Ervaringen met korrelmaisverbouw van gJc/cgs* voor /OQSKSr Q*ftULK,{ PLANTEN POKON WUAHTWOORDEH Sihi-POMPEN STIKSTOFMESTSTOFFEN VOOR BEREN GROND EN IEDER GEWAS' 3 Woensdag 30 Maart 1938 No. 428 En ziet, waar is het rijk, dat hadde kunnen staan 't En waar het landbedrijj en planten had gedaan? Het Nederlandsche klimaat niet ongeschikt Zware bemesting is noodig door Ir P. G. MEIJERS De verbouw van korrelmaia was tot voor kort in Nederland onbekend en het spreekt wel vanzelf, dat er eenige jaren van pro beeren en waarnemen moeten verloopen eer men zoover met deze cultuur op de hoogve is, dat er geen groote fouten meer gemaakt .worden. Gedurende die jaren is voor zoover dat mogelijk was. alles verzameld wat op dit gebied van belang kan zijn, Het meest' werd natuurlijk geprofiteerd van de proeven met maisrassen, bemesting en behandeling, die in grooten getale zijn genomen, en van de goede en slechte ervaringen van de zeer velen die niet steeds met succes mais op kleine of groote schaal verbouwden. Zoo kan gezegd worden dat er reeds veel 'tot een bevredigende practische oplossing is gebracht. Wij hebben eenige rassen, die voor ons land wel geschikt zijn. wij welen hoe ongeveer het gewas bemest en behandeld moet worden; het bewaren en drogen «ver loopt naar wensch. Toch moet men niet den. ken dat wij er al zijn. Telkens blijkt nog dat onze kennis en ervaring te kort schieten en worden wij gedwongen onze onderzoe kingen in één of andere richting voort te zetten. Diu is trouwens nog net zoo bij onze Snheemsohe gewassen, ook daar is nog geen eindpunt bereikt. Het wil ons voorkomen dav het de moeite loont met de maisbouw en met het onderzoek verder te gaan. in de verwachting dat mais op vele Nederlandsche bedrijven en bedrijfjes past als een gewas dat graan of groenvoer levert ten dienste ,van pluimvee, varkens en andere huisdie ren; als wisselvruchi' daar waar de cultuur al te eenzijdig is; als een van de weinige mogelijkheden om op hooge en schrale zand grond een behoorlijke opbrengst te verkrij gen. Men hoort wel eens zeggen dat Neder land geen „maisklimaat" heeft. Dit moge tot op zekere hoogte juist zijn, ons klimaat zal het ideaal zeker niet nabij komen, maar toch hebben de laatste jaren ons geleerd dat het Nederlandsche klimaat niet ongeschikt is. Zoo zijn de volgende lichtpunten te noemen. Het is gebleken dat vroege rassen in ons land ieder jaar tijdig rijpen; dit was ook het geval in jaren, die als minder gunstig bekend staan, zooals 1935 en 'SC; zelfs in de Noordelijkste provinciën worden deze maisrassen in de eerste helft van Oc tober nog rijp. In het Zuiden valt de oogst ongeveer twee weken vroeger. Hoewel 1937 toch wel zeer slecht begon veel regen en slechte struktuur van den grond kan men zelfs beweren dat de zo mer en het najaar voor de maiscultuur zeer geschikt zijn geweest. Wij willen gaarne toe geven dat er, mede tengevolge van ons kli. maat. wel mislukkingen kunnen voorkomen, een natte periode, een onbekwame grond bij het zaaien, een natte herfst als in 1936, kunnen tot vele moeilijkheden leiden doch dit zal werkelijk niet alleen voor de mais gelden. Anderzijds is de groeiperiode hiei langer dan in vele echte maislanden; er is wel reeds opgemerkt dat een gewas mais, hoewel het er aanvankelijk wat kwijnend uitziet, tegen den zomer, als het flink