KLEUTERS .EEN VRIJE WOENSDAGMIDDAG Door CORINA (Slot) Verkerk had zich laten overhalen en hij was meegegaan. Maar het leven op de plantage viel hem niet mee. Het was hard werken en 't was overdag verschrikkelijk heet. Terug kon hij niet, want genoeg geld voor de reis had hij niet meer. Nooit had hij naar huis geschreven. Eerst wilde hij niet. Hij was te trots om te schrijven, hoe het hem was tegengevallen. Later durfde hij niet meer. Er kon in die tijd al zoveel veranderd zijn. Hij wist niet eens of zijn vrouw nog leefde. ,,Het ging in die tijd niet goed met me, jon gens. Ik was helemaal onverschillig, ik leek wel een heiden. Dikwijls verlangde ik naar mijn dorpje terug. Ik had het bij jouw vader tóch veel beter ge had, Wim. Geld voor de reis had ik nu al, want als je al leen bent, heb je niet veel nodig. Maar ik durfde niet. Ik schaamde me voor de mensen. Maar verleden jaar is het anders geworden. Op de plantage kwam een nieuwe arbeider, een jonge man. Ik heb veel met hem gepraat, en door hem leerde ik inzien, hoe verkeerd ik deed. Hij leerde me ook den Heere Jezus liefhebben, die juist voor zulke zondaars als ik ben, op de wereld gekomen is". Verkerk hield even op. Maar toen hij,de jongens zo aandachtig zag luisteren, ging hij weer verder. „Toen het zover met me gekomen was, kon ik het op de plantage niet meer uithouden. Ik ging op reis naar mijn dorpje. Hoe zou ik daar alles vinden. In twaalf jaar tijd kan er zoveel gebeuren. Op Woensdag morgen kwam ik in de stad aan. Ik besloot 's middags eerst eens te gaan kij ken, hoe het er op het dorp uitzag. Met die lange baard zou niemand n\e immers herken nen. Jullie, jongens, zijn de eersten van het dorp geweest, die me gezien hebben". ,,Dat was een raar geval met die geit", zei .Verkerk lachend. „Over een poosje kopen we OM NA TE TEKENEN OF TE KLEUREN IN VADERS STOEL Mijn vader heeft een grote stoel; Daar zit hij gaarne in. Hij rookt zijn pijp of leest zijn krant, Dan heeft hij 't naar zijn zin. Soms staat de stoel eens even leeg; Dan is het onze kans. Wij klimmen in een wip er op; Ja, wij zjjn heel wat mans.,... Dan wachten wij, tot Vader komt. O, o, wat kijkt hij boos! Hij zegt: Wel, wel in Vaders stoel? Foei, foei, toch, Wim en Koos! Er uit, er uit.... O, kijk toch eens, Wat ogen Vader zet! Wij springen vlug weer uit de stoel Enschaatren van de pret. Maar, 't mooiste komt nog: Vader zegt: Wie wil er op mijn knie? Nu, wie zou dat niet willen, zeg! Vooruit, dan: Eén.... twee.... drie! ROEL DASMUS een mooi koetje, nietwaar vrouw. Dat geeft nog veel meer melk. Ja, jongens, we hebben nu een klein spaarpotje". Vrouw Verkerk lachte maar eens. Ze vond nu alles goed. „En toen van dat portret", zei Dikkie. Hij vond dat hij ook in het verhaal hoorde. Verkerk lachte eens. „Ja, nu lach ik er om, „maar toen wist ik niet, hoe ik het zou doen. Als ik zo maar binnen stapte zou m'n vrouw te erg schrikken. Vooral van die baard. En toen die geschiedenis met het medaillon, hè Dikkie. Ik was de enige, die er zo een had, dus toen m'n vrouw dat medaillon zag, wist ze dat ik ook in de buurt moest zijn". De rest van het verhaal kenden de jongens al. Dat was maar goed ook, want het was al aar dig laat geworden. „Volgende keer verder", zei Verkerk. Ze dronken nog een kopje chocolade en toen moesten ze nodig naar huis. „Dat hadden we ook niet gedacht, Woensdag middag, dat we daar Vrijdagavond op visite zouden gaan", zei Wim. „Nee, zeker niet", zei Dikkie, „wat was dat een rare Woensdagmiddag". En daar waren de drie vrienden het roerend mee eens. De pot verwijt de ketel Dame tot haar vriendin, met wie ze in Den Haag aan 't wandelen is: Kijk, Marie, daar heb je wer kelijk die mensen weer. Die schijnen niets anders te doen, dan uitgaan. Vanmorgen zag ik ze te Sche veningen, een poosje later liepen ze op het Binnen hof en nou zijn ze hier in de Dierentuin weer. Is het wonder? Iere" d'e kindcren toch 11 Olijke woor- „Naast hun achool is het belastingkantoor!" PASEN NADERT s.?8P.t ff 9iiSM2S££M£ï ii $$0} De Rotterdammer, Nieuwe Haaqsche Courant Nieuwe Utrechtsche Courant, Nieuwe Leidsche Courant en Dordtsch Dagblad ZATERDAG 2 APRIL No. 13 JAARGANG 1938 Donderdagavond BUITENLAND HET was weer eens een week van redevoe ringen, die achter ons ligt. De eerste spreker van formaat, wiens woorden wij in de herinne ring willen brengen, was de Britsche premier Neville Chamberlain, op wien reeds lang van verschillende zijden een vrij onstuimigen druk werd uitgeoefend, dat hij inzake de positie van Tsjechoslowakye verklaringen zou afleggen. Ge lijk men weet maakt men zich in Praag bezorgd over den wassenden invloed van het Derde Rijk, vooral sinds Oostenrijk op zulk een won derlijk „legale" manier eensklaps bij Duitschland bleek te zijn ingelijfd. De Tsjechoslowaaksche republiek telt meer dan drie millioen Sudeten- Duitsche inwoners, die eigenlijk nimmer met hun politieken status zijn tevreden geweest, en meer en meer de zuigkracht van het nat.