Seschiedenis /on Hollandsch Zuid-Afrika [EDEREANDSUID-AFRIKA-NUMMER van 3ë Vijf SamenwérEen3e CKrlsïèlijEé DagBla3en 31 MAART 1938 BLZ. it door Prof. Dr E. C. Godée Molsbergen DE wording van de natie der Boeren is een der meest belangrijke gebeurtenissen voor n Nederlandschen stam. de merkwaardige lotswisselingen gedurende na drie eeuwen is een volk ontstaan, waarop de nmerken van afstamming zoo onuitwischbaar n gedrukt dat geen twijfel mogelijk is voor den inograaf of hij wel heeft te maken met een oep van den Nederlandschen stam, al vindt hij ast Nederlandsche familienamen ook Fransche, litsche en bij jongere families Engelsche en hotsche, evenals in Europeesch Nederland. Het mpel van Nederlandsche cultuur in den ruim- 11 zin, taal, wetten, godsdienst blijft duidelijk htbaar, niettegenstaande staatkundige gebeur- lissen in andere richting trokken. De hardnek- Nederlandsche vasthoudendheid heeft de lid-Afrikaners steeds doen schrap staan om al tgene te bewaren en behouden waarop men ijs stelde, bovenal den vrijheidszin waardoor »n taal en godsdienst kon behouden, artoe hebben twee voorbeelden sterk meege- ■rkt: dat van de Nederlanden, die na langen en rdnekkigen strijd, geleid door het Huis van anje, de onafhankelijk-wording van Spanje wis te bewerken, de in het Oude Testament over leverde vrijwording van het Israëlietische volk der door God gegeven leiders. Die beide voor- elden van vrijwording na veel leed en strijd ind den Zuid-Afrikaners voor oogen, nimmer Willem van Oranje orgoed wanhopend aan de bereiking van het el, al waren er oogenblikken in de geschiedenis het moeilijk was om het vertrouwen te bewa- 1. Evenals aan het Nederlandsche volk ten deel I en aan het volk der Israëlieten, ontving het noodige leiders, als Willem van Oranje, eyn, Kruger en vele anderen. |t het kleine lootje van den Nederlandschen stam •erwacht en onbedoeld uitgroeide tot den for en boom dien we nu kennen, een volk met de iteekenen van een zelfstandige natie: eigen g, eigen vertegenwoordiging in den vreemde, en weermacht, eigen wetten, eigen taal, kunst, terkunde en wetenschap, is het verbazing- kkende. ?n groei te volgen in Zuid-Afrika s geschiedenis ■dt den beschouwer een verheven schouwspel, aral voor hen, die met bewustzijn de jaren mee- lakten, waarin door den val der Boerenrepublie- II voorgoed het doek scheen gevallen in het una van het volk dat zoo fier zong „dat vrije k zijn wij!" Ln van riebeeck den langen zeeweg naar Oost-Indië lag de idpunt van Afrika als aangewezen rustpunt, n Pieterszoon Coen dacht al over een derzetting daar, maar daar men toen nog Sint- ilena als nuttig rustpunt kon gebruiken en het der stormen en valwinden aan de Kaap as, kwam er niet van. fcstreeks 1650 dacht men er anders over. Sint- lena, kaal geplunderd, was van geen nut meer het land aan de Tafelbaai had men, tengevolge schipbreuken beter leeren kennen. De stich- gsexpeditie van 1651 onder Jan van R i e- eck werd uitgezonden. 