aan den groei komt. dikwijls meevalt en de oogst valt in den regel ook niet tegen. Merkwaardig is ook, dat de oogsten in ons land voor zoover dat gebleken is voor al niet lager zijn dan in die streken waar de mais inheemsch is. In Amerika is een oogst van 4600 kg/ha zeer hoog, in Hongarije eveneens. Hier is zulk een opbrengst geen zeldzaamheid. Zoo werden er in 1937 onge veer 130 cultuurproeven, van 5 are elk, met Mecklenburger op kleine boerenbedrijven genomen. Hiervan mislukten geheel of ge deeltelijk 24 pet. door slecht zaad. natte grond, ritnaalden, vogelschade enz., de an dere 76 pet. van de gevallen gaf gemiddeld 4300 kg/ha zaad, verscheidene opbrengsten van meer dan 5000 kg/ha kwamen voor. Ge durende de eerste jaren mag men voorzeker in de eerste plaats letten op de goed ge slaagde gevallen, mits men tracht de fouten op te sporen, die gemaakt zijn daar waar de opbrengst te laag uitviel. Het is reeds herhaaldelijk gebleken dat niet alleen het ras maar ook de kwaliteit van het zaaizaad dat men gebruikt van groot belang is; één van de redenen dat de kwaliteit slecht is. is wel slechte bewaring en ve vroeg dorschen, een andere reden is dat het zaad afkomstig kan zijn van kolven waarop verschillende kiemschimmels aan wezig waren. Het zaad moet dus zijn van een goed bewaarde partij, waaruit de slechte kolven zijn verwijderd. In geen geval moet ontsmetting tegen kiemschimmels vergeten worden; men kan gebruik maken van natte of droge ontsmetting juist als bij andere granen. Er zijn reeds tal van maisrassen ln ons land beproefd; dit loopt in de hon derden. Een groot aantal werd niet rijp en ten slotte zijn er enkele overgebleven, die hier ieder jaar rijpen. Als één van de best» en vroegste moet moet ge noemd worden de Pfarrkirchner, een ras dat ongeveer 1.70 m hoog wordt, weinig stoelt en tamelijk groote kolven kan vormen met groote gele zaden (duizend- korrelgewicht 360 gram). De opbreng sten zijn gewoonlijk hooger dan die van andere even vroege rassen. Dit zijn de Mecklenburger en de Chiemgauer. Ook willen wij nog noemen de Mahndorfer en de .Tanetzki's vroege. Beide zijn iets later, de opbrengst is goed. Voor het Midden en Zuiden van het land kunnen ze zonder gevaar beproefd worden. Wij doen nog één g^eep uit de vele rassen, die men in de landbouwbladen beschre ven kan vinden, namelijk de North Western, p"-n paardetand ras dat in de Noordelijke Staten van Noord-Amerika veel verbouwd wordt, met roodbonte za den. De rijping is wat later dan de even- genoemde, maar in de Zuidelijke provin ciën zal het zeker gelukken. Ook dit ras met zijn groote kolven kan beste op brengsten leveren. Het spreekt wel vanzelf dat de keuze van den crond en de bemesting zeer belang rijke dingen zijn. Hoewel wij langzamerhand over een rijkere ervaring in dezen gaan be schikken, is het niet uitgesloten dat er nog vele fouten gemaakt zullen worden, vooral op de afwijkende grondsoorten. Het is reeds gebleken dat lage-natte en sterk zure gr den ongeschikt zijn, ook is er steeds last met pas ontgonnen hooge zandgronden, hoewel in het laatste geval meer en meer blijkt dat organische mest groote verbetering geeft en dat in zulke gevallen de bemesting volledig en zwaar dient te zijn. Overigens kan er van de mais gezegd worden dat ze velerlei grond soorten, o.a. ook hoogliggende zandgronden, voor