij een bonk in rug en zy
In de verte slaat op hol een ry
boomen. Een molen lijkt een uil.
En hoe gedurfd de plastiek is, zeggen
deze regels:
Onze lichamen zyn saamgegroeid
met de machine,
De weg is stil en breed en recht,
maar beestachtig slecht.
En mijn broer stinkt naar olie
en benzine.
Wie Jan de Gr. kent, weet, dat hij
geen blad voor de mond neemt: hij is
altoos raak.
Zoo'n vers voor te dragen ligt niet
iederen declamator.
Zijn spot met de „Bokser' (dat vers
wordt toch ook door de titel gedekt)
is meer geslaagd dan de vorm die hij
er aan geeft qua vers, als het heet:
Want louter kracht is God, jaloers
en immer wrekend
meer dan drievoudig het aangedane
leed,
God-Beest. Rondom zich slaand en
leven brekend,
die schaterlachend gaand, zijn
ruigde daad vergeet.
Taalkundig juist en duidelijk lijkt me
deze finale niet.
Ik weet er geen weg mee.
De wellust en het verraad van Delila
kregen in het sonnet van die naam een
heel aanvaardbare gestalte: daar zit
de spanning in van het mysterieus ver
bond van wellust tusschen den Gods
man en de vrouw.
Nog enkele verzen willen we noemen
omdat ze ons het meest toespraken:
Het Ontslag, een tijdvers, raak, eigen
lijk ook een soort botsing: de macht
hebber, hard als een rots en de weer-
looze werklooze. Bizonder goed lykt me
Kelderdroom, vooral om de symboliek:
de kelder werd in de droom tot ca
tacombe. De lang uitgesponnen Bal
lades konden me niet bekoren; te
vlot werden de gewijde historie's hier
berijmd, al zijn er gelukkige strofen
bij. Onjuiste zegging: Gods eer wordt
vervuld te Bethlehem, of gebrek
kigheden als: het juist der wegen
loop.
Hoe vreemd klinkt in de Ballade der
drie koningen:
Want wat gij zoekt en zeer bemint
te hebben, komt in 't vlees;
Je moet eerst even prakkezeeren: o ja,
hebben krijgt het accént.
Beter zijn de natuurliederen; hier is
Jan de Gr. weer in zyn kracht; niet
te vergeten is ook: Doornroosje's eer
ste ridder. Dat moet je hem hooren de-
clameeren: dat kan Jan alleen zoo dat
het inslaat. Jan houdt veel van „Het
Kalf"; hier springt het weer.
Zijn herinneringen aan Polen vindt ge
in een vijftal verzen vertolkt, waar
van we vooral noemen: Matka Boska
Czestochowska; een tweegesprek van
een pelgrim en een Maria-beeld met
We kunnen niet zeggen dat deze bun
del een kant van den dichter naar vo
ren brengt die als een verrassing of
openbaring ons aandoet; dat hoeft ook
niet, zult ge zeggen. Neen, maar van
een jongen dichter verwacht je dat
toch bij elke nieuwe vormgeving die
hij publiceert en met name als hij zoo'n
exquis verzorgde bundel ter perse
legt.
Neerbosch drukkerij heeft; hiermee
getoond dat haar het aesthetisch ver-_
zorgen van een boek is toevertrouwd,
a46
een scharnier en een haakje, die beide van stevig
gegalvaniseerd ijzerdraad zijn vervaardigd. De
omgebogen einden a en b in fig. 3 worden in het
hout vastgeslagen. Hierna wordt het deksel be
kleed, waarbij we denken aan de 6 c.M. lange
neklap bij het uitknippen van het asfaltpapier en
aan de overstekende randen die met spijkertjes
vastgezet worden (fig. 4).
Nu wordt de achterwand met twee schroeven op
de ophanglat vastgezet en dan worden zij- en
voorwanden vastgespijkerd. De bodem wordt nu
pas gemaakt zó dat zij omsloten wordt door de
voor-, achter- en zijwanden; dus niet er onder
tegenaan gemaakt. Om het naar binnen drukken
van de bodem te voorkomen, worden aan de bin
nenkant 4 latjes boven de bodem aangebracht (fig.
5). Nu worden nog schroefhaken (fig. 6) liefst van
koper, op de in fig. 5 met a, b, c en d aangegeven
plaatsen gedraaid en na het op de plaats brengen
van de bodem met een tangetje vastgedraaid zodat
de bodem niet naar beneden kan vallen.
Eventueel kunnen we nu nog een ring van ijzer-
draad om de vliegopening aanbrengen, zodat de
eekhoorns deze niet verder kunnen openknagen
en het broedsel uithalen, (fig. 7) Nu wordt het
kastje geverfd met een mengsel van gele en zwarte
verf en we zijn klaar!
