(fo^AfJjêuJiJ BOWËÜ'HAEë&l^aCVEID ten dienste van de lezers der Vijf Samen werkende Christelijke Dagbla^n. Voorwaarden: 1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en plaatjes. 2 Tot 500 pt. betaalt U 15 ct. tot 1000 pt. 20 ct (aan postzegels). 3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest U het antwoord in het Zondagsblad. 4 Van éér soort mag niet meer dan tot een waarde van 500 pt. per maand aangevraagd worden. 5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij ven tot een volgende zending. G Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken. 7 Vraagt U van een album speciale nummers, dan betaalt U 2 pt. per plaatje meer. 8 Oude Verkade Klaverblad, van Houten, Wascholine, Coelingh, Patria, Pette nemen we niet meer aan. Wil sz* .p. gratis ruilformulier zenden aan: Woonplaats: Naam: Adres- Datum: Voorloopig mogen geen Klok-bons aangevraagd worden. De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4, H-0 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, Holl. Zw. Veegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok- zeep 15, Kwatta 3, Lever's zeep 20, van Nelle 4, Patria deel I 10. d«=>el IT 15. Pette 6. kleines 3 Rade maker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Rivieren 4, Wasch oline 2. Wie helpt aan: v. Rossum, Ark beschuitbons, Kwat ta winkelierstrooken, Haas en van Brero, Oranje Stamboom bons, Scholten, Rikobé bons. Verder -lemen we aan: Pleines duifmerken, Sodex bons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys, Stark, Scholten, IJzendyk, Vergulde Hand, Kanis en Gunnink punten. Winkeliersbons van Sickesz, Pax. Kan niemand ons helpen aan bons van H. Smith te Groningen, voor het album „Voetbalglorie" door Han Hollander? en aan Lucifersbons van het luchtvaartalbum 1000 P.K., verpakt bij Kavo lucifers. CORRESPONDENTIE H. de R. te Utrecht. Voor alle punten hebben we Hille gezonden. Vim is niet in voorraad. M. A. de L.D. te Kortgene. 87 Vim plus 175 Ark gen. J. J. W. te Rotterdam-O. De A. J. P. was ver- loopen. C. v. d. B. te Utrecht. Saldo 435 pt. W. D. te Eindhoven. Voor die punten zijn Sickesz wapentjes gezonden, totaal 528. G. J. K. te Huizen. Er is nu geen tegoed meer. H. M. G. te den Haag. U krijgt 165 D.E. C. v. K. te Dordrecht. Stereo is in voorraad. F. H. te Rotterdam. We nemen alleen IJzendijk- punten aan, geen plaatjes. Postadres: DE RUILBEURS, HARDINXVELD. werkende Christelijke Dagbladen. Het zal velen onder onze verzamelaars interes seeren hoeveel exemplaren uitgegeven zijn van de vier series Jubileumzegels 1923 van Neder land en Koloniën, waarom wij deze cijfers nog een3 publiceeren. Nederland: Nederlandsoh-Indië: 2 cent 111.411.400 5 cent 2.321.432 5 cent 20.637.960 12V2 cent 7.916.212 7«/2 cent 28.355.100 20 cent 1.904.844 10 cent 104.920.000 50 cent 444.477 20 cent 12.390.700 1 gulden 414.341 25 cent 2.708.500 2Vz gulden 40.511 35 cent 1.726.200 5 gulden 15.707 50 cent 2.940.500 140 Bij den heer Ver steeg, wonende aan de Bullekens laan te Gorkum, bracht een geit een vijfling ter wereld. De trot- sche moeder ziet men hier voor den fotograaf posee ren. Een dergelijk wonder in de die renwereld is een zeer groote zeld zaamheid. 1 gulden 406.425. 