lief neemt. Indien zulke gronden geen dichte lagen bevatten, dan is cr niet spoedig van verdrogen sprake, hoewel bekend is het ook voor mais wel te droog kan worden. Een minderwaardige grond, door kunstmid delen in een goede toestand, gebracht, kan een beste maisoogst geven, daarvan bestaan re-ds meerdere voorbeelden. Een goed gewas mais bevat in zijn geheel b.v. 10.000 kg droge stof per ha; dat is geen kleinigheid, en men zal gemakkelijk begrij pen dal daarvoor heel wat stikstof, kali en fosforzuur noodig is. De hoeveelheden zul len tusschen die voor graan en die aardappelen in liggen; echter houden wij ons het liefst aan de régel dat mais een mesting moet hebben zooals die past bij zwaar gewas graan. Men behoeft daarbij niet bang te zijn dat men spoedig zal over drijven. Zoo is het een bekend feit dat lege ren zelden voorkomt, de meeste kans is nog wanneer het maisgewas een veel te dichte stand heeft. In zoo'n geval kan er ook op rekenen dat de oogst veel te ge ring zal zijn, want in een te dicht gewas worden veel te weinig kolven gevormd. Wat betreft de dichtheid van het gewas of, als men wil, de standruimte zijn er nog meer interessante wetenswaardigheden mee te deelen. In de laatste jaren hebben wij nl. vele proeven genomen om te weten te komen hoe wijd mais moet staan. Het is gebleken dat sommige rassen, zooals Pfarrkirchner en Mecklenburger, vrij nauw, andere z.ooals de North Western flink wat wijder kunnen staan. Zoo zal men bij Pfarrkirchner op 800900 planten per are moeten rekenen en bij de North Western op 600—700. Wijkt men hier al te veei van af, dan is daarvan het gevolg dat de opbrengt lager wordt. Men kan zich deze ingewikkelde zaak aldus voorstellen. De Pfarrkirchner of de Mecklen burger zijn rassen met betrekkelijk kleine kolven en men moet een hooge opbrengst dus in het aantal zoeken; dat ie mogelijk, want deze rassen zijn betrekkelijk ijl van gewas, smal van blad en tamelijk laag. De North Western heeft zeer groote kolven, hoe wijder de stand hoe grooter deze worden. Men kan dus reeds met een vrij gering aan tal kolven een hooge oog6t halen. Daar het gewas hoog is en weeldering van blad, moet de stand ook daarom vrij wijd zijn. Er is nog een belangrijke conclusie uit onze proeven te trekken en dat is dat de resultaten vrijwel dezelfde zijn of men de mais op rijen heeft staan, waarbij de plan ten alle alleen staan, dan wel de planten bijeen op bosjes of hoopjes van drie. Naai ons voorkomt moet de maisbouw op de zelfde wijze aangevat worden als de aaril- appelbouw, en dan past het zeer goed dat len met de hier genoemde plantengroepjes erkt. Wanneer er op 6 cM. in het vierkant ;n groep van 3 planten etaat, dan heefi men de beste stand voor de Pfarrkirchnei waarschijnlijk voor alle soortgelijke vroe ge rassen. Men trekt dus strepen op 60 cM en legt 5 a 6 zaden op ieder kruispunt. Dit laatste is gemakkelijk uitvoerbaar met een handwerktuigje, .dat men gewoonlijk mais planter noemt, en dat bij den heer H. Ben nin'k, te Apeldoorn, te koop is. Men kan nu verlangs en overdwars tusschen de bosjes schoffelen en desgewenscht aanaarden. Zijn de planten 20 cM. hoog, dan gaat men zoo noodig de boschjes, waar te veel planten staan, verdunnen. Dat hier en daar 4 plan ten blijven staan is geen bezwaar, erger is het. als er geen staan. Op deze