RKIE
malige Oostenrijk, doch eok Duitschland op 10
April aanstaande ter stembus zullen trekken. De
„Groot-Duitsche Volksstaat" gelijk het Derde Rijk
vermoedelijk voortaan heeten zal, krijgt derhalve
ineens een nieuwe „Volksvertegenwoordiging",
geheel in den zin van Nietzsche's „Ja-und-
Amen"-Lied.
Het Kabinet Blum, Frankrijks uiterst wankele
regeering, danst als een waaghals op het slappe
koord van twee twijfelachtige financieele maat
regelen. Het eene regeeringsvoorstel behelsde
verhooging van het voorschot van de Fransche
bank aan de schatkist met vijf milliard, dus een
nieuw brok inflatie. Het andere had ten doel het
overhevelen van de winst van het egalisatiefonds
naar de pas opgerichte autonome kas voor de de
fensie. De kamer heeft, zij het met een slinkende
meerderheid, deze maatregelen, die niet anders
beteekenen dan lapwerk, aanvaard; de senaat,
meer bedachtzaam en conservatiever van samen
stelling,. aarzelt. Uit deze aarzeling kan een nieuwe
kabinetscrisis worden geboren
BINNENLAND
EEN volle week ligt achter ons. Een week
vol van gebeurtenissen, een korte meditatie
dubbel waard. Rondom ons gaat de wereld al meer
op een armageddon lijken, en het buitenlandsch
overzicht is als een seismograaf, welke aardbevin
gen registreert; op deze plaats mogen wij getui
gen: er wordt wat groots gedaan in Nederland. De
ondernemersenergie is nog niet gebluscht, doch
ook op andere gebieden is er groote activiteit.
Van de eerste was niét alleen de overvolle Jaar
beurs een ongewone demonstratie, ook aparte ver
schijnselen mogen in herinnering gebracht wor
den. Wat Woensdagmiddag te Vreeswijk geschied
de, heeft gelijk meer werken op waterbouwkundig
gebied in ons land, de aandacht van heel de wereld.
De nieuwe sluizen zijn in werking gesteld. Zij be-
hooren tot de grootste in Europa, want elke sluis
heeft een breedte van 18 M. en een nuttige schut-
lengte van 225 M. In 8 minuten kan geschut wor
den en 3 man zijn voldoende om het gevaarte in
beweging te brengen Dat moet ook, want de tegen
woordige sluizen waren groote hinderpalen voor
de scheepvaart. Als het water in de Lek hoog stond
lagen soms 300 schepen 3 dagen te wachten om
geschut te worden. En jaarlijks passeerden meer
clan 100.000 schepen. Thans loopt alles op rolletjes.
Dat kóm ook gezegd worden van de Nieuw-Am
sterdam, het trotsche schip van de H.A.L. en van
Nederland, dat heden zijn eerste technische proef
vaart maakt. De buitenlandsche, speciaal de Ame-
rikaansche pers heeft opgetogen van de wondere
techniek en ongekende luxe van dit drijvende
hotel verhaald en zoo goede reclame voor het
schip, zijn reederij en ons land gemaakt. We kun
nen gelukkig nog steeds meedoen. Jammer maar,
dat bij sommige van deze groote maatschappijen
de sociale gerechtigheid nog al eens onder de
economische doelmatigheid moet lijden: aan de wal
en aan boord beide.
Valt over het verkeer te water dus wat goeds
te zeggen ook de K.L.M. heeft geen klagen en de
voorkeur welke buitenlandsche reizigers voor haar
machines hebben bewijst haar populariteit. Dus
heeft zij nieuwe kantoorruimte noodig. Doch ook
het railverkeer in ons eigen land, de Ned. Sporen,
hebben reden om dankbaar te zijn: zij beurden
in 1937 ruim 100 millioen tegenover 95 in het
vorige jaar. Dat is, na jaren van steeds dalende
ontvangsten, verheugend.
Tegenover deze opwekkende feiten staat de tegen
valler voor vele miliciens, die tegen deze week
met groot verlof dachten te gaan, doch nu nog
5y2 maand onder de wapens moeten blijven. Op
zich zelf is dat voor deze jonge menschen mis
schien zoo erg niet, al vinden ze het waarschijn
lijk onaangenaam: de diensttijd is voor de vorming
van den jongen man meestal geen verloren tijd;
maar er dreigt een ander gevaar.