0 ontstond de stichting van het ververschings- rd aan Afrika's Zuidpunt: het Fort, de groenten- beestenkraal, welke stichting den grond- g vormde voor de koloniseering door Neder- iders van Zuid-Afrika. t handjevol Noord-Nederlanders en Vlamingen stichtingsexpeditie bleef er, de nietsnutten en genen die niet wilden deugen werden uitgestoo- door opzending naar Nederland en Batavia, goede kern bleef over, en na uitzending van ouwen uit Nederland ontstond er een heel iine groep Nederlandsche menschen aan de felbaai, onder de strenge bepalingen van de derlandsche Vereenigde Oostindische Compag- groepje werd versterkt door de komst van de igenoten, om het geloof uitgewekenen uit Frank- k, maar de Nederlandsche stempel bleef bestaan: il, godsdienst en gewoonten bleven Neder- ïdsch. De vele Duitschers die. in Compagnies- inst naar Zuid-Afrika kwamen, waren afkomstig plaatsen die toen nog lagen binnen de Neder- 'dsche taalgrens. Ze versterkten het Nederland se element en de taal, hoewel Nederlandsch den Vloed onderging van vreemde volken en rassen, n de slaven uit den Indischen Archipel, van de 'genoten misschien, geleidelijk werd de taal die nu kennen als het Afrikaansch, een duidelijke fn van het Nederlandsch. Tre van volmaakt was alles in de eerste tien- Uen van jaren. De zoon van den Stichter, de "ige Zuid-Afrikaner die het bracht tot Gouver- ür-Generaal van Nederlandsch-Indië, klaagt Ier in een brief, als er een losbandig Gouverneur 1 de Kaap het bestuur voert: „het kan de Caeb ït wel gaan, soo lang er sulken godlosen gouver- ur ea dissolute losbandige) gemeente Wat man sal nu dat alles redresser 1. en in wat tijd? Het heeft mijn vader saliger veels te suren arbeyd gekost de eerste beginselen dier colonie te leggen, wanneer d'er geen ontugt nog dronken schap vermerkt wierd". Inderdaad, zij die na Jan van Riebeeck kwamen in het bestuur waren niet allen van zijn gehalte. Een voortreffelijk opvolger was Simon van der Stel, onder wien de Nederlandsche cultuur sterk werd verbreid, in uiterlijk van het land, beplanting, huizenbouw, volksfeesten e.d. Zijn zoon bedierf den goeden Van der Stel-naam in Zuid-Afrika door hebzucht Was er tijdens Van Riebeeck onder de kolo nisten al een klein verzet geweest tegen de harde voorwaarden van de Compagnie waarop de land bouwers hun koren moesten verbouwen, onder den jongen Van der Stel weerde men zich feller en de Gouverneur werd door Heeren Bewindheb bers, die vooral rust wenschten in hun overzeesch gebied, teruggeroepen. BEVOLKING VAN LANDBOUWERS De bevolking van landbouwers had, vooral na het vertrek van den jongen Van der Stel, zich vooral op de schapenteelt toegelegd. Om weideveld voor het vee te hebben moesten de kolonisten van de Compagnie weirechten krijgen, tegen betaling van een tiende van hun kuddevermeerdering. Van de Hottentotten ruilden ze schapen, zoolang dit door de Regeering was toegestaan, heimelijk als het verboden was. Zoo ontstonden er veeboeren, die in tien jaren him veebezit verachtvoudigden. Deze toename maakte de uitbreiding van de kolo nie naar het binnenland noodzakelijk. Kort voor 1700 zijn er al bijna 50.000 schapen in het bezit der kolonisten. Behalve met schapenteelt hielden de kolonisten zich bezig met wijnbouw, waarbij de Hugenoten goede voorgangers waren gebleken, met koren- bouw en met runderteelt, hoewel deze gering was. In het land waren dorpjes ontstaan als Stellen- bosch; ook in gedeelten als Franschhoek, waar veel Hugenoten woonden en Drakestein genoemd naar den Commissaris Adriaan van Rhede, heer van Drakestein, verspreidden zich de kolo nisten. De schapenteelt was een bedrijf ter wille van het vleesch dat aan de Compagnie voor de schepen geleverd werd, de wol verwerkte men voor eigen gebruik. Pas op het eind van de achttiende eeuw wordt wolhandel van belang, en steeds toenemend; nu