wijze is hel schoon houden van een gewas mais niet moeilijk als sommigen het zich voor stellen. Velen, die met mais willen beginnen, aarzelen omdat het een gewas lijkt dat zeer veel werk vordert Inderdaad is dit voorloopig, gezien onze on ervarenheid, wel het geval. Men ziet tegen de maisbouw aan als iemand die voor het eerst bieten of aardappelen verbouwt en die over al het Work denkt dat er verbonden is aan het rooien enz, Wij willen eenige voorbeelden uit de prak tijk geven. Ons zijn gevallen bekend dat dt oogst van een hectare meer dan 400 ar beidsuren vorderde, waarbij gemiddeld nog geen 25 kg. kolven per uur werden geplukt Dit is zeer ongunstig, maar 35 tot 40 kg per uur komt bij beginnelingen meer voor. ,Dil ag werd zoo ongeveer bereikt op onze proefvelden. Bij eenige bedrevenheid wordl echter in het vrije veld wel meer bereikt zoodat wij van meening zijn dat 200 a 25C ■en oogstwerk per ha normaal is. Bij een ras met groote kolven zooals de North Western die heeft, is het zelfs mogelijk ge bleken 60 en meer kg., kolven per uur te plukken. De persoon in kwestie, die in Amc ika de maisoogst heeft meegedaan, was daarbij gewapend met een oogsthaak, een ijzeren haakje dat aan een riem om de pols is vastgemaakt. Er zijn meerderegevallen aarin het plukken per ha tusschen f 50 en f 60 heeft gekost, soms werd daarbij gebruik gemaakt van jonge arbeidskrachten. Wij laten in dit opz-ioht thans verder het woord aan de menschen van de praktijk, die ;n den regel best in staat zijn om zulik eön praktische kwestie verder te brengen. Ook tegen het dorschen zien sommigen wat al te veel op, dit is echter ook een ge-| Reeds verleden week Woensdag waren de eerste bloeiende wilde pruimenboomen te zien. Nog nooit de 25 jaar, dat men deze wilde pruimboom heeft zien bloeien was de boom zoo vroeg en zoo vol bloemen als dit jaar. volg van onbekendheid. Er blijken heel wal „maisboeren" te zijn, die het dorschen over laten aan kippen en varkens; ook paarden kunnen zich met een maiskolf best redden. Er bestaan verder vele soorten speciale uiaisdorschmachines; wij hebben echter de ervaring opgedaan dat een gewone dorsch- machinr met slaglijsten of met hekeltan den, heel goed voor beu dorschen van mais te gebnrken is, indien de trommel niet snel Ier draait dan 300 tot 350 toeren per minuut- Het dorschen gaat zeer vlot. Het is thans wel haast overal bekend dat het drogen en bewaren van de mais- kolven i-u de droogkooien van hout en gaas zeer goed geschiedien kaa. Een van de belangrijkste dingen is dat de breed te niet meer dan 60 cm mag zijn, ten einde, schinxmei te voorkomen. Als dak bedekking. kan men o.a maisstroo met succes gébruiken. Ten einde te voorko men dat vogcis door het gaas heen de kolven leeg pikken brengt men een twee de. bespaunipg buiten om de kooi aan. Tmzooj-ri ^•opgkppi% ver loopt 't drogen in.