Behoudens enkele hartelooze patroons die den op
geroepen dienstplichtige onmiddellijk ontslag ge
geven, zijn de meeste werkgevers wel bereid de
plaats gedurende oy2 maand open te houden. Maar
als dat nu elf maanden wordt, dan rijzen er wel
licht moeilijkheden. Toch onderstrepen we krach
tig het beroep, dat de Minister van Defensie op
de werkgevers deed, om de miliciens na elf
maanden weer onmiddellijk in dienst te nemen.
Het is schreeuwend onrecht, dat hij, die zijn plicht
jegens het vaderland vervult, daardoor werk- en
broodeloos wordt. We hebben in eigen omgeving
gezien, dat dit verbittering wekt.
Het leger dergenen die op ondersteuning zijn
aangewezen, is waarlijk groot genoeg. En het
breidt zich door rampen nog telkens uit. Zoo
maakte een brand van een leerfabriek in
Waalwijk 160 arbeiders werkloos en er vielen de
laatste dagen meer van zulke of soortgelijke ge-
valen voor. Waartoe dat kan leiden, wanneer een
mensch geestelijk een defect krijgt, bleek nog
pas te Eindhoven. De half-werklooze fabrieks
arbeider, die voor ondergang van zijn gezin vrees
de, beging in verstandsverbijstering de gruwe
lijkste moorden. Hier zwijgen we ontzet.
Gelukkig wekt het zien van armoede ook betere
reacties op. Daarvan kon getuigd worden op de
bijeenkomst: een kwarteeuw Armenwet. We zul
len niet toegeven aan de neiging om uiteen tc
zetten, welk een radicale ommekeer deze geze
gende wet op het gebied van armverzorging heeft
gebracht; we constateeren slechts het zakelijke
feit, dat de Christelijke levensbeschouwing hier
schoone triumfen behaalde en We vergeten ook
niet het persoonlijk feit, dat de voorzitter, de
heer J. R. Snoeck Henkemans gedurende deze
kwarteeuw zich door toewijding en werkkracht
de dank van tienduizenden heeft waardig gemaakt.
Ons volk heeft zich in deze materie ook van een
mooie zijde doen kennen. Want hoewel via het
belastingbiljet steeds meer voor ondersteuning
werd gevergd: in 1913 nog maar 15 millioen; in
1923 reeds 39 millioen en in 1935 meer dan 91
millioen voor armenzorg en 144 voor „steun",
bleven kerken en particulieren voortgaan hun uit
gaven te verhoogen van 12 millioen in 1913 tot 25
milioen in 1935; plus de rest. Want in stilte wordt
ook nog heel wat gegeven. We mogen dankbaar
zijn.
En merkwaardig, de kunst van geven schijnt door
oefening nog voortdurend te groeien. Dagelijks
lezen we thans in de krant van giften voor. de
landsverdediging en de Minister verantwoordt ze
alsof hij een geroutineerd diaken is. Het is een
prachtig verschijnsel en toont hoezeer de nationale
gedachte leeft onder ons volk. Zou belastingver-
hooging op deze wijze niet achterwege kunnen
blyven? Want die treft ook hen, die werkelijk
reeds gebukt gaan onder financieele zorgen.
Helaas brengt dit sommigen er toe om zich geld en
goed van anderen toe te eigenen. Marken is ont
steld over zijn geëerden postkantoorhouder, die
spaarpenningen verduisterde; waarschijnlijk om
anderen te helpen; Delft zag twee bankdirecteuren
naar de gevangenis gaan, die zich ten koste van
anderen verrijkten; Oss handhaafde zijn reputatie
van stad der ongerechtigheid: een fabrikant, die
goede zeden en eerbaarheid met voeten trad; een
„bankier", die een zwendelaar bleek. De justitie
heeft voorloopig ook nog werk in ons land.
Moeilijke dagen maakte het hoofdbestuur van Een
heid door Democratie door. Het is een frappant
verschijnsel, dat de oneenigheid daar zóó groot
werd, dat men den secretaris met vreugde zag
heengaan en dat deze nu voornemens schijnt „voor
kzich zelf te beginnen", om waarschijnlijk zonder
democratie nieuwe eenheid te stichten.
Misschien vindt hy het eerste kievitsei in de
Hollandsche weiden raapte men he* hier en daar
ook het ei van Columbus op eenheidsgebied zal
hij en zullen zijn mede-democraten van eertijds
nimmer vinden in hun kreits.
