KLEUTERS TWEE ZUSJES UIT LOGEREN door B. v. d. PLAATS I. EN paar dagen later zaten ze gezellig met zijn vieren aan het ontbijt: oom, tante, Jet en Riet. Oom hoefde vandaag pas later weg. Oom had beloofd, dat ze 's middags met tante en hem mee mochten in de auto, als ze de hele morgen lief speelden. En dan kwamen ze pas tegen het avondeten terug. De beide meisjes waren haast te ongeduldig om te eten. Fijn, vanmidag! Was het maar vast middag! „Vanmiddag krijg jullie schone jurken aan", zei tante, „dan moet Marie deze maar gauw wassen". Jet had een jurk aan die niet helemaal wit meer Trouwe vrienden was, en Rietje de jurk met witte bloemetjes, die óók mee had gezwommen in de vijver. Maar ze hadden het aldoor zó druk met spelen, dat ze hun geheim telkens vergaten. Nèt toen oom de bijbel open sloeg, werd er ge klopt. Marie kwam binnen. Ze droeg iets wits in haar handen. „Kijk toch es, mevrouw", zei ze, „dat vind ik nou achter de wasketel. Een onderjurkje met het weer erin!" „Wat is dat, het weer?" vroeg Riet. Jet schrok. Ze hoorde niet eens wat Riet vroeg. Ze kéék maarze moést maar aldoor kijken naar dat witte in Marie's hand. Dat was dat wasde natte onderjurk van Rietje Waarom wèste Marie hem niet gewoon? Tante ging staan. Ze nam het witte ding van Marie over, en hield het omhoog in haar beide handen. „Ja", zei ze, „wat jammer dat het weer er inge komen ismaar dan heeft hij nat gelegen. Hoe kan dat? Hoe kan zo'n onderjurk nu nat worden?" „Hij lag échter de wasketel", zei Marie*nog eens. Tante keek Jet en Riet om de beurt aan. Toen begreep Rietje opeens dat het haar onderjurk was. Ze keek naar Jet. Die kreeg een kleur tot onder haar krulletjesO, nu zou het tóch nog uitkomen, dat vreselijk geheimdat ze bijna verdronken was Dikke tranen in Rietjes ogen. Ze vond het nu toch wel heel vreselijk erg. Jet snikte ook al. Ze wreef met haar beide han den in de ogen. „Wat zullen we noü hebben?" zei oom, „moet jullie allebei huilen om een natte onderjurk? Kom. kom „Was hem maar gewoon mee, Marie", zei tante. Marie ging terug naar de keuken. Tante zei nog aldoor niets. Ze bleef de kinde ren maar aankijken. Oom keek eens op zijn horloge. Wat hadden ze toch? Hij wilde niet te laat komen voor de trein. „Vertel nu maar alles wat er gebeurd is zei tante na een poosje. „Ikik ben in het water gevallen snikte Rietje. „En hoe kwam dat? Je bent toch niet in het bootje gaan staón?" „Nee tante, maar ik wilde een bloem plukken, zo'n mooie „Een zwanebloemhielp Jet. en toen pakte ik hem beet, en hij zat zo vasten toen viel ik zómaar in het water..." „Kindkindwat erg! Maar dan heb je je toch wel heel ver over de rand gebogen". „Ja, maar ik had maar zo'n klein plaatsje, want Jet duwde zo „Ja, tante, maar ik moest in het midden zitten voor het roer..." OM NA TE TEKENEN OF TE KLEUREN De kleine professor va „Zo, en wie heeft je er uit gehaald? Grietje's vader zeker?" „Nee tante, wij zelf „En toen was je natuurlijk helemaal nat. Waar om ben je toen niet dadelijk bij me gekomen?" Jet en Rietje keken elkaar aan met betraande ogen. O... nu moesten ze alles zeggen, alles... Van de strik, die op het water dreef, van de jurk, van de kousen en de schoenen... En dat Rietje bijna zonder kleren aan in het gras had liggen drogen in de zon... en van de natte on derjurk... Dat moest Jet vertellen... En terwijl ze het zei, begreep ze pas hoe vreselijk erg het allemaal toch wel was geweest... Toen ze samen alles verteld hadden, bleef het even stil. Jet begon te snikken. Nu moeten we vast naar huis dacht ze, en nu moch ten we vanmiddag net zo fijn met oom mee... „Komen jullie eens allebei hier", zei tante. „zo. En weet je wat ik nu het allerergste vind? Dat je het niet dadelijk eerlijk hebt verteld. Dat ié zoiets twee dagen stil hebt gehouden! Zou je het aan moeder ook niet hebben verteld?" „Die had het dadelijk wel gezien", zei Jet, „moeder ziet alles". „En ik heb het aan den Here Jezus verteld"» snikte Rietje. „Zo, dat is goed. Maar voor ons heb je het stil gehouden. Waarom heb je dat gedaan? Was je bang voor straf?" „We waren zo banghakkelde Jet, „we dachten... moeten.we nu terug naar huis...?" „Was je daar bang voor? Wilde je het daarom stil houden?" Ze knikten allebei. „Wilden jullie hier graag blijven?" „Nou! 