2 Y, gulden 51.025 5 gulden 37.050 Suriname: Curasao 5 cent 67.915 5 cent 67.468 10 cent 66.526 m cent 66.422 20 cent 31.132 10 cent 49.219 50 cent 10.263 20 cent 60.399 1 gulden 7.846 1 gulden 7.045 2 y2 gulden 3.934 21/2 gulden 4.482 5 gulden 3.408 5 gulden 4.002 Voor de goede orde verzoeken wij allen deelne mers, die tot heden hun inschrijfgeld nog niet voldeden, dit te storten op onze postrekening No. 194240. Postadres: Postzegelruilbeurs, Voorstraat 166zwart, Dordrecht. OPLOSSING van het Kruiswoordraadsel in het vorige Zondags blad Horizontaal: 1. VARA; 3. AVRO; 6. Ida; 7. aap; 8. naar; 10. gade; 11. falen; 13. dat; 15. keten; 18. Aken; 20. echo; 21. rio; 22. kort; 23. vel. Verticaal: 1. vink; 2. Ada; 4. vaan; 5. open 9. ra den; 12. lat; 14. balk; 15. keer; 16. NCRV; 17. kool; 19. KRO. De zomerpostzegels 1938 zullen dit jaar verkrijg baar gesteld worden van 1 Mei tot 15 Juli. De serie zal bestaan uit 5 waarden en wel 1 W2 cent met beeltenis van Marnix van St. Aldegonde 3 2 cent met beeltenis van Ds. O. G. Hel dring 4 2 cent met beeltenis van Maria Tessel- schade 5 3 cent met beeltenis van Rembrandt 12y2 31/2 cent met beeltenis van Boerhaave. CORRESPONDENTIE G. D., Den Haag. U is ingeschreven onder No. 117. L. K., Vlaardingen. No. 118. No. 64. De waarde van de genoemde serie is 19.25. No. 110. Is heelemaal geen bezwaar. No. 82. Uw schrijven met bijgesloten stukken ontvangen. We zullen trachten ze te plaatsen. We hebben al meer vraag naar de door u genoemde zegels, doch tot heden nog niets aanwezig. WAARDEOPGAVEN VAN ONTVANGEN BOEKJES Boekjes ingezonden door: No. 92: 137.80 plus 159.50. No. 77: 204.70 plus 217.05. No. 4: 7.20. No. 33: 48.15. No. 23: 48.20. No. 50: 96.25. No. 86: 36.50 plus 28.95 plus 21.85 plus 25.95. No. 20: 35.50. No. 63: 255.15. No. 97: 14.75. No. 49: 71.90. No. 81: 21.95 plus 34.10. No. 34: 81.65 plus 107.45 plus 131.30. Door den grooten stroom van boekjes, die we ontvangen, is het ons niet mogelijk ze zoo vlug van de prijsnoteering te voorzien, dat binnen een paar weken de waarde-opgave al geplaatst kan worden. Wij zullen daarom van nu aan direct de ontvangst melden van de boekjes, die ons ge zonden worden; de waarde-opgave volgt dan later. Tot en met 21 Maart hebben wij ontvangen, be halve bovengenoemde boekjes, waarvan de waarde is opgegeven, van No. 6 4 stuks van No. 59 3 stuks lOéöMS MMARDMSHEDEN DE VLUCHT VAN DEN MAJOOR De oude Frits, koning der Pruisen, liet op een van de gewone jaarlijksche inspecties manoeuvre maken. Het ging slecht en de koning was in een booze luim. Tot overmaat van ramp maakte een escadron huzaren een totaal verkeerden uitval. De koning was zijn toorn niet langer meester en stevende met opgeheven stok op den ritmeester van het escadron af. De ritmeester wist, waartoe de koning op zulke oogenblikken in staat was; hij wilde den stok niet voelen, gaf zijn paard de sporen en rende weg. De koning achter hem aan, maar de rit meester was jonger en had een voorsprong. Zoo ontkwam deze. Den volgenden morgen zou de inspectie op de ge bruikelijke wijze gesloten worden met een parade. Voor de parade kwam de commandeerende gene raal bij den koning met rapport. Na verscheidene dingen gemeld te hebben, ging hy voort: „En nu heb ik Uwe Majesteit nog iets onaangenaams te melden." „Laat hooren!" „De ritmeester van Halleben „O, die gisteren die domme streek heeft uitge- „Het was gisteren een ongeluksdag, Majesteit!" „Ja, ja. Nu, wat wil de ritmeester?" „Hy verzoekt Uwe Majesteit om ontslag." „Zoo zoo!" „Hy is een van de beste en flinkste officieren. Zyn uittreden is een