is de „skaapboerderij" een nationale welvaart- bron die eiken „skaapboer" laat deelen in dit in komen. Van den beginne af heeft men ingezien dat de boerenstand voor de bevolking de eenige zou zijn waar kans op welvaart in zat. De Stichter, Jan van Riebeeck was in alles voorgegaan, als wijnboer, veeboer, korenboer. Commissaris R ij c k- loff van Goens had al geschreven in Van Riebeeckr tijd: „want wij connen hier geen Edellieden werden, voordat wij eerst goede Boeren geweest zijn." Had de zeventiende eeuw Simon van der Stel als Gouverneur gezien, die het dorp Stellen- bosch gesticht had, de achttiende had voortreffe lijke Gouverneurs, die, als Hendrik Swel- lengrebel in den naam van het dorp Swel- lendam, en R ij k T u 1 b a g h die in dien van het dorp Tulbagh herdacht zouden worden. Den eere naam „Vader Tulbagh" kende de dankbare bevol king hem toe, om zijn twintig-jaren-durend vader lijk Gouverneurschap. KERKELIJKE ZAKEN Vooral voor kerkelijke zaken had men in Zuid- Afrika een open oog. In het Fort tijdens Van Riebeeck hadden predikanten van de voorbij gaande schepen al den dienst waargenomen, hu welijken ingezegend en kinderen gedoopt, een zie kentrooster had zooveel hem toegestaan was de zielszorg op zich genomen, in de Kaap en in Stel- lenbosch kwamen kerkgebouwen, ook voor de Hugenoten te Drakestein. Toen het gebied van de Kaapkolonie zich uitbreidde, kwamen er kerken in verafgelegen districten Waveren en Roodezand, later (in 1804) Tulbagh genaamd. Het Evangelie was verbreid onder slaven en Hottentotten, met weinig zichtbaar succes. Aan de Lutherschen werd in de achttiende eeuw (1774) toegestaan om een kerk te bouwen, geschenk van den Luther schen burger Maarten Melk, iets zeer merk waardigs daar de Compagnie in haar gebied uit sluitend de Gereformeerde Kerkleer duldde. De weeldewetten die de Compagnie in het midden van de achttiende eeuw in haar gebied deed uit vaardigen, werden in 1755 ook voor de Kaapkolo nie van kracht. Op platen uit dien tijd ziet men de boeren met kuitbroek en driekantig steekje. Met de inboorlingen konden, voorzoover het de Hottentotten betreft, de Boeren het na enkele bot singen in den beginne, vrij goed vinden. Een voortdurend gevaar bleven de op een geheel an dere hoogte van ontwikkeling staande Boesmans. Deze gevaarlijke veeroovende wilden waren een voortdurend gevaar voor de boerenfamilies, die al verder en verder van de Kaap met hun schapen moesten trekken. Dat was niet lang na 1700 be gonnen en in 1715 was er al zulk een vrees voor die roovers, dat de Boeren niet anders dan met geweren in de hand durfden slapen. ion van Riebeeck Pogingen zyn gedaan om met hen in vrede te leven en hun het rooven te doen staken. Het kommandostelsel ontstond, eerst regeeringskom- mando's, later burgerkommando's en na een krach tige afrekening door een algemeen kommando in 1774 was het Boesmansgevaar nog niet bezworen. Gedurende de laatste jaren van het Compagnies- bestuur aan de Kaap moest uit zelfbehoud een uitroeiingspolitiek gevolgd worden. In het begin van de negentiende eeuw begon men zelfs ten bate van de Boesmans vee te verzamelen en voor hen wild te schieten om voor hen het rooven over bodig te maken. De Boeren trokken over de Oranjerivier en niettegenstaande de, toen Engel sche regeering van de Kaapkolonie dè verhuizing naar het Noorden wilde beletten, kon deze er toch niets tegen doen. De godsdienstzin