't Is hier zo fijn! En 't was pas de eerste dag. Hoeven we niet naar huis?" (Volgende week verder DE TWEELING Verbeeld je eens, daar kreeg ik toch Twee broertjes tegelijk. Geloof, dat ik er rijk mee ben: Geen koning is zo rijk! Vaak sluip ik even naar de wieg, Waarin de tweeling ligt. Ze slapen, 't vingertje in de mond En bei hun oogjes dicht. Maar 't leukst is, als ze wakker zijn; Dan kijken ze mij aan Zó blij, zó vrolijk, omdat zij Mij bij de wieg zien staan. Ze kennen heus hun zusje al En houden veel van haar. En ik'k houd nog veel m Die kleine schatjes, daar! ROEL DASMUS. ZATERDAG 26 FEBRUARI No. 8 IAARGANG 1938 Donderdagavond BUITENLAND DE Zondag, die achter ons ligt, is voor wat de buitenlandsche politiek aangaat, helaas aller minst een rustdag geweest. In het Derde Rijk heeft men hem gebruikt voor een bijeenkomst van den Rijksdag, met heel de luidruchtige entourage, welke het nationaal-socialisme daaraan volgens een nieuw ontstane traditie pleegt te verbinden. Ontelbare mannen in uniform hebben urenlang stram in rij en gelid moeten staan, om langs het traject, dat de Führer zou volgen een decoratieve afsluiting te vormen en tevens, in geval van nood, een afdoende beveiliging. Hoeveel decor daarbij was en hoeveel bescherming, valt moeilijk uit te maken; een land dat geen vrije meeningsuitii toestaat kan er van buiten bekeken uitzien als een bloeiend bloembollenveld in voorjaarszon, terwijl het van binnen een donkere mijn kan wezen, zelfs een vulkaan. Hitiers officieele welsprekendheid is er een van de „lange golf"; drie uren aaneen heeft hy van de sprekerstribune in de Berlijnsche Kroll Opera het Het echtpaar Chamberlain op 'n morgenwandeling in het James1 Park te Londen, in gesprek met Eden's tijdelijnen opvolger. Lord Halifax. woord gevoerd, en hy maakte het zijn hoorders daarbij allerminst gemakkelijk. Het overzicht in getallen betreffende de economische en andere nazi-prestaties, was een vermpeiende revue van oncontroleerbare grootheden, waarbij slechts juichen kon de critieklooze menigte, die niet door het „hoe" doch slechts door het „hoeveel" wordt geïnteresseerd. Ook in ander opzicht was 's Führers rede niet zeer bevredigend. Wel hoorden wy, dat de staat Mandsjoekwo zou worden erkend, een mededeeling die weinig sensationeels meer had, en dat het befaamde onderhoud van Berchtesgaden de „pacificatie" met Oostenrijk had gebracht, doch noch omtrent de omstandigheden, waar onder deze conferentie plaats vond, noch omtrent haar eigenlijke portée heeft de lei der van het Derde Rijk het noodig geoordeeld ons nader in te lichten. Wat de „reorganisatie" van het leger aangaat vernamen wij ook niet anders dan dat oudere officieren, hun nagedachtenis werd een soort van eeresaluut gebracht, hun plaats hadden ingeruimd voor jongere krachten; dat het leger daardoor was verstevigd en versterkt en dat het ook verder zou worden op peil gebracht. Dit laatste werd gezegd als antwoord op de bui tenlandsche „pershetze", die nog steeds volgens Berlijn de verhoudingen blijft vertroebelen en het gevaar der Europeesche spanningen kunstmatig verhoogt. Voor den Britschen minister van buitenlandsche zaken Eden had de Führer eenige zeer onaange name sarcastische opmerkingen in petto; door diens toedoen zou het Foreign Office nog steeds den waren aard van