verlies voor het leger!" „Waarom wil hij dan weg?" „Hij zegt, dat hij sinds gisteren niet meer met eer kan dienen." „Wel zoo! dus een flinke man?" „Een van de flinksten, Majesteit." „Beveelt u den ritmeester by de parade tegen woordig te zijn!" De generaal ging heen, en de parade werd ge houden. Toen het escadron van den ritmeester aan de beurt was, zei de koning met luider stem, zoodat iedereen het hoorde: „Ritmeester van Hal leben is tot majoor bevorderd. Ik wilde het hem gisteren al zeggen, maar hij was me te vlug af. Ik kon hem niet inhalen." Ontroerd bedankte de gelukkige officier. Nil las ik tenminste het voornaamste nieuws nog, maar zelfs zóóver wist m'n verliefde vriend het niet te brengen. Wilt u een bewijs? Toen we een uurtje later thuiskwamen, stelde ik voor om tegelijk in de cantine even naar de radio te gaan luisteren, want onze minister-president zou, naar ik zoo juist gelezen had, een belangrijke rede houden. Hoewel dit bericht in alle kranten met groote letters op de eerste pagina gestaan had, bleek Jan zelfs dat niet gezien te hebben. Vanzelfsprekend was een gezellig plagerijtje daar weer het gevolg van. Maar Jan trok zich van alle plageryen en raadgevingen niets aan en droomde onverstoorbaar z'n gelukzalige droomen. Maakte tal van plannen, waarvan hy ons steeds open hartig deelgenoot maakte: hij zou van den zomer vast z'n zeilboot meebrengen, dan kon hij knus met „haar" gaan zeilen zelfs haar naam wist hij nog niet maar voorloopig zou hij eerst eens een paar fietstochtjes maken. Dan kon hy wel eens een week-end overblijven! Doch het bleef maar steeds bij droom-voorstel- lingen. Wed kwamen er steeds meer bijzonder heden los. De „schoone" ging altijd 's avonds om negen uur naar huis. Edochsteeds kwam een vriendin haar halen, hetgeen voor Jan, zoo hij zelf zei, een sof was. Overigens was die vriendin ook een reuze aardig meisje, beweerde hij. Natuurlijk begrepen we die laatste toevoeging heel best: één van ons moest maar vriendschap aanknoopen met het vriendinnetje! Zóó ver ging onze vriendschap evenwel niet. Eens op een avond kwam de verliefde jongeling thuis met een splinternieuw boekomslag en een catalogus. Nee maar, nu had hij toch zeker al z'n moed bijeengeraapt. „Heb je ze gesproken?" vroe gen we dadelijk, brandend van nieuwsgierigheid. „Och nee", ik moest bij een van die oude dames zijn, maar het is zoo gek om daar iederen avond te zitten en dan geen lid te worden...." Ja, zóó was Jan! Enfin, nu kon hij tenminste eens een boek gaan leenen bij het lieve assistentje, zoo dachten wij. Dan had hy tenminste een begin. Zelfs dat gebeurde voorloopig niet. „Ja", zei Jan als we een opmerking in deze richting maakten, „telkens als ik er op af wil stappen, komt er net weer een ander door die verwenschte deur. En ik moet ze toch onder vier oogen zooiets vragen!" De historie zal zoo ongeveer drie weken ver geweest zijn, toen Kees en Piet op een avond in de leeszaal naast een spraakzaam oud heertje kwamen te zitten. De man viel ieder oogenblik Piet lastig met opmerkingen over de politiek en over het leger, dat in deze dagen nogal in de belangstelling staat. Van het eene praatje kwam het andere en tenslotte wist Piet heel handig en ongemerkt het gesprek op de leeszaal en deszelfs personeel te brengen. Belangstellend informeerde hij eerst eens langs z'n neus weg naar de oude dames, die achter de kaartenbak zaten en