der Boeren was niet verzwakt. De geregelde lezing van den Bijbel had hen ge leid en tevens kennis van de Hollandsche taal doen behouden. Sterk gehecht aan het wettelijk vast gelegde in hun leven, wenschten ze een drostdij, een kerk en een school in de buurt. Ze wenschten voor hun particuliere leven, zooals voor hun hu welijk, niet een reis van weken lang naar Kaap stad te moeten maken. Naar het Oosten was de verhuizing gestuit op de menigte Kaffers, met wie omstreeks 1780 de eer ste oorlog te voeren was. De Compagnie deed niets ter bescherming van de Boeren tegen de inboor lingen. In de Kaapkolonie was de geestelijke ontwikkeling voortgezet, ook in de districten Swellendam en Graaff-Reinet, die al verder van de Kaap ver wijderd lagen. Aan de Kaap was in particulier bezit een belangwekkende bibliotheek van. bijna 2600 deelen, die door den eigenaar, Van Des sin, aan de Kerk vermaakt werd in 1761. In Zuid- Afrika is ontwikkeling en onderwijs steeds samen gegaan met de Kerk. ENGELSCHE OVERHEERSCHING Toen de Kaapkolonie in 1806 door de Engelschen veroverd was, bestond de bloedmenging der Kolo nisten voor ruim 50 -uit Nederlandsch, 27 Duitsch, ruim 17 Fransch bloed, de rest ruim 5 uit dat van andere nationaliteiten. Het hate lijke en leugenachtige verhaal over den verkoop van de Kaap is verbreid om de Boeren zich te doen afwenden van Nederland. Met de nieuwe, Britsche Regeering kon men slecht opschieten door onverstandige maatregelen, als de z.g. zwarte ommegang van 1812, waarbij veel aan klachten tegen Boeren onderzocht werden over inboorlingenmishandeling, klachten die onjuist bleken en verzameld waren door zendelingen van het Londensche Zendinggenootschap. Dan volgt de eene onhandige maatregel op den anderen: de tragische geschiedenis van Slachters- nek met den indrukmakenden dood van B e z u i- den hout, de houding der Regeering ten op zichte van de veeroovende Kaffers, het invoeren van zoowat 6000 Britten als kolonisten, de ver plichte kennis van de Engelsche taal voor hen die een aanstelling door het Gouvernement begeerden, het gebruik van Engelsch in rechtszaken. Van de acht kolonisten kenden (na de komst der Britsche 6000) maar één Engelsch als moedertaal. Het zou onbillijk zijn te ontkennen dat er ook goede maat regelen genomen werden, maar het met dwang wegdrukken van de moedertaal gold bij de Boeren als een geldige reden om het Britsche Gouverne ment als iets vijandigs te beschouwen. De Engel sche kranten, het verleenen van gelijke rechten aan andere kerken dan de Gereformeerde Kerk, het invoeren van Schotsche Calvinistische onder wijzers bleven gehate maatregelen. De kennis en voorlichting over Zuid-Affikaansche zaken was te Londen meer dan treurig. Toen kwam nog de kwestie van de afschaffing van de slavernij. Deze menschlievende bedoeling werkte voor Zuid-Afrika noodlottig. Een slaven opstand brak zelfs in een district uit en boeren gezinnen werden vermoord door hun slaven. Men wenschte in Zuid-Afrika evenzeer afschaffing, mits het in slaven belegd kapitaal vergoed zou worden en een landlooperswet de Boeren zou be schermen tegen de rondzwervende vrijgelatenen. Slechts 114 miljoen inplaats van de drie miljoen werd voor de 30000 slaven als schadeloosstelling betaald. Een landlooperswet bleef uit. Zelfs wer den in 1828 Hottentotten, Boesmans en vrije ge- kleurden gelijkgesteld met blanken. In het poli tieke gevoelden