- der regel langzaam en zeker geduren- de herfst, winter en voorjaar. Men mag -- gerust aannemen dat het vochtgehalte vrn de korrel tot Maar* boven 20 pet blijft schom'ne'en, welk soort van na tuurlijke droogwijze men ook toepast Men '"moetr dus niet mëëhen dat men vroeg in het voorjaar droge en volkomen houdbare mais kan dorschen. Dit is ge woonlijk eerst in April het geval; dan daalt het vochtgehalte tot 15 k 16 pet Er zijn ons gevallen Dekend van mais boeren die reeds in Februari meenden dal hun niais droog genoeg was; na "het dorschen echter bleek alras, dat ze te ongeduldig wa ren geweest. Déze laatste opmerkingen zijn alleen van belang ingeval iemand zijn mais als zaaizaad of als graan wil verkoopen. HORTENSIA (Hydrangea hortensis) Wanneer men een hortensia ontvangt en het is nu weer de tijd dat men ze in de ver schillende kamers zal aantreffen, moet men in de allereerste plaats er aan denken, dat bloeiende planten veel water verbruiken en dat een hortensia bijzonder veel bloemen heeft en groote bladeren, die ook veel water ..uitdampen". Daarom moet voor goede watervoorzie ning gezorgd woi'den. En daarnaast moet ook tijdens de bloei en de hortensia kan heel lang bloeien, geregeld mest gegeven worden. Voor de watervoorziening is het go.ed de plant een of tweemaal per week tot iie rand in, la'uw' water te plaatsen, zoodat de aarde weer goed vo] water wordt gezogen. Zelfs mag, als de bloem in eèn warme -ka mer staat, (anders niet) de pot wel zoo .on geveer de geheele dag in een schotel met water staan. Zet de plant wel in het volle licht, doch felle zon op het heetst van den dag is nooit goed voor kamerplanten en met name voor enkele als hortensia e.a. niet. Als het over enkele maanden met den bloei is gedaan, moet men de plant, wil men er het volgend jaar weer plezier van hebben gaan snoeien Daar moet men niet mee wachten tot den herfst, wan* dan heeft men alle kans de bloeiknoppen weg te snij den. Men snijdt het jonge hout, dat gevormd is ten deele weg. Dat jonge hout is duidelijk te zien, want het heeft een lichtgroene kleur. Het oudere hout is donker gekleurd. Snijdt van dit jonge hout zooveel weg, dat er nog twee knoppen, dié tegenover elkaar zitten, overblijven Als de tak wat dun en slap is laat men twee stel oogen zitten. De kleine takjes' die nóg niet bloeiden laat n staan en snoeit ze niet. Men kan ze later nog wegnemen, als de plant te vol wordt. Elk jaar laat men een paar takken meer zitten dan de plant had. Ook wordt de plant verpot in iets groote re pot, met zeer voedzame humusrijke grond. Zoo mogelijk wordt de plant na de bloei en snoei buiten gezet. Men mesv voorloopig niet en geeft minder water. De plant moet wat rusten. Begint de hergroei weer. dan geeft men weer voldoende water en mest tot Septem ber. Begin October wordt de plant binnen gebaald en op een koele plaats gezet. Men; geeft geen water, zoodat de bladeren afval len. Zoo gaat de plant de winter door, men houdt na bet afvallen der bladeren de wor- telkluit ietsje vochtig. Dus niet geheel uit laten drogen. In het voorjaar komt de plant in een matig warm vertrek. Bladeren en bloem knop loopen uit en er wordt weer volop wa ter en voedsel gegeven- Voor blauwkleuring geeft men de rose soorten in den herfst en in het voorjaar telkens een eetlepel ammoniakaluin. Witte laten zich niet kleuren, Wu nst mest 25 en »ele verzorgingsaanwijzingen geheel gr De Moniliaziekte In het voorjaar waren de bloesems van kersen en morellen meermalen snel bruin en verdrogen zij. Daarop volgt het afsterven van de scheuten, waaraan zich de verdroog de bloesems bevinden. De oorzaak van deze verschijnselen is de zwam Monilia cinerea, welke zich ontwik kelt uit sporen, welke nu op de in het vorige paar afgestorven takjes, op resten van verdroogde bloesems en op verschrom