DE „NIEUW
AMSTERDAM"
Het prachtige vlaggeschip
van de HollandAmerika
Lijn, de „Nieuw Amster
dam", is Donderdagavond
van een driedaagsche tech
nische proefvaart terug
gekeerd. Deze tocht is uit
nemend geslaagd; normaal
loopt het schip 2iy2 mijl
algemeen is men enthou
siast over dit werk onzer
Hollandsche scheepsbou
wers. Nevenstaande op
name is gemaakt toen het
trotsche zeekasteel van
zijn geslaagde proefvaart
in de Nieuwe Waterweg
was teruggekeerd.
134
plechtige wijze is het stoffelijk overschot in de
Westminster abdij te L»nden, tussen de grootste
en edelste mannen van Engeland bijgezet.
Op zijn grafzerk werd het volgende opschrift
geplaatst: „Door getrouwe handen over land
en zee gedragen, rust hier David Livingstone,
de menslievende reiziger. Geboren 19 Mei 1813,
overleden 1 Mei 1873. Dertig jaren was zijn
leven gewijd aan de verkondiging van het Evan
gelie onder de inboorlingen, aan de navorsing
van onbekende streken en aan de afschaffing van
de afschuwelijke slavenhandel in het binnenland
van Afrika."
Aquarium-verwarmer
BEN je in 't gelukkige bezit van een warm
wateraquarium? Dan wil ik je een weg
wijzen, hoe je dit op een heel eenvoudige wijze
verwarmen kunt.
Je neemt twee reageerbuisjes, plm. 810 c.m. lang.
Je vult ze met graphiet (potlood), bij ieder„.1
drogist verkrijgbaar. Sluit ze af met een kurk.
Prik met een gloeiende breinaald twee gaten in
elke kurk. Steek door elk gat een draad van een
snoer voor electrisch licht. (Zo'n snoer bestaat
uit twee draden.) Door elk gat komt dus één
draad. Op iy2 cm. van het einde doe je de isolatie
er af. De ene draad steek je door tot de bodem,
de andere tot de bodem, de andere tot ongeveer
op de helft. Zie de bovenste tekening.
Leg nu beide reageerbuisjes in een kistje met
droog zand en verbind de draden met het elec-
trische net. Je voelt nu spoedig warmte-ontwik-
keling. Die warmte-toevoer kun je regelen door
de korte draad dieper of minder diep in te steken.
Dit toestelletje kun je gemakkelijk onder je
aquarium zetten, 't Ontwikkelt voldoende warmte
om je water op temperatuur te houden. Op de
tekening zie je duidelijk, hoe de buisjes in 't
kistje liggen en hoe je 't kistje aanbrengt.
Deze week geven we een rijtje raadsels met de
antwoorden er gelijk bij. Daar kan men plezier
mee hebben. Als je met nog drie ,vier of meer
anderen aan de tafel zit, vraag je dan: Wie weet
dit? En dan lees je een van de vragen voor. Als
de disgenoten 't ten slotte niet kunnen raden,
zeg je de oplossing.
Daar gaat-ie dan: Wie weet....
1 Welke lieden doen niets dan houwen en
stekeri en worden daarom toch niet gestraft?
(Beeldhouwers en kóperslagers)
2 Den jongeling ben ik dikwijls tot sieraad en
spel; den toornige dien ik in zijn woede, den
aangevallene ter verdediging, den grijsaard tot
steun. (De stok.)
3 Lieflijk is mijn voedsel, zoet de vrucht mijns
werks, gevaarlijk mijn wraak. (De bij.)
4 Wanneer wordt de aarde zonder regen, zonder
sneeuw en zonder begieten nat? (Als het dauwt.)
5 Vier broeders liepen de ganse dag achter
elkander aan, zonder dat de een den ander kon
inhalen. (De wielen van een wagen.)
6 Het laat, zoals de nachtegaal,
Bij dag en nacht zich in de lente horen,
En maakt daarbij een schrikkelijk kabaal,
Terwijl zyn lief gekweel ons maar niet kan
bekoren. (De kikvors.)
7 Waarom loopt een haas harder voor witte dan
voor zwarte honden? (Omdat hij denkt, dat die
hun jasje uitgetrokken hebben om harder te
kunnen lopen.)
8 Hoeveel nagels zijn er aan de hoefijzers van
een goed beslagen paard nodig? (Niet één; want
die er aan nodig waren, zitten er al onder, anders
was het paard niet goed beslagen.)
