KLEUTERS TWEE ZUSJES UIT LOGEREN door B. v. d. PLAATS 7) *^E trok er een onderjurk uit en rolde die stijf op. Als ze weer langs Marie moest, zag die het vast. En als ze dan wat vroeg... Nee,, ze deed hem in haar zak... Haar witte jurk bolde er overheen. Ze hield beide handen op haar buik en rende de trap af, de gang en de keuken door naar het stille, ge heimzinnige laantje. Ze hijgde toen ze bij de twee meisjes terug kwam. „Hier Riet! Ze hebben niets gezien!" „Wat is er...? O, ja..." „Ben je al droog?" „Es voelen... Ja, bijna. „Hier van voren nog niet. Voel es hoe lekker warm mijn rug is". „Ga nu maar een poosje op je rug liggen". Riet gehoorzaamde. „Nu ben ik wel droog" zei ze na een poosje. Het plakte nog wel een beetje, maar dat was niet erg. Ze trok de schone gekreukte onderjurk aan, en toen de jurk. „Je kunt er niets meer van zien" zei Grietje, „je tante merkt het vast niet, en dan hoeven julie fijn niet naar huis". „Doe je vlechten er maar weer in, Riet" zei Jet, „anders ziet tante het zó. Kom maar hier, dan zal ik je wel helpen". Toen was er van het grote ongeluk niets meer te zien. Rietje was weer helemaal droog. Ze had eén vlecht met een blauwe strik, en eén vlecht zonder strik. Die vlecht ging er toch niet uit, want er was zo'n leuk klein krulletje onder- Ze liepen uit het gras vandaan en gingen boompje verwisselen in het laantje. Ze renden zo hard, dat het haar op hun voorhoofd plakte. Toen Marie hen kwam roepen voor het eten, waren ze het vreselijke al bijna vergeten. Ze wilden dadelijk naar Marie toe lopen, maar Jet kwam weer terug, „Niets zeggen thuis, hoor" zei ze haastig, „Tegen je vader niet, en tegen je moeder niet". „Tegen niemand" zei Grietje. „Nee, dat is een geheim..." Toen holde Jet naar huis. Ze haalde Marie en Rietje nog net in. In de keuken moesten ze hun handen wassen en hun gezicht. Ze waren weer netjes en schoon, toen ze bij tante aan de tafel zaten in de lichte tuinkamer. De jalouziën waren opgetrokken. De deuren stonden open. Oom was nog niet thuis. „Heb jullie fijn gevaren?" „Ja, tante" „En kun je prettig met Grietje spelen?" „Ja, tante". Toen vouwden ze allebei hun handen, en deden hun ogen dicht. Want tante ging bidden. Die hele middag speelden ze in de hof. En 's avonds pochten ze met oom een eindje rijden in de auto. Alles was zo heerlijk op de Peppel hof! En aan het grote ongeluk dachten ze de hele dag niet meer... Maar toen tante hun naar bed had gebracht, en ze naast elkaar in het grote ledikant lagen, fluis terde Jet: „Zeg, Riet, nu hebben wij een geheim samen met Grietje. Je moet het niet zeggen, noor, dan mogen we nooit weer hier komen. Een ge heim mag je aan niemand vertellen..." „Aan de Here Jezus wel" zei Rietje. „Ja" zei Jet", de Here Jezus heeft er op gepast, dat je niet verdronken bent. Maar tegen oom en tante zeggen we het niet, hoor". „En dat moet vast van de Here Jezus, want wij mochten niet gaan staan". OM NA TE TEKENEN OF TE KLEUREN ik doe 't ook wel eens „Nee, weet je wat? We vertellen het als we naar huis toe gaan. Dat is toch wel een beetje eerlijk". •Ja". Rietjes' ogen vielen toe. Ze was zo moe van het spelen. En ze had ook nog gezwommen in het koude water van de vijver... Ze droomde van mooie zwanebloemen... van krulletjes en van klosjes... en van Klaas Vaak uit het boekje van Grietje... Haar donkere vlechten lagen op het kussen. Die waren nu wel helemaal droog... Jet bleef nog een poosje wakker liggen. Ze keek door de bovenruit naar de lucht. Beneden in de tuin hoorde ze de stemmen van oom en tante. Er was visite: ze zaten buiten onder de boom. Nu hadden zij een geheim... een heel erg ge heim,dat niemand mocht weten... haar lieve zusje was bijna verdronkenO, als moe der dat eens wistMoeder zou het ook vast wel hebben verteld... Moeder zou het ook dadelijk heben gezien... voor moeder kon je nooit iets stil houden... Moeder zou vast wel zeggen, dat het haar schuld was. Zij moest op Rietje passen, had tante gezegd. Maar die Riet je deed ook zo dom! Waarom moest ze nou ook bloemen plukken in het water? Er stonden bloe men genoeg in de wei... Als ze weer naar huis gingen, dan zou ze alles eerlijk vertellen. Dan leek het niet zo erg meer Jetje ademde diep. Toen sliepen er twéé zusjes in het grote ledikant. (Volgende week verder HET KOEKOEKKLOKJE Van ons mooie koekoekklokje Is het deurtje meestal dicht. 