pelde vruchten aanwezig zijn en tijdens den bloei de bloemen besmetten. Door nu te spuiten met V/2 pet. Bor- deauxsche pap (V/2 kg. kopervitriool en 1 kg. kalk per 100 l. water) worden de spo- rne gedood en daardoor de aantasting der bloesems voorkomen. De resultaten van de Bordeauxsche pap zijn de laatstq jaren zeer gunstig geweest, zoodat de oespuiting sterk aanbevolen kan w orden. Uitvoeriger Inlichtingen worden gaarne verstrekt door den Plantenziektenkundigep L'enst te Wageningen. Hoe staan de groenten er voor Eind Maari keel goed Dank zij der weersomstandigheden in de eerste maanden van dit ja-ar' (Februari'had 84 uur zonneschijn tegen 72 normaal en de le helft van Maart 76 tegenover 55 normaal) konden de onder glas geteelde groenten zich' gunstig ontwikkelen en vertoonen zij over hef algemeen een goeden stand. De vooruit zichten voor de.verderè ontwikkeling zijn béter dan in de overeenkomstige periode van het vorige jaar. -Koude sla vertoont een goeden stand, hoe wel plaatselijk bij vroeg gepote planten schade wordt ondervonden door het optre den van Botrytis. In Venlo e.o. zijn de 'ooruitzichten zeer goed. Warme sla. Dit gewas heeft zich goed ontwikkeld, behoudens op de Zuidholland- sche eilanden, waar zich eenige uitval ver toont, terwijl, ook het verschijnsel van randen optreedt. De stand is daar dan ook matig. Andijvie staat er over het algemeen goed voor, met Uitzondering voor het Westland waar de vooruitzichten matig zijn. Bloemkool geeft goede verwachtingen. Peen heeft zich tot nu toe goed ontwik keld. Kaskomkommers geven in het Westland een zeer goeden, elders een goeden oogst. Stooktomaten vertoonen dooreengenomen een goeden tot zeer goeden stand. Bastaardrupsen in bessenstruiken De bladwespen (Pteronus ribesii), waar van de larven vooral de kruisbes-, maar ook de aalbesstruiken, in korten tijd vrijwe. geheel kaal kunnen vreten, zijn reeds waargenomen. Deze bijzonder vroege ver schijning maakt; een vroege bestrijding noodzakelijk. De bladwespen leggen eitjes in rijen langs de nerven aan de onderzijde der bladeren. De bastaardrupsen, welke uit deze eitjes komen, zijn grijsachtig groen met zwarte stippen, zij bezitten een groot aantal pooten. Aanvankelijk vreten zij ronde gaatjes in het blad, later vreten zij de bladeren van den rand af geheel op. Zoodra de bastaardrupsen verschijnen moet gespoten worden met 0.3 pet. lood arsenaat (3 gr. poeder) per 1. water. Toevoeging van 10 gr. kalk per. 1. is ge- wénscht om bladverbranding te voorkomen. De bespuiting met dit vergif op dit oogen blik levert g.een bezwaar op voor de con sumptie. Groenten (spinazie, sla), welke in de nabijheid der struiken staan en die spoedig na de bespuiting gegeten zullen worden dienen met zakken of rietmatten afgedekt te worden. Tijdens den bloei mag, wegens het gevaar voor bijenvergiftiging, niet gespoten wor den. Als men genoodzaakt is tijdens den bloei de bastaard rupsen te bestrijden, moet men de voor bijen minder gevaarlijke middeleD gebruiken. Men kan dan stuiven met Derrispoeder of spruiten met bariumchloride (15 gr. pei 1. kalkmelk), kiezelfluoorbarium (5 gr. per 1.' kalkmelk), nicotine (1 c.m. 3 per V/2 1. water) of zeepspiritus (20 gr. zeep en 10 c.M.3 spiritus per 1. water). Nadere inlichtingen worden gaarne ver strekt door den Plantenziektenkundigen Dienst