KLEUTERS
DE staatkundige historie van de laatste jaren
heelt steeds duidelijker het tragische feit in
het licht gesteld, dat overal ter wereld de brute
macht de overhand tracht te verkrijgen boven het
recht. Het getal heeft onevenredig aan aanzien ge
wonnen; de heerschappij der idee is verdrongen
van haar plaats, of wel, gelijk in Moskou, Rome
en Berlijn, tot een caricatuur van zichzelve ge
worden, waar zij de persoonlijkheid tot den rang
van een nummer heeft verlaagd. Het jongste voor
beeld van dezen ontwikkelingsgang heeft ons
Polen te zien gegeven, bij de machts-oplossing van
zijn conflict met Litauen. Ongetwijfeld mag men
deze geheele episode beschouwen als een nasleep
van Adolf Hitlers brutale greep naar Oostenrijks
zelfstandigheid. In de verwarring, welke daaruit
internationaal ontstond, heeft de regeering te
.Warschau haar slag geslagen en het Litausche
gouvernement te Kaunas als het ware op de
knieën gedwongen. Het middel, dat gebruikt werd
tot herstel van de normale diplomatieke betrek
kingen tusschen beide buurstaten, moet onver
deeld worden afgewezen; het doel, dat bereikt
werd, is desondanks te apprecieeren. Tusschen
twee staten, die als naburen toch min of meer op
elkander zijn aangewezen, is een geografisch en
politiek niemandsland opgeruimd, dat een gezonde
circulatie nu reeds een jaar of twintig tegenging
en als zoodanig steeds opnieuw gevaren op
leverde.
8 _§-§ rr~"
?b-3.3<P S-<r
D-wg aw<! s B.« ys-sTB it g 3S£S ?S E~W ffB «srüS»
I|aSag»=Illiaa^Sf|g-|5.S-iflfe|s>''
u ^dOQ rt-c yp,g gv
SOLDAATJE SPELEN
EEN VRIJE WOENSDAGMIDDAG
Dow CORINA
„NATUURLIJK!" riep Dikkie. Hij
weer vrolijk. Wat zou vrmiw
was nu
Verkerk
blij zijn. Hij danste het erf op.
Bij de deur liep hij wat langzamer. Als ze maar
niet erg schrok. Hoor. ze zong juist een psalm:
„God heb ik lief". Moeder had wel eens ver
teld, dat vrouw Verkerk juist door haar ver
driet den Heere Jezus had leren liefhebben.
iToen hij klopte kwam zij naar buiten.
„Wel, jongen?" vroeg ze vriendelijk.
Dikkie wist niet wat te zeggen. Hij liet haar zo
maar het medaillon zien.
Vrouw Verkerk schrok vreselijk. Ze greep zich
vast aan de deur, anders was ze misschien ge
vallen.
Toen vroeg ze zenuwachtig: „Hoe kom je daar
aan? Zeg het eens gauw. Van wie heb je dat?"
„Van een man. Hij staat hier voor op de weg,
bij 't veldje", stotterde Dikkie
Vrouw Verkerk vroeg niets meer.
Ze liep Dikkie haast omver, de weg op.
Dikkie wist nu niets beters te doen, dan hard
naar huis te hollen.
Hij durfde niet meer omkijken. Het was alle
maal ook zo raar.
Hijgend kwam hij thuis.
Vader, moeder en zusje zaten al lang te eten.
maar Dikkie zag het niet eens.
„De man van vrouw Verkerk is terug!"
schreeuwde hij de kamer in.
„Wat?' 'schrok de burgemeester op, „Wat ver
tel je me daar?"
Zijn vork, waaraan hij juist een aardappel had
geprikt, liet hij van verbazing onder de tafel
rollen.
„Hoe kom je er aan?"
Dikkie vertelde opgewonden het hele verhaal.
„Wat fijn voor vrouw Verkerk. Wie had dat
ooit gedacht", zei moeder.
„Eet jij nu maar gauw. Dik. Ik zal je ditmaal
geen standje geven", zei vader.
Tegen moeder zei hij: „Ik ga er vanavond nog
even heen, vrouw. Misschien kan ik ergens mee
helpen".
Na het eten was het al bedtijd geworden voor
Dikkie en zijn zusje. Maar Dikkie kon niet ia
slaap komen.
Wat zouden de andere jongens morgen wel
zeggen, dat hij alleen bij de grote gebeurtenis
was geweest, en zelfs had meegeholpen,
't Was toch een rare Woensdagmiddag ge
weest.
Wat leek het al lang geleden, dat hij zo ijverig
sommen zat te maken. De sommen konden hem
nu niets meer schelen. Hij dacht er zelfs niet
meer aan.
Hij wilde wachten tot vader thuis kwam. Mis
schien hoorde hij nog iets.
Maar toen vader thuis kwam en om de hoek
van Dikkies slaapkamer keek, sliep hij als een
roos.
Hoe dat zo vlug kon, begreep Dikkie niet, maar
de volgende morgen wist iedereen op het dorp
het nieuws al.
Vol trots vertelde Dikkie het verhaal nog eens
aan zijn vriendjes.
Cor zei: „Hè, was ik maar meegegaan, dan was
ik er ook bij geweest. Dikkie boft altijd maar".
Ja. dat vond Dikkie zelf ook.
Hij vond het niet eens erg, dat hij maar vier
sommen goed had en Wim vijf.
Toen de vier vriendjes 's middags op school
kwamen, hoorden ze van elkaar, dat vrouw
Verkerk die morgen bij hen thuis was geweest.
Ze had gevraagd, of de vier jongens morgen
avond bij haar en haar man op visite kwamen.
Om eens gezellig te praten, had ze gezegd.
OM NA TE TEKENEN OF TE KLEUREN
Een, twee, in de maat,
Jan, die speelde voor soldaat
Met zijn vriendjes Hein en Piet,
Die hij nooit verliet.
Een, twee, een, twee, halt!
Roept trompetter en hij schalt
Nu eens flink op zijn trompet,
O, hij heeft een dolle pret.
Een, twee, een, twee, haltl
De onderofficier die valt,
Met de handen op de straat,
O, wat is dat heertje kwaad!
De vissende muis
14*
De moeders van de jongens hadden allemaal
„ja" gezegd. Ze waren immers ook blij om
vrouw Verkerk.
Wat waren onze vriendjes nieuwsgierig.
Ze konden haast niet tot morgenavond wach
ten. Want zo iemand als Verkerk, die zo ver
weg was geweest, zou wel heel wat beleefd heb
ben. De andere jongens op school waren erg
jaloers. Maar dat vonden de vier vriendjes
juist leuk. Ze waren de helden van de hele
school.
De volgende avond zaten de jongens gezellig
bij vrouw Verkerk in huis. Ze dronken choco
lademelk en ze aten koekjes.
Verkerk zat bij de kachel en rookte een lange
pijp.
Zijn baard was verdwenen. Die lag bij de bar
bier op het dorp.
Toen het even stil was, vroeg Cor: „Nou, Ver
kerk, begint U al?"
„Beginnen?" vroeg Verkerk plagend, „Waar
mee?"
„Nou. vertellen natuurlijk," zei Cor „ik ben zo
nieuwsgierig."
„Ja, 'k wil wel wat vertellen," zei Verkerk,
maar ik kan 't niet goed hoor".
„Dat geeft niets, als het verhaal maar mooi
is", zei Dikkie.
„Ja," zei Verkerk peinzend, „dat is 't em
juist. Het verhaal is niet mooi. Tenminste 't
begin niet. Het eind wel, dat zien jullie wel".
Ja, dat zagen ze wel. Kijk maar eens, hoe blij
vrouw Verkerk keek.
„Ja", zei ze, „de Heere is wel goed voor me
geweest. Toen ik dacht dat het niet meer zou
kunnen is mijn gebed verhoord en mijn man
weer thuis".
„Zo is het", zei Verkerk.
„En nu het verhaal".
't Was een lange geschiedenis, die de jongens
te horen kregen, maar ze verveelden zich niets.
Twaalf jaar geleden was Verkerk op reis ge
gaan. Hij had gehoord van grote velden, in
Zuid-Afrika, waar goud gevonden werd en nu
wilde hij ook z'n geluk eens gaan beproeven.
Dat zijn vrouw alleen moest achterblijven,
daar bekommerde hij zich toen niet om. Hij had
maar één doel: rijk te worden.
Op het schip, waarmee hij naar Afrika wou
varen, ontmoette hij een rijke man, die een
grote theeplantage had in Oost-Indië. Deze
man had al veel van de wereld gezien. Hij ver
telde Verkerk, dat goud delven lang niet mee
viel. Het gebeurde maar heel zelden, dat
iemand daar rijk van werd. Nee, Verkerk moest
maar met hem meegaan. Hij kon hem op z'n
plantage best gebruiken.
(Volgende week verder
De Rotterdammer, Nieuwe Haogsche Courant
Nieuwe Utrechische Courant, Nieuwe Leidsche
Courant en Dordtsch Dagblad
Donderdagavond
BUITENLAND
Men weet, welk incident de onmiddellijke aanlei
ding tot de Poolsche démarche is geweest. Een
Poolsch soldaat van de grenswacht werd bij de
uitoefening van zijn taak door Litauers neerge
schoten, als gevolg van het geharrewar, dat niet
behoorlijk gemarkeerde scheidingslijnen steeds op
leveren. Mandsjoekwo is daar een ander niet min
der sprekend voorbeeld van. Deze gebeurtenis
heeft Polen, begunstigd gelyk wij zeiden door de
verstoorde Europeesche atmosfeer, aangegrepen,
om van Litauen te eischen, dat men eindelijk tot
samenspreking en hervatting van het onderling
verkeer geraken zou. Minister Beek heeft in den
Poolschen senaat het aldus samengevat: „Een sol
daat van de grenswacht is gevallen. Wanneer zijn
bloed de overeenstemming tusschen twee naburen,
Polen en Litauen bezegelt, zal hij zijn leven heb
ben gegeven voor een edele zaak. Bovendien moet
de wereld weten, dat in Polen achter iederen
idienstdoenden soldaat de geheele natie staat."
Tusschen Polen en Litauen zat menig oud zeer, dat
nu geleidelijk zal kunnen verdwijnen. De geschil
len ontstonden in de woelige dagen van 1920, toen
beide landen hun staatkundige organisatie ver
kregen, en over het vaststellen der grenzen der
mate geschillen ontstonden, dat de wapens eraan
te pas moesten komen. De volkenbond begon toen
te bemiddelen, van wefk respijt de Poolsche gene
raal Zeligowski gebruik maakte, om Wilna en om
geving, het voornaamste omstreden gebied, eenvou
dig weg te bezetten. Ondanks allerlei geparlemen-
teer heeft Polen deze verovering nimmer opge
geven, terwijl Litauen, van zijn kant, in zijn
grondwet vastlegde, dat ondanks de overweldiging
Wilna de Litausche hoofdstad was en bleef. Het
practische gevolg was, dat Polen vast hield wat
het bezat, de bevolkingssamenstelling wees bo
vendien uit, dat het Litausche element in Wilna
zeer onbeteekenend was! en Litauen hardnek
kig weigerde, met zijn buurman tot herstel der
betrekkingen te komen. De drie spoorwegen tus
schen beide landen, en de grenswegen werden ge
blokkeerd; rechtstreeksch verkeer was totaal on
mogelijk. Slechts langs aanzienlijke omwegen kon
men elkander bereiken, en was soms een gedach-
tenwisseling onvermijdelijk, dan placht deze
plaats te vinden in de hoofdstad van Estland, Tal
linn, dus op neutraal terrein.
De militaire dreiging, door het Poolsche leger op
het zwakke Litauen uitgeoefend, heeft thans be
werkstelligd, dat beide landen gezanten en consuls
zullen uitwisselen, en dat er voortaan weer onder
ling grens- en handelsverkeer zal zijn. Het vreed
zaam resultaat is voor een deel te danken aan
Londen .Parijs en Berlijn, die zoowel te Kaunas
als Warschau op matiging hebben aangedrongen, en
ook aan Moskou, hetwelk aan Kaunas te kennen
gaf, geen gewapenden steun bij eventueel en oor
log te kunnen verleenen. Zoo werden de vonken
gedoofd van een vuurtje, dat eventueel tot een
vervaarlijken brand had kunnen worden.
De Poolsch-Litausche geschiedenis vertoont ook
nog andere aspecten, gelijk die werden onthuld
door de officieuse „Kurjer Porannij", den „Pool
schen Koerier". Polen is erop uit zijn internatio
nale positie te versterken door het vormen van
een reeks bondgenootschappen, welke zich zou
moeten uitstrekken van de Oostzee tot aan de
Zwarte Zee. Met andere woorden, men zou zich
willen verstaan met Finland, Estland, Letland,
Litauen en Roemenië, dus juist die staten, welke
langs het grondgebied der Sovjets liggen, om op
deze wijze een barrière te vormen tusschen de
Sovjet-Unie en West-Europa. Het feit, dat Polen
en Litauen hun betrekkingen hebben genormali
seerd, zou vanzelf een gunstigen invloed uitoefe
nen in het geheele Oostzee-gebied. Vandaar dat de
Oostzee-staten dit Poolsche streven hebben onder
steund, en ook Roemenië van zijn sympathie daar
voor heeft blijk gegeven.
Een staten-combinatie, als hier beoogd, zou voor
de verschillende leden-deelnemers inderdaad vele
voordeelen brengen, waarvan het eerste en voor
naamste natuurlijk is een gevoel van verhoogde
veiligheid, de zekerheid, onderling een macht te
vormen in ons werelddeel, waarmede rekening
moet worden gehouden. Polen zou langs dezen
weg bovendien van de Duitsch-Russische wip af
geraken, hetwelk voor dit land, dat tot nog toe
tusschen beide vijandige grootmachten min of
meer samengekneld zat, een heele opluchting
moet zijn. Telt men naast de strategisch-militaire
voordeelen nog de economische belangen, welke
zulk een aaneensluiting zou kunnen meebrengen,
dan ontwaart men de grootschheid van dit pro
ject, waarop Warschau thans meent te kunnen
aankoersen. Een en ander zou een nieuw symp
toom zijn van de algemeene herwaarding, welke
de Europeesche machtsverhoudingen in onze veel
bewogen dagen ondecgaan. Misschien is er in dit
opzicht zelfs wel grond van een kentering van
evenwicht te gewagen. Intusschen is bij dit alles
nog een goed percentage toekomstmuziek.
Hitiers Rijksdagrede heeft geen bijzondere onthul-
Kijkje in Linz, in Opper-Oostenrijk
lingen gebracht. De Führer heeft o.a. zijn lezing
gegeven van de besprekingen te Berchtesgaden,
die een uiteindelijke Duitsch-Oostenrijksche paci
ficatie beoogden. Von Schuschnigg zou, nauwelijks
in Weenen teruggekeerd, van de getroffen afspra
ken zijn afgeweken, en opnieuw een koers hebben
ingeslagen, welke leiden moest tot in bedwang
houden der Oostenrijksch nationaal-socialistische
tendenzen. Hitier beschuldigde derhalve de Oos-
tenrijksche kanselier in feite van niet anders
dan woordbreuk, hetwelk een pijnlijk ding is, want
de hiervan betichte staatsman is niet in een po
sitie om op deze aantijging ook maar één woord te
kunnen antwoorden. Hij bevindt zich nog steeds
onder politie-toezicht, en mist elke bewegingsvrij
heid. Geruchten gaan, dat men hem zelfs voor een
gerecht zou willen dagen, om hem van anti-natio
nale handelingen, en eventueel van landverraad te
beschuldigen. Het zou weinig fraai zijn, en van
weinig ridderlijkheid getuigen, zoo het nationaal-
socialistisch regiem inderdaad tot zulk een beden-
kelijken stap overging. Maar grootmoedigheid ten
opzichte van terzijde geruimde tegenstanders is
een deugd, welke in machtstaten niet overvloedig
pleegt beoefend te worden.
Het land Oosterijk wordt inmiddels met man en
macht „gelijkgeschakeld". De actie gaat vergezeld
van een trieste serie zelfmoorden, die een getui
genis zijn, dat vele tot nu toe vooraanstaande
persoonlijkheden voor zich noch hun land meer
uitzicht zien. Overtalrijk is ook het aantal arres
taties, dat te Weenen en elders verricht wordt.
Blijkbaar niet voor niets was Himmler, chef der
Duitsche geheime staatspolitie, er als de kippen
bij, zyn intocht te houden in den voormaligen
Donaustaat. Hij is druk doende, deze naargeestige
politieke inquisitie ook in het nieuwe deel van
den „Groot-Duitschen Volksstaat" te organiseeren.
Legio is het aantal baantjesgasten, dat met ont
hullingen en aantijgingen tegen allerlei staats-
functionarissen kwam, in de hoop zelf de vrij
komende posten te mogen bezetten. Zulk een om
vang nam dit walgelijk kwaad aan, dat gouwlei
der Bürckel heeft moeten decreteeren, dat geen
enkele „onthuller" in aanmerking zal mogen
komen voor geen positie, welke door zijn eigen
toedoen onbezet raakt. Dit alles getuigt wel van
een onplezierige mentaliteit....
Vermelden wij tenslotte nog, dat de Rijksdag zal
worden ontbonden, en dat niet alleen het voor-
133