de kolonisten zich ook achterge steld: in den Uitvoerenden Raad van 4 personen had geen kolonist zitting. Een gevolg van den gang van zaken was dat de Kaffers bij den oorlog van 1835 vuurwapenen tot hun beschikking hadden, een oorlog waarbij de Boeren zware verliezen leden aan bezit en levens. Het Britsche Gouvernement herriep den vrede en sloot met Kafferhoofden verdragen als gelijken. Hollandsche, maar ook Britsche kolonisten gevoel den zich achtergesteld bij wilde inboorlingen. De verbittering was algemeen. Daarbij kwamen op nieuw 5000 nieuwe kolonisten uit Engeland. Later deden de Boeren de poging, om van Zuid-Afrika, evenals van Australië, een strafkolonie te maken, mislukken (1849). DE GROOTE TREK Intusschen was het belangrijkste feit in de ge schiedenis der Boeren, de Groote Trek, al be gonnen.- De vrijlating van de slaven is niet de oorzaak van den trek geworden. In de Oostelijke districten, van waar de trek uitging, waren weinig slaven gehouden en van hen die trokken hadden slechts 2 slaven bezeten. De geldelijke verliezen wer den dus geleden door de blijvers. In de nieuwe streken, Natal, den Vrijstaat en Transvaal hebben de Boeren nooit slaven gehouden. Toen in 1835 de met de Kaffers gesloten vrede ongedaan werd gemaakt door het Britsche Bestuur bleven de grensboeren zonder bescherming. Ze verlieten noodgedwongen hun geboortegrond, de wildernis in te midden van barbaarsche wilden en wilde dieren om zich een woonplaats te maken die men tenminste zou mogen verdedigen. Ze ble ven echter, volgens den rechtsregel, „nemo potest exuere patriam", Britten, daar werd aangenomen dat alle kolonisten een voor een den eed hadden afgelegd toen de Kaapkolonie Britsch werd. Die Trekkers waren de stichters van het volk der Boeren. De trekkers waren al vóór den Grooten Trek van 1836 uit de Kaapkolonie getrokken. De uittocht met ossenwagens, geheele gezinnen vervoerend, was begonnen. De tienjarige Paul Kruger was onder hen. Met vee betaalde men van de in boorlingen gekocht land, een regeering werd ge kozen door een volksraad, bestaande uit een Land drost (Gerrit Maritz) en Heemraden, net als in de oude kolonie. Een nieuwe volksraad koos in 1837 Piet Retief tot Gouverneur en Kom- mandant-Generaal. In de gemaakte grondwet was slavernij verboden, geen gelijkheid was er tus- schen blanken en niet-blanken, het Romeinsch- Hollandsche recht gold, als in den Compag niestij d. Met het Londensche Zendingsgenootschap wilde men niets meer te doen hebben. Men had al genoeg leed van die zijde ondervonden. Onder de leiders kwam verschil van meening, Retief scheidde zich af, hij haatte niet de Engelschen maar het Engelsch bestuur. In Natal kreeg hij land van den Kafferhoofdman D i n g a a n. Deze liet Retief en zijn mannen verraderlijk vermoorden in 1838; aan den moord op vele mannen, vrouwen en kinderen herinnert de naam van het dorpje Weenen. De andere legers konden zich nog bijtijds in staat van verdediging brengen. Engelschen uit Durban hielpen mee bij de bestrijding van Din ga an in April 1838; Kommandant Uys en zijn dappere zoon, die zijn gewonden vader niet wilde verlaten, vonden den dood. De Zoeloes plunder den Natal, Potgieter trok naar de plek waar nu Potchefstroom ligt. Kommandant-Generaal Pretorius, gekozen na den dood van Retief en Uys, gelukte het op 16 December 1838 om Dingaan te verslaan bij Bloedrivier, zoo ge noemd naar de 3000 