9 Wat is het deftigste dier? (De witte das.)
10 Ik ben het kind van een vader; ik ben het
kind van een moeder en toch behoor ik niet
tot de zonen der mensen. (Een meisje.)
Van
1 landbouwer en een dichter
Een rijke landbouwer verlangde eens van den be
kenden dichter Joachim Oudaen een tweeregelig
versje op het krat van zijn wagen.
Onze dichter, die zich te hoog achtte voor zulk
rijmgeknutsel, weigerde, maar de man hield niet
op en stoorde zich aan geen weigering. Hij kon
niet begrjjpen, dat het vooruitzicht geld te ver
dienen den poëet niet bereidwilliger maakte.
„Ik geef twintig ducaten als UEd. zo'n gedichtje
maakt".
„Maar.zul je 't zeker plaatsen?"
„Zonder twijfel, met mijn naam er onder".
KIND VAN HOLLAND
Kind van Holland, zing je lied,
Lied van land en zee.
Draag het ook waarheen je gaat
In je harte meel
Breng het heel de wereld rond,
Maak je lied bekend,
Trots en blij, omdat je zelf
Kind van Holland bent.
Kind van Holland, zing je lied.
Lied van duin en strand.
Lied, waar uit je liefde spreekt
Voor je vaderland.
Ir. de Oost in de West,
Waar de schreê zich wendt,
Toon dan dat j' in woord en daad
Kind van Holland bent.
„En als je het niet doet?"
„Dan verbeur ik de dubbele s
„Kun je schrijven?"
„Ja".
„Schrijf dan:
Dat de armen goed bedacht werden spreekt vanzelf
Dat ging niet
Dokter tot klein meisje: Steek je tong eens uit,
meisje!
't Kind laat haar tong zien.
„Neen", zei de dokter, „je moet 'm helemaal uit
steken!"
„Dat kan ik niet", antwoordde het meisje, „want
hij zit van achteren vast!"
OPLOSSING
van 't Letterraadsel in de vorige Kinderkrant
Enkele jongens en meisjes schreven me, dat ze het
raadsel wel moeilijk vonden maar.'t tóch heb
ben gevonden. Bravo!
Ik laat hier de oplossing volgen; men kan dan zien
of de gevonden oplossing ook goed was.
M
EEN AVONTUUR VAN
BLAFFIE, DE HOND
12)
XXXH Zwartveertje wacht op
Roodhaartje
EVEN vóór de boerderij van de vette
kippen wachtte Zwartveertje voor
de laatste keer op Roodhaartje. Het
duurde eenige tijd voor hij verscheen,
want hy liep niet meer zo vlug als
aan het begin van de tocht. De boer
derij was werkelijk een heel eind van
de Oude Velden, waar Roodhaartje
woonde, vandaan en Roodhaartje was
wat moe van het harde lopen. Toen
Zwartveertje hem zag aankomen, ver
borg hij zich in de takken van een
hoge denneboom.
Roodhaartje zag hem niet. Zwartveer
tje was zover vooruit gevlogen, dat
Roodhaartje hem uit het gezicht had
verloren. Daar kwam Roodhaartje uit
de struiken tevoorschijn. Zijn tong
hing uit zijn bek en hij hijgde.
Zwartveertje wou juist iets tegen hem
zeggen toen Roodhaartje stilstond. Hij
stond zo stil, dat het wel leek of hij
plotselink bevroren was. Zijn scherpe
oren staken rechtop en hij hield zijn
kop scheef. Hij luisterde. Hij luisterde
heel scherp of hij Zwartveertje's stem
ook hoorde. Hij dacht, dat Zwartveer
tje hem vér vooruit was. Roodhaartje
luisterde uit alle macht en in Zwart
veertje's ogen kwam weer de ondeu
gende twinkeling. Roodhaartje ging
zitten met een uitdrukking op zijn
'gezicht, die Zwarveertje volkomen be
greep. Het was duidelijk te zien dat
Roodhaartje het zaakje niet ver
trouwde. Hij begon te vermoeden dat
Zwartveertje hem een poets gebak
ken had en hem voor de grap zo ver
van huis had laten lopen.