's Morgens springt het even open, O, dat is een leuk gezicht! 'n Vogeltje wipt vlug er uit, En het roept met blij geluid: Koekoek Koekoek, Zeven keer. Opstaan opstaan, 'k Zeg 't niet weerl Wip is 't diertje weggesnapt, En het deurtje dichtgeklapt. we moeten eten, Past de vogel op z'n tijd. En precies als 't twalef uur is. Opent zich het deurtje wijd. 't Vogeltje wipt er weer uit. En het roept met blij geluid: Koekoek Koekoek, Twalef keer. Eten eten. 'k Zeg 't niet weer! Wip is 't diertje weggesnapt, En het deurtje dichtgeklapt. 's Avonds als we allen moe zijn Van het werk en van de pret, Gluren wij stil naar het klokje, Wantwe willen niet naar bed! Maar de koekoek springt er uit En roept met een streng geluid: Koekoek Koekoek, Zeven keer. Slapen slapen, 'k Zeg 't niet weerl En als 't deurtje is dichtgeklapt, Zegt Moe: „Nu naar bed gestapt." ROEL DASMUS. ZATERDAG 19 FEBRUARI No. 7 JAARGANG 1938 'isiHliihH rifigbladen De Rotterdammer, Nieuwe Haagsche Courant Nieuwe Utrechtsche Courant, Nieuwe Leidsche Courant en Dordtseh Dagblad BUITENLAND IN het sociale leven van West-Europa heeft de Engelsche Zaterdag, die als voorbereiding voor den Zondag een halve rustdag is, allengs gelding gekregen; men is er a1 gemeen vertrouwd mee geraakt. Minder op ons gemak zijn wjj nog steeds met den „Duitschen Zaterdag". Welke in politis juist het tegenovergestelde moet worden genoemd. Sinds Hitier op 30 Januari 1933 tot de befaamde „Machtsübernahme" geraakte, heeft hij bij voor keur juist den laatsten dag der week gemaakt tot een dag van overrompelingen en verrassingen; in den regel een „dies ater". Het heeft er allen schijn van of in de Oostenrijksche geschiedenis de twaalfde Februari voortaan ook als zulk een „zwarte dag" te boek zal moeten staan. Toen immers had op des Führers landgoed „Berg hof", in Zuid-Beieren, nabij de Oostenrijksche grens, het historische onderhoud plaats tusschen den Bondskanselier Kurt van Schuschnigg en zijn voormaligen landgenoot Adolf Hitler, den Duit schen Rijkskanselier. Lang en zwaar is daar ge confereerd, omstreeks tien uren en al zal het juiste verloop van deze besprekingen wellicht nimmer openbaar worden, de gevolgen daarvan be ginnen zich reeds in hun eerste omtrekken af te teekenen. Het lot, de toekomst van Midden- Europa stonden in Berchtesgaden op het spel. Men verhaalt, dat Hitier zich in gezelschap bevond van de generaals Von Keitel en Von Brauchitsch, en dat ook zijn nieuwe minister van buitenlandsche zaken Von Ribbentrob van de partij was; daar tegenover stonden Von Schuschnigg en Guido Schmidt. Het onderwerp ter tafel was de verhou ding Duitschland-Oostenrijk, gelijk die laatstelijk werd vastgelegd in de overeenkomst van 11 Juli 1936. Gelijk uit de uitkomsten blijkt heeft het Derde Rijk ditmaal de puntjes scherp op de ï's gezet. Onder Duitsche pressie heeft Von Schusch nigg zich moeten bereid verklaren, zijn politiek naar binnen en buiten te herzien; een algemeene politieke amnestie te verleenen en zijn regeering te reconstrueeren, vermoedelijk in een door het nationaal-socialisme voorgeschreven geest. Hoe anders valt het feit te rijmen dat kort daarop de zoo belangrijke portefeuille van binnenlandsche zaken in handen kwam van Seyss Inquart, een Oostenrijksch nationalist met sterke groot-Duit- sche neigingen, en tevens Hitiers vertrouwensman, wiens