het bolsjewisme miskennen! Volgde de gebruikelijke phi'.ippica tegen Moskou, welke wy zoo langzamerhand allen kunnen op zeggen. Een merkwaardige coïncidentie moet het worden genoemd, dat vrijwel op hetzelfde tijdstip dat Hitier zich met den leider der Britsche buiten landsche politiek in dezen geest bezig hield, zich in Downingstreet een kabinetscrisis afspeelde, tengevolge waarvan Eden zich tot demissie zag genoopt. Reeds van overlang was het bekend, dat er in den kring der Britsche regeering zich twee stroomin gen begonnen af te teekenen ten opzichte van de relaties met Duitsch'and en Italië. De eene school, zoo wij het zoo mogen noemen, wenschte een politiek, gebaseerd op nauw con'.act met Parijs on met Genève en kon slechts bewilligen in een toenadering met Rome, zoo Italië er van tevoren duidelijke bewijzen van gaf, dat het niet langer in een dubbelzinnige verhouding wenschte te vol harden. Eden, van deze groep de centrale figuur, stolde als conditio sine qua non voor onderhan delingen over een Britsch-Italiaansch vergelijk, het vooraf uit Spanje terugtrekken van een aan zienlijk deel der Italiaansche vrijwilligers en het beëindigen van de anti-Britsche propaganda, waar mede de zender te Bari ten nadeele van Engeland de Moslem-wereld verontrust. De andere groep vond haar woordvoerder in nie mand minder dan den Britschen premier, Neville Chamberlain. Chamberlain is van inzicht, dat de omstandigheden er thans meer dan ooit toe nopen zich met Italië te verstaan, en dat men, om tot een liquidatie van geschillen te geraken, zich niet al te zeer onconciliant moet toonen. Men diende tot onderhandelingen te komen, zonder voorafgaande waarborgen te verlangen, daar men slechts op deze manier het onderling wantrouwen in de wereld, hetwelk evenzeer in Rome als in Londen had postgevat, kon doorbreken. In dit verband repte de premier zelfs van een vicieusen cirkel; hij sprak van dreigende oorlogsmoeilijk- heden en meende, dat men voor den duur van een menschenleven de catastrofe zou kunnen bezwe ren, zoo men tusschen de vier groote Europeesche mogendheden tot een accoord kwam. Merkwaar dig is dat hij in dit verband de vijfde grootmacht, nl. Rusland, zelfs niet noemde! Het resultaat van deze controverse is geweest, dat Eden zijn ontslag heeft aangeboden, in de over tuiging, dat hij daarmede handelde in den geest van een zeer groot deel van het Engelsche volk. Chamberlains welwillendheid ten opzichte van Italië kan inderdaad als een soort capitulatie wor den gezien. In landen, die naar Londen blikken voor hun leiding en hun veiligheid, heeft zich direct een reactie openbaar gemaakt. Men heeft er het gevoel, of men een vertrouwde ruggesteun heeft verloren. In zeer sterke mate is zulks het geval met Frankrijk; Eden en Delbos werkten in Genève en elders zeer nauw samen en laatst genoemde politicus moet de gewaarwording heb ben, dat men hem in Downingstreet, door deze koerswijziging, min of meer in den steek gelaten heeft. Wat moet Parijs voor houding aannemen, als Londen en Rome hun geschillen vereffenen, en Chamberlains kabinet tenslotte zoowel de regeering van Franco in het rechtsche deel van Spanje, als de Italiaansche verovering van Abes- sinië erkent? Er breken dan voor de Quai d'Orsa7 zeer zware dagen aan; aan het ministerie zou de basis van het volksfront kunnen ontvallen. De Britsche ministercrisis vertoont nog een ander aspect. Edens heengaan heeft Chamberlain in de gelegenheid gesteld onderhandelingen met ItaliS te openen, om op deze wijze Mussolini's goede trouw aan een nieuwe, zij het ook eenigzsins hachelijke proef te onderwerpen. De geschiedenis van het Spaansche vrij will igersvraagstuk, dat na maandenlang gepraat en gewrijf nog immer niet 85

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 11