Zwartveertje lachte onhoorbaar. Toen
hy zag dat Roodhaartje onrustig be
gon te worden, zei hij opeens: .,Je
schijnt je wat beter te voelen, Rood
haartje. Neem me niet kwalijk, dat ik
je even liet wachten, maar ik kon
niet denken dat iemand, die er zó
zwak uitzag als jij vanmorgen, zo
gauw hier zou kunnen zijn."
Bij het horen van Zwartveertje's stem
schrok Roodhaartje zó, dat hij op
sprong, alsof hij gestoken werd. Hij
zag, in, dat het niet langer hielp, zich
zwak voor te doen.
„Ja, ik voel me beter," zei hij. „De
gedachte aan die vette kippen geeft
me weer kracht. Zei je niet, dat ze
hier in de buurt waren?"
„Ik zei niets, maarZwartveertje
maakte zijn zin niet af. Dat was niet
nodig. Aan de overzijde van het moe
ras, dat vóór hen lag, kraaide een
haan: Kukeleku....! Dat was vol
doende.
„Geloof je nu, dat ik je de waarheid
heb verteld?" vroeg Zwartveertje.
Roodhaartje knikte van ja.
XXXIII De vette kippen
Het Kukelekuvan de haan aan
de overkant van het moeras maakte
een andere Vos van Roodhaartje. Hij
zag niet meer naar Zwartveertje om.
Hij zei niet eens; iDank je wel, en
Zwartveertje had hem nog wel de
weg gewezen!
Hij keek links noch rechts, maar met
zijn ogen strak op den overkant ge
richt rende hij vooruit. Onhoorbaar
liep hij het moeras over en aan de
overkant gekomen kroop hij dicht
langs de met sneeuw overdekte grond
en sloop door de hoekjes, tot hij een
omgevallen boomstam zag liggen. Op
zijn buik gleed hij er heen en gluurde
toen voorzichtig om een hoekje.
Het was precies zoals Zwartveertje
had gezegd. Niet ver van hem van
daan zag hy een boerenerf, en een
grote haan stapte er deftig heen en
weer, als een heerser over al het kip
pen volkje. Ze waren niet opgesloten
achter een schutting van kippengaas
zoals bij Boer de Bruin. Sommigen
koesterden zich in de zon, voor de
schuurdeur. Anderen liepen kakelend
door elkaar en pikten hier en daar een
graantje op. In de schuur hoorde hij
een paard stampen. Op de boerderij
zong de boerin een vrolijk liedje. Één
maal ging de deur open en een heer
lijke geur streelde Roodhaartje's neus.
Roodhaartje keek scherp rond of hij
ook een hond zag, maar hij kon niets
ontdekken. Als er een hond was, moest
hij in de schuur of in het huis zyn.
Alles Wees er op, dat deze kippen nog
nooit door een Vos waren lastig geval
len. Hij kwam Jn verleiding om maar
ineens toe te snellen en één van de
kippen weg te nemen, maar hij deed
het niet. Hij moest er eerst helemaal
zeker van zijn, dat alles veilig was.
Zo lag hij daar plat op zijn buik ach
ter de oude boom en hij overdacht
wat hij het beste kon doen. Hij was er
zeker van dat hij één van de kippen
zou kunnen vangen, maar hij wilde er
meer hebben. Die morgen zou Rood
haartje al tevreden zijn geweest met
één kip, maar nu wilde hij er meer.
Maar als hij te brutaal was, zouden
de kippen schrikken en zo'n herrie
maken, dat er iemand van de boer
derij zou komen om te zien wat er
aan de hand was. Hij moest dus ge
duldig zijn en afwachten tot hij de
gelegenheid kreeg een kip te vangen
zonder dat de anderen er van schrok
ken Dan was het misschien mogelijk
er later nog een te vangen.
XXXIV Geduld en ongeduld
Een van de eerste dingen, die het
kleine volkje, dat de Groene Weide
en het Groene Woud bewoont, leren
moet, is geduld. Het is een moeilijke
les, maar noodzakelijk. Roodhaartje
had de moeilijke les geleerd
Roodhaartje wist dat geduld soms
meer waard is dan knapheid.
Door ongeduldig te zijn kon men soms
alles bederven.
Hy kon zich bijna niet bedwingen,
maar toch deed hij het. Als hij nu een
kip greep, zou er zo'n gekakel en ge
raas ontstaan, dat het de mensen van
de boerderij naar buiten zou lokken,
en dan zou er voor hem niet veel kans
zijn om nog ooit een kip te vangen.
Wordt vervolgd
1 143