te Wageningen. Internationaal landbouwcongres Groote deelneming nlt andere landen Het internationaal tuiiibouwcongres dat van 1217 Augustus te Berlijn gehouden zal worden zal naar het zich laat aanzien groote belangstelling vaii uit het buitenland genie ten.' Meer 'deelnemers dan men had geschat dat zich zouden aanmelden hebben reeds in geschreven. Uit de meest verschillende landen zijn be richten omtrent groepenreizen en extratrei- nen binnengebracht. Groote massa's bezoe kers komen in hoofdzaak uit Oosterijk, Hon garije, Tsjecho-Slowakije en Denemarken. Ook hebben uit Roemenie en Italië zich reeds groepen aangemeld. In aansluiting aan het congres begeven de deelnemers zich daarna in zes groepen naar de Duitsche rijkstuinbouwtentoonstelling te Essen. Onderweg zal dan gelegenheid be staan, de belangrijkste tuinbouwgebieden te bezichtigen- en ook land en volk te leeren kennen. De reis gaat over Quedlinburg- Erfurt-Frankfurt a/m den Taunus-Wiesba- den-Saksen (Dresden) Hamburg Brunswijk en Hannover. In een communique, dat wij van den pers dienst ontvangen, lezen wij nog over Neder land Reeds sedert jaren gaan de bloem-boi- len vanuit Nederland in alle werelddeelen.. Haarlemen Hillegom zijnnamei van internationale roep. Ieder tuinbouwer in Amerika. Afrik of Z w e'd e'n kent ze, t e r w ij 1 het bloemengebied van Aalsme'er metzijn broeikas6«nopden vre d el ing werkt als een fabrie k's- s t a d. Vraag 26. Augustus '37 heb ik (voor 't eerst in m'n leven) geoculeerd, peren en pruimen! En naar 't lijkt gaan de peren allemaal aan (4 stuks). Maar van de pruimen geen één (8 stuks). Hoe kan dat? Ik ben leek en heb ook geen onderwijs er in gehad. Alleen een boekje, 'k Heb 't allemaal natuurlijk met evenveel zorg gedaan. L. H. Antwoord: Allereerst onze gelukwen- schen met het succes, dat u had met het oculeeren van de peren. Dat uw eerste pogen hierbij volle 100 pet. succes hadden is wel zeldzaam. Waarom de pruimen-oculaties niet gelukten kunnen wij zoo uit de verte moeilijk beoordeelen. 't Zal waar de peren slaag den wel niet aan de uitvoering gelegen hebben. Waarschijnlijk lag het aan het materiaal, dus aan de oogen, die u ge bruikte of aan de onderstam. Waren deze een van beide of beide niet te droog? Waren de oogen gezond en van volgroeid hout? 'k Zou het nog maar eens probeeren. 't Moet ook niet altijd zóó vlot gaan, dan is de aardigheid ej- ook gauw af. RAAD VOOR BROUW- GERSTTELERS In het derdp jaarboekje van 't NaCoBrouwt (het Nationaal Comité voor Brouwgerst)] worden enkele wenken gegeven voor de te* Iers van brouwgerst. De wenken zijn ecnigs* zins uitvoeriger dan in het vorig jaarboekje! stonden. Ze '-uiden als volgt.: 1. Gebruik een ras, dat van nature ge* schikt is voor brouwgerst. Kenia is een goedl brouwgerstras. Verder kunnen Snratt Ai** eher. Saxonia en Mansholt's twecrijige wor den genoemd. Ongewenschte rassen zijn| Goudgerst en Zegegerst. 2. Gebruik goedgekeurd zaaizaad en onfa smet dit met een goede droogontsmetter^ Stuifbrand beStrijde men door de w'armwa* terbehandeling. 3. Vermijd zoo mogelijk de onmiddell'jkd nabijheid van wintcgerst 4. Kies egale akkers, welke in goedö structuur verkeeren. Bedenk steeds: gerst] is een juffrouw, haver een boerenmeid. 