Nu het ophangen nog! Hierbij moet er voor ge
zorgd worden dat de vliegopening niet naar het
Noorden hangt en het kastje niet achterover helt,
waardoor toch nog kans op inregenen zou be
staan. Ook de krammen niet te vast slaan, anders
raken ze door het uitzetten van het hout vanzelf
weer los.
Men hange de kastjes zo vroeg mogelijk in het
voorjaar op zodat de vogels voldoende tijd heb
ben om aan hun nieuwe woning te wennen voor
het broeden.
LENTEKLANKEN
De klokjes, ze kling'len zo'n aardig geluid.
Ze kleppen zo blijde hun vreugdelied uit,
Ze zingen en juichen, dat het klinkt in het rond.
Ze jub'len hun vreugde met koperen mond.
Die klokken, zo hoog boven beemden en bos,
Zy maken hun koperen tongetjes los,
En brengen een boodschap, een tijding zo zoet,
Dat Lente weer blijde haar intrede doet.
Ze kleppen heel anders als gist'ren nu weer,
Hun lied klinkt zo helder, hun klanken zo teer.
We kennen dit lied van d' ontwaakte natuur,
Het lied van de klok in 't maanlichte uur.
Maar zachtjes van onder het dorrende blad,
Daar klept en daar klingelt ook anders nog wat,
Het zijn er die klokjes, die klokjes omlaag,
Die klokejs, verscholen als onder de haag.
Die nedrige bloempjes, zo wit en zo fijn,
Zij beng'len, hoe 't straks weder blijdschap zal zijn,
Als Lente weer juichend haar intrede doet,
Ons brengt weer de bloemen, de bloemen zo zoet.
REBUS
I. Welke naam is dat?
8, 4, 5 zo fijn
5, 4, 3, 2 zo bros
2, 3, 4 zo mals
3, 4, 1 zo lang
2, 6, 7, 8 zo ver
8, 4, 1 zo slim.
De acht letters vormen een persoonsnaam.
II. Wie weet dat?
Wat staat midden in Transvaal?
III. Eén letter verschil
Met z een vis zeer fijn,
Met k kan 't rustig zijn,
Met p in 't warme land,
Met h ge op 't land mij ziet.
Wie vindt ons vieren niet?
IV. Vier stromen
Onder studenten
„Kerel jy mag wel eens 'n nieuw pak laten maken,
je moet er om denken, dat de kleren den man
maken".
„Alles goed en wel, maar eerst moet de man voor
mij kleren willen maken"
Zo bedoelde hij het niet
Tussen een student, die aan het einde van de
maand geld nodig had en zijn vader, werden de
volgende telegrammen gewisseld:
Student: Vader, waar blijft het geld?
Vader: By mij!
EEN AVONTUUR VAN
BLAFFIE, DE HOND
13)
ALS hij daarentegen geduld had en
voorzichtig was, wie weet hoe
veel hij er dan later zou kunnen van
gen. Heel langzaam aan sloop hy rond
de schuur op het erf toe. Aan de kant
van het erf lag een stapel oude plan
ken. Roodhaartje kroop er voorzichtig
achter en hield zich zo stil mogelijk.
Vroeger of later zou een van de kip
pen wel deze kant uitkomen. Dan kon
hy haar pakken en geen van de ande
ren zou er iets van merken.
Zwartveertje zat in een hoge boom
te kijken hoe het zou afloopen. Hij
was net zo ongeduldig als Roodhaartje
geduldig was.
„Waarom gaat die rode rakker nu niet
het erf op en grijpt een van de kip
pen?", mompelde hy. „Wat is er eigen
lijk met hem aan de hand! Hij zal toch
niet bang zijn? Het is zo gemakkelijk
als het maar kan om een van de kip
pen te vangen en hy ligt daar maar
te wachten alsof hij denkt, dat ze hem
in de mond zullen vliegen. Ik kan hier
niet de hele dag blijven zitten En
toch moet ik wachten tot hij een kip
pakt."
Zo wachtte Roodhaartje geduldig en
Zwartveertje wachtte ongeduldig en
de kippen liepen argeloos rond en in
een lange tijd gebeurde er niets.
XXXV. Roodhaartje's schrik
Het toneeltje dat de zon vanuit de
blauwe heldere hemel te zien kreeg,
was zo vredig als het maar zijn kon.
De koeien stonden tevreden te her
kauwen. Een stuk of wat kippen lie
pen om hem heen en pikten en knab
belden in wat stro.
Op het erf voor de schuur liepen nog
veel meer kippen rond. Achter een
stapel oude planken ontdekte zij een
rood vlekje. Uit de schoorsteen steeg
een dun rookwolkje langzaam kron
kelend omhoog. Er was bijna geen
vrediger plekje te bedenken.
Een van de kippen dwaalde van de
anderen af en bedacht, dat ze wel eens
wilde zien, wat er aan de andere kant
van die stapel planken was. Ze hipte
er boven op. En toen gebeurde het!