eerste officieele daad een reis naar Berlijn was? Het is een ongehoord ding in de geschiedenis van een zelfstandigen staat, dat men zich zijn gedrag moet laten voorschrijven, niet slechts in buiten- landsch-politieke, doch eveneens in de interne aangelegenheden, door een vreemde mogendheid. Oostenrijk heeft zich zulks, sinds het verminkt en ontredderd uit den wereldoorlog kwam, reeds meermalen moeten laten welgevallen. Zijn eco- nomisch-financieel bestaan kon slechts een basis erlangen onder welwillende voogdij van den vol kenbond; zijn politieke organisatie richtte zich beurtelings naar het fascistische Italië, gelijk in de dagen van Starhembergs invloed, of naar 't natio naal-socia,listische Duitschland. Het heeft een tijd gekend, dat het dit alles zat was en naar vereeni- ging met den grooteren Duitschen staat van Stre- temann streefde. Men sprak toen over niet veel anders dan Tol-Unie en Anschluss, en Poincaré, die toen in Frankrijk de figuur van nationale be- teekenis was, heeft moeilijke uren doorleefd tij dens zijn met succes bekroonde pogingen, dit grooter Duitschland te keeren. Sinds echter de mannen van Hitier aan invloed wonnen en in hun Derde Rijk hun droom van een nieuw-heidensch regiem begonnen te verwerkelijken, was voor Oostenrijk de bekoring voorbij. Het land aan vaardde nog liever den Roomschen Dolffuss-staat, met zijn eveneens autoritaire allures, dan een ongebreideld Hitler-regiem met fanatische tendenzen. Men weet welk een woelingen, Putsch-pogingen, terreur-complotten sinds over het gemoedelijke Oostenrijk zijn heengeraasd. Er was geen inner lijke eenheid te bereiken, dan steunend op bui- tenlandschen invloed; reëds eenmaal was men voor een gewelddadige omverwerping der overheid behoed door de dreiging der Italiaansche bajo netten. Thans zijn Italië en Duitschland vrienden, althans zakencompagnons; gezamenlijk weten zij zich sterk genoeg om politieke voordeelen te be halen; ieder voor zich vreest de nadeelen van een compleet politiek isolement. En ditmaal was er geen Mussolini, die aan Hitier het halt toeriep, toen hij besloot Oostenrijk wat meer naar zijn hand te zetten. De Duce was niet bereikbaar; hjj maakte een skitocht! Het is een dankbaar terrein voor bespiegelingen, wat Italië ertoe bewogen heeft Duitschland ten opzichte van Oostenrijk zijn gang te laten gaan. Heeft het Duitsche tegenprestaties of beloften in ruil ontvangen, bijvoorbeeld in zake Spanje of voor het geval van een nieuw conflict met Groot- Brittannië? Of kon Rome, dat heden ten dage aan vele problemen de handen vol heeft, zich een voudig niet de weelde van strubbelingen met zijn machtigen bondgenoot veroorloven? Wie kan thans reeds tot den waren achtergrond dezer dingen doordringen! Een feit is het, dat de Oostenrijk sche nazi's die hun gevangeniscellen hebben ver laten, verruimd opademen, en dat de N.S.D.A.P. aan weerszijden van de Duitsch-Oostenrijkscha grens zich gereed maakt, zich in „Mitteleuropa"* te vereenigen. De heremiet van den Obersalzberg, in zijn simpele regenjas, heeft voorloopig een nieuw succes bereikt, ook al zal hem dit verder hebben afgebracht van zijn doel, ook Duitschlands oude koloniën uit Engelands hand terug te ont vangen. Want Londen en Parijs worden meer en meer op hun hoede voor dezen „Duitschen mensch". De ontwikkeling der verhoudingen in West- en Centraal-Europa, waar meer en meer de wet van het persoonlijk zelfbehoud haar rechten gaat hernemen, sinds de volkenbond zoo ernstig in af takeling is, heeft haar merkwaardige weerslag gevonden diep in Rusland, in het geheimzinnige kroondomein der Sovjets, Moskou. Stalin heeft in de „Prawda" („De Waarheid") een stuk gepubli- Exterieur van het huis „De Moriaan" te Gouda, dat vandaag als eerste pij pen en aardewerk museum in ons land werd ge opend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 11