5. Geef een voldoende hoeveelheid kali ert fosforzuur en. indien legeren venvacht kart worden, geen of weinig stikstof. Zorg er! voor dat de kunstmeststoffen regelmatig worden uitgestrooid, liever aan de vroegö dan aan de late kant. Late overbemesting met stikstofhoudende meststoffen is af la raden. 6. Bereid het zaaibed goed voor. Zaai irt geen geval laat, zaal ook niet als het lancl nog te nat is. Tracht een matig, dichtd stand te krijgen. Gebruik 70-120 kg./ha. zaai-» zaad op klei en zavel en 90-140 kg/ha. of» zandgrond. Op vruchtbare gronden minder, dr.n op schrale en van kleinzadige en" stork' uitstoelende rassen als Kenia minder dart van grootzadige. Draag er zorg voor dat dó machine regelmatig zaait. 7. Ontdoe hef te velde staand gewas vart eventueele opslag van 1anve, haver of wir.-« tergerst, eveneens van onkruid. Let vooral op die onkruiden/welke door reiniging :nieti of moeilijk uit bet zaad te verwijderen zijn^ b.v. kleefkruid, wilde haver, wikken, zwa* luwtong. haagwinde. 8. Zicht de gerst in volkomen rijpen toe-» stand dus als de korrels hard zijn. Maalc geen te groote schoven en plaats deze, na; eventueel aan de hok nagedroogd te zijn zoo mogplijk op ruiters, waai-bij voor goede ven-* tilati-a moet worden zorggedragen. Haal dart niet te haastig binnen. 9. Zomergerst is direct na den oogst nLeü kiemrijp en moet als regel 6 tot 8 dagen in! het stroo blijven zitten vóór het te dorschen4 1$ het weer tijdens de rij pingsperiode en in] den oogst droog en zonnig, dan kan direct van het veld worden gedorscht. 10. Dorsch voorzichtig, opdai' zoo weinig mogelijk gebroken korrels voorkomen. Kon ij normaal, niet te lang en ook niet zoo, dat des zaden worden beschadigd. Sorteer scherp4 Verwijder de zaden, die door een zeef .vart 2,2 mm. spleetwijdte vallen. Wegblazen vart het lichte zaad is gewenscht. Ook het al- zeven van de allergrootste korrels, hoeweli dit geen vereischte is, kan worden aanbe* volen. 11. Bewaar de gedorschten gerst niet ge* lijkvloers, ioch op een droge Zolder. Be* denk, dat het vochtgehalte van de lucht het! hoogst is vlak hij de aardoppervlakte en! eenige meters daarboven reeds aanzienlijk] afneemt. Ventileer op droge dagen zooveel mogelijk. Vermijd alles waardoor broei zort kunnen ontstaan. 1? Neem deel aan de brouwgerstonder* zoekingen. WEET GE dat zwavelzwe ammoniak nog steeds de voornaamste stikstofmest is, gezien het, groote jaarverbruik ervan; dat een puard in een jaar zooveel eet alsi negenmaal zijn lichaamsgewicht be* draagt,, dat is naar evenredigheid mini der dan een mensch, eten als een paardi zal dus matigheid beteekenen) dat de uitvoer van Agrarische productent die in 1935 en '36 weer wat toenam, in 1937 weer ernstig is achter gebleven in vergelijking bij de toename van de ani dere export, die weer op normaal peil aanlandde; Laat U raden en koopt DORDRECHT Prijscourant ^oor Tuinders, Landbouwers of Particulieren wordt gaarne gezonden. öalpeterstikstof I 14' salpeter-, i/2 ammoniakstikstof I ammoniakstikstof KALKSALPETER KALKAMMONSALPETER ZWAVELZURE AMMONIAK 15,5 stikstof f 20,5 stikstof 20,6 stikstof Inlichtingen en brochures over deze meststoffen worden op aanvrage gratis verstrekt door het LANDBOUWKUNDIG BUREAU VAN DE STAATSMIJNEN IN LIMBURG en N.V. MEK0G te HEERLFN en het LAND- EN TUINBOUWBUREAU DER I.G. FARBENINDUSTRIE A.G., Amsteldijk 37, te AMSTERDAM.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 10