-socialisme gaan ondervinden. Dat zulks kan uitloopen op een nieuwen „Anschluss", ditmaal van Tsjechisch gebied, is duidelijk, evenals de mogelijkheid van een hieruit voortvloeienden Europeeschen oorlog. Om Praag in zijn weinig benijdenswaardige situatie te steunen heeft Parijs daarom de toe zegging gedaan, dat de Tsjechen in zulk een geval op Fransche militaire hulp zouden mogen reke nen. Welnu, de Britsche oppositie had gaarne ge zien, dat bij monde van Chamberlain ook Groot- Brittannië zich bij voorbaat tot zulk een onder steuning had verbonden. De Britsche premier echter heeft zich wel terdege daarvoor gewacht. In zijn rede ging hij de internationale verplich tingen na, die Londen in den loop van den tijd op zich had genomen, om tot de conclusie te komen, dat Engeland geen belangen van voldoen de formaat in Tsjechoslowakije heeft, welke zulk een gelofte van bijstand zonder meer zouden rechtvaardigen. Toch beteekent dit ook niet, dat men te Londen deze jonge republiek geheel aan haar lot wil overlaten. Integendeel! Chamberlains bedoeling is eerder, Praag op indirecte manier tot oplossing van zijn binnenlandsche problemen te brengen, waartoe Hodza vermoedelijk minder vlot zou geraken, zoo hij reeds in den geest de Britsche legers achter zich zag. Het bewustzijn, machtige vrienden te bezitten, geeft immers zoo gemakkelijk aanleiding tot het aannemen van een al te afwijzende houding ten opzichte van tegenstanders, die men anders uit hoofde van hun kracht geneigd zou wezen binnen de grenzen der redelijkheid te ontzien. Intusschen is in Tsjechoslowakije zelf de politieke toestand lang niet rooskleurig te noemen. Onder de Sudeten-Duitschers, die een kwart der bevol king uitmaken, heeft een concentratie der ver schillende partijen voltrokken, in dien zin, dat de Henlein-partij thans over meer dan 55 zetels van de 300 in het parlement beschikt, en daarmee de sterkste fractie is geworden. Henlein, dien men als den Sudeten-Duitschen Hitier zou kunnen karakteriseeren, weet, dat hij in feite reeds over veel grooteren aanhang beschikt, dan in dit aan tal zetels tot uitdrukking komt, en dringt er uit dien hoofde op aan, dat er nieuwe parlementsver kiezingen zullen plaats hebben. Bovendien stelt hij onomwonden den eisch der autonomie, die door andere volksgroepen in dezen verdeelden staat dadelijk is overgenomen. Ook de Slowaken, de Polen en Hongaren wenschen een staat in het leven te roepen, gelijk Zwitserland er een is, nl. waar alle nationale groepen gelijke rechten heb ben. Men moet hierbij niet uit het oog verliezen, welke krachten daarmee ontketend zijn. De Tsje chen vormen slechts 52 van de inwoners dezer republiek, en zoo het er geleidelijk toe mocht ge raken, dat zoowel Slowakije. Roethenië en Sude- ten-Duitschland van het Tsjechische Bohemen worden losgemaakt, dan blijft er ten slotte slechts een kleine Tsjechische staat over ,als een enclave temidden van Duitsch gebied. Dat op den duur dit het einde der Tsjechische onafhankelijkheid zou beteekenen, ligt voor de hand. Minister-president Hodza heeft intusschen aan de Sudeten-Duitschers een minderJifiidsstatuut be loofd, vermoedelijk om olie op de golven le gieten. Het gebaar komt laat, vermoedelijk zelfs tè laat. De gebeurtenissen laten zich thans niet meer op zulk een goedkoope manier bezweren. Te betreu ren is ook, dat men in de kringen der Praagsche regeering zoo weinig neiging vertoont, Chamber lains bedoeling te begrijpen, en zich niet wat meer haast alles te doen wat maar mogelijk is, om als nog tot binnenlandsche pacificatie te komen. Met zich op den Britschen premier te beroepen en uit diens woorden een belofte voor de toekomst te distilleeren, die inderdaad niet in dezen geest is gedaan, bereikt men bitter weinig. Hodza heeft in dezelfde rede hooghartig alle bui- tenlandsche beïnvloeding afgewezen. Dat zich dit niet laat rijmen met gelijktijdig uitzien naar vreemde hulp, zoo zich een noodtoestand mocht voordoen, schijnt men