gevallen Zoeloes. De blanken hadden slechts drie gewonden. De beteekenis van Dingaansdag is dat de Boeren Zuid-Afrika tot een bewoonbaar land maakten voor blanken en voor inboorlingen. In D i n g a a n's kraal (hijzelf was gevlucht) vond men de over blijfselen van Retief en zijn mannen. In Natal stichtten de Boeren een republiek in 1839 met Pieter-Maritzburg als hoofdstad. Maar nu wilde de Kaapsche Gouverneur de Boeren dwingen terug te keeren, en hij liet Natal bezetten. De Engelsche Regeering riep de troepen terug. Op het verlaten Engelsche fort heschen de Boeren de Hollandsche vlag. Maar de Engelschen wilden Natal in bezit hebben. Er werd bij Durban gevochten. Engelsche troepen overzee naar Durban gezonden, ontzetten de stad, en in 1843 was Natal een Britsche kolonie. Een deputatie van vrouwen, die het lijden van de laat ste jaren hadden meegemaakt verklaarden bij den „Specialen Kommissaris" dat ze liever op bloote voeten de Drakenberg weer over wilden trekken dan onder Britsch bewind te blijven. Een nieuwe trek was noodig. De Boeren trokken over de Vaal en tot Magalies- berg. Het dorp Lijdenburg draagt den naam naar het doorgestane lijden der Boeren. Toen sloot de regeering van de Kaapkolonie ver dragen met inboorlingenhoofden om de Boeren van de buitenwereld af te sluiten: met M o s h e s h, die de Basoeto's tot een machtig volk maakte, en met het Grikwa-hoofd Adam Kok. Britsche troepen steunden den laatste tegen de Boeren. In 1848 verdwenen die inlandsche „verdrag staten" om plaats te maken voor de souverei- niteit van Koningin Victoria en het Boe renland werd „Oranjerivier Souvereiniteit", dus na tien jaren van onafhankelijkheid waren de Boeren weer onder Britsch bestuur. Kommandant-Generaal Pretorius en zijn mannen bevochten de Engelschen met succes in den slag bij Boomplaats. De Engelschen bleven er baas maar de Boeren trokken verder. Toen, in 1851, hadden de Engelschen last van de Basoeto's onder M o s h e s h, die bij Viervoet een overwinning op de Engelschen behaalde, terwijl de Kaapkolonie tegelijkertijd gevaar liep door een Kafferoorlog. Dit gevaar dwong den Kaapschen Gouverneur tot de Zandrivierconventie van 1852, de eerste erkenning door Groot-Brittannië dat de Boeren een vrij volk waren in den Transvaal. Groot-Brittannië beloofde zich nooit met de zaken van de Boeren over de Vaal te bemoeien. Er zou geen slavernij zijn, geen handel in wapens en ammunitie met de inboorlingen. Het was Pre torius niet gelukt ook de onafhankelijkheid van de Boeren in de Oranje Rivier Souvereiniteit te bewerken. Velen vandaar, trokken dan ook de Vaal over. Daar was nu de Zuid-Afrikaansche Republiek geboren; het krachtig volk der Trans- valers was ontstaan, een krachtige tak uit den kloeken Nederlandschen stam. Pretorius en Potgieter zouden voortaan samenwerken. In de Oranje Rivier Souvereiniteit misbruikten de Britsche ambtenaren hun macht bij grondspecu- laties. Met hun twaalven bezaten zij meer dan 300.000 acres grond, en de Basoeto's plunderden nog steeds naar hartelust. De Kaapsche Gouverneur Cathcart trok tegen de Basoeto's op maar leed een nederlaag. Met verlies van veel dooden trokken de Engel schen terug. De handige overwinnaar M o s h e s h smeekte om vrede die gesloten werd. Iri Engeland had men genoeg van de onderneming over de Oranjerivier. De Boeren moesten zelf maar zien hoe ze het met M o s h e s h klaarspeelden. Maar