Het rode vlekje achter de stapel oude
planken, werd plotseling levend. Een
vlugge sprong en daar had hij de
kip al gegrepen, zó vlug, dat ze geen
geluid meer kon geven. Op hetzelfde
ogenblik kwam het zwarte vlekje in
de houthoop in beweging en Zwart
veertje vloog op het dak van de
schuur, schreeuwend, zo hard hij kon.
Iedereen die Zwartveertje goed kent
weet wat het betekent als hij zo hard
Ka-Ka-Ka! roept. Dat betekent: Vos-
Vos-Vos!
In een oogwenk vloog de deur van de
boerderij open en een man rende naar
buiten gevolgd door een hond. De man
keek naar Zwartveertje en hij zag aan
Zwartveertje's bewegingen, dat er iets
gaande was aan de andere kant van
de schuur. Hij raadde onmiddellijk,
dat het een Vos moest zijn, en met de
hond rende hij de schuur rond om te
zien wat er gebeurd was.
Roodhaartje hoorde hem natuurlijk
komen en met een nijdige snauw naar
Zwartveertje, greep hij de kip wat
steviger vast en rende zo vlug als zijn
poten hem dragen wilden naar het
moeras toe. Juist toen hij de kant van
het moeras bereikte, werd zijn oor ge
troffen door een luide stem achter
hem. Hij kende die stemDat was
de stem van Blaffie! Het moest de
stem van Blaffie zijn, niemand anders
kon zo blaffen. Roodhartje stond ver
slagen van schrik. Hij zou al zijn aan
dacht en vlugheid nodig hebben, als
hij Blaffie wilde ontlopen. Met die
kip in z'n bek zou het hem nooit ge
lukken weg te komen! Had hij daar
nu zo ver voor gelopen?
XXXVI. Roodhaartje verstopt de
vette kip
Roodhaartje zat in de klem! Hij zat
héél erg in de klem. Daar liep hij nu
met z'n heerlijke kip; uren had hij er
voor gelopen om haar te krijgen en
nu had hij niet eens gelegenheid haar
op te peuzelen, want Blaffie zat hem
achterna.
Gewoonlijk kon Roodhaartje veel
vlugger lopen dan Blaffie, maar het
maakt een groot verschil of men niets
te dragen heeft, of dat men zo'n zware
kip moet meedragen. Roodhaartje's
gedachten gingen net zo vlug als z'n
poten.
„Ik kan die kip niet verder dragen",
overdacht hij, „want dan zal Blaffie
me zeker pakken. Toch wil ik haar
ook niet laten vallen, ik heb er te veel
moeite voor gedaan, en wie weet, wan
neer ik ooit weer zo'n kip vang. Tk
moet zien dat ik een veilig plaatsje
vind, waar ik haar kan verstoppen,
dan kan ik later, als ik van die ver
velende hond af ben, wel terugkomen
om haar te halen. Lieve help, wat
gaat hij te keer!"
Terwijl hij voörtrende, keek Rood
haartje scherp zoekend rond naar een
plaatsje om de kip te verstoppen. Hy
hoopte dat hij gauw een geschikt plek
je vond, want de kip begon al aardig
zwaar te worden. Daar zag hy een
holle boomstronk, tenminste hy dacht
wel, dat de boomstronk hol zou zijn.
Roodhaartje ging op z'n achterpoten
staan om te kijken of het was zoals hij
dacht. Ja, hoor, gelukkig! Met een
vlugge blik om zich heen of hy ook
bespied werd, gooide hij de kip in het
gat en holde met een zucht van ver
lichting verder.
Nu hij de last van de kip en de zorg
erover van zich had afgeworpen, kon
Roodhaartje al zijn aandacht aan
Blaffie besteden. Hij was niet van
plan harder te lopen dan nodig was.
In de eerste plaats had hij die dag al
zo'n verre tocht achter de rug, dat hy
er niets voor voelde nog langer te
rennen, en in de tweede plaats wilde
hij zo gauw mogelijk naar zijn kip
terug.
Het was niet gemakkelijk Blaffie om
de tuin te leidèn.Blaffie liet zich niet
door zulke gewone listen als: plotse
ling een grote sprong maken om het
spoor te onderbreken, van de wijs
brengen. Over een omgevallen boom
stam lopen en vandaar een grote
sprong nemen, hielp ook niet. Rood
haartje probeerde al deze listen, maar
Blaffie vond altijd het goede spoor
weer terug.
Roodhaartje kende de streek waar ze
liepen, helemaal niet, en langzamer
hand be£ón hij te beseffen, wat dat
betekende. Dicht bij huis kende hij
ieder plekje grond, en wist hij precies
hoe hij Blaffie op een dwaalspoor kon
brengen. Maar hier^ was dat heel iets
anders. Het enige wat hij doen koii
was lopen, zo hard hij maar kon.
(Wordt vervolgd)
155