in Bohemen nog niet vol doende te beseffen. Maarschalk Goering heeft te Weenen zijn groote propaganda-rede gehouden, waarin hij aankondig- Benito Mussolini eerde de familieleden van de in Abessynië en Spanje gesneuvelde Italiaansche vliegers, op den herdenkingsdag van de oprichting van het Italiaansche vliegerscorps te Rome door de uitreiking van medailles de, dat het land Oostenrijk in het Duitsche vier jarenplan zal worden opgenomen. Dit belooft een stimulatie van 't stagneerende bedrijfsleven, waar van men thans reeds den invloed begint te gevoe len. Hitiers autowegen zullen nu ook in zijn oude Heimat arbeid en brood brengen; exploitatie van bodemschatten, Donau-regularisatie en verruimd handelsverkeer zullen verder het hunne tot de bestrijding der Oostenrijksche werkloosheid moe ten bijdragen. Met Duitsche „Tüchtigkeit" worden de moeilijke problemen aangepakt; Weenen krijgt nu reeds volgens ooggetuigen een levendiger aan zien. De houding van kardinaal Innitzer heeft midde lerwijl zeer velen verbaasd en verontrust. Deze prelaat, die steeds gegolden heeft voor Dollfuss' en Von Schuschniggs rechterhand, heeft zich zon der meer voor de vereeniging met Duitschland verklaard, en er bij de Roomsch-Katholieke geloo- vigen op aangedrongen, dat zij zonder terughou ding hun stem voor het nieuwe regiem zouden uitbrengen. Velen zien hierin een capitulatie der R.K. Kerk, een houding van zuiver opportunisme, die bijna verraad lijkt, ook ten opzichte van de Katholieken in Duitschland zelf, wier strijd tegen het moderne Hitleriaansche heidendom erdoor wordt verzwaard. Hoe dit ook zij, van verschillende zijden wordt ge tuigd, dat Oostenrijk nu inderdaad in massa voor den Anschluss is. Zelfs zouden breede groepen, sociaal-democraten en voormalige legitimisten hun omzwaai hebben genomen. De nazi's hebben trouwens van meet af aan hun best gedaan, de oude vijanden te verzoenen, zoodra hun troepen in het Oostenrijksche land waren. Voedsel en klecding voor de armen worden ruimschoots aan gevoerd en gedistribueerd. Energiek gaat men alle wraaknemingen tegen; het verleden moet worden begraven. Jammer, dat men bij deze verzoenende houding de Joden uitsluit. Goering heeft daarover geen twijfel laten bestaan. De Joden zullen Wee nen moeten verlaten, voor hen geldt geen genade. Hoevele gezinnen tot den bedelstaf zullen worden gebracht, aan ellende en broodeloosheid overge geven, laat zich niet indenken. Het is, alsof voor de nationaal-socialisten Joden geen menschen zijn. Vroeger pleegden de Duitschers te Weenen zelfmoord, zoo werd cynisch verklaard, thans doen de Joden dit. Het hartverscheurend leed is met deze uitspraak blijkbaar afgehandeld. Zal men Von Schuschnigg verder met rust laten, of hem nog voor een rechtbank dagen, als een soort landverrader? Over het lot van den voor- maligen bondskanselier schijnt het laatste woord nog niet te zijn gesproken. De krijgsbedrijven in Spanje trekken in versterkte mate weder de aandacht. De opmarsch van de nationalistische troepen in het gebied van Aragon heeft voor Franco groote successen opgeleverd, zelfs in die mate, die het belangrijkste deel van deze provincie reeds in zijn handen is. Daarmee is tevens de oorlog overgebracht naar Catalonië, het rijke industrie-land, dat Spanje's eerste haven Barcelona, de zetel republikeinsche regeering, tot hoofdstad heeft. Catalonië heeft een zeer onaf hankelijke, strijdhaftige bevolking, wier aard het niet is, zich spoedig gewonnen te geven. Dit land heeft reeds vele opstanden en oorlogen meege maakt, want het moest binnen het Spaansche ge- meenebest altijd van zich af bijten, om zijn eigen nationale leven te kunnen behouden, zijn cultuur, zijn taal. Een Catalaan spreekt een eigen taal, heeft eigen tradities en gewoonten, en bedankt er voor, als een Spanjaard zonder meer te worden beschouwd. Het anarchisme heeft in dit land een dankbaren voedingsbodem gevonden; men heeft immer gestreefd naar afscheiding van de Maflri- leensche centrale regeering, of op zijn minst naar autonomie. In dit deel van het Iberische schier eiland trekken thans de Franco-troepen verder en verder op. De stad Lerida wordt door hen ernstig bedreigd en zal vermoedelijk niet lang meer kun nen weerstand bieden. Barcelona is woelig in deze dagen; men ziet de republikeinsche regeering reeds wankelen. Ook aan de zuidgrens van het land dreigt de rechtsche legermacht; nog slechts 145

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 11