er was bij de Boeren een partij die wilde dat Enge land eerst met de Basoeto's afrekende alvorens een overeenkomst te treffen, ingeland trad hier niet in en bood de onafhankelijkheid aan. Zoo kwam de Oranje Vrijstaat tot stand bij de Conventie van Bloemfontein in Februari 1854. Den Boeren van 1836, die gewenscht hadden vrij te zijn van het Britsche bestuur, was dit in 1848 opgedrongen en nu de boel in de war gestuurd was werden de Boeren vrij en alleen gelaten om met den mach tigen Basoetostaat af te rekenen. De eerste President Hoffman, vroeg aan den Koning der Nederlanden een vlag en wapen voor den Oranje Vrijstaat; iets gewijzigd werd het voor stel aangenomen door den Volksraad en de Vrij- staatsche vlag ontstond. Het bestuur was op Hol- landschen leest geschoeid. Oud-Hollandsch recht zooals het in Holland vóór 1652 gold bleef ook nu van kracht. In 1858 had men tegen Moshesh te strijden; het aantal Basoeto's was twaalfmaal het aantal der Boeren. Samensmelting met de Transvaal was nog niet mogelijk, doordat er nog te veel verdeeldheid was. De bevolking nam zeer in aantal toe. Over de Basoeto's werd men pas in 1867 baas. Moshesh vroeg Britsche bescher ming en in 1868 werd zyn land Britsch gebied, wat tegen de Conventie van Bloemfontein was. Een Vrijstaatsche deputatie naar Engeland om recht te verkrijgen had geen succes. In 1871 werd Basoetoland bij de Kaapkolonie gevoegd. Toen de Basoeto's weigerden om hun vuurwapenen uit te leveren en Engeland hen niet baas kon worden, werd Basoetoland een Britsche kroonkolonie in 1884. Toen waren, in 1867 al diamantvelden ontdekt, de bron van veel leed. In den Transvaal was veel verwarring en verdeeldheid; van inboorlingen, die onwettig van vuurwapenen werden voorzien, had men veel te lijden. In kwesties over grondeigen dom (de diamantvelden, het land van zooveel be lang) kregen de Boeren steeds nadeelige uitspra ken tegenover de inboorlingen. In 1877 volgde de annexatie van den Transvaal, in 1878 volgde de oorlog tegen de Zoeloe's die goed van geweren voorzien waren. Deputaties naar Engeland (waarbij ook Paul Kruger was) werkten niets uit. Oorlog (18801881) was onvermijdelijk. De Trans vaal kwam onder souvereiniteit van de Koningin bij de Conventie van Augustus 1881, die in Febru ari 1884 opgeheven werd. Weer was de Transvaal vrij. Toen kwam de toevloed van vreemdelingen op hoop van welvaart door de diamantvelden. De stry'd over het kiesrecht, daar de Boeren niet over stemd wilden worden in hun eigen land, leidde na den Jameson-inval in 1895 waarachter Cecil M. T. Steijn Rhodes stond, tot oorlog in 1899, waarin de Vrij staat en Transvaal samengingen, die in 1902 ein digde met de verdwijning van de Boerenrepublie ken. Het leed der concentratiekampen en de hel- dendaden van velen zullen evenmin als het werk door Paul Kruger gedaan, ooit vergeten worden. Na een tijdvak van veel congressen kwam in 1910 een einde aan de onderlinge verdeeldheid door de stichting van de Unie van Zuid-Afrika, die in onze dagen de positie verwierf die het heden ten dage bezit, een Britsch „dominion", niet meer onder worpen, maar meewerkend deel aan het Britsche Rijk onder de vlag Oranje-Wit-Blauw met daarin de kleuren, naast die van Groot-Brittannië, van Oranje Vrijstaat en Transvaal. SJrdt'gehoüd™ d® G'°0" T"k °"Chiïdde- - 'n de kerk Middelburg 't Nachtmaal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 21