ten slotte ongemerkt naar de jonge dame. Het oude heertje, natuurlijk niets vermoedend, praatte honderduit en toen Piet wegging wist hij: de juffrouw heette Annie Kaart en ze woonde in de Bloemenlaan. Thuis hadder ze een winkel in potten en pannen en papa oefende het beroep van smid uit. Jan wist dit alles natuurlijk nog niet. Vanzelfsprekend was het de bedoeling hem deze waardevolle gegevens te verstrekken, doch niet voordat we er eerst wat pleizier van beleefd hadden. Vandaar het raadsel, dat Kees en Piet mij voorlegden. Natuurlijk was daar zelfs voor ingewijden geen touw aan vast te knoopen zonder het sleutelwoord: bibliotheek. Dan was er voor menschen, die de situatie kenden, niets meer aan. Dus werd het sleutelwoord verzwegen voor Jan. Hij zocht zich suf. Waagde tallooze veronderstel lingen. Wij maakten tallooze toespelingen, die Jan niet snapte, maar waarom wij het grootste plei zier hadden. Juist daardoor werd zijn nieuws gierigheid steeds meer geprikkeld, maarhij kwam er niet achter. „Man," stelden we hem voor, „dat lieve meisje in de bibliotheek weet het vast wel. Die is hier bekend. Vraag het haar eens! Een pracht-gelegen- heid om kennis te maken." Natuurlijk durfde hy dat toch niet. Daar moesten we hem eerst nog eens mee plagen, maar morgen zouden we het hem dan zeggen. We wilden het verlegen ser- geantje toch wel graag helpen tenslotte! Den volgenden avond zou Jan dan eindelijk maar eens een boek gaan halen. Dat wilde ik zien, dus ging ik mee. Vanachter m'n krant zou ik het tooneel ongemerkt kunnen gadeslaan, als hi; werkelijk den moed had. Of het nu kwam, doordat hy nu voor z'n fatsoen Losse Nummers Zondagsblad Gaarne zijn wij bereid, voor zoover de voorraad strekt, onze lezers aan losse nummers Zondagsblad te helpen. Wij brengen daarvoor 5 ct. per nummer in rekening en verzoeken vriendelijk het bedrag gelijk bij de bestelling te voldoen. DE ADMIT Ibl RAT IE meende te moeten doorzetten, of doordat de gelegenheid nu eindelijk eens gunstig was, ik weet het nog niet, maar: hij had den moed. Niet alleen om een boek te gaan vragen, maar zelfs om een praatje te maken! Het meisje scheen hem ook lang niet onaardig te vinden. Het tweetal keuvel de zóó gezellig en het assistentje lachte zóó vriendelijk, dat ik dacht: dat komt best voor elkaar! Totdat Jan een briefje uit z'n zak frommelde. O heden, daar zou je het hebben.En jawel hoor, daar had je het: de lach op het gelaat van de „onbekende schoone" verstarde plotseling, ze werd ineens afgemeten-beleefd en koel en Jan, die arme jongen, leek vreeselijk verward.... Volkomen overstuur kwam hij weer binnen. Daar snapte hij nu niets van. Eerst was ze zoo aardig, het ging prachtig meende hy en toen ze het raad sel gelezen had, deed ze ineens zoo ijzig. Ik snapte het best.... Wonder dat het meisje meende, dat de onschuldige Jan een loopje met ze wou nemen? Toen we Jan de toedracht van de zaak verteld hadden, was hij woedend. Volkomen terecht. Maar konden wij het helpen, dat hij nu opeens zoo agressief werd? Wy hebben het natuurlijk voor hem goed moeten maken. Dat is ook gebeurd. Hoe, dat is een ver haal op zichzelf. Maar het is ieder geval gelukt. Jan heeft zich, zoo lang hij in dienst was, iederen avond geschoren. Maar toen was er ook reden voor! DE ROMAN VAN HEINRIC EN MARGRIETE VAN LIMBORCH door ALBERT VERWEY MET piëteit opent men dit sobere doch voorname boekje, dat enkele maanden geleden als posthuum werk van Albert Verwey het licht zag. Niet geheel persklaar heeft de dichter dit werk achtergelaten; zijn dochter heeft de verzorging verder voor haar rekening genomen. Het schrijven van de inleiding is een van de laatste werkzaamheden geweest van den zo plotseling overleden oud-hoogleeraar. Zijn verzorging van de volledige Von del-editie had de uitgave van dit boekje vertraagd. De overbrenging in het modern Ne derlands dateert al van 1928. De schrij ver zelf geeft daarvan een even merk waardige als eerbiedwekkende verant woording, waarvan ik hier iets nader wil meedelen. Deze verantwoording bewijst twee dingen; vooreerst dat er in de laatste tijd bij ons universitair onderricht in de Nederlandse letter kunde heel wat is veranderd en ten tweede dat Albert Verwey een zeer oorspronkelijke opvatting had van zijn taak. De Roman van Limborch zoals hy meestal kortweg genoemd wordt is een literair product uit het begin van de veertiende eeuw, d.w.z. uit de tijd, toen de Ridderroman hier te lande in verval was geraakt; de 13e eeuw is de tijd van bloei voor deze dicht soort. Wie de maker is, weet men niet met zekerheid, al neemt men er vry algemeen Hein van Aken, den paro chiaan van Cortbeke bij Leuven, voor aan. Over het algemeen genoot de Limborch bij de officiële schrijvers over literatuur-historie weinig waar dering; alleen den te veel gesmaden Jan te Winkel nam het er voor op; Verwey schaart zich met deze daad der overbrenging min of meer aan Te N.V. Uitg. vi. C. A. Mees. Sant poort, 1937. Albert Verwey Winkel's zijde, al heeft hij dan ook wel critiek op het geheel. Maar één ding verdient de aandacht, nl. dat het waarschijnlijk een oorspronkelijk dichtstuk is, wat van slechts een enkel dergelijk werk uit de bloeitijd kan worden getuigd; de meeste ridderro mans zijn slaafse vertalingen uit bet Frans. Het verschil in karakter tussen de 14e-eeuwse roman en die uit de 13e eeuw blijkt vooral daaruit, dat de eerste veel meer allegorische trekken vertoont dan de laatste een alge meen kenmerk van de 14e-eeuwse li teratuur. Hoe nu trachtte Verwey zyn studenten de Middeleeuwse letterkunde nader te brengen? Hij zegt hiervan zelf: „Men moet dus de kunst, die Hein van Aken beoefende, geheel zien als een motie ven-kunst. Hij zocht niets nieuws, hij schikte het verkregene. Maar men dient waar te nemen hoe hij schikte en hoe vast en bekoorlijk zijn weefsel is. Om dit mijn studenten te doen blijken, kon ik hun niet het hele werk voorlezen (ruim 22000 regels). Ik kon ook niet volstaan met een kort over zicht dat niet anders dan algemeen en afgetrokken zou kunnen zijn. Ik moest een gemiddelde vinden, een verslag dat de indruk gaf het werk zelf te zijn. een samenvatting, maar die niet enkel de grote lijnen toonde, doch ook Je talloze schilderachtige en betekenis volle trekken in hun waarde liet en deed uit komen. Vooral ook moest de verteltoon behouden blijven: de na tuurlijkheid, de bevalligheid, de be koorlijkheid. Een weergave die zoveel omvatten moest, kon ik niet aan het lot van het gesproken woord overla ten. Ik schreef haar op, en zo ont stond het verhaal dat ik in sommige aangename ochtenduren van 1928 de studerende jeugd heb voorgelezen en waarvan ik hoop dat het ook niet- studerenden en ouderen sommige aan gename avonduren verschaffen zal.'' Dit laatste zal Verwey met zijn werk ongetwijfeld bereiken; de enige ma nier om iets van de rijkdom onzer middelnederlandse poëzie aan den niet-vakman van heden te laten zien is de vertaling door bekwame hand in hedendaags Nederlands. De taalmoeilijkheden zijn te groot en te veel dan dat anders een leek er ook maar enigermate kennis van zou kunnen nemen, laat staan er van ge nieten. Nu is de Limborch voor een ieder toe gankelijk .evenals dit reeds het geval is met Sint-Servaas, Ferguut, Floris en Blancefloer en de Reinaert, die be werkt zijn door Marie Koenen, Daal der en Styn Streuvels. De avontuurlijke en veelsoortige in houd van de roman geven we hier natuurlijk niet weer; de wonderver halen zouden ook in een summier overzicht te naïef en te grotesk lijken. Die kan men alleen genieten in hun eigen toon en hun speciale verteltrant. Om den lezer daarvan iets te doen gevoelen en hem zo mogelijk te prik kelen om dit hele verhaal in deze be werking te lezen geef ik een enkel voorbeeld van Verwey's verteltoon. Margriete, de dochter van den hertog van Limborch, is bij een jachtfees' verdwaald en na veel avonturen terecht gekomen in Athene, waar ze verkocht is aan een graaf, wiens zoon op haar verliefd wordt. De ouders dulden geen huwelijk met een meisje van onbe kende afkomst en daarom zenden ze hun zoon weg, terwijl ze Margriete ter dood willen brengen. „Die nacht lag het meisje in de ge vangenis en 's morgens kwam de bal juw met den beul. De beul deed haar kleren uit, zodat ze niets meer aan had dan een hempje en zo nam hij haar mee naar de brandstapel. Daar lagen meer dan twee wagens stroo en droog hout, wat zo schrikkelijk te zien was, dat ze van zichzelf viel en toen ze bijkwam een gebed tot Maria deed, waarna alle mensen, die er om heen stonden, amen riepen. De graaf en de gravin waren intus sen gewaarschuwd en kwamen om de terechtstelling bij te wonen. De gravin betoogde, dat de misdadigster in het kwaad verhard was en dat het de plicht van haar, de gravin was, haar, in 't belang van haar man en zoon, te laten ter dood brengen. Zij beval haar in het vuur te werpen. De beul wilde toen zelfs haar hemd uit doen, omdat het hem van rechtswege toekwam. Zij verzette zich daartegen en ook het volk riep, dat het schan delijk was. Dat oponthoud was haar redding." Nog een aardig stukje Middeleeuws raadselspel. Drie ridders hebben één jonkvrouw lief. De jonkvrouw mag kiezen en na haar keus zullen de an deren zich neerleggen bij haar besluit. Nu trapt ze den een op de voet; den tweede geeft ze een hand en tegen Jen derde lacht ze. Van wien hield de jonkvrouw het meest? „Margriete antwoordde: dat is een moeilijke vraag, maar toch zal ik ze u beantwoorden. De ogen staan het hoogst en in hen is het licht, maar ook de loosheid. De voeten zyn het laagst: zij trappen dikwyls op dat waar men 't minst om geeft. Maar de han den zijn een lid dat een mens met oordeel legt op de plaats die hem goeddunkt. Ook zijn zij het midden van het lichaam en het midden moet men prijzen, want daaruit maakte God Eva. Niet uit het hoofd, niet uit de voeten, maar uit de ribben, uit het midden van het lichaam maakte l.ij ze, opdat ze aan Adam gelijk zou zijn. Aan wie ik liefheb geef ik de hand." E n om de interessante inhoud èn om zijn uitstekende stijlkwaliteiten ver dient dit boekje van een goede 130 bladzijden in veler handen